BE1025724A1

BE1025724A1 - Inrichting voor het versterken en aankleden van spanten en werkwijze waarbij zulke inrichting wordt toegepast.

Info

Publication number: BE1025724A1
Application number: BE20175846A
Authority: BE
Inventors: Willy Bruyninckx
Original assignee: Willy Bruyninckx
Priority date: 2017-11-20
Filing date: 2017-11-20
Publication date: 2019-06-18
Also published as: ES2942922T3; WO2019097415A1; EP3714115B1; EP3714115A1; US20200292126A1; BE1025724B1; US11333297B2

Abstract

Inrichting voor het versterken en aankleden van spanten en werkwijze waarbij zulke inrichting wordt toegepast. Inrichting voor het versterken en/of bekleden van spanten (1), die tenminste twee verbindingselementen (5, 5') omvat, welke tenminste twee evenwijdige spantbuizen (2) van de spant (1) verbinden, daardoor gekenmerkt dat op deze verbindingselementen (5, 5') bevestigingsmiddelen (6) zí)n voorzien tussen minstens één paar spantbuizen (2), waarop opvangstructuren (7) kunnen bevestigd worden.

Description

Inrichting voor het versterken en aankleden van spanten en werkwijze waarbij zulke inrichting wordt toegepast.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het versterken en aankleden van spanten en op een werkwijze waarbij zulke inrichting wordt toegepast.

Meer specifiek, is de uitvinding bedoeld voor het versterken en aankleden van spanten, ook wel trussen genoemd, die bestaan uit twee of meer evenwijdige spantbuizen, waartussen dwarsverbindingen zijn aangebracht ter versteviging.

Dergelijke spanten worden gebruikt voor het optrekken van tijdelijke structuren zoals een steunstructuur in een verkoopruimte of op een podium bijvoorbeeld, bestaande uit opstaande spanten, meestal met elkaar verbonden door horizontale spanten aan de bovenkant.

Op een podium worden dergelijke spanten gebruikt om allerlei voorwerpen aan te bevestigen zoals spotlichten voor verlichting, luidsprekers voor geluidsweergave, leidingen en nog andere, soms beweegbare ornamenten die bij een voorstelling op het podium vereist zijn.

In een verkoopruimte bijvoorbeeld, worden dergelijke spanten ook gebruikt om verlichtingselementen, publiciteitsborden of nog andere voorzieningen zoals geluidsprekers en hun leidingen aan op te hangen.

BE2017/5846

Het is bekend dat de bevestigde voorwerpen meestal rechtstreeks aan de spantbuizen of hun dwarsverbindingen worden opgehangen, door middel van klemmen, haken of geïmproviseerde bevestigingen zoals snoeren of metaaldraad.

Een probleem dat zich hierbij stelt, is dat op traditionele spanten geen opvangstructuren voorzien zijn voor het bevestigen van allerlei voorwerpen, waarvan sommige een aanzienlijk gewicht hebben, zodat de bevestiging niet altijd te betrouwen is en de spanten of dwarsverbindingen belast kunnen worden met lasten waarvoor ze niet ontworpen werden, hetgeen de veiligheid van de tijdelijke structuur die ermee is opgebouwd in het gedrang brengt.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een inrichting die toelaat spanten, waaraan voorwerpen opgehangen of bevestigd worden, te versterken en te voorzien van opvangstructuren waaraan deze voorwerpen bevestigd kunnen worden.

Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het versterken en/of bekleden van spanten, die tenminste twee verbindingselementen omvat, welke tenminste twee evenwijdige spantbuizen van de spant verbinden, waarbij op deze verbindingselementen bevestigingsmiddelen zijn voorzien tussen minstens één paar spantbuizen, waaraan opvangstructuren kunnen bevestigd worden.

Met de term volume van een spant wordt hier bedoeld het volume omsloten door tenminste twee of meer spantbuizen van

BE2017/5846 de spant zelf waarbinnen zich de dwarsverbindingen tussen deze twee of meer spantbuizen van de spant bevinden.

Een voordeel van deze verbindingselementen is dat de erop voorziene bevestigingsmiddelen toelaten om allerlei opvangstructuren te bevestigen aan de spant, waaraan voorwerpen zoals lichtspots, luidsprekers of leidingen kunnen vastgemaakt worden.

Bij voorkeur bevinden de opvangstructuren zich volledig buiten het volume van de spant en zijn ze door middel van eindstandige connectoren van gelijk welke aard aan de voorziene bevestigingsmiddelen van de verbindingselementen bevestigd.

Deze opstelling heeft als voordelen dat de oorspronkelijke dwarsverbindingen tussen de twee of meer spantbuizen van de spant zelf behouden blijven en alle opgehangen voorwerpen aan de opvangstructuren bevestigd kunnen worden zonder de spant zelf of zijn dwarsverbindingen rechtstreeks te belasten of te beschadigen.

In een variante uitvoeringsvorm blijven de oorspronkelijke dwarsverbindingen tussen de twee of meer spantbuizen van de spant zelf niet behouden, maar worden ze vervangen door één of meer tussenliggende virtuele vlakken evenwijdig met de verbindingselementen, waarbij die vlakken gevormd worden door mechanische dubbelklemmen tussen elk paar van de twee of meer spantbuizen, die de twee of meer spantbuizen van de spant op gelijke afstand van elkaar houden.

BE2017/5846

Deze opstelling heeft het voordeel dat ze gerealiseerd kan worden met mechanische dubbelklemmen, zoals deze in de stellingbouw gebruikelijk zijn, waarbij de opvangstructuren, die zich volledig buiten het volume van de spant bevinden, kunnen bestaan uit stellingbuizen die zelf deel uitmaken van een stelling waarop gesteund kan worden bijvoorbeeld bij het uitvoeren van werken aan een gevel.

In een andere variante uitvoeringsvorm bevinden de opvangstructuren zich slechts ten dele buiten het volume van de spant en zijn ze met connectoren van gelijke welke aard aan de voorziene bevestigingsmiddelen van de verbindingselementen bevestigd.

Deze opstelling biedt het voordeel dat de opvangstructuren hierbij minder ruimte innemen door een deel van het volume te benutten tussen de twee of meer spantbuizen van de spant, zodat de resulterende structuur compacter is.

Het deel van het volume dat door de opvangstructuren wordt benut, kan zo groot worden dat de oorspronkelijke dwarsverbindingen tussen de twee of meer spantbuizen van de spant zelf niet meer gehandhaafd kunnen blijven en vervangen moeten steunbuizen in de worden door twee of meer interne lengterichting, die evenwijdig met de twee of meer spantbuizen van de spant zelf lopen maar meer centraal gelegen in de spant en die door één of meer tussenplaten waarvan het vlak loodrecht op de steunbuizen staat, op gelijke afstand van elkaar en op gelijke afstand tot de spantbuizen van de spant zelf worden gehouden.

BE2017/5846

Het geheel van de tussenplaten en de meer centraal opgestelde steunbuizen in de lengterichting van de spant versterkt de stevigheid van de spant die nu niet meer door de oorspronkelijke dwarsverbindingen tussen de spantbuizen wordt verstevigd.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de opvangstructuren uit opvanghuizen, die evenwijdig zijn met de evenwijdige spantbuizen van de spant en waaraan de op te hangen voorwerpen bevestigd kunnen worden door middel van klemmen, haken of andere hechtingsmiddelen, zonder de spant zelf te beschadigen.

In een alternatieve uitvoeringsvorm bestaan de opvangstructuren uit staven, die evenwijdig zijn met de evenwijdige spantbuizen van de spant, waarop voorwerpen kunnen geschoven worden om ze op te hangen of op te stapelen. Deze voorwerpen kunnen utilitaire voorwerpen zijn zoals lichtarmaturen of delen van een geluidsinstallatie, maar kunnen ook commerciële boodschappen, displays of nog andere voorwerpen zijn.

Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de voorwerpen op de staven gemakkelijk vervangen kunnen worden, zonder de dragende spant te moeten demonteren.

In een meer specifieke uitvoeringsvorm, maken de één of meer opvanghuizen zelf deel uit van een stellingstructuur en zijn het stellingbuizen waarop gesteund kan worden bijvoorbeeld bij het uitvoeren van werken aan een gevel.

BE2017/5846

Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de hele stellingstructuur met spanten en stellingsbuizen aan elkaar bevestigd kunnen worden met dubbelklemmen en enkelklemmen, zoals deze in de stellingbouw gebruikelijk worden toegepast.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de verbindingselementen uit verbindingsplaten die de evenwijdige spantbuizen op een vaste afstand van elkaar houden. Bij voorkeur staan deze verbindingsplaten in een vlak, loodrecht op de lengteas van de spant en kunnen ze bestaan uit twee eindstandige verbindingsplaten op de spant.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van de inrichting voor het verstevigen en bekleden van spanten volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en in perspectief een spant volgens de gekende stand van techniek weergeeft;

figuur 2 schematisch en in perspectief een spant voorzien van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ;

figuur 3 figuur 2 weergeeft maar met ontkoppelde opvanghuizen;

figuur 4 een variante van figuur 2 weergeeft;

BE2017/5846 figuur 5 figuur 4 weergeeft maar met één ontkoppelde opvanghuis ;

figuur 6 de dwarsverbindingen tussen de vier spantbuizen van de spant in figuur 4 weergeeft;

figuur 7 op grotere schaal een onderdeel aangeduid met F7 op figuur 6 weergeeft;

figuur 8 schematisch en in perspectief nog een variante van figuur 2 weergeeft met andere dwarsverbindingen tussen de buizen van de spant;

figuur 9 een toepassing van figuur 2 weergeeft; figuur 10 een variante van figuur 2 weergeeft.

In figuur 1 is schematisch een spant 1 volgens de gekende stand van techniek voorgesteld, bestaande uit in dit geval vier spantbuizen 2 die evenwijdig met elkaar lopen en door dwarsverbindingen 3 met elkaar verbonden zijn zodat de spantbuizen 2 op gelijke afstand 4 van elkaar worden gehouden.

Figuur 2 toont een spant 1 met vier spantbuizen 2, die evenwijdig met elkaar lopen en door dwarsverbindingen 3 met elkaar verbonden zijn, maar nu voorzien is van een inrichting volgens de uitvinding, bestaande uit twee verbindingselementen 5, 5' en in dit geval eindstandige verbindingsplaten die elk de vier spantbuizen 2 met elkaar verbinden en voorzien zijn van bevestigingsmiddelen 6 tussen elk paar spantbuizen 2, waarop opvangstructuren 7 bevestigd zijn door middel van connectoren 8 zodat in dit geval de opvangstructuren 7 in de vorm van opvanghuizen zich geheel buiten het volume van de spant 1 bevinden.

BE2017/5846

Figuur 3 toont figuur 2, maar nu met twee van de vier opvangstructuren 7 losgemaakt van de spant 1 zodat de oorspronkelijke dwarsverbindingen 3 tussen de vier spantbuizen 2 van de spant 1 goed zichtbaar zijn en ook de connectoren 8 die de opvangstructuren 7 verbinden met de bevestigingsmiddelen 6 op de eindstandige verbindingselementen 5, 5'.

In figuur 4 is een variante 9 weergegeven van de inrichting volgens de uitvinding in figuur 2, waarbij de bevestigingsmiddelen 10 op de verbindingselementen 5, 5' rechtstreeks een verbinding vormen met de opvangstructuren 7 zonder de connectoren 8, zodat in dit geval de opvangstructuren 7 in de vorm van opvanghuizen zich slechts gedeeltelijk buiten het volume van de spant 1 bevinden. Door deze plaatsing van de opvangstructuren 7 kunnen de traditionele dwarsverbindingen 3 van de spant 1 niet meer gehandhaafd worden en zijn ze vervangen door een andere steunende structuur 11, zoals beschreven in:

Figuur 5, waarin één van de opvangstructuren 7 is losgemaakt van de spant 1, zodat de steunende structuur 11 beter zichtbaar is. Deze steunende structuur 11 wordt afzonderlijk voorgesteld in figuur 6 en bestaat uit in dit geval vier steunbuizen 12 die evenwijdig maar meer centraal lopen met de vier spantbuizen 2 van de spant 1 en door een tussenplaat 13 waarvan het vlak loodrecht op de steunbuizen 12 staat, op gelijke afstand van elkaar worden gehouden en op gelijke afstand tot de spantbuizen 2 van de spant 1 zelf.

BE2017/5846

Figuur 7 toont op grotere schaal een tussenplaat 13 van de steunende structuur 11 waarbij de tussenplaat vier uitsparingen 14 heeft, waarin de spantbuizen 2 van de spant 1 passen, vier uitsparingen 15, waarin de opvangstructuren 7 ten dele kunnen worden opgenomen, vier steunpunten 16 voor de steunbuizen 12 en één centrale opening 17 tussen de steunpunten 16.

Figuur 8 toont een andere variante 18 van de inrichting volgens de uitvinding in figuur 2, waarbij de verbindingselementen 5, 5', in dit geval eindstandige verbindingsplaten zijn die een verbinding vormen met de opvangstructuren 7 door middel van connectoren 8, zodat in dit geval de opvangstructuren 7 in de vorm van opvanghuizen zich volledig buiten het volume van de spant 1 bevinden. De versterkende dwarsverbindingen 3 tussen de spantbuizen 2 van de spant 1 zijn in dit geval vervangen door één of meer tussenliggende virtuele vlakken 19 evenwijdig met de eindstandige verbindingsplaten 5, 5' , waarbij de virtuele vlakken 19 gevormd worden door mechanische dubbelklemmen 20 tussen elk paar van de drie of meer spantbuizen 2, die de drie of meer spantbuizen van de spant 1 op gelijke afstand van elkaar houden.

In dit geval is de aan de spant bevestigde opvangstructuur 7 een opvanghuis, die zelf deel uitmaakt van een stelling doordat ze met enkelklemmen 21 aan stellingbuizen is bevestigd en waarbij de spant 1 dienst doet als steunelement voor een stelling 23 waarop gesteund kan worden bijvoorbeeld bij het uitvoeren van werken aan een gevel.

BE2017/5846

Figuur 9 toont een toepassing van een spant 1 voorzien van een inrichting volgens de uitvinding. In deze toepassing is één opvanghuis vervangen door een stang 24, waarover een aantal publiciteitsborden 25 met commerciële boodschappen en displays 26 geschoven zijn.

Figuur 10 toont nog een variante uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding in figuur 2, waarbij de spant 27 slechts twee spantbuizen 2 heeft, die evenwijdig met elkaar lopen en door dwarsverbindingen 3 met elkaar verbonden zijn en voorzien zijn van een inrichting volgens de uitvinding, bestaande uit twee eindstandige verbindingselementen 5, 5' die elk de twee spantbuizen 2 met elkaar verbinden en voorzien zijn van bevestigingsmiddelen 6 tussen het paar spantbuizen 2, waarop een opvangstructuur 7 bevestigd is door middel van connectoren 8, zodat in dit geval de opvangstructuur 7 in de vorm van een opvanghuis zich ten dele in het volume van de spant 27 bevindt. Fig. 10a toont een onderaanzicht en fig. 10b toont een bovenaanzicht in perspectief van deze variante uitvoeringsvorm voorzien van één opvanghuis 7.

Een inrichting volgens de uitvinding, die twee of meer spantbuizen 2 omvat die verbonden zijn door verbindingselementen 5, optioneel ook door één of meer tussenplaten 13, is bij voorkeur voorzien van een centrale opening 17 in deze verbindingselementen

5, 5' en in deze optionele tussenplaten 13, waardoorheen ongehinderd over de gehele lengte van de spant leidingen kunnen getrokken worden.

BE2017/5846

De werkwijze voor het gebruik van de inrichting 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en omvat volgende stappen:

het opzetten van een tijdelijke structuur door het verbinden van enkele spanten, die voorzien zijn van verbindingselementen waarop bevestigingsmiddelen zijn voorzien tussen elk paar spantbuizen van de spanten.

het aanbrengen van één of meer opvangstructuren per spant, afhankelijk van de behoeften, aan de gekozen bevestigingsmiddelen, waaraan de op te hangen voorwerpen kunnen bevestigd worden;

het bevestigen van de op te hangen voorwerpen aan de één of meer opvangstructuren met haken of sluitingen of nog andere bevestigingsmiddelen;

het gebruik van de ingerichte tijdelijke structuur met inbegrip van de hulpmiddelen die eraan opgehangen of bevestigd zijn;

het weer uit elkaar halen van de ingerichte tijdelijke structuur, waarbij de opvangstructuren van het skelet van spanten worden verwijderd zonder de spanten of hun dwarsverbindingen te beschadigen;

het opslaan van de spanten en opvangstructuren voor hergebruik in een andere tijdelijke opstelling.

BE2017/5846

De opvangstructuren kunnen verschillen naargelang de behoeften en kunnen in hun eenvoudigste vorm bestaan uit een opvanghuis of een opvangstang, waaraan allerlei voorwerpen kunnen vastgemaakt worden.

Deze opvangstructuren kunnen ook bestaan uit houders die, meer specifiek, zijn ontworpen voor bepaalde voorwerpen of die voorzien zijn van haken of sluitingen die voor allerlei toepassingen geschikt kunnen zijn. Deze opvangstructuren worden steeds bevestigd aan de daartoe voorziene bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld een paar schroefbouten, zodat ze de structuur van de spant niet alleen versterken maar ook beschermen tegen beschadiging en overbelasting.

Het spreekt voor zich dat de spanten niet alleen rechtlijnig kunnen zijn maar ook gebogen of cirkelvormig kunnen zijn.

Het spreekt ook voor zich dat de verbindingselementen voorzien van bevestigingsmiddelen ook zo geplaatst kunnen worden dat ze traditionele koppelingen tussen twee spanten niet verhinderen, zoals bijvoorbeeld een loodrechte koppeling van een horizontale spant aan een verticale spant.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden, zoals deze in de volgende conclusies beschreven is.

Claims

Conclusies.

1. - Inrichting voor het versterken en/of bekleden van spanten (1), die tenminste twee verbindingselementen (5, 5') omvat, welke tenminste twee evenwijdige spantbuizen (2) van de spant (1) verbinden, daardoor gekenmerkt dat op deze verbindingselementen (5, 5') bevestigingsmiddelen (6) zijn voorzien tussen minstens één paar spantbuizen (2) , waarop opvangstructuren (7) kunnen bevestigd worden.
2. - Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de opvangstructuren (7) zich volledig buiten het volume van de spant (1) bevinden en door middel van eindstandige connectoren (8) aan de voorziene bevestigingsmiddelen (6) van de verbindingselementen (5, 5') zijn bevestigd.
3. - Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de oorspronkelijke dwarsverbindingen (3) tussen de drie of meer spantbuizen (2) van de spant (1) zelf behouden blijven.
4. - Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de oorspronkelijke dwarsverbindingen (3) tussen de drie of meer spantbuizen (2) van de spant (1) zelf, niet behouden blijven maar vervangen zijn door één of meer tussenliggende virtuele vlakken (19) evenwijdig met de verbindingselementen (5, 5'), die gevormd worden door mechanische dubbelklemmen (20) tussen elk paar van de drie of meer spantbuizen (2) en die de drie of meer spantbuizen (2) van de spant op gelijke afstand van elkaar houden.

BE2017/5846
5.- Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de opvangstructuren (7) zich slechts ten dele buiten het volume van de spant (1) bevinden en zonder connectoren (8) aan de voorziene bevestigingsmiddelen (6) van de verbindingselementen (5, 5') bevestigd zijn.
6.- Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de oorspronkelijke dwarsverbindingen (3) tussen de drie of meer spantbuizen (2) van de spant (1) zelf, vervangen zijn door drie of meer interne steunbuizen (12) in de lengterichting die evenwijdig met de drie of meer spantbuizen (2) van de spant zelf lopen en die door één of meer tussenplaten (13), op gelijke afstand van elkaar worden gehouden en op gelijke afstand tot de spantbuizen (2) van de spant zelf.
7. - Inrichting volgens conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de opvangstructuren (7) bestaan uit opvanghuizen, die evenwijdig zijn met de evenwijdige spantbuizen (2) van de spant (1).
8. - Inrichting volgens conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de opvangstructuren (7) bestaan uit staven, die evenwijdig zijn met de evenwijdige spantbuizen (2), waarop voorwerpen kunnen geschoven worden om ze op te hangen of op te stapelen.
9,- Inrichting volgens conclusies 7, daardoor gekenmerkt dat één of meer opvanghuizen deel uitmaken van een stellingstructuur.

BE2017/5846
10. - Inrichting volgens één van conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de verbindingselementen (5, 5') bestaan uit verbindingsplaten die de evenwijdige spantbuizen (2) op een vaste afstand van elkaar houden.
11. - Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de verbindingsplaten in een vlak staan, loodrecht op de lengteas van de spant (1).
12. - Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de verbindingsplaten bestaan uit twee eindstandige verbindingsplaten (5, 5') op de spant (1).
13. - Inrichting volgens conclusie 10 of 6, daardoor gekenmerkt dat ze tenminste drie spantbuizen (2) verbonden door verbindingselementen (5, 5') en optioneel ook één of meer tussenplaten (13) omvat, daardoor gekenmerkt dat deze verbindingselementen (5, 5') en deze optionele tussenplaten (13) voorzien zijn van een centrale opening (17) , waardoorheen leidingen ongehinderd over de gehele lengte van de spant (1) kunnen getrokken worden.
14. - Werkwijze voor toepassen van een inrichting zoals beschreven in conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat ze bestaat uit volgende stappen:

het opzetten van een tijdelijke structuur door het verbinden van enkele spanten (1), die voorzien zijn van verbindingselementen

BE2017/5846 (6) zijn voorzien tussen elk paar spantbuizen (2) van de spanten.

het aanbrengen van één of meer opvangstructuren (7) per spant, afhankelijk van de behoeften, aan de gekozen bevestigingsmiddelen (6), waaraan de op te hangen voorwerpen kunnen bevestigd worden;

het bevestigen van de op te hangen voorwerpen aan de één of meer opvangstructuren (7) met klemmen, haken of nog andere bevestigingsmiddelen;

het gebruik van de ingerichte tijdelijke structuur met inbegrip van de hulpmiddelen die eraan opgehangen of bevestigd zijn;

het weer uit elkaar halen van de ingerichte tijdelijke structuur, waarbij de opvangstructuren (7) van het skelet van spanten (1) worden verwijderd zonder de spanten of hun dwarsverbindingen (3) te beschadigen;

- het opslaan van de spanten (1) en opvangstructuren (7) voor hergebruik in een andere tijdelijke opstelling.