BE1026127B1

BE1026127B1 - Werkwijze, systeem en inrichting voor het verwerken van gebruikte frituurolie

Info

Publication number: BE1026127B1
Application number: BE2018/5196A
Authority: BE
Inventors: Johan Lefevere
Original assignee: Quatra Bvba
Priority date: 2018-03-23
Filing date: 2018-03-23
Publication date: 2019-10-21
Also published as: BE1026127A1

Abstract

In een eerste aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het verwerken van gebruikte frituurolie, welke olie een recycleerbare fractie en een niet-recycleerbare fractie omvat, de werkwijze omvattende (a) het voorzien van minstens één ingezameld vat gebruikte frituurolie, (b) het verwarmen van de olie en (c) het bepalen van het aandeel van de recycleerbare fractie in het vat. In het bijzonder worden daartoe één of meerdere metingen uitgevoerd, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid op één of meerdere locaties in het vat. In verdere aspecten betreft de uitvinding nog een systeem en een inrichting voor het verwerken van gebruikte frituurolie.

Description

WERKWIJZE, SYSTEEM EN INRICHTING VOOR HET VERWERKEN VAN GEBRUIKTE FRITUUROLIE

TECHNISCH DOMEIN

De uitvinding heeft betrekking op werkwijzen, systemen en inrichtingen voor het verwerken van gebruikte olie zoals frituurolie.

STAND DER TECHNIEK

Werkwijzen, systemen en inrichtingen voor het verwerken van oliën, bijvoorbeeld tot een grondstof voor brandstoffen voor verbrandingsmotoren, zijn op zich gekend uit de stand der techniek.

Typisch omvat gebruikte frituurolie echter een veelheid aan contaminanten zoals water, paneermeel, stukjes van snacks, metaal, glas, plastics en dergelijke, waarvan de eigenlijke olie in een eerste stap moet worden afgescheiden. Een zeer rudimentaire techniek bestaat erin om het geheel te verwarmen tot een temperatuur waarbij de olie zo goed als volledig is gesmolten. Indien deze temperatuur lang genoeg behouden blijft, zal de olie in hoofdzaak bovenop het mengsel gaan drijven, omwille van haar lage massadichtheid. Anderzijds zullen vaste contaminanten zoals paneermeel, stukjes vlees, metaal, glas en plastics veeleer uitzakken. Zij gaan daarbij een onderlaag van bezinksel vormen. Typisch vormt zich daartussen een laag van in hoofdzaak water.

Een meer geavanceerde werkwijze en meer geavanceerd systeem worden beschreven in US 2014 199 453 Al, voor de verwerking van gebruikte bakolie tot een grondstof voor biodiesel. De olie wordt door middel van tankwagens aangevoerd, waarna zij een eerste filtratie, verhitting, centrifuge en een tweede filtratie ondergaat. Typisch is dergelijke olie afkomstig van e.g. frituren, restaurants, cateraars, zorgcentra en grootkeukens; deze worden ook wel aangeduid als aanbieders van gebruikte olie.

EP 1 180 492 BI beschrijft nog een stationaire verzamelcontainer voor gebruikte olie. Bijvoorbeeld kan een dergelijke container worden opgesteld bij een restauranthouder. De container bezit een invoer en een afvoer voor de gebruikte olie. De ingevoerde olie verblijft op kamertemperatuur in het verzamelvat, in een gestolde toestand. Echter, op gezette tijdstippen moet dit verzamelvat worden leeggezogen. Daarbij wordt de olie voorafgaand gesmolten, tot een temperatuur van ongeveer 30°C. Het verzamelvat

2018/5196

BE2018/5196 is daartoe inwendig voorzien van een verwarmingselement. Het leegzuigen zelf wordt ter plaatse uitgevoerd, door een gespecialiseerde firma.

Echter, bij dat leegzuigen zal er steeds een kleine olierest achterblijven in het verzamelvat. Dit is onwenselijk, omwille van hygiënische redenen. Verder dient de gespecialiseerde firma zich met aangepaste middelen (o.a. voor het leegzuigen) tot aan het stationair verzamelvat te begeven. Onder meer leidt dit tot hoge transportkosten. Voor verdere verwerking van de olie is het bovendien voordelig dat deze vloeibaar zou zijn. Echter, het transport van vloeibare olie kan onveilig zijn; klotsende olie kan immers de hanteerbaarheid en de stabiliteit van de transportmiddelen ernstig schaden.

Een aantal belangrijke eigenschappen van de hierboven beschreven werkwijzen en systemen zijn hun efficiëntie, hun veiligheid (o.a. ten aanzien van de aanbieders, transporteurs en/of verwerkers). Ook wordt er gestreefd naar een lagere verwerkingskost en naar een lagere ecologische impact van de ophaling en de verwerkingsprocessen. Verder zijn er belangrijke hygiënische overwegingen, en overwegingen m.b.t. de traceerbaarheid van de opgehaalde olie. Tot slot is gebruikte frituurolie een waardevol goed, waarvoor een relatief hoog bedrag wordt betaald. Het is dus belangrijk om de aanbieders te stimuleren tot het aanbieden van gebruikte olie van hoge kwaliteit, i.e. met een hoog gehalte aan eigenlijke olie, en met weinig contaminanten.

De huidige uitvinding poogt nu een verbeterde werkwijze, een verbeterd systeem, en een verbeterde inrichting te bieden, voor het verwerken van gebruikte frituurolie. Daarbij wordt getracht om één of meerdere van bovengenoemde problemen te verhelpen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Daartoe voorziet de uitvinding in een eerste aspect een werkwijze volgens conclusie 1, voor het verwerken van gebruikte frituurolie, welke olie een recycleerbare fractie en een niet-recycleerbare fractie omvat. In het bijzonder worden er, met oog op de bepaling van het aandeel van de recycleerbare fractie in een vat, één of meerdere metingen uitgevoerd, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid op één of meerdere locaties in dat vat.

2018/5196

BE2018/5196

Wanneer een dergelijk vat gedurende een voldoende lange periode op een voldoende hoge temperatuur wordt gehouden, zal zich een bovenlaag van in hoofdzaak de eigenlijke olie (i.e. de recycleerbare fractie) vormen, met daaronder de nietrecycleerbare fractie, zijnde een tussenlaag van in hoofdzaak water, en een onderlaag van in hoofdzaak vaste contaminanten. Bovengenoemde metingen laten op zeer eenvoudige wijze toe om de grens tussen de recycleerbare en niet-recycleerbare fracties in te schatten, en daarmee ook de kwaliteit van de geleverde olie. Optioneel kunnen vaten van verschillende kwaliteit dan in verschillende lijnen worden verwerkt, hetgeen de globale efficiëntie ten goede komt. Als alternatief of daarenboven kunnen de aanbieders van frituurolie worden gewezen op geleverde kwaliteit, hetgeen een duurzame omgang met frituurolie zal stimuleren.

In een tweede aspect betreft de uitvinding nog een systeem volgens conclusie 11, bij voorkeur geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens het eerste aspect.

In een derde aspect betreft de uitvinding nog een inrichting volgens conclusie 13, omvattende een stapelbare container, welke container inwendig is voorzien van een verwarmingselement. Een veelheid aan dergelijke containers kunnen worden opgehaald bij een veelheid aan aanbieders van frituurolie, waarna zij op compacte en eenvoudige wijze kunnen worden gesmolten bij de verwerker. Dit maakt overigens een klassieke warmtekamer overbodig.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Figuren IA en 1B tonen schematische doorsneden van een vat gebruikte frituurolie, volgens twee mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Figuur 2 toont een schematische doorsnede van een vat gebruikte frituurolie, na het opwarmen van de olie, volgens een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 3 toont nog een gedeeltelijk weggesneden, perspectivistisch aanzicht op twee onderling gestapelde inrichtingen, volgens mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

De uitvinding betreft een werkwijze, een systeem en een inrichting voor het verwerken van gebruikte frituurolie.

2018/5196

BE2018/5196

Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technische en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.

Een, de en het refereren in dit document aan zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, een segment betekent een of meer dan een segment.

Wanneer ongeveer in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term ongeveer gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.

De termen omvatten, omvattende, bestaan uit, bestaande uit, voorzien van, bevatten, bevattende, behelzen, behelzende, inhouden, inhoudende zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.

Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.

In een eerste aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het verwerken van gebruikte frituurolie, welke olie een recycleerbare fractie en een niet-recycleerbare fractie omvat, de werkwijze omvattende (a) het voorzien van minstens één ingezameld vat gebruikte frituurolie, (b) het verwarmen van de olie, tot boven een smelttemperatuur van de recycleerbare fractie, en (c) het bepalen van het aandeel van de recycleerbare fractie in het vat. In het bijzonder worden daartoe één of meerdere metingen uitgevoerd, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid, op één of meerdere locaties in het vat.

2018/5196

BE2018/5196

De termen olie, frituurolie en afgeleide termen, zoals hierin gebruikt, moeten zeer breed worden begrepen. I.h.b. kunnen deze termen verwijzen naar eender welke consumptievetten, consumptieoliën en/of mengsels daarvan, welke gebruikt zijn of althans bruikbaar zijn bij het bereiden van voedsel, onder meer door het voedsel erin te bakken, te braden, te grillen en/of te frituren. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm kan gebruikte frituurolie verwijzen naar zogenoemde Gebruikte Frituurvetten en -Oliën (GFVO's). Overigens kan de olie van plantaardige en/of dierlijke oorsprong zijn. Bij voorkeur is zij van plantaardige oorsprong. Overigens kan de olie bij kamertemperatuur (20°C) in hoofdzaak vast of in hoofdzaak vloeibaar zijn. Bij voorkeur is zij in hoofdzaak vast. Als alternatief kan de olie één of meerdere, vaste en vloeibare fasen omvatten.

Bij voorkeur is de gebruikte frituurolie minstens gedeeltelijk geschikt voor verdere verwerking ervan tot brandstoffen voor verbrandingsmotoren (e.g. tot biodiesel). Echter, de uitvinding beperkt zich geenszins tot deze specifieke toepassing. Typisch omvat de gebruikte frituurolie een recycleerbare fractie, met name de eigenlijke olie, aangevuld met een niet-recycleerbare fractie van contaminanten. Een aantal nietlimiterende voorbeelden van contaminanten zijn: water, paneermeel, stukjes van snacks, metaal, glas en plastics. Typisch vallen deze contaminanten slechts moeizaam te recycleren, vandaar de aanduiding van deze fractie als niet-recycleerbaar. Overigens zullen beide fracties typisch in een minstens gedeeltelijk gemengde vorm optreden. Bijvoorbeeld kan de recycleerbare fractie ook kleine aandelen water en/of vaste contaminanten omvatten.

In een eerste stap worden er één of meerdere vaten gebruikte frituurolie ingezameld of ontvangen. Bij voorkeur omvat de werkwijze het inzamelen of ontvangen van een veelheid aan vaten, die van een veelheid aan olie-aanbieders afkomstig zijn. Bij voorkeur worden de vaten daartoe opgehaald bij zogenaamde aanbieders. Bij voorkeur worden de vaten en/of de vatinhoud daarbij niet noemenswaardig opgewarmd; tijdens ophaling/transport/levering verblijft de frituurolie in hoofdzaak op omgevingstemperatuur. Een voordeel is dat er geen speciale pompmiddelen e.d. vereist zijn, voor het ophalen van de frituurolie. Het volstaat om de gevulde vaten als geheel in een transportmiddel te heffen. Ook is dit het meest energie-efficiënt, gezien de olie niet moet worden opgewarmd of gesmolten, voorafgaand aan het transport. Uiteraard is de uitvinding hiertoe geenszins gelimiteerd. Bij voorkeur is de frituurolie, zoals zij wordt ontvangen/ingezameld, in hoofdzaak vast. Dergelijke frituurolie smelt typisch pas bij een temperatuur in de range van 20°C tot 30°C.

2018/5196

BE2018/5196

Overigens is de uitvinding geenszins beperkt tot een bepaald type van vat of vaten. Onder andere kan zij worden toegepast in combinatie met in hoofdzaak cilindervormige vaten (e.g. blauwe wijdhalsvaten), en in combinatie met in hoofdzaak kubusvormige IBC containers. In hoofdzaak cilindervormige vaten hebben als voordeel dat zij eenvoudig kunnen worden gerold. De vaten kunnen kunststof en/of metaal omvatten.

Veelal omvat de gestolde frituurolie een sterk onderling gemengde recycleerbare en niet-recycleerbare fractie. Zodoende kan er, onder deze vorm, moeilijk worden ingeschat wat het aandeel is van de recycleerbare fractie. Bijgevolg kan de kwaliteit van de vaten frituurolie moeilijk worden bepaald. Toch is dit erg belangrijk. Zelfs een rudimentaire schatting zou bijvoorbeeld reeds toelaten om relatief zuivere en relatief onzuivere vaten gescheiden te verwerken, om aldus de globale efficiëntie te verhogen. Ook zou een aanbieder van relatief hoogwaardige gebruikte frituurolie kunnen worden beloond, en/of zou een aanbieder van relatief laagwaardige gebruikte frituurolie kunnen worden afgestraft. Een dergelijke strategie zou de uitvinders toelaten om de aanbieders te stimuleren tot het aanbieden van frituurolie van hoge kwaliteit, i.e. met een hoog gehalte aan eigenlijke olie, en met weinig contaminanten. Hierbij dient het vermeld dat de uitvinders vaststelden dat ongeveer 90% van de contaminanten afkomstig zijn van ongeveer 10% van de vaten.

De huidige uitvinding voorziet een oplossing, waarbij de frituurolie wordt verwarmd tot boven een smelttemperatuur van de recycleerbare fractie. Typisch zal daarbij een minstens gedeeltelijke, gravitaire scheiding optreden van de recycleerbare fractie en de niet-recycleerbare fractie. Dit zal toelaten om minstens een ruwe schatting te maken van het aandeel van de recycleerbare fractie, in het vat. Volgens een nietlimitatief voorbeeld omvat de recycleerbare fractie in hoofdzaak een bovenlaag van olie, eventueel aangevuld met kleine hoeveelheden water en vaste contaminanten. De niet-recycleerbare fractie omvat daarbij een onderlaag van in hoofdzaak vaste contaminanten, en een tussenlaag van in hoofdzaak water.

Bij voorkeur wordt de olie verwarmd tot boven een voldoende hoge temperatuur, en wordt zij gedurende een voldoende lang tijdsbestek boven die temperatuur gehouden, zodat de recycleerbare fractie van de frituurolie in hoofdzaak vloeibaar is. Bij voorkeur wordt de olie verwarmd tot boven een voldoende hoge temperatuur, en wordt zij gedurende een voldoende lang tijdsbestek boven die temperatuur gehouden, zodat de recycleerbare fractie van de frituurolie in hoofdzaak bovenop de niet-recycleerbare

2018/5196

BE2018/5196 fractie drijft. Optioneel kan in deze configuratie reeds een minstens gedeeltelijke afscheiding van de recycleerbare fractie worden gerealiseerd, door selectieve onttrekking van één of meerdere drijflagen of zinklagen aan het vat. Echter, dit is niet noodzakelijk het geval.

Nu voorziet de uitvinding in het uitvoeren van één of meerdere metingen, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid op één of meerdere locaties in het vat, i.e. met de elektrische geleidbaarheid van het (vloeibare) medium op die locaties aanwezig. Typisch heeft de eigenlijke olie sterk elektrisch isolerende eigenschappen. Een recycleerbare fractie, die bij het opwarmen een bovenlaag van in hoofdzaak de eigenlijke olie zal vormen, zal dus eveneens elektrisch isolerend zijn. Typisch heeft (niet-gedemineraliseerd) water minstens matig elektrisch geleidende eigenschappen. Een tussenlaag van in hoofdzaak water, die bij het opwarmen onder die bovenlaag ontstaat, zal dus eveneens elektrisch geleidend zijn. In deze configuratie laten voorgenoemde metingen dus toe om de ligging van de grens (of althans het grensgebied) tussen de recycleerbare en ni et-recycl eerbare fracties in te schatten. Aan de hand van deze ligging, en met bijkomende info omtrent de vorm en afmetingen van het vat, en omtrent het niveau van de frituurolie in het vat, kan het aandeel aan recycleerbare fractie in het vat worden geschat.

Metingen die verband houden met de elektrische geleidbaarheid, zoals doorheen deze tekst gebruikt, moeten zeer breed worden begrepen, als omvattende het opmeten van één of meerdere grootheden, waarbij uit de verkregen meetwaarden op rechtstreekse wijze, dan wel via berekeningen, minstens een inschatting kan worden gemaakt van de elektrische geleidbaarheid op die locatie. Het meten van de elektrische geleidbaarheid van vloeistoffen, en meetapparatuur daarvoor, zijn op zich gekend door de vakman. De geleidbaarheid van een vloeistof wordt uitgedrukt in Siemens/meter (dus in S/cm, en nog vaker in pS/cm of in mS/cm). Bij voorkeur wordt er gebruik gemaakt van een elektronische meter. Bij voorkeur worden de meetwaarden elektronisch geregistreerd, en optioneel verder gebruikt in elektronische sturingen van de werkwijze en het gebruikte systeem.

Als voorbeeld heeft gedemineraliseerd water een geleidbaarheid van ongeveer 0,2 pS/cm bij 25°C. De geleidbaarheid van drinkwater, daarentegen, ligt veel hoger: 300 tot 700 pS/cm. De geleidbaarheid van zeewater ligt rond 50 mS/cm of hoger. De geleidbaarheid voor oliën, daarentegen, is typisch lager dan 500 pS/cm, en valt dus te verwaarlozen t.o.v. de geleidbaarheid van drinkwater. Het zijn voornamelijk de ionen in het water die de elektrische stroom helpen geleiden. In die zin zal een meer zuivere

2018/5196

BE2018/5196 waterlaag een lagere elektrische geleidbaarheid bezitten. De geleidbaarheid van de tussenlaag zou dus ook een onrechtstreeks zicht kunnen bieden op de zuiverheid van de bovenliggende olielaag.

Zoals reeds vermeld, leidt de stap van het verwarmen van de frituurolie ertoe dat de recycleerbare fractie in hoofdzaak volledig smelt of op zijn minst een lagere viscositeit verkrijgt. Dit is voordelig voor de verdere verwerking. Het verplaatsen van de olie (e.g. via pompen en schroeven) zal immers minder energie vergen, en de mogelijkheden tot filtering zullen verbeteren. In het bijzonder kunnen de vaten ook eenvoudig worden geledigd, in een vloeibare/laag-viskeuze toestand van de recycleerbare fractie, bijvoorbeeld door ze leeg te zuigen of te gieten. Bij voorkeur wordt de frituurolie aan omgevingstemperatuur opgehaald en getransporteerd, en wordt zij pas ter plaatse, aan de verwerkingsinstallatie opgewarmd, hetgeen nodig is voor de verwerking zelf.

Bij voorkeur wordt het vat gedurende slechts maximaal 12 uur opgewarmd. Bij voorkeur heeft de stap van het opwarmen niet zozeer de functie van het rigoureus scheiden van de recycleerbare en niet-recycleerbare fracties. Veeleer laat deze stap een lediging en verdere verwerking van de vaten toe. Bijkomend maakt zij ook een eenvoudige inschatting van de kwaliteit mogelijk, vat per vat, zoals hierboven beschreven d.m.v. de elektrische geleidbaarheid. Optioneel kunnen daarenboven ook een visuele controle en/of geurcontrole worden uitgevoerd, bijvoorbeeld bij twijfel over de kwaliteit. Een voordeel van een geleidbaarheidsmeting is echter dat het preciezer is, en dat het geen beperkingen oplegt aan het wandmateriaal (wat betreft dikte, doorzichtigheid, e.d.). Optioneel worden vaten met frituurolie van lage kwaliteit afzonderlijk verwerkt en/of vernietigd. Dergelijke vaten kunnen optioneel afzonderlijk worden gezuiverd.

In een verdere of alternatieve uitvoeringvorm, wordt de elektrische geleidbaarheid minstens gemeten op een eerste diepte en een tweede diepte in het vat. Een dergelijke meetstrategie laat toe om te bepalen of de grens (of het grensgebied) tussen de fracties boven, tussen of onder de meetdieptes is gelegen, a.d.h.v. slechts twee metingen.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, wordt de elektrische geleidbaarheid gemeten door middel van een sonde, welke sonde daarbij van een schaalverdeling is voorzien. Optioneel gaat het om een visuele schaalverdeling. Optioneel gaat het om een elektronische/digitale schaalverdeling. In elk geval laat de schaalverdeling daarbij

2018/5196

BE2018/5196 toe om gekoppelde meetwaarden te registreren van diepte (onder het frituurolieoppervlak) en elektrische geleidbaarheid. Optioneel wordt de genoemde sonde doorheen een opening van bovenaf in het vatvolume neergelaten. Volgens een niet-limitatieve uitvoeringsvorm wordt de elektrische geleidbaarheid voor een veelheid aan dieptes gemeten, waarbij bovengenoemde grens wordt bepaald aan de hand van een sprong of een drempelwaarde in de geleidbaarheid.

Typisch is een dergelijke meter aangepast aan een bepaald meetbereik van geleidbaarheden, waarvoor de meetnauwkeurigheid hoog ligt. Optioneel wordt er in onderhavige werkwijze gebruik gemaakt van een geleidbaarheidsmeter voor waterige oplossingen, met een meetbereid van ongeveer 0,05 pS/cm tot ongeveer 200 mS/cm. Optioneel wordt de diepte van de sonde bepaald, vanaf welke diepte zij bij het neerlaten een niet-verwaarloosbare geleidbaarheid registreert.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, omsluit het vat een volume van minimaal 20 liter en maximaal 2500 liter omsluit. Bij voorkeur worden de vaten individueel ingezameld of ontvangen, waarbij één vat van maximaal één aanbieder afkomstig is. Bij voorkeur valt de aanbieder van elk vat te traceren. Zodoende kan de aanbieder na bovengenoemde meting op de kwaliteit van het vat worden gewezen.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm wordt de olie verwarmd, op zijn minst door blootstelling van het vat aan een verwarmde omgeving. Bij voorkeur wordt het vat daartoe in een warmtekamer geplaatst. In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, bereikt de genoemde omgeving daarbij op zijn minst een temperatuur van minimaal 65°C en maximaal 95°C. Bij verdere voorkeur bereikt de genoemde omgeving daarbij een temperatuur van minimaal ongeveer 70°C en maximaal ongeveer 80°C, bijvoorbeeld ongeveer 75°C.

Langdurige verwarming van de olie kan leiden tot fermentatie. Daarbij ontstaan vrije vetzuren; een te hoog gehalte aan dergelijke, vrije vetzuren kan het eindproduct ongeschikt maken voor verwerking ervan tot biodiesel. Typisch wordt een maximum percentage van 5% vooropgesteld. Het is dus voordelig de olie pas bij aanvang van het ledigen van de vaten en het aansluitend zuiveringsproces wordt opgewarmd.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, wordt de olie verwarmd, op zijn minst door inschakeling van een verwarmingselement binnenin het vat. Bijvoorbeeld betreft het een Ohmse weerstandsverhitting, of verhitting d.m.v. een warmtewisselend

2018/5196

BE2018/5196 element (e.g. aan de hand van een koelvloeistof). Optioneel wordt een dergelijk, warmtewisselend element gebruikt in combinatie met voorgenoemde warmtekamer.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, wordt de verwarmde olie uit het vat gehaald, en wordt de recycleerbare fractie ervan afgescheiden en gezuiverd. Bij voorkeur wordt de recycleerbare fractie afgescheiden en gezuiverd d.m.v. één of meerdere filtratiestappen, centrifugestappen en/of decantatiestappen. Bovengenoemde meting heeft daarbij slechts tot doel een inschatting te maken van de omvang van de recycleerbare fractie, per vat. Typisch hebben de vaste contaminanten een onderling sterk verschillende grootte, hetgeen verschillende filterstappen in serie vereist.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm wordt het vat gereinigd. Bij voorkeur wordt het vat opnieuw gebruikt, waarbij het wordt geleverd aan een toekomstige aanbieder van gebruikt frituurvet. Omwille van hygiëne - het vat is typisch in een keukenomgeving opgesteld - dient het vat dus goed te worden gereinigd. Ook zal een huidige vervuiling daarbij rechtstreeks afkomstig zijn van een huidige aanbieder, gezien de reinigingsstap ertussen. Bij voorkeur omvat het vat ook een afsluitdeksel, en wordt ook dat deksel gereinigd. Bij voorkeur wordt het vat minstens gewassen d.m.v. warm water, en optioneel ook met kristalsoda.

In een tweede aspect betreft de uitvinding een systeem voor het verwerken van gebruikte frituurolie, welke olie een recycleerbare fractie en een niet-recycleerbare fractie omvat, het systeem omvattende middelen voor het voorzien van één of meerdere, ingezamelde vaten gebruikte frituurolie, middelen voor het verwarmen van de olie, middelen voor het ledigen van de vaten verwarmde olie, en één of meerdere filtratie-inrichtingen, centrifuge-inrichtingen en/of decantatie-inrichtingen, voor het afscheiden en zuiveren van de recycleerbare fractie ervan. In het bijzonder omvat het systeem verder nog een elektrische geleidbaarheidsmeter, voor het opmeten van de elektrische geleidbaarheid in de olie, via een sonde.

Bij voorkeur is het systeem geconfigureerd voor het uitvoeren van de werkwijze volgens het eerste aspect van de uitvinding. Diezelfde voordelen kunnen daarbij worden herhaald, en dezelfde kenmerken kunnen worden hernomen. In het bijzonder laat de elektrische geleidbaarheidsmeter toe om één of meerdere metingen uit te voeren, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid op één of meerdere locaties in het vat. Zodoende kan de kwaliteit (e.g. het aandeel van de

2018/5196

BE2018/5196 recycleerbare fractie en/of de vervuiling van de recycleerbare fractie) van elk vat worden ingeschat.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm omvat het systeem verder nog een warmtekamer, welke warmtekamer een beweegbare vloer bezit. Bij voorkeur kunnen de vaten vooraan in de kamer op de beweegbare vloer worden geplaatst, waarbij zij een temperatuurtraject doorlopen en achteraan uit de kamer kunnen worden gehaald. Dit is compatibel met een continu verwerkingsproces. Bij voorkeur zijn de temperatuur en verblijftijd zodanig dat de recycleerbare fractie na doorgang volledig vloeibaar is, en bovenop de niet-recycleerbare fractie drijft. Optioneel omvat de warmtekamer een intern luchtventilatiesysteem.

In een derde aspect betreft de uitvinding een inrichting voor het verwerken van gebruikte frituurolie, welke olie een recycleerbare fractie en een niet-recycleerbare fractie omvat, de inrichting omvattende een vat, welk vat een vatvolume omsluit, voor opslag van gebruikte frituurolie, en verder nog een verwarmingselement dat in het genoemde vatvolume is voorzien, geconfigureerd voor het verwarmen van de olie, bij inschakeling van het element. In het bijzonder omvat de inrichting een onderzijde en een bovenzijde, waarbij de vorm van de onderzijde steunend in en/of over de vorm van de bovenzijde kan worden gevat, op onderling passende wijze. Bij voorkeur is deze inrichting geconfigureerd voor gebruik als vat in de werkwijze volgens het eerste aspect, en/of in het systeem volgens het tweede aspect.

Typisch is de wand van dergelijke vaten (e.g. van wijdhalsvaten, IBC-containers e.d., maar geenszins daartoe beperkt) vervaardigd uit kunststof. Deze wand is bijgevolg thermisch isolerend, zodat omgevingswarmte (e.g. in de warmtekamer) moeilijk tot aan de gebruikte frituurolie kan doordringen. Veelal wordt geprobeerd om dit probleem gedeeltelijk te verhelpen door, indien van toepassing, één of meerdere deksels van het vat weg te nemen. De huidige uitvinding voorziet nu een verwarmingselement binnenin elk vat. Het is dus niet langer nodig om een warmtekamer te voorzien, zodat de installatiekosten aanzienlijk lager zijn. Ook is het niet langer nodig om het deksel weg te nemen tijdens het verwarmen, hetgeen geavanceerde luchtverversingssystemen overbodig maakt. Optioneel wordt het deksel wel weggenomen. Bij voorkeur omvat de wand van het vat in hoofdzaak een isolerend materiaal, en bij verdere voorkeur in hoofdzaak kunststof, zodat de geproduceerde warmte voornamelijk binnen het vatvolume blijft.

2018/5196

BE2018/5196

Eén inrichting kan overigens één of meerdere vaten omvatten. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm omvat de inrichting één vat. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm omvat de inrichting meerdere vaten, die bij voorkeur compact (e.g. tegen elkaar) zijn voorzien in een houder of op een drager. De vakman is in staat om een geschikt type verwarmingselement te selecteren. Optioneel is de inrichting nog voorzien van één of meerdere sensoren voor het opmeten van de temperatuur, sensoren voor het opmeten van het olieniveau in het vatvolume, sensoren voor registratie van het vol zijn van het vatvolume en dergelijke. Optioneel omvat de wand van het vat één of meerdere sondes van geleidbaarheidsmeters, welke in of langs die wand zijn bevestigd, met de hierboven beschreven voordelen.

Opdat een veelheid aan dergelijke inrichtingen, ingezameld bij en/of ontvangen van een veelheid aan frituurolie-aanbieders, niet te veel plaats zouden innemen, kan de vorm van de onderzijde van een dergelijke inrichting bij voorkeur steunend in en/of over de vorm van de bovenzijde worden gevat. Optioneel omvat die bovenzijde ook één of meerdere deksels. Bijgevolg zijn de inrichtingen stapelbaar, waarbij het onderling horizontaal verschuiven wordt gehinderd. Bij verdere voorkeur is de genoemde onderzijde minstens gedeeltelijk complementair gevormd aan de bovenzijde. Volgens een te verkiezen uitvoeringsvorm, is een randgedeelte van de onderzijde complementair gevormd aan een randgedeelte van de bovenzijde.

In een verdere of alternatieve uitvoeringsvorm, omvat de inrichting nog één of meerdere lepelgaten, voor samenwerking met een hefinrichting. Dit laat eenvoudige ophaling toe ter plaatse (i.e. bij de aanbieder), door middel van standaard lepelhefinrichtingen zoals vorkheftrucks.

In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden en figuren die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.

Figuren IA en 1B tonen schematische doorsneden van een vat 1 gebruikte frituurolie 2, volgens twee mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding. Telkens omvat het vat een wand 3 en een deksel 4, waarbij het een vatvolume 5 omsluit. Het vatvolume 5 is minstens gedeeltelijk gevuld met gebruikte frituurolie 2. Echter, de gebruikte frituurolie 2 omvat een recycleerbare fractie 6 (van in hoofdzaak de eigenlijke olie), en een ni et-recycl eerbare fractie 7. Typisch omvat de ni et-recycl eerbare fractie 7 een hoeveelheid water 8 en verder nog vaste contaminanten 9 (e.g. paneermeel, stukjes van snacks, metaal, glas, plastics en dergelijke). Veelal zitten de recycleerbare 6 en

2018/5196

BE2018/5196 n iet-recycl eerbare 7 fracties bij ontvangst/inzameling onder elkaar gemengd, en heeft de recycleerbare fractie 6 in hoofdzaak een vaste structuur. In Figuur IA treedt er een gelaagde structuur op in het vat 1. Een dergelijke structuur kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer het vat 1 meermaals wordt aangevuld met vloeibare, gebruikte olie 2, afkomstig van een apparaat (e.g. een friteuse) met een veel kleiner volume dan de grootte van het vatvolume 5. Een laagvorming van dit type wordt verder besproken bij figuur 2. In figuur 1B is er een quasi homogene menging van de recycleerbare 6 en ni et-recycl eerbare 7 fracties. In de situatie van zowel figuren IA als 1B kan er geen eenvoudige inschatting worden gemaakt van het aandeel van de recycleerbare fractie 6 in het vat 1. Bovendien moet de recycleerbare fractie 6, zo zij nog vast zou zijn, voor verdere verwerking worden gesmolten. Dit zal toelaten om het vat 1 eenvoudig te ledigen (e.g. door het leeg te gieten en/of leeg te pompen), en om de recycleerbare fractie 6 verder af te scheiden en op te zuiveren (e.g. door filtratie, centrifuge en/of decantatie).

Figuur 2 toont een schematische doorsnede van een vat 1 gebruikte frituurolie 2, na het opwarmen van de olie 2, volgens een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Daartoe werd het vat 1 - zijnde een wijdhalsvat met een inhoud van ongeveer 60 liter - ontdaan van zijn deksel 3 en gedurende ongeveer acht uur in een warmtekamer op ongeveer 75°C geplaatst. Bijvoorbeeld werd daarbij uitgegaan van een vat volgens een uitvoeringsvorm van figuur 1. De recycleerbare fractie 6 van eigenlijke olie heeft een relatief lage massadichtheid; zij stijgt en vormt een vloeibare bovenlaag. Een groot deel van de vaste contaminanten 9, anderzijds, zakt uit en vormt een onderlaag van bezinksel. Daartussen ontstaat typisch een tussenlaag van in hoofdzaak water 8. De tussen- en onderlaag vormen daarbij de hierin genoemde niet-recycleerbare fractie 7. Het opwarmen, hetgeen overigens een noodzakelijke stap is voor de verdere verwerking, bewerkstelligt dus reeds een rudimentaire scheiding tussen de fracties 6, 7. Het dient benadrukt dat er nog een beperkte menging kan bestaan; o.a. omvatten zowel de bovenlaag van eigenlijke olie 6 als de waterlaag 8 nog steeds partikels van vaste contaminanten. In elk geval kan in deze situatie op zijn minst een ruwe schatting worden gemaakt van het aandeel van de recycleerbare fractie 6 in het vat 1. Daartoe wordt er een sonde 11 van een elektrische geleidbaarheidsmeter 10 neergelaten in de gebruikte frituurolie 2, voor het opmeten van de geleidbaarheid G. De sonde is voorzien van een schaalverdeling 12, zodat telkens de overeenkomstige diepte d onder het oppervlak kan worden afgelezen. Volgens een niet-limitatief voorbeeld bezit de bovenlaag van eigenlijke olie 6 een geleidbaarheid van ongeveer 100 pS/cm, en bezit de tussenlaag van water 8 een geleidbaarheid van ongeveer 100 mS/cm. Bij de grensovergang 13 zal dus een sprong

2018/5196

BE2018/5196 in geleidbaarheid worden waargenomen. Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm wordt er boven de grensovergang 13 geen geleidbaarheid waargenomen, en wordt pas beneden de grensovergang 13 een niet-verwaarloosbare geleidbaarheid geregistreerd.

Figuren 1 en 2 zijn overigens niet beperkt tot een bepaald type vat 1. Optioneel wordt er gebruik gemaakt van een kunststof wijdhalsvat 1 met een vatvolume 5 van ongeveer 301, 601, 1201, 1501, 1801, of eender welke waarde daartussen. Als alternatief kan er gebruik worden gemaakt van IBC containers e.d. Echter, dit is geenszins noodzakelijk het geval.

Figuur 3 toont nog een gedeeltelijk weggesneden, perspectivistisch aanzicht op twee onderling gestapelde inrichtingen 21, volgens mogelijke uitvoeringsvormen van de uitvinding. Elke inrichting 21 omvat een vat 1 met een deksel 4, welk vat 1 steunend op een pallet 22 is gerangschikt/bevestigd. Zodoende kunnen de inrichtingen 21 a.d.h.v. twee lepelopeningen 20 elk, eenvoudig worden verplaatst en gestapeld. Optioneel gaat het om IBC-containers, maar dit is geenszins noodzakelijk het geval. Binnenin het containervolume 5 is telkens een verwarmingselement 15 voorzien, met een externe voeding 23. Bijvoorbeeld gaat het om een Ohms weerstandselement 15, met een elektrische aansluiting 23. Als alternatief gaat het om een warmtewisselend element 15, met aan- en afvoerleiding 23 voor warmtevoerende media. De bovenste inrichting 21 omvat een onderzijde 16, welke onderzijde 16 steunend in de bovenzijde 17 van de onderste inrichting 21 kan worden gevat. De genoemde onderzijde 16 is daarbij minstens gedeeltelijk complementair gevormd aan de genoemde bovenzijde 17, ter hoogte van de boekdelen 19. Daartoe zijn de bovenste boekdelen 19 van beide inrichtingen 21 voorzien van hoekvormige adapters. Dit laat een stabiele stapeling toe. Overigens vermelden IBC-containers typisch of zij stevig genoeg zijn voor stapeling wanneer gevuld, alsook de maximale massa die bovenop een IBC-container mag worden gestapeld. Bij voorkeur omvat de inrichting een IBC, waarboven minstens één gelijksoortige inrichting, gevuld met frituurolie, mag worden gestapeld. Echter, de uitvinding is geenszins tot IBC-containers gelimiteerd.

De genummerde elementen op de figuren zijn:

1. Vat

2. Gebruikte frituurolie

3. Wand

4. Deksel

5. Vatvolume

2018/5196

BE2018/5196

6. Recycleerbare fractie

7. Niet-recycleerbare fractie

8. Water

9. Vaste contaminanten

10. Elektrische geleidbaarheidsmeter

11. Sonde

12. Schaalverdeling

13. Grens

14. Sprong

15. Verwarmingselement

16. Onderzijde

17. Bovenzijde

18. Adapter

19. Hoekdeel

20. Lepelgat

21. Inrichting

22. Pallet

23. Externe voeding

Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden en figuren kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims

CONCLUSIES

1. Een werkwijze voor het verwerken van gebruikte frituurolie 2, welke olie 2 een recycleerbare fractie 6 en een niet-recycleerbare fractie 7 omvat, de werkwijze omvattende (a) het voorzien van minstens één ingezameld vat 1 gebruikte frituurolie 2, (b) het verwarmen van de olie 2, tot boven een smelttemperatuur van de recycleerbare fractie 6, en (c) het bepalen van het aandeel van de recycleerbare fractie 6 in het vat 2, met het kenmerk, dat daartoe één of meerdere metingen worden uitgevoerd, welke metingen verband houden met de elektrische geleidbaarheid op één of meerdere locaties in het vat 1.
2. De werkwijze volgens voorgaande conclusie 1, met het kenmerk, dat de elektrische geleidbaarheid minstens wordt gemeten op een eerste diepte en een tweede diepte in het vat 1.
3. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de elektrische geleidbaarheid wordt gemeten door middel van een sonde 11, welke sonde 11 daarbij van een schaalverdeling 12 is voorzien.
4. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vat 2 een volume 5 van minimaal 20 liter en maximaal 2500 liter omsluit.
5. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de olie 2 wordt verwarmd, op zijn minst door blootstelling van het vat 1 aan een verwarmde omgeving.
6. De werkwijze volgens voorgaande conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde omgeving daarbij op zijn minst een temperatuur van minimaal 65°C en maximaal 95°C bereikt.
7. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de olie 2 wordt verwarmd, op zijn minst door inschakeling van een verwarmingselement 15 binnenin het vat 1.
8. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwarmde olie 2 uit het vat 1 wordt gehaald, en dat de recycleerbare fractie 6 ervan wordt afgescheiden en gezuiverd.
9. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de recycleerbare fractie 6 wordt afgescheiden en gezuiverd d.m.v. één of meerdere filtratiestappen, centrifugestappen en/of decantatiestappen.
10. De werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vat 1 wordt gereinigd.
11. Een systeem voor het verwerken van gebruikte frituurolie 2, welke olie 2 een recycleerbare fractie 6 en een niet-recycleerbare fractie 7 omvat, het systeem omvattende middelen voor het voorzien van minstens één ingezameld vat 1

2018/5196

BE2018/5196 gebruikte frituurolie 2, middelen voor het verwarmen van de olie 2, middelen voor het ledigen van de vaten 1 verwarmde olie 2, en één of meerdere filtratieinrichtingen, centrifuge-inrichtingen en/of decantatie-inrichtingen, voor het afscheiden en zuiveren van de recycleerbare fractie 7 ervan, met het kenmerk, dat het systeem verder nog een elektrische geleidbaarheidsmeter 10 omvat, voor het opmeten van de elektrische geleidbaarheid in de olie 2 via een sonde 12.
12. Het systeem volgens voorgaande conclusie 11, met het kenmerk, dat het systeem verder nog een warmtekamer omvat, welke warmtekamer een beweegbare vloer bezit.
13. Een inrichting 21 voor het verwerken van gebruikte frituurolie 2, welke olie 2 een recycleerbare fractie 6 en een niet-recycleerbare fractie 7 omvat, de inrichting omvattende een vat 1, welk vat 1 een vatvolume 5 omsluit, voor opslag van gebruikte frituurolie 2, en verder nog een verwarmingselement 15 dat in het genoemde vatvolume 5 is voorzien, geconfigureerd voor het verwarmen van de olie 2, bij inschakeling van het element 15, met het kenmerk, dat de inrichting een onderzijde 16 en een bovenzijde 17 omvat, waarbij de vorm van de onderzijde 16 steunend in en/of over de vorm van de bovenzijde 17 kan worden gevat, op onderling passende wijze.
14. De inrichting 21 volgens voorgaande conclusie 13, met het kenmerk, dat de onderzijde 16 minstens gedeeltelijk complementair is gevormd aan de bovenzijde 17.
15. De inrichting 21 volgens één der voorgaande conclusies 13 en 14, met het kenmerk, dat zij één of meerdere lepelgaten 20 omvat, voor samenwerking met een hefinrichting.