BE1025349B1 - Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk - Google Patents

Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk Download PDF

Info

Publication number
BE1025349B1
BE1025349B1 BE2017/5462A BE201705462A BE1025349B1 BE 1025349 B1 BE1025349 B1 BE 1025349B1 BE 2017/5462 A BE2017/5462 A BE 2017/5462A BE 201705462 A BE201705462 A BE 201705462A BE 1025349 B1 BE1025349 B1 BE 1025349B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cables
cable
group
point
end point
Prior art date
Application number
BE2017/5462A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1025349A1 (nl
Inventor
Hein Juliaan Willem Wilderjans
Original Assignee
Crosswise Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Crosswise Nv filed Critical Crosswise Nv
Priority to BE2017/5462A priority Critical patent/BE1025349B1/nl
Publication of BE1025349A1 publication Critical patent/BE1025349A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1025349B1 publication Critical patent/BE1025349B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G1/00Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines
    • H02G1/06Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines for laying cables, e.g. laying apparatus on vehicle

Landscapes

  • Light Guides In General And Applications Therefor (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk dat zich uitstrekt tussen een distributiepunt en meerdere eindpunten, bijvoorbeeld meerdere huizen, omvattende de volgende stappen: het leggen van een groep kabels nabij de meerdere eindpunten, bijvoorbeeld over de lengte van een straat met meerdere huizen; het in een constructiefase doorsnijden van ten minste één eerste kabel en een ten minste één tweede kabel van de groep kabels op een locatie stroomafwaarts van een eerste en tweede eindpunt van de meerdere eindpunten, kijkend vanaf het distributiepunt naar de meerdere eindpunten; het nabij het eerste eindpunt klaarmaken van een eerste toegangspunt dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het eerste toegangspunt ophalen van de ten minste één eerste kabel, zodat ten minste één eerste vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het eerste eindpunt; het nabij het tweede eindpunt klaarmaken van een tweede toegangspunt dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het tweede toegangspunt ophalen van de ten minste één tweede kabel, zodat een tweede vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het tweede eindpunt.

Description

Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het leggen van een laatste deel (“the last mile”) van een kabelnetwerk van een XttH netwerk (waarbij X duidt op koper en/of optische vezel), in het bijzonder FttH of CttH (Fiber/Copper to the Home). De werkwijze volgens de uitvinding betreft meer in het bijzonder het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk tussen een distributiepunt en meerdere eindpunten, bijvoorbeeld meerdere huizen.
Volgens de bestaande werkwijzen kan men twee technieken onderscheiden. Volgens een eerste techniek wordt een groep kabels begraven over de lengte van een straat, en worden vervolgens koppelingen, zoals fusielassen, gerealiseerd tussen een kabel van deze groep kabels en een kabel die naar een aan te sluiten huis leidt. Dat is een omslachtige techniek die veel handenarbeid vergt. Om dergelijke koppelingen te vermijden, is het verder bekend om gebruik te maken van een inblaastechniek. Daarbij wordt een lege buis aangelegd over de lengte van een straat, waarbij aftakkingen naar de verschillende huizen worden voorzien en de kabels vanaf het distributiepunt tot een aan te sluiten huis worden ingeblazen. Dat is echter een dure, tijdrovende techniek.
Een verbeterde werkwijze wordt beschreven in het Belgisch octrooi BE1017773 op naam van Aanvraagster, waarvan de inhoud hier opgenomen is door verwijzing.
Volgens nog andere technieken worden kabels bovengronds gelegd, bijvoorbeeld tegen de façades van aan elkaar grenzende rijhuizen.
De onderhavige uitvinding heeft als doel het verschaffen van een werkwijze van het in de aanhef genoemde type, die verder verbeterd is en nog gemakkelijker uit te voeren is dan de bestaande werkwijzen.
Daartoe onderscheidt de werkwijze volgens de uitvinding voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk dat zich uitstrekt tussen een distributiepunt en meerdere eindpunten, bijvoorbeeld meerdere huizen, zich daarin dat deze de volgende stappen omvat:
- het leggen van een groep kabels nabij de meerdere eindpunten, bijvoorbeeld over de lengte van een straat met meerdere huizen;
- het in een constructiefase doorsnijden van ten minste één eerste kabel en ten minste één tweede kabel van de groep kabels op een locatie stroomafwaarts van een eerste en tweede eindpunt van de meerdere eindpunten, kijkend vanaf het distributiepunt naar de meerdere eindpunten;
BE2017/5462
- het nabij het eerste eindpunt klaarmaken van een eerste toegangspunt dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het eerste toegangspunt ophalen van de ten minste één eerste kabel, zodat ten minste één eerste vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het eerste eindpunt;
- het nabij het tweede eindpunt klaarmaken van een tweede toegangspunt dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het tweede toegangspunt ophalen van de ten minste één tweede kabel, zodat een tweede vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het tweede eindpunt.
Een dergelijke werkwijze heeft het voordeel dat geen extra koppelingen nodig zijn tussen het distributiepunt en het aan te sluiten eindpunt, en dat zoveel mogelijk handelingen kunnen gebeuren tijdens de constructiefase. Op het ogenblik van aansluiten dient dan enkel nog een kabel teruggehaald te worden in het toegangspunt bij het bijbehorende eindpunt.
Voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding worden beschreven in de afhankelijke conclusies.
Merk op dat de term ‘terughalen’ ruim geïnterpreteerd moet worden en kan duiden op één van de volgende handelingen of een combinatie daarvan: terugtrekken, terugblazen, terugduwen, of elke andere geschikte techniek om het vrij kabeldeel beschikbaar te maken bij het vorige toegangspunt.
De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een kabelnetwerk tussen een distributiepunt en een aantal eindpunten verkregen volgens de werkwijze van de uitvinding.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm omvat het leggen van de groep kabels het begraven van de groep kabels in de grond.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm worden in de constructiefase ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf kabels van de groep kabels op een locatie stroomafwaarts van ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf eindpunten van de meerdere eindpunten, doorgesneden. Op die manier kan met voor een groot aantal eindpunten zoals huizen kabels voorzien, waarbij deze op eenzelfde locatie worden doorgesneden, hetgeen nauwelijks extra werk oplevert in de constructiefase. Vervolgens kunnen, tijdens een aansluitfase, nabij de respectievelijke ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf eindpunten, respectievelijke toegangspunten worden klaargemaakt die toegang verlenen tot de groep kabels; en kan vanuit de respectievelijke toegangspunten telkens een kabel van de ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf kabels, worden opgehaald, zodat respectievelijke kabeleinddelen worden verkregen voor het aansluiten van de respectievelijke eindpunten.
BE2017/5462
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm hebben de eerste en de tweede kabel een buitenmantel met een verschillend identificatiemiddel, bij voorkeur een verschillende kleur en/of een verschillend patroon. Zo kunnen de ten minste drie, bij voorkeur de ten minste vijf kabels van de groep kabels bijvoorbeeld een verschillende buitenmantel hebben. Op die manier kan een identificatiemiddel, bijvoorbeeld een kleur, toegewezen worden aan een aan te sluiten eindpunt, zodat een installateur tijdens het aansluiten, op basis van het identificatiemiddel kan weten welke kabel hij moet terughalen.
Bij voorkeur omvat het klaarmaken van de toegangspunten het graven van een gat tot bij de groep kabels, in het geval van een begraven groep kabels; of het openen van een toegangsdoos wanneer de groep kabels bovengronds zijn gelegd. De groep kabels is bij voorkeur opgenomen in een omhulsel, en het klaarmaken omvat dan verder het openmaken van het omhulsel omvat.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm wordt voor ten minste het eerste en het tweede eindpunt een droppunt wordt voorzien, en worden het eerste en tweede vrij kabeldeel via het droppunt, behorend bij het aan te sluiten eindpunt, aangesloten wordt op dit eindpunt.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het eerste toegangspunt gelegen nabij een eerste eindpunt en nabij een bijkomend eindpunt van de meerdere eindpunten; en worden in een constructiefase ten minste twee eerste kabels op een locatie stroomafwaarts van het eerste eindpunt doorgesneden. Vanuit het eerste toegangspunt kunnen dan de ten minste twee eerste kabels worden opgehaald, zodat ten minste twee vrije kabeldelen worden verkregen voor het aansluiten van het eerste eindpunt en van het bijkomend eindpunt.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm wordt samen met de groep kabels een groep legen buizen gelegd, waarbij in de constructiefase een lege buis van de groep lege buizen aangesloten wordt op het eerste eindpunt. Een vrije kabeldeel van de ten minste twee vrije kabeldelen kan dan door een aangesloten lege buis wordt geblazen naar het eerste eindpunt.
Bij voorkeur bestaat de groep kabels uit een stel kabels die gezamenlijk opgenomen zijn in een omhulsel, waarbij elke kabel van het stel kabels één of meer koperdraden en/of optische vezels opgenomen in een buitenmantel, omvat. Tussen het omhulsel en de groep kabels kan een wrijvingsbeperkend vulmateriaal zijn voorzien. Indien men zowel koperdraden als optische vezels voorziet, is het systeem dus geschikt voor zowel FttH, als CttH netwerken. Het omhulsel kan
BE2017/5462 bijvoorbeeld vervaardigd kan zijn uit polyethyleen of gelijkaardig, en is aan de binnenkant bij voorkeur voorzien van een bekleding met een lage wrijvingsweerstand.
De uitvinding betreft verder een kabelnetwerk tussen een distributiepunt en een aantal eindpunten verkregen door de werkwijze volgens één van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. Dit kan een kabelnetwerp met een groep begraven kabels of met een groep bovengronds gelegde kabels zijn.
De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden van het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding met verwijzing naar de tekeningen in bijlage, waarin:
Figuur 1 een schematisch aanzicht van een netwerkstructuur is, waarop het concept van de uitvinding toepasbaar is;
Figuren 2A-2E schematisch verschillende stappen van een uitvoeringsvoorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding illustreren;
Figuur 3 een uitvoeringsvoorbeeld van een kabels-in-omhulselsysteem voor gebruik in het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding toont; en
Figuur 4 schematisch nog een ander uitvoeringsvoorbeeld van een werkwijze volgens de uitvinding illustreert.
Figuur 1 toont schematisch een netwerkinfrastructuur tussen een centrale (central office, CO) of gelijkaardig, aangeduid met het verwijzingscijfer 1, en een huis 6. Hierin kunnen twee niveau’s worden onderscheiden. Een eerste niveau tussen de centrale 1 en een straatcabinet 3 of gelijkaardig, en een tweede niveau tussen het straatcabinet 3 en een huis 6. In het eerste niveau is de centrale 1 door middel van voedingskabels (feeder cables) 4 en mangaten of inspectiegaten 2 (manholes) verbonden met het straatcabinet 3. De voedingskabels kunnen traditionele, rechtstreeks begraven kabels zijn of standaard “in-buis” (in-duct) kabels of “in-microbuis” mini- of microkabels.
In het tweede niveau loopt een distributiekabel 5 van het straatkabinet 3 naar een mangat 2', en vandaar moeten individuele lijnen getrokken worden naar de verschillende huizen. De distributiekabel 5 is typisch een rechtstreeks begraven kabel of een standaard “in-buis” kabel of een “in-microbuis” mini- of microkabel. De laatste kilometer van het kabelnetwerk tussen het mangat 2'
BE2017/5462 en de individuele huizen 6 is typisch één van de moeilijkste om te verwezenlijken in een ondergrondse netwerkstructuur. Typisch worden een aantal huizen, bijvoorbeeld twee huizen, verbonden via een gemeenschappelijk droppunt 7 (ook genaamd handhole, kabelkast of kabeltrekput). Wanneer een klant (huis 6) aangesloten moet worden, moet een kabel voorzien worden tussen het huis 6, via het droppunt 7, naar het mangat 2'.
Volgens de stand van de techniek kan men verschillende methodes onderscheiden voor het leggen van de “last mile”. Volgens een eerste methode wordt in een straat een groep kabels 8 aangebracht. Nabij het aan te sluiten huis 6 wordt een kabel van de groep kabels doorgeknipt en wordt een koppeling gemaakt met een tweede stuk kabel dat rechtstreeks of via het droppunt 7 naar het huis 6 wordt geleid, waarbij in het geval van een optische vezel deze koppeling typisch bestaat uit een fusielas. Om dergelijke koppelingen te vermijden, werd een tweede methode ontwikkeld die bestaat uit het inblazen van de kabels. Hierbij wordt een lege buis voorzien en worden de verschillende kabels die nodig zijn voor de aansluiting van de verschillende huizen 6 één per één ingeblazen. Een dergelijke methode is echter vrij duur en tijdrovend. Een verbeterde methode wordt beschreven in Belgisch octrooi BE1017773 op naam van Aanvraagster. Volgens deze werkwijze wordt in een volgend toegangspunt tenminste één kabel doorgesneden die aangesloten moet worden met een vorig eindpunt, en wordt de kabel vanuit het vorige toegangspunt teruggehaald, zodat tenminste één vrij kabeleinddeel wordt verkregen, en wordt dit tenminste één vrij kabeleinddeel gebruikt voor het aansluiten van het vorig eindpunt. Een dergelijke werkwijze heeft het voordeel dat geen extra koppelingen nodig zijn tussen het distributiepunt en het aan te sluiten eindpunt, en dat geen dure middelen aangewend moeten worden.
Nu zal een uitvoeringsvorm van de uitvinding beschreven worden aan de hand van figuren 2A-2E.
In een eerste stap van de constructiefase wordt een groep kabels Kl tot K5 gelegd, bijvoorbeeld begraven, nabij een aantal aan te sluiten huizen H, zie figuur 2A. Volgens een eerste optie zal een dergelijke groep kabels begraven worden over de lengte van de straat. Volgens een andere optie wordt de groep kabels bovengronds gelegd, bijvoorbeeld tegen de gevels van een aantal aan elkaar grenzende rijhuizen. In het geïllustreerde voorbeeld zijn vijf kabels voorzien, maar de vakman begrijpt dat typisch meer dan vijf kabels worden voorzien, bijvoorbeeld 24 kabels, waarbij de kabels uitgevoerd kunnen zijn in verschillende kleuren en/of gebruik makend van verschillende patronen. Zo kunnen bijvoorbeeld 12 verschillende kleuren worden gebruikt, waarbij een eerste stel van 12 kabels volledig in een bepaalde kleur is uitgevoerd en een tweede stel van 12 kabels voorzien is van een streep. Zo worden 24 verschillende kabels verkregen. Kabels Kl tot K5 zijn bij voorkeur
BE2017/5462 multikabels. In de context van het octrooi moet de term ‘kabel’ ruim geïnterpreteerd worden, en omvat de term ‘kabel’ ook elke samengestelde kabel.
Vervolgens wordt voor elk huis H een droppunt DP voorzien, bijvoorbeeld een handhole of kabelkast, dat toegankelijk is vanaf de straat. In het getoonde voorbeeld wordt één droppunt DP aangelegd per twee huizen H, zie figuur 2B. In andere mogelijke uitvoeringen kan één droppunt per huis of per meer dan twee huizen zijn voorzien. De droppunten BP samen met de daarop aangesloten huizen H vormen respectievelijke aan te sluiten eindpunten El, E2. Verder worden in de constructiefase ten minste één eerste kabel KI en ten minste één tweede kabel K2 van de groep kabels op een toegangspunt P, stroomafwaarts van het eerste eindpunt El en het tweede eindpunt E2, kijkend vanaf het distributiepunt D naar de meerdere eindpunten El, E2. In het getoonde voorbeeld worden vier kabels K1-K4 doorgesneden, waarbij aangenomen wordt dat bijkomende eindpunten (niet getoond) aanwezig kunnen zijn tussen het tweede eindpunt E2 en de locatie waar de kabels K1-K4 zijn doorgesneden. Voor het creëren van het toegangspunt P zal men in het geval van begraven kabels typisch een put voorzien. Wanneer de kabels bovengronds zijn gelegd, kunnen deze vrij toegankelijk of in een doos zijn voorzien. Verder zal de groep kabels typisch opgenomen zijn in een omhulsel (zie verder) dat opengemaakt dient te worden om toegang te hebben tot de kabels.
In een volgende stap, zie figuur 2C, worden de verschillende toegangspunten Pl, P2, enz. tot de groep kabels klaargemaakt nabij de respectievelijke eindpunten El, E2, enz. In het geval van begraven kabels, houdt dit typisch in dat telkens een gat wordt gemaakt tot aan de begraven groep kabels. In het geval de groep kabels bovengronds gelegd is, kunnen de toegangspunten Pl, P2 bijvoorbeeld in dozen zijn voorzien. Verder zal de groep kabels typisch opgenomen zijn in een omhulsel (zie verder) dat opengemaakt dient te worden om toegang te hebben tot de kabels. Nabij het eerste eindpunt El wordt een eerste toegangspunt PI, typisch een put klaargemaakt dat toegang verleent tot de groep kabels. Vanuit het eerste toegangspunt PI wordt de ten minste één eerste kabel KI opgehaald, zodat ten minste één eerste vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het eerste eindpunt, zie figuur 2D en 2E. Nabij het tweede eindpunt E2 wordt een tweede toegangspunt P2, typisch een put, klaargemaakt dat toegang verleent tot de groep kabels K1-K5. Vanuit het tweede toegangspunt P2 wordt de ten minste één tweede kabel K2 opgehaald, zodat een tweede vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het tweede eindpunt E2, zie figuur 2D en 2E. Het eerste vrij kabeldeel vormt een kabeloverschot met een lengte LI die min or meer overeenstemt met de afstand tussen het toegangspunt PI en het toegangspunt P; en het tweede vrij kabeldeel vormt een kabeloverschot met een lengte L2 die min or meer overeenstemt
BE2017/5462 met de afstand tussen het toegangspunt P2 en het toegangspunt P. Deze vrije kabeldelen kunnen dan op maat afgesneden worden voor verbinding met de respectievelijke eindpunten El, E2. De terughaalbeweging is aangeduid met pijlen Tl en T2 in figuur 2D. De kabeloverschotten met lengte LI, L2 kunnen dan gebruikt worden om de afstand tussen toegangspunt Pl, P2 en eindpunt El, E2 te overbruggen, zie figuur 2E. Deze stappen kunnen vervolgens herhaald worden voor overige aan te sluiten eindpunten (niet getoond).
De vakman zal begrijpen dat het aantal eindpunten, het aantal huizen per eindpunt, het aantal kabels van de groep kabels, het aantal kabels dat aangesloten dient te worden per eindpunt, enz. in het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 2A-2E zuiver illustratief zijn, en dat deze aantallen kunnen variëren al naargelang het aan te sluiten gebied (stad, platteland, enz.).
Zoals hierboven reeds aangegeven, is de groep kabels bij voorkeur opgenomen in een gemeenschappelijk omhulsel. Een dergelijk systeem is schematisch getoond in figuur 3. Het in figuur 3 getoonde kabels-in-omhulsel systeem bestaat uit een omhulsel 31 uit kunststof, waarin een aantal kabels 32 opgenomen zijn. Het omhulsel 31 is bijvoorbeeld vervaardigd uit polyethyleen zoals HDPE of uit een gelijkaardig materiaal. Bij voorkeur wordt aan de binnenkant een bekleding met een lage wrijvingsweerstand voorzien. De kabels 32 zijn typisch ontworpen als dropkabels voor XttH (X= koper en/of optische vezel). Verder hebben deze kabels 32 bij voorkeur een coating met een lage wrijvingsweerstand. Het kabels-in-omhulsel systeem moet bij voorkeur het terughalen van een kabel 32 over ongeveer 20 tot 200 meter, en nog meer bij voorkeur over ongeveer 30 tot 100 meter toelaten, voor een diepte van ongeveer 80 centimeter. Opnieuw zal de vakman begrijpen dat de genoemde waarden louter indicatief zijn en dat deze mede bepaald worden door de omgeving waar het kabels-in-omhulsel systeem moet worden gelegd.
Figuur 3 is slechts een mogelijke uitvoering van een opnamesysteem voor een groep kabels en de vakman zal begrijpen dat de uitvoering kan variëren al naar gelang de gebruikte technieken voor het terughalen en het type kabel dat men wenst aan te sluiten. Zo kan de kabel 32 ook twee of meer kopergroepen en/of twee of meer optische vezelgroepen omvatten. Tenslotte is het voordelig om de verschillende kabels 32 te voorzien van een verschillend identificatiemiddel. Zo kunnen deze kabels 32 alle een mantel hebben met een verschillende kleur, opdruk, code, enz. Dit laat toe om aan verschillende eindpunten El, E2 verschillende kleuren toe te wijzen, zodat een operator eenvoudig kan geïnformeerd worden over te terug te halen kabel.
BE2017/5462
Figuur 4 illustreert nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm wordt samen met de groep kabels KI, ΚΓ, etc. een groep legen buizen BI, B2, B3 gelegd. Het eerste toegangspunt PI is gelegen nabij een eerste eindpunt El en nabij een bijkomend eindpunt ΕΓ van de meerdere eindpunten. In een constructiefase werden ten minste twee eerste kabels KI, ΚΓ op een locatie P stroomafwaarts van het eerste eindpunt El doorgesneden. Verder wordt in de constructiefase een lege buis B1 van de groep lege buizen aangesloten op het eerste eindpunt El en het bijkomend eerste eindpunt ΕΓ via respectievelijke legen buisdelen BD1 en BD2. Vanuit het eerste toegangspunt PI worden de ten minste twee eerste kabels KI, ΚΓ opgehaald, zodat ten minste twee vrije kabeldelen worden verkregen voor het aansluiten van het eerste eindpunt El en van het bijkomend eindpunt ΕΓ.
Daartoe worden de vrije kabeldelen van de kabels KI, ΚΓ door de respectievelijke aangesloten lege buisdelen BD1’, BD1; BD2’, BD2 geblazen naar de eindpunten El, ΕΓ.
De vakman zal begrijpen dat vele varianten en modificaties mogelijk zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten dat enkel bepaald wordt door de conclusies in bijlage.

Claims (16)

  1. Conclusies
    1. Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk dat zich uitstrekt tussen een distributiepunt en meerdere eindpunten, bijvoorbeeld meerdere huizen, omvattende de volgende stappen:
    - het leggen van een groep kabels (KI, K2, K3, K4, K5) nabij de meerdere eindpunten, bijvoorbeeld over de lengte van een straat met meerdere huizen;
    - het in een constructiefase doorsnijden van ten minste één eerste kabel (KI) en ten minste één tweede kabel (K2) van de groep kabels op eenzelfde locatie stroomafwaarts van een eerste en tweede eindpunt (El, E2) van de meerdere eindpunten, kijkend vanaf het distributiepunt (D) naar de meerdere eindpunten;
    - het nabij het eerste eindpunt (El) klaarmaken van een eerste toegangspunt (PI) dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het eerste toegangspunt (PI) ophalen van de ten minste één eerste kabel (KI), zodat ten minste één eerste vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het eerste eindpunt;
    - het nabij het tweede eindpunt (E2) klaarmaken van een tweede toegangspunt (P2) dat toegang verleent tot de groep kabels; en het vanuit het tweede toegangspunt (P2) ophalen van de ten minste één tweede kabel (K2), zodat een tweede vrij kabeldeel wordt verkregen voor het aansluiten van ten minste het tweede eindpunt.
  2. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij in de constructiefase ten minste drie (KI, K2, K3), bij voorkeur ten minste vijf kabels (KI, K2, K3, K4, K5) van de groep kabels op dezelfde locatie stroomafwaarts van ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf eindpunten van de meerdere eindpunten, worden doorgesneden; en waarbij nabij de respectievelijke ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf eindpunten, respectievelijke toegangspunten worden klaargemaakt die toegang verlenen tot de groep kabels; en het vanuit de respectievelijke toegangspunten ophalen van telkens een kabel van de ten minste drie, bij voorkeur ten minste vijf kabels, zodat respectievelijke kabeleinddelen worden verkregen voor het aansluiten van de respectievelijke eindpunten.
  3. 3. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en de tweede kabel een buitenmantel met een verschillend identificatiemiddel hebben, bij voorkeur een verschillende kleur en/of een verschillend patroon hebben.
  4. 4. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de ten minste drie, bij voorkeur de ten minste vijf kabels van de groep kabels een verschillende buitenmantel hebben.
    BE2017/5462
  5. 5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ophalen bestaat uit één van de volgende handelingen of een combinatie daarvan: terugtrekken, terugblazen, terugduwen.
  6. 6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het klaarmaken van de toegangspunten het graven van een gat tot bij de groep kabels, omvat.
  7. 7. Werkwijze volgens de voorgaande conclusies, waarbij de groep kabels opgenomen is in een omhulsel, met het kenmerk, dat het klaarmaken verder het openmaken van het omhulsel omvat.
  8. 8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij voor ten minste het eerste en het tweede eindpunt een droppunt wordt voorzien, met het kenmerk, dat het eerste en tweede vrij kabeldeel via het droppunt, behorend bij het aan te sluiten eindpunt, aangesloten wordt op dit eindpunt.
  9. 9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste toegangspunt gelegen is nabij een eerste eindpunt en nabij een bijkomend eindpunt van de meerdere eindpunten; waarbij in een constructiefase ten minste twee eerste kabels op een locatie stroomafwaarts van het eerste eindpunt worden doorgesneden; en waarbij vanuit het eerste toegangspunt de ten minste twee eerste kabels worden opgehaald, zodat ten minste twee vrije kabeldelen worden verkregen voor het aansluiten van het eerste eindpunt en van het bijkomend eindpunt.
  10. 10. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij samen met de groep kabels een groep legen buizen gelegd wordt, waarbij in de constructiefase een lege buis van de groep lege buizen aangesloten wordt op het eerste eindpunt.
  11. 11. Werkwijze volgens conclusie 9 en 10, waarbij een vrije kabeldeel van de ten minste twee vrije kabeldelen door een aangesloten lege buis wordt geblazen.
  12. 12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het leggen van de groep kabels het begraven van de groep kabels omvat.
  13. 13. Kabelnetwerk tussen een distributiepunt en een aantal eindpunten verkregen door de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies.
    BE2017/5462
  14. 14. Kabelnetwerk volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de groep kabels bestaat uit een stel kabels die gezamenlijk opgenomen zijn in een omhulsel, waarbij elke kabel van het stel kabels één of meer koperdraden en/of optische vezels opgenomen in een buitenmantel, omvat.
  15. 15. Kabelnetwerk volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat tussen het omhulsel en de groep kabels een wrijvingsbeperkend vulmateriaal is voorzien.
  16. 16. Kabelnetwerk volgens één der conclusies 13-15, met het kenmerk, dat de kabels van de groep
    10 kabels dropkabels zijn.
BE2017/5462A 2017-06-29 2017-06-29 Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk BE1025349B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5462A BE1025349B1 (nl) 2017-06-29 2017-06-29 Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2017/5462A BE1025349B1 (nl) 2017-06-29 2017-06-29 Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1025349A1 BE1025349A1 (nl) 2019-01-29
BE1025349B1 true BE1025349B1 (nl) 2019-02-05

Family

ID=59337387

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2017/5462A BE1025349B1 (nl) 2017-06-29 2017-06-29 Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1025349B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2002318333A (ja) * 2001-04-20 2002-10-31 Mole Kogyo:Kk 下水管内における光ファイバケーブルの敷設方法、及び、光ファイバケーブル保持用鞘管
JP2003241046A (ja) * 2002-02-14 2003-08-27 Sumitomo Electric Ind Ltd 光線路収納構造
EP1533879A1 (en) * 2003-11-18 2005-05-25 Alcatel Cable system and method for laying cable
EP2045890A1 (en) * 2007-10-02 2009-04-08 Crosswise BVBA Method for installing an XttH network

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2002318333A (ja) * 2001-04-20 2002-10-31 Mole Kogyo:Kk 下水管内における光ファイバケーブルの敷設方法、及び、光ファイバケーブル保持用鞘管
JP2003241046A (ja) * 2002-02-14 2003-08-27 Sumitomo Electric Ind Ltd 光線路収納構造
EP1533879A1 (en) * 2003-11-18 2005-05-25 Alcatel Cable system and method for laying cable
EP2045890A1 (en) * 2007-10-02 2009-04-08 Crosswise BVBA Method for installing an XttH network

Also Published As

Publication number Publication date
BE1025349A1 (nl) 2019-01-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN101688961B (zh) 光纤网络装置
CN102449522B (zh) 用于串联的光纤端子的端口映射
SA02220611B1 (ar) مبيت housing توصيل لألياف ضوئية optical fiber
BE1017773A3 (nl) Werkwijze voor het leggen van een xtth netwerk.
BE1025349B1 (nl) Werkwijze voor het leggen van een laatste deel van een kabelnetwerk
US20100158455A1 (en) Cable, And A Use And Method For Constructing A Cable Network
EP2166393B1 (en) Underground storage vault for splice box
EP1533879A1 (en) Cable system and method for laying cable
NL2011540C2 (nl) Communicatie kabel en werkwijze voor het aanleggen van een netwerk voor communicatie.
EP2166391B1 (en) Splice box and marking device
JP2006511827A (ja) 光ファイバを設置する方法および装置
US20130044990A1 (en) Duct system for fibre optic components
JP4355594B2 (ja) ケーブル敷設構造
RU151125U1 (ru) Волоконно-оптическая линия связи
RU151812U1 (ru) Волоконно-оптическая линия связи
González Romero Proyecto de Telecomunicaciones para el despliegue de una infraestructura de fibra óptica en el polígono industrial Dehesa del Rey en Calamonte,(Badajoz)
SK8567Y1 (sk) Káblovodné základné/servisné teleso káblovodného obrubníka, káblovodný obrubník a obrubníkový káblovod
CN105954844A (zh) 光缆
RU151488U1 (ru) Волоконно-оптическая линия связи
AU2014253505B2 (en) Fiber Optic Network Installation
Hmida et al. FTTH design and deployment guidelines for civil work, fiber distribution and numbering
Griffioen et al. Protected Microducts, Overview and Current Trends
EP2166394B1 (en) Slab assembly for underground vault
Griffioen et al. Versatile Optical Access Network for Business and Future Consumer Market
AU2018297969A1 (en) Fabric encased micro tubes for air blown fibers

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20190205