BE1024862B1 - Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen - Google Patents

Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen Download PDF

Info

Publication number
BE1024862B1
BE1024862B1 BE2016/5983A BE201605983A BE1024862B1 BE 1024862 B1 BE1024862 B1 BE 1024862B1 BE 2016/5983 A BE2016/5983 A BE 2016/5983A BE 201605983 A BE201605983 A BE 201605983A BE 1024862 B1 BE1024862 B1 BE 1024862B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weight
ingredient
composition
triglyceride
hydrocarbon
Prior art date
Application number
BE2016/5983A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024862A1 (nl
Inventor
Jan Cocquyt
Caneyt Chris Van
An Creyns
Original Assignee
Govi
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Govi filed Critical Govi
Priority to BE2016/5983A priority Critical patent/BE1024862B1/nl
Priority to EP17210638.7A priority patent/EP3342761B1/en
Publication of BE1024862A1 publication Critical patent/BE1024862A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024862B1 publication Critical patent/BE1024862B1/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C25/00Surface treatment of fibres or filaments made from glass, minerals or slags
    • C03C25/10Coating
    • C03C25/24Coatings containing organic materials
    • C03C25/255Oils, waxes, fats or derivatives thereof
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C25/00Surface treatment of fibres or filaments made from glass, minerals or slags
    • C03C25/10Coating
    • C03C25/12General methods of coating; Devices therefor
    • C03C25/14Spraying
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C25/00Surface treatment of fibres or filaments made from glass, minerals or slags
    • C03C25/10Coating
    • C03C25/24Coatings containing organic materials
    • C03C25/26Macromolecular compounds or prepolymers
    • C03C25/32Macromolecular compounds or prepolymers obtained otherwise than by reactions involving only carbon-to-carbon unsaturated bonds
    • C03C25/34Condensation polymers of aldehydes, e.g. with phenols, ureas, melamines, amides or amines
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C08ORGANIC MACROMOLECULAR COMPOUNDS; THEIR PREPARATION OR CHEMICAL WORKING-UP; COMPOSITIONS BASED THEREON
    • C08LCOMPOSITIONS OF MACROMOLECULAR COMPOUNDS
    • C08L91/00Compositions of oils, fats or waxes; Compositions of derivatives thereof
    • C08L91/06Waxes
    • C08L91/08Mineral waxes
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C09DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • C09DCOATING COMPOSITIONS, e.g. PAINTS, VARNISHES OR LACQUERS; FILLING PASTES; CHEMICAL PAINT OR INK REMOVERS; INKS; CORRECTING FLUIDS; WOODSTAINS; PASTES OR SOLIDS FOR COLOURING OR PRINTING; USE OF MATERIALS THEREFOR
    • C09D191/00Coating compositions based on oils, fats or waxes; Coating compositions based on derivatives thereof
    • C09D191/06Waxes
    • C09D191/08Mineral waxes
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C09DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • C09KMATERIALS FOR MISCELLANEOUS APPLICATIONS, NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE
    • C09K3/00Materials not provided for elsewhere
    • C09K3/22Materials not provided for elsewhere for dust-laying or dust-absorbing
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03CCHEMICAL COMPOSITION OF GLASSES, GLAZES OR VITREOUS ENAMELS; SURFACE TREATMENT OF GLASS; SURFACE TREATMENT OF FIBRES OR FILAMENTS MADE FROM GLASS, MINERALS OR SLAGS; JOINING GLASS TO GLASS OR OTHER MATERIALS
    • C03C2218/00Methods for coating glass
    • C03C2218/10Deposition methods
    • C03C2218/11Deposition methods from solutions or suspensions
    • C03C2218/112Deposition methods from solutions or suspensions by spraying

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Medicinal Chemistry (AREA)
  • Polymers & Plastics (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Treatments For Attaching Organic Compounds To Fibrous Goods (AREA)

Abstract

Beschreven wordt een waterige samenstelling geschikt voor stofbinding bij het vervaardigen van minerale wol, die een oppervlakte-actieve stof omvat als emulgator voor de in water onoplosbare ingrediënten, en die verder omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride, waarbij het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt beide een stolpunt hebben van ten minste 23°C. Verder beschreven worden een werkwijze tot vervaardigen van deze samenstelling alsook het gebruik ervan bij de productie van minerale wol. Ook beschreven is het gebruik van een samenstelling van 5-95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en 95- 5% gewicht van een triglyceride, waarbij ten minste één van deze ingrediënten een stolpunt heeft van ten minste 23°C, als hulpmiddel bij de productie van minerale wol.

Description

(73) Houder(s) :
GOVI
9031, GENT België (72) Uitvinder(s) :
COCQUYT Jan 9800 DEINZE België
VAN CANEYT Chris 9520 VLIERZELE België
CREYNS An 9881 BELLEM België (54) Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen (57) Beschreven wordt een waterige samenstelling geschikt voor stofbinding bij het vervaardigen van minerale wol, die een oppervlakte-actieve stof omvat als emulgator voor de in water onoplosbare ingrediënten, en die verder omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride, waarbij het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt beide een stolpunt hebben van ten minste 23°C. Verder beschreven worden een werkwijze tot vervaardigen van deze samenstelling alsook het gebruik ervan bij de productie van minerale wol. Ook beschreven is het gebruik van een samenstelling van 5-95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en 95- 5% gewicht van een triglyceride, waarbij ten minste één van deze ingrediënten een stolpunt heeft van ten minste 23°C, als hulpmiddel bij de productie van minerale wol.
Figure BE1024862B1_D0001
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024862 Nummer van indiening: BE2016/5983
Dienst voor de Intellectuele Eigendom Internationale classificatie: C03C 25/34 C09J 161/20 C09J 161/24 C03C 25/24
Datum van verlening: 31/07/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 27/12/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
GOVI , Landegemstraat 8, 9031 GENT België;
vertegenwoordigd door
GEVERS PATENTS, Holidaystraat 5, 1831, DIEGEM;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen.
UITVINDER(S):
COCQUYT Jan, Meirelos 11, 9800, DEINZE;
VAN CANEYT Chris, Binnenstraat 4, 9520, VLIERZELE;
CREYNSAn, Moerstraat 39, 9881, BELLEM;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 31/07/2018,
Bij bijzondere machtiging:
BE2016/5983
Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen
TOEPASSINGSGEBIED VAN DE UITVINDING
De huidige uitvinding heeft betrekking op de productie van minerale wol, waaronder glaswol, en andere fijnverdeelde 5 materialen die aanleiding geven tot stofvorming bij hun productie en gebruik.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking tot het verminderen of vermijden van de vorming en de verspreiding van hinderlijk stof bij de vervaardiging en het gebruik van minerale wol en/of van glaswol.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Minerale wol, waarvan rotswol (“rock wool”, op basis van basalt) en glaswol (“fiberglass” of “glass wool”) de bekendste zijn, maar waartoe bij voorbeeld ook keramische wol behoort, wordt vervaardigd door het spinnen van gesmolten rots (1600°C) of gesmolten glas (1450°C).
De gesmolten substantie wordt in een met hoge snelheid ronddraaiende kom, de “spinkom”, door fijne gaatjes in de zijwanden van de kom geperst onder invloed van wat men de middelpuntvliedende kracht noemt. Door het contact met de koudere lucht rond de kom wordt de gesmolten substantie terug vast. Het product is een massa van fijne, in elkaar verwarde vezels met een
0 typische diameter van 6 tot 10 micrometer.
Vooral bij glaswol, maar ook voor vele andere materialen, is er een “binder” nodig om het product zijn gewenste cohesie en mechanische sterkte te geven. De binder moet de vezels aan elkaar kleven daar waar er twee met elkaar in aanraking zijn. De binder wordt als een hars
5 op de vezels gespoten, onmiddellijk bij het verlaten van de spinkom. Veelgebruikt als binder zijn op water gebaseerde samenstellingen van formaldehyde lijmen of andere thermohardende harsen. WO 2009/004261 A2 beschrijft een hars op basis van aldehyden bekomen uit de oxidatieve splijting
BE2016/5983 van koolzaadolie en resorcinol. De bekomen vezelmat wordt dan in zijn gewenste vorm gebracht en door een oven gehaald waarin het hars van de binder polymeriseert en uithardt, waardoor de minerale wol zijn uiteindelijke sterkte en dimensionele stabiiiteit krijgt. Deze warmtebehandeling gebeurt typisch bij ten minste 200°C, en dikwijls zelfs bij 230-250°C.
Bij de productie van minerale wol zou er zonder bijkomende maatregelen erg veel stof vrij komen, wat ontoelaatbaar is vanuit het oogpunt van industriële hygiène, onder andere omdat dit stof erg irriterend is voor wie ermee in contact komt, wat het gebruik verplicht maakt van stofmaskers en andere maatregelen tot bescherming om blootstelling aan het stof te minimaliseren. Ook bij de latere verwerking en het gebruik van de minerale wol, vooral als isolatiemateriaal, is stofvorming een belangrijk probleem voor het personeel dat met de minerale wol moet omgaan. Ook hier leidt dit stofprobleem tot bijkomende beschermingsmaatregelen.
Om deze stofontwikkeling zo goed als mogelijk tegen te gaan, wordt samen met de binder voor de vezels, dus reeds tijdens het spinnen van de vezels, een zogenaamde stofbinder op de vezels gesproeid. Als stofbinder gebruikt men typisch een waterige emulsie van een organisch hulpmiddel dat ook bij de hoge temperaturen in de uithardingsoven niet mag verdampen, en ook niet mag ontbranden. Het hulpmiddel is dan ook typisch een zware olie, d.i. een olie met een hoog kookpunt en dus ook een läge vluchtigheid, en ook met een hoog vlampunt.
Organische hulpmiddelen met een hoog kookpunt, waardoor ze vloeibaar blijven bij de hoge temperaturen gebruikt bij het spuiten, en die daarenboven nog gekenmerkt worden door een hoog vlampunt waardoor de brandrisico’s beperkt blijven, worden dikwijls betrokken ofwel uit de wereld van de dierlijke en plantaardige vetten, ofwel uit de wereld van de zware bijproducten van de verwerking van aardolie.
US 2003/0205695 A1 beschrijft hoe een standaard stofbindingsolie gewonnen uit aardolie kan verbeterd worden door toevoeging van een kleine hoeveelheid van een glycerol mono-oleaat of een quaternaire ammonium verbinding.
BE2016/5983
Aardolie of petroleum wordt nog steeds voornamelijk verwerkt voor de productie van vloeibare brandstoffen, met als oudste kandidaat van het voornaamste product de lampolie of keroseen, wat nadien werd gevolgd door een lichtere fractie die als benzine of gasoline is gekend, en dan gevolgd werd door een zwaardere gedistilleerde fractie die dieselolie of “middel distillate” wordt genoemd, en die ook als huisbrandolie wordt ingezet. Later is dan de keroseen eerder belangrijk geworden als brandstof voor vliegtuigmotoren. Deze producten worden dus voornamelijk ingezet als brandstoffen in de transportindustrie, in volgorde van vluchtigheid voor de aandrijving van Personenwagens, vliegtuigen, en vrachtwagens. Deze producten worden uit aardolie gewonnen voornamelijk door destillatie van de petroleum in fracties met een verschillend kookbereik, in lijn met de vluchtigheid. Een typische aardoliedestillatie bestaat uit een eerste, atmosferische, destillatie, waarvan het bodemproduct bijkomend gescheiden wordt in een tweede destillatie, onder vacuüm. De drie hoofdproducten, in volgorde van vluchtigheid: benzine, keroseen en dieselolie, worden in dit schema als lichtere producten afgescheiden van het uiteindelijk overblijvend bodemproduct van de vacuüm destillatie, de zogenaamde “vacuum gasoil”, als bijproduct.
Maar door enkel te scheiden door destillatie, blijven er nog grote hoeveelheden aan bijproducten over. Bijkomende technieken werden dan ook ontwikkeld om deze bijproducten ten minste gedeeltelijk om te zetten of te converteren tot één van de hoger vernoemde hoofdproducten: benzine, keroseen of dieselolie. Deze bijkomende conversietechnieken vergen echter hoge investeringen, die vooral de relatief kleinere raffinaderijen moeilijk economisch kunnen verantwoorden. Deze kleinere raffinaderijen opereren daarom dikwijls nog op de traditionele wijze, zonder of met slechts een beperkt aantal van deze bijkomende conversietechnieken.
Er is dus nog steeds een aanzienlijke hoeveelheid aan bijproducten uit de petroleumverwerking beschikbaar, die slechts beperkt inzetbaar zijn in toepassingen die een hogere waarde zouden kunnen bieden dan enkel hun verbrandingswaarde. Vooral de zware
BE2016/5983 bijproducten uit het productieproces hebben dit probleem, en daarenboven zijn ze dikwijls zelfs niet meer vloeibaar bij omgevingstemperatuur. Hun verbrandingswaarde is dan dikwijls slechts haalbaar mits bijkomende ingrepen, zoals verwarmde stockage en/of verwarmde leidingen, tot aan het punt van de verbranding, wat de waarde van het byproduct reeds bij hun productie verder verlaagt.
Deze beschikbaarheid van zware koolwaterstoffen als bijproducten uit de verwerking van aardolie heeft aanleiding gegeven tot het verder opzuiveren en opwerken van deze bijproducten, doorgaans startend van de vacuüm gasoil die overblijft als bodemproduct van de vacuüm destillatiestap van aardolie. De bijkomende opwerking leidt dan weer tot bijkomende bijproducten. Verscheidene van deze bijproducten zijn echter zo zwaar dat ze niet meer vloeibaar zijn bij omgevingstemperatuur of kamertemperatuur, dikwijls gekenmerkt door hun zogenaamd “congealing point”
Dit “congealing point” is een eigenschap die bij voorkeur gemeten wordt volgens ASTM D938, en is best te vertalen als het “stolpunt”. Bij een hogere waarde van deze parameter wordt het verder inzetten van die bijproducten verder bemoeilijkt, zelfs enkel als brandstof, zoals hoger reeds is uitgelegd.
In een veelgebruikt procédé wordt de vacuüm gasoil, al dan niet na eerst te zijn gedeasfalteerd (“deasphalted”), d.i. onderworpen aan een solvent extractie, gewoonlijk gebruik makend van een mengsel van tolueen en methyl ethyl keton (MEK), die het zware byproduct nog verder scheidt in een zogenaamde “Waxy oil” en een nog zwaarder “residual aromatic extract” (RAE). Dit RAE kan relatief veel aromaten (bij voorbeeld 30%) en naftenen (bij voorbeeld 41%) bevatten, de rest bestaat vooral uit zware paraffinen. Het RAE heeft doorgaans een vrij hoog stolpunt, bij voorbeeld 35-37°C, en vormt dus een bij omgevingstemperatuur vast koolwaterstofproduct, waardoor het slechts mits behoorlijke verwarming inzetbaar is als vloeibare brandstof, wat de economische waarde van het RAE behoorlijk drukt. Het hoofdproduct van deze extractie, de zogenaamde “waxy oil”, wordt als tussenproduct dan doorgaans nog verder ontwaxed waardoor
BE2016/5983 een “Bright Stock Oil” (BSO) wordt gewonnen die een hogere waarde kan krijgen wegens toch nog vloeibaar maar met een relatief hoge viscositeitsindex, waardoor het veelvuldig wordt gebruikt in de smeerolie industrie.
Deze Bright Stock Oil is tevens een veelgebruikt organisch hulpmiddel in de productie van glaswol en andere minerale wolsoorten. Het zwaardere bijproduct van de BSO is een zogenaamde “slack wax” of “Bright Stock Slack Wax” (BSSW), wat als dusdanig een vrij beperkte toepassing vindt, voomamelijk in de houtsector. Deze “slack wax” wordt daarom dikwijls nog verder gescheiden, door ze te “ontoliën”, in een “fully refined wax” als hoofdproduct, en als bijproduct bekomt men dan een zogenaamde “foots oil”, een product dat weinig of geen aromaten bevat en een stolpunt heeft van minstens 25°C. Deze “foots oil” is ook een bij omgevingstemperatuur vast koolwaterstof product, waardoor het niet bruikbaar is als smeermiddel.
Er blijft dus nog een probleem voor de directe opwaardering, of door verdere opwerking de indirecte opwaardering, van de zware koolwaterstof bijproducten uit de aardolie of petroleumindustrie, voomamelijk deze die bij omgevingstemperatuur vast zijn, een eigenschap die doorgaans gekenmerkt wordt door een “stolpunt” van ten minste de omgevingstemperatuur, wat kan afhangen van de context, of van ten minste kamertemperatuur (die doorgaans gelijkgesteld met 23°C).
Dit probleem wordt nog aangescherpt doordat de steeds stijgende vraag naar vloeibare brandstoffen uit aardolie de raffinaderijen aanzet om steeds zwaardere ruwe aardoliën te verwerken, waardoor het aandeel van de bij kamertemperatuur vaste bijproducten in het totale productiepakket gewoonlijk nog toeneemt.
Ook de wereld van de triglyceriden biedt organische grondstoffen met hoge kookpunten, waardoor ze vloeibaar blijven bij vrij hoge temperaturen, en die bovendien ook nog gekenmerkt worden door een hoog vlampunt.
Triglyceriden hebben typisch ofwel een dierlijke ofwel een plantaardige oorsprong. Plantaardige triglyceriden worden in de
BE2016/5983 meeste toepassingen verkozen boven hun dierlijke concurrenten, voor een aantal redenen. Zo zijn de dierlijke vetten doorgaans minder vloeibaar dan hun plantaardige equivalenten, omdat hun vetzuurresidus längere koolstofketens hebben en/of omdat hun vetzuurresidus een hogere graad van verzadiging hebben dan deze van plantaardige triglyceriden.
WO 2009/046521 A1 en US 2010/0279573 A1 beschrijven waterige emulsies voor gebruik als anti-dusting agents in de vervaardiging van vezelige isolatieproducten. Als organische componenten worden ofwel koolwaterstof oliën ingezet, waartussen ook een Bright Stock olie (BS150) zoals hoger reeds beschreven, ofwel een al dan niet gehydrogeneerde plantaardige olie. In voorbeeld 5 wordt uitzonderlijk een 50:50 mengsel gebruikt van palm stearine olie en de reeds vernoemde BS150 bright stock olie. In voorbeeld 8 wordt enkel een slack wax als organisch component ingezet, maar de prestatie ervan blijft ondermaats. Als emulgator wordt meestal ammonium lignosulfonaat gebruikt.
DE 19630254 A1 beschrijft hoe de viscositeit van een hoog viskeuze minerale olie sterk kan gereduceerd worden door ze tot 50/50 in gewichtsverhouding te mengen met koolzaadolie, waardoor het oliemengsel bruikbaar wordt als stofbindingsolie bij de productie van glaswol. Andere oliën van plantaardige of dierlijke oorsprong worden eveneens als geschikt genoemd, op voorwaarde dat de viscositeit bij 20°C lager is dan 100 mm2/s en het vlampunt hoger is dan 270°C.
Dierlijke vetten worden ook gewonnen uit slachtafval, bij voorbeeld als bijproduct van de vleesverwerking. Deze vetten uit slachtafval zijn altijd vast bij kamertemperatuur, en dus zeker bij “omgevingstemperatuur”, zoals kan worden gekenmerkt door hun “stolpunt”. De dierlijke vetten die ontstaan bij deze verwerking worden ingedeeld in deze die nog geschikt worden geacht voor consumptie door mens of dier, gekend als “categorie III”, en deze van mindere kwaliteit (“categorie I of II”), die, voornamelijk ge'inspireerd door de “gekke koeienziekte” of “Boviene spongiforme encefalopathie” (BSE) wegens het prionenrisico, niet meer geschikt worden geacht voor consumptie, en daardoor meestal enkel nog
BE2016/5983 inzetbaar zijn als brandstof, en dan dikwijls nog onder bepaalde strenge voorwaarden.
Er blijft dus nog een probleem voor de opwaardering van deze zware triglyceriden die wegens hun hoog stolpunt maar moeilijk inzetbaar zijn voor de recuperatie van hun verbrandingswaarde, en zeker deze die geweerd worden uit toepassingen die met menselijke of dierlijke consumptie gerelateerd zijn.
De huidige uitvinding heeft tot doel het vermijden of ten minste verlichten van de hierboven beschreven problemen en/of algemeen in verbeteringen te voorzien.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Volgens de uitvinding is er voorzien in een samenstelling, het gebruik ervan, en een werkwijze voor de productie ervan, zoals gedefinieerd in elk van de hierbij gevoegde conclusies.
De uitvinding voorziet daarom in een waterige samenstelling geschikt voor stofbinding bij de vervaardiging van minerale wol, die een oppervlakte-actieve stof omvat als emulgator voor de in water onoplosbare ingrediënten, en die verder omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride ingrediënt, waarbij het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt beide een stolpunt hebben, bepaald volgens ASTM D938, van ten minste 23°C.
We hebben gevonden dat bij het mengen van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt met een triglyceride ingrediënt als hoofdingrediënten van een organische fase er een soort eutecticum optreedt, waardoor de gevormde organische fase een hardheid heeft die beduidend lager ligt dan wat verwacht wordt door linéaire interpolatie tussen de respectievelijke hardheden van de twee samenstellende ingrediënten. We hebben gevonden dat bij menging er steeds mengseis zijn
BE2016/5983 die binnen een belangrijk bereik van mengverhoudingen een beduidend zachtere consistentie vertonen dan de twee samenstellende componenten afzonderlijk.
Het bereik waarbinnen dit eutecticum van een nog zachtere consistentie optreedt valt binnen de twee voorgeschreven grenzen van 95:05 tot 05:95, maar is niet hetzelfde bij elk paar componenten. Het bereik van het echte eutecticum hangt af van de gekozen samenstellende componenten, maar het kan door de vakman met enkele eenvoudige testen zeer gemakkelijk worden bepaald.
Het eutecticum is gemakkelijk te vinden door middel van een penetratietest, bij voorkeur volgens ASTM D5 (met een naald) of volgens ASTM D217 (met een kegelsonde), uitgekozen om de verschillen in penetratiediepte zo duidelijk mogelijk te maken. De gezöchte verschillen kunnen nog beter zichtbaar worden gemaakt indien ook de temperatuur waarbij de penetratietest wordt uitgevoerd, met dit doel wordt aangepast.
De uitvinders hebben gevonden dat deze zachtere consistentie van de gemengde organische fase een duidelijk verband heeft met een betere stofbinding van de waterige emulsie volgens de huidige uitvinding, omdat deze gemengde organische fase de basis is voor wat overblijft als deklaag van de vezels waarop de emulsie is aangebracht.
Het water van de emulsie verdampt immers snel nadat de emulsie is gesproeid op de gesponnen vezels, waardoor het grootste deel van de organische fase als een deklaag op het oppervlak van de vezels achterblijft. Wanneer dan later een stofdeeltje de deklaag van een vezel raakt, dringt het stofdeeltje door in de deklaag tot een bepaalde penetratiediepte, vooraleer er een aanleiding zal zijn voor het stofdeeltje om zieh terug van de vezel te verwijderen. De ontmoeting tussen het stofdeeltje en de vezel, beide voornamelijk bestaande uit minerale wol, is dus, onder invloed van de stofbinder, geen louter elastische botsing, maar de stofbinder introduceert een plastische factor bij het geheel van deze ontmoeting. Bij een zachtere consistentie zal het stofdeeltje, bij eenzelfde impact, dieper in de deklaag dringen, zodat er een hogere kans bestaat dat het stofdeeltje aan de
BE2016/5983 vezel zal blijven hangen, omdat het aldus “gebonden” is door de stofbinder. De plastische component van de ontmoeting zal dus aan belang winnen.
De zachtere consistentie van de organische fase van de emulsie brengt daarom volgens de uitvinders het voordeel dat bij het gebruik van deze organische fase als stofbinder bij de productie en bij het gebruik van minerale wollen, en in het bijzonder van glaswol, de gevormde stofdeeltjes beter penetreren in deze organische fase, er moeilijker terug van weg geraken, en er bijgevolg een betere stofbinding zal zijn.
De uitvinders hebben bovendien gevonden dat dit effect zieh niet enkel vertoont bij de productie van de minerale wol, maar ook later in het leven van de minerale wol, bij het behandelen, het transport, en het aanbrengen van de minerale wol in zijn eindtoepassing.
We hebben verder gevonden dat het inmengen van een triglyceride ingrediënt het oplossend vermögen van vele uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënten enigszins tempert, wat de compatibiliteit van de organische fase met de lijm of binder voor de vezels onderdrukt, zodat er minder van de organische fase ingesloten geraakt in de lijm bij het uitharden. Organische fase die ingesloten geraakt in het netwerk van de lijm of binder is immers niet meer beschikbaar voor de stofbinding. Bij de samenstelling volgens de huidige uitvinding blijft er dus meer van het antistofmiddel beschikbaar voor stofbinding, zodat er ofwel een betere stofbinding optreedt, ofwel er minder organische fase moet worden gespoten om eenzelfde stofbinding te kunnen verkrijgen. De uitvinders hebben gevonden dat dit effect kan worden bekomen zonder dat de compatibiliteit van de waterige emulsie volgens de huidige uitvinding met de waterige, nog niet uitgeharde lijm of binder zou verminderen of zou verloren gaan.
De uitvinders voeren aan dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de emulsiecompatibiliteit, die voldoende hoog moet zijn om bij de aanmaak van de minerale wol precipitatie te vermijden als gevolg van een voortijdige interactie tussen het anti-stofmiddel en de binder, en anderzijds de compatibiliteit tussen de organische fase in het anti-stofmiddel en deze in de lijmfase of binderfase. Deze laatste compatibiliteit is van belang bij het uitharden van de lijm of
BE2016/5983 binder, wanneer het water van de emulsie grotendeels verdampt is. Deze laatste compatibiliteit is bij voorkeur beperkt, om te vermijden dat er te veel organische fase ingesloten geraakt in de driedimensionale structuur van de uitgeharde lijm of binder.
De uitvinders hebben tevens gevonden dat de ingrediënten van de organische fase in de samenstelling volgens de huidige uitvinding minder schaars zijn dan de oliën die in de gekende stand van de techniek als hulpmiddel voor stofbinding bij de productie van minerale wol worden ingezet. Voor deze conventionele oliën, zowel plantaardige triglyceriden als de petroleum koolwaterstoffen zoals de hoger reeds vermelde Bright Stock Oil, is er vraag vanuit andere toepassingen, waardoor ze moeilijker te bekomen zijn tegen economische voorwaarden die aanvaardbaar zijn voor hun toepassing als stofbinder hulpmiddel bij de productie van minerale wol. Zoals hierboven in de achtergrond sectie reeds werd uiteengezet, zijn de grondstoffen met hoog stolpunt wegens hun vaste toestand bij omgevingstemperatuur moeilijk inzetbaar in vele toepassingen, inclusief verbranding. Het is dus een verrassend en belangrijk voordeel van de huidige uitvinding dat deze er in slaagt om met twee ingrediënten die op zichzelf een probleem hebben van een hoog stolpunt, om dit probleem te vermijden door ze met elkaar te mengen.
In een andere uitvoeringsvorm voorziet de huidige uitvinding in een werkwijze voor de vervaardiging van de samenstelling volgens de huidige uitvinding, die de stap omvat van het mengen van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, en de stap van het homogeniseren van het gevormde mengsel in aanwezigheid van een waterige fase en van de oppervlakte-actieve stof.
De uitvinders hebben vastgesteld dat dikwijls ook de viscositeit van het mengsel van de twee ingrediënten verrassend lager ligt dan wat men zou verwachten bij linéaire interpolatie vanuit de viscositeit van de twee samenstellende ingrediënten afzonderlijk.
De uitvinders hebben gevonden dat het toevoegen van een triglyceride aan een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt de viscositeit van het mengsel duidelijk verlaagt. Dit heeft als
BE2016/5983 gevolg dat bij het vormen van de emulsie de emulsiedeeltjes kleiner worden,
d.i. een hogere oppervlakte I volume verhouding hebben, en dat er ook meer deeltjes worden gevormd. Dit brengt het voordeel dat de emulsie zelf een hogere viscositeit heeft, en duidelijk meer stabiel is.
De uitvinders hebben gevonden dat door vooreerst de twee organische ingrediënten te mengen vooraleer het mengsel te homogeniseren, dat het homogeniseren dan ook dikwijls bij een lagere temperatuur kan worden uitgevoerd, en dat deze stap wegens de relatief läge viscositeit ook minder energie vergt in vergelijking met het afzonderlijk inbrengen en verwerken van de beide ingrediënten. We hebben tevens gevonden dat de emulsiedeeltjes daardoor ook kleiner zijn, dat de viscositeit van de bekomen emulsie hoger is, en dat de bekomen emulsie ook meer stabiel is.
In nog een andere uitvoeringsvorm voorziet de huidige uitvinding in het gebruik van de waterige samenstelling volgens de huidige uitvinding als hulpmiddel bij de productie van minerale wol, bij voorkeur van glaswol.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik volgens de huidige uitvinding wordt de samenstelling gebruikt als stofbinder in de productie van minerale wol.
In een uitvoeringsvorm voorziet de huidige uitvinding in het gebruik van een organische samenstelling als hulpmiddel bij de productie van minerale wol, waarbij die organische samenstelling omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride ingrediënt, waarbij ten minste één van het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, een stolpunt heeft van ten minste 23°C, bepaald volgens ASTM D938.
De uitvinders hebben gevonden dat het voldoende is dat slechts één van de twee organische ingrediënten het voorgeschreven stolpunt heeft, om een betere stofbinding te verkrijgen bij het
BE2016/5983 vervaardigen van minerale wol, en dus om de voordelige effecten te verkrijgen die hierboven al zijn beschreven.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuren 1 tot en met 5 tonen hoe van een gemengde organische fase, die bedoeld is als de basis voor de droge stof inhoud van de samenstelling volgens de huidige uitvinding, de consistentie verloopt wanneer er steeds meer van de gekozen triglyceride component wordt ingemengd in een gekozen uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt.
Figuren 6 en 7 tonen het verloop van de viscositeit van een organische fase die bedoeld is als de basis voor de droge stof inhoud van de samenstelling volgens de huidige uitvinding wanneer er steeds meer van een gekozen triglyceride component wordt ingemengd in een gekozen uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
De huidige uitvinding zal hierna beschreven worden in bepaalde uitvoeringsvormen en met eventuele referentie naar bepaalde tekeningen, maar de uitvinding is daartoe niet beperkt, maar enkel door de conclusies. De mogelijke tekeningen zijn enkel schematisch en niet beperkend. In de tekeningen kunnen sommige van de elementen overdreven zijn weergegeven en niet op schaal getekend voor illustratieve doeleinden, De dimensies, ook relatief, in de tekeningen komen daarom niet noodzakelijk overeen met hoe de uitvinding in praktijk wordt gebracht..
Daarenboven worden de termen, eerste, tweede, derde, en dergelijke, in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. Deze termen zijn onderling uitwisselbaar onder gepaste omstandigheden en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen optreden in andere volgordes dan deze beschreven en geïllustreerd hierin.
Daarbij komt dat de termen top, bodem, over, onder, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt zijn voor
BE2016/5983 beschrijvende doeleinden en niet noodzakelijk om relatieve posities aan te duiden. Deze termen aldus gebruikt zijn onderling uitwisselbaar onder gepaste omstandigheden en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen optreden in andere volgordes dan deze beschreven en geïllustreerd hierin..
De term “omvatten”, zoals gebruikt in de conclusies, mag niet worden beschouwd als beperkend tot de elementen die zijn opgelijst in context ermee. Het sluit niet uit dat er nog andere elementen of stappen voorkomen. Het moet worden beschouwd als de aanwezigheid voorschrijvend van de genoemde kenmerken, gefallen, stappen of onderdelen zoals voorgeschreven, maar sluit niet de aanwezigheid of toevoeging uit van één of meerdere andere kenmerken, gefallen, stappen of onderdelen, of groepen daarvan. Aldus mag de omvang van “een voorwerp omvattende middelen A en B” niet worden beperkt tot een voorwerp dat enkel bestaat uit middelen A en B. Het wil zeggen dat A en B de enige elementen van belang voor het voorwerp in verband met de huidige uitvinding zijn. In overeenstemming hiermee, sluiten de termen “omvatten” of “insluiten” ook de meer beperkte termen “in essentie bestaan uit” en “bestaan uit” in.
De waterige samenstelling volgens de huidige uitvinding mag ook in zijn droge stof gedeelte nog andere ingrediënten bevatten dan de voorgeschreven uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en de voorgeschreven triglyceride ingrediënt. Deze andere ingrediënten zijn echter doorgaans in veel mindere mate aanwezig. Het zijn de twee hierboven voorgeschreven ingrediënten die meestal de basis vormen voor het droge stof gedeelte van de samenstelling volgens de huidige uitvinding.
In de context van de huidige uitvinding wordt met “koolwaterstof ingrediënt” bedoeld een ingrediënt dat hoofdzakelijk bestaat uit koolwaterstoffen, d.i. verbindingen opgebouwd uit enkel koolstof en waterstof atomen. De aanwezigheid van verbindingen waarin ook nog andere atomen voorkomen is daarbij echter niet uitgesloten, maar moet voldoende gering zijn om geen wezenlijke veranderingen teweeg te brengen aan die eigenschappen die voor de toepassing in de context van de huidige uitvinding van belang zijn. Zo mag het koolwaterstof ingrediënt zwavelverbindingen bevatten, zelfs tot 4% gewicht of zelfs meer aan zwavel, of stikstofverbindingen, bij voorbeeld tot
BE2016/5983
2% gewicht aan stikstof. Het koolwaterstof ingrediënt kan desgewenst ook zuurstofatomen bevatten, maar deze zuurstofatomen zullen doorgaans slechts in geringe mate aanwezig in esterverbindingen. Esterverbindingen zijn vrij gemakkelijk te verbreken door hydrolyse met gebruik van gekende technieken. De läge aanwezigheid van esterverbindingen in het koolwaterstof ingrediënt is één van de gemakkelijk vast te stellen kenmerken die het koolwaterstof ingrediënt onderscheiden van het triglyceride ingrediënt volgens de huidige uitvinding, wat voornamelijk bestaat uit esters van vetzuren met glycerol. De eigenschappen van het koolwaterstof ingrediënt die van belang zijn voor de huidige uitvinding omvatten een läge vluchtigheid, doorgaans gepaard met een hoog kookpunt, en een hoog vlampunt, doorgaans gemeten met de “Cleveland Open Cup” methode volgens ASTM D92. Daarenboven moet dit ingrediënt kunnen worden vloeibaar gemaakt, met een voldoende läge viscositeit bij verwerkingstemperatuur, zodat het ingrediënt kan verwerkt worden bij redelijk haalbare temperaturen.
In de context van de huidige uitvinding is het triglyceride ingrediënt doorgaans van plantaardige of dierlijke oorsprong, meestal zelfs van dierlijke oorsprong. Het triglyceride ingrediënt bestaat hoofdzakelijk uit esters van vetzuren met glycerol, voornamelijk uit tri-esters, waarbij de vetzuurresidu’s meestal koolwaterstof ketens hebben met 6-36 koolstof atomen, die doorgaans onvertakt zijn, op enkele mogelijke uitzonderingen na zoals isostearinezuur, die doorgaans ook volledig verzadigd zijn, maar waartussen ook tot belangrijke mate onverzadigde ketens kunnen aanwezig zijn, zelfs meervoudig onverzadigde ketens.
Omdat hier wordt gewerkt met triglyceride ingrediënten met een stolpunt van ten minste 23°C, hebben deze ingrediënten, zoals hieronder uitgelegd, ook een smeltpunt van ten minste 23°C, zodat ze bij kamertemperatuur als vast worden beschouwd, waardoor ze aangeduid worden als zijnde “vetten”.
De uitvinders verkiezen om de ingrediënten te kenmerken door hun zogenaamde stolpunt, of “congealing point”. Dit is een eigenschap die bij voorkeur gemeten wordt volgens ASTM D938. Het stolpunt is een eigenschap die verschilt van het “smeltpunt”, wat bij voorkeur gemeten
BE2016/5983 wordt volgens ASTM D127 “Drop Melting Point of Petroleum Wax Including
Petrolatum”. Voor sommige stoffen ligt het stolpunt vlak bij het hogere smeltpunt, maar voor andere stoffen, vooral bij mengsels, kan het stolpunt soms tot 10 graden Celsius lager liggen dan het smeltpunt.
De uitvinders hebben eveneens gevonden dat bij het mengen van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt met een triglyceride ingrediënt als hoofdingrediënten van een organische fase, ook al hebben beide ingrediënten een stolpunt van ten minste 23°C, er bijkomend een eutecticum in de viscositeit kan optreden, waardoor een organische fase wordt gevormd die een viscositeit heeft die beduidend lager ligt dan wat verwacht wordt door linéaire interpolatie tussen de respectieve viscositeit van de twee samenstellende ingrediënten. Dit brengt bij voorbeeld het voordeel dat het vervaardigen van de emulsie, van de gemengde organische fase in water als continue drager, minder energie vergt en veel sneller kan verlopen.
We hebben gevonden dat een mengsel van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt volgens de huidige uitvinding dikwijls ook een stolpunt heeft dat beduidend lager kan liggen dan wat mag worden verwacht in het licht van de stolpunten van de individuele ingrediënten, en soms zelfs een lager stolpunt heeft dan het laagste stolpunt van de twee individuele hoofdingrediënten. Dit brengt het bijkomend voordeel dat het emulgeren van deze organische fase in een emulsie kan worden uitgevoerd bij een temperatuur die lager is dan deze die naar verwachting nodig zou zijn om de ingrediënten te emulgeren. Dikwijls kan dit emulgeren daarom ook bij een temperatuur gebeuren die lager is dan deze die nodig zou zijn om de individuele ingrediënten te emulgeren, omdat de gemengde organische fase dan nog vloeibaar is, en ook relatief weinig of tenminste minder viskeus, terwijl de individuele ingrediënten bij diezelfde temperatuur dat niet zouden zijn.
Zonder door deze theorie te worden gebonden, denken we dat de samenstelling volgens de huidige uitvinding het stof dat vrijkomt beter bindt wegens de zachtere consistentie in vergelijking met wat men zou verwachten vanuit de eigenschappen van de samenstellende componenten of ingrediënten, maar het is niet uitgesloten dat er bij een
BE2016/5983 samenstelling volgens de huidige uitvinding, vooral deze met daarbij het voordeel van een lagere viscositeit, ook een vermindering van stofvorming optreedt doordat de vezels beter worden gesmeerd met de samenstelling, waardoor de vezels minder snel breken en er zo minder stof zou ontstaan bij de productie en het gebruik van de minerale wol of glaswol.
We vonden ook dat de huidige uitvinding het voordeel biedt dat bij het emulgeren bij een bepaalde temperatuur in een zogenaamde “homogeniser”, d.i. een toestel waar onder hoge afschuifkrachten (“high shear”) stoffen kunnen worden gemengd en emulsies kunnen worden gevormd, de gemengde organische fase aanleiding geeft tot kleinere deeltjes, wat een betere verdeling geeft over de waterige continue fase, en wat ook leidt tot een emulsie met een hogere viscositeit, wat op zijn beurt leidt tot een duidelijk meer stabiele emulsie.
De uitvinders hebben gevonden dat het voordeel van een lagere viscositeit van het mengsel in vergelijking met de twee samenstellende ingrediënten vooral optreedt indien één van de twee ingrediënten, ofwel het triglyceride ofwel het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, vloeibaar is bij 23°C en bij die temperatuur een viscositeit heeft van ten hoogste 10000 cP, zoals gemeten met een Brookfield viscometer DV-E met de spindle 5 bij een rotatiesnelheid van 10 rotaties per minuut (rpm) en na de viscometer gedurende 1 minuut te laten draaien vooraleer de meting af te lezen.
De uitvinders hebben gevonden dat de mengverhouding of concentraties waarbij de lagere viscositeit optreedt afhankelijk is van de keuze van de ingrediënten, en dus kan variëren. Ook het punt met het laagste stolpunt, zijnde de daarbij passende concentratie, kan afhangen van de keuze van de ingrediënten. De uitvinders stellen echter dat dit mengpunt of die concentraties erg gemakkelijk kunnen worden vastgesteld door de vakman met behulp van een beperkt aantal routine experimenten.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling volgens de huidige uitvinding ten minste 6% gewicht van het triglyceride ingrediënt, op basis van zijn droge stof gehalte, bij meer voorkeur ten minste 8%, en bij nog meer voorkeur ten minste 9%, bij voorkeur ten minste 10%, bij
BE2016/5983 meer voorkeur ten minste 12%, bij voorkeur ten minste 15%, bij meer voorkeur ten minste 20%, bij nog meer voorkeur ten minste 25%, bij voorkeur ten minste 30% gewicht van het triglyceride ingrediënt. De uitvinders hebben gevonden dat het inbrengen van méér dan het voorgeschreven minimum aan het triglyceride ingrediënt een bijkomend voordeel kan bieden op het gebied van stofbinding, voomamelijk omdat daardoor de consistentie van de organische fase van de emulsie nog zachter kan worden.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling volgens de huidige uitvinding ten hoogste 90% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85% gewicht, bij meer voorkeur ten hoogste 80% gewicht, bij nog meer voorkeur ten hoogste 75% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten hoogste 70% gewicht, steeds op dezelfde basis. De uitvinders hebben gevonden dat het belangrijk is dat er naast het triglyceride ingrediënt ook nog andere ingrediënten in doeltreffende mate aanwezig zijn in de samenstelling volgens de huidige uitvinding. De uitvinders hebben daarom gevonden dat bij het beperken van het aandeel van de triglyceride ingrediënt in de samenstelling volgens de uitvinding, er meer plaats vrij komt voor het inbrengen van andere ingrediënten, waaronder het koolwaterstof ingrediënt, die dan de kans krijgen om hun eigen effect op de prestatie van de emulsie kunnen uitwerken.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling volgens de huidige uitvinding ten hoogste 90% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85%, bij meer voorkeur ten hoogste 80%, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 75%, bij voorkeur ten hoogste 70%, bij meer voorkeur ten hoogste 65%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 60% van de koolwaterstof ingrediënt, steeds op dezelfde basis.
In een uitvoeringsvorm omvat de samenstelling volgens de huidige uitvinding ten minste 30% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 35% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 40% gewicht, bij nog meer
BE2016/5983 voorkeur ten minste 45% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 50% gewicht, steeds op dezelfde basis.
De uitvinders hebben gevonden dat bij deze voorkeursgehaltes voor de organische fase, deze fase die gevormd wordt door de ingredîënten die tot de “droge stof” behoren, voornamelijk de ingredîënten die in water onoplosbaar zijn, en dus de ingredîënten die in grote mate overblijven nadat door verdamping het water en de vluchtige bestanddelen zijn verwijderd, dat daarbij het verzachtend effect op de consistentie ervan nog meer uitgesproken is, zodat de stofbinding ook beter is.
De uitvinders hebben bovendien gevonden dat bij deze voorkeursgehaltes voor de organische fase het verlagende effect van de viscositeit en/of het stolpunt nog meer uitgesproken is, zodat de viscositeit en/of het stolpunt van het mengsel in de organische fase nog meer daalt, waardoor de voordelen van de huidige uitvinding, zoals hoger besproken, ook meer uitgesproken zijn.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een stolpunt van ten minste 24°C is, bij voorkeur ten minste 25°C, bij meer voorkeur ten minste 26°C, bij nog meer voorkeur ten minste 27°C, bij voorkeur ten minste 28°C, bij meer voorkeur ten minste 29°C, bij nog meer voorkeur ten minste 30°C, bij voorkeur ten minste 31 °C, bij meer voorkeur ten minste 32°C, bij nog meer voorkeur ten minste 33°C, bij voorkeur ten minste 35°C, bij meer voorkeur ten minste 40°C, bij nog meer voorkeur ten minste 45°C, bij voorkeur ten minste 50°C, bij meer voorkeur ten minste 55°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, en optioneel ten hoogste 100°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 80°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 70°C, bij voorkeur ten hoogste 65°C, bij meer voorkeur ten hoogste 60°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 55°C, bij voorkeur ten hoogste 50°C, bij meer voorkeur ten hoogste 45°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 40°C, bij voorkeur ten hoogste 35°C. De uitvinders hebben gevonden dat het günstige technische effect van de huidige uitvinding ook tot uiting komt bij koolwaterstof ingredîënten met hogere stolpunten, zoals hier voorgeschreven. Dit biedt het
BE2016/5983 voordeel dat koolwaterstof ingrediënten die moeilijk inzetbaar zijn in andere toepassingen, in deze uitvinding een nuttige toepassing kunnen vinden. Deze ingrediënten met hoge stolpunten zijn doorgaans beschikbaar aan economisch erg günstige voorwaarden, zodat ze in de productieketen van minerale wollen, en hun toeleveranciers, ook economische voordelen kunnen brengen.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een vlampunt van ten minste 250°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 300°C, bij nog meer voorkeur ten minste 310°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 320°C. Dit brengt het voordeel dat het risico op spontane ontbranding bij het vervaardigen van de minerale wol verder wordt verlaagd bij eenzelfde operatietemperatuur, ofwel dat er bij een hogere verwerkingstemperatuur kan worden gewerkt zonder daardoor het brandgevaar te verhogen.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een anilinepunt van ten minste 25°C, bij voorkeur ten minste 40°C, bij meer voorkeur ten minste 50°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 65°C. De uitvinders hebben gevonden dat een hoger anilinepunt een voordeel biedt omdat het de compatibiliteit verlaagt van het koolwaterstof ingrediënt, alsook deze van de samenstelling volgens de huidige uitvinding, met het hars dat wordt ingezet als binder bij het vervaardigen van minerale wol. Deze verlaagde compatibiliteit zorgt er voor dat er minder van de organische fase van de samenstelling ingesloten geraakt in het hars wanneer dit hars uithardt na sproeien op de minerale wol. Op die manier blijft er meer van de samenstelling volgens de huidige uitvinding over om zijn stofbindingsfunctie te kunnen uitvoeren. Dit leidt aldus tot een hogere doeltreffendheid van de samenstelling volgens de huidige uitvinding in haar toepassing als stofbinder bij het vervaardigen van minerale wol, bij voorkeur glaswol, ofwel tot de vaststelling dat er minder van deze samenstelling nodig is om hetzelfde stofbindingseffect te verkrijgen. Het hogere anilinepunt heeft nog een bijkomend voordeel. Koolwaterstoffen met een hoger anilinepunt hebben een lager oplossend vermögen, waardoor deze koolwaterstoffen minder gegeerd
BE2016/5983 zijn als oplosmiddel. Daardoor worden bepaalde andere technische toepassingen uitgesloten, of leidt het inzetten van deze koolwaterstoffen in zulke toepassingen tot bijkomende moeilijkheden. De vraag vanuit deze toepassingen als oplosmiddel voor deze koolwaterstof ingrediënten is dus lager, waardoor hun beschikbaarheid voor de toepassing volgens de huidige uitvinding vergroot.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding is het koolwaterstof ingrediënt gekozen uit de groep bestaande uit “Bright Stock”, “Waxy bright stock”, “Residual Aromatic Extract” (RAE), “Petrolatum”, “Bright Stock Slack Wax” (BSSW), “Paraffin Wax”, en “Foots Oil”.
Deze producten komen voornamelijk uit de verdere verwerking van het atmosferisch résidu, d.i. het bodemproduct van de atmosferische destillatie van ruwe aardolie, een eerste destillatiestap die zoals hoger is uitgelegd gewoonlijk wordt uitgevoerd op ruwe aardolie. Het atmosferisch résidu wordt gewoonlijk verder gescheiden in een vacuüm destillatiestap, en elk van de fracties die uit deze vacuüm destillatie ontstaan leiden mogelijks tot producten die kunnen dienen als koolwaterstof ingrediënt in de context van de huidige uitvinding. De uitvinders geven de voorkeur aan geschikte producten die afgeleid zijn van de vacuüm gas oil of van het vacuüm résidu, dus van ofwel een zwaar zijproduct ofwel het bodemproduct van de vacuüm destillatiestap. Deze strömen bieden het voordeel dat ze doorgaans reeds gekenmerkt worden door een hoog vlampunt, en dat ook hun afgeleide producten voldoen aan deze voor de huidige uitvinding belangrijke eigenschap. Vooral het bodemproduct van de vacuüm destillatie biedt een interessante bron van geschikte moleculen voor de huidige uitvinding.
Dit bodemproduct, al dan niet eerst onderworpen aan een deasfalteerstap (“deasphalting”), wordt in bepaalde raffinaderijen door extractie met behulp van solventen gescheiden in een bij kamertemperatuur vloeibaar product, de zogenaamde “Waxy oil” of ook “Waxy Bright Stock”, en een bij kamertemperatuur vast product, het “Residual Aromatic Extract” of RAE. Dit RAE bevat behoorlijke concentraties aan
BE2016/5983 aromaten (bij voorbeeld 30%) en naftenen (bij voorbeeld 40%), met verder vooral zware paraffinen.
Een mengsel van “Waxy Oil” met een geschikt solvent kan bij verlaagde temperatuur verder worden gescheiden in een vloeistof en een uitgekristalliseerde vaste stof. Na solventverwijdering houdt men dan längs de ene kant een vloeistof over die “Bright Stock Oil” (BSO) of ook wel eens “Bright Stock” (BS) wordt genoemd en die erg bruikbaar is in de smeermiddelindustrie. Deze Bright Stock producten krijgen dikwijls nog een getal mee, zoals “BS150”, en dat getal geeft dan aan wat de viscositeit is van deze olie uitgedrukt in Saybolt Universal Second (SUS) bij 210 °F volgens ASTM D2161. Langs de andere kant houdt men dan een vast product over dat men “Slack Wax” of “Bright Stock Slack Wax” (BSSW) noemt.
Die slack wax kan op zijn beurt opnieuw worden gescheiden door ze opgewarmd te mengen met een of meerdere solventen, zoals een keton, dikwijls methyl ethyl keton (MEK) of aceton, en het mengsel dan af te koelen. Door uitkristalliseren ontstaat dan opnieuw een vaste fase, die kan worden afgescheiden. Daaruit kan na verwijderen van de solventen de “product wax” of “press wax” worden gewonnen, ook wel “paraffin wax” genoemd. De vloeistoffase uit deze scheiding van de product wax leidt na het verwijderen van de solventen tot een bijproduct dat “Foots Oil” wordt genoemd.
Petrolatum, wat ook wel eens “petroleum jelly”, “white petrolatum”, “soft paraffin”, of “vaseline” wordt genoemd, heeft als CAS nummer 8009-03-8 en bestaat meestal uit een mengsel van op petroleum gebaseerde olie en een op petroleum gebaseerde wax met relatief hoog smeltpunt en relatief veel vertakkingen, ook wel microkristallijne wax genoemd. Petrolatum heeft de eigenschap van oxidatief vrij stabiel te zijn, wegens de läge aanwezigheid van onverzadigde verbindingen (meestal C=C). De familie petrolatum omvat stoffen die uiteenlopende smeltpunten kunnen hebben, en ook kunnen verschillen in kleur. Technische petrolatums kunnen bij voorbeeld een smeltpunt hebben van 65°C of meer, en zijn dikwijls geel tot bruin van kleur. Medisch en/of cosmetisch petrolatum heeft daarentegen
BE2016/5983 gewoonlijk een smeltpunt in de buurt van de menselijke lichaamstemperatuur (37°C), en is kleurloos of heeft een bleke gele kleur (indien niet gedistilleerd).
De uitvinders hebben gevonden dat de meeste van de hiervoor genoemde tussenproducten en eindproducten uit de verwerking van vacuüm gasoil geschikt kunnen zijn als koolwaterstof ingrediënt van de huidige uitvinding, voor zover ze voldoen aan de voorgeschreven kenmerken. De uitvinders hebben echter gevonden dat er ook nog andere bijproducten ontstaan in de complexe wereld van een aardolieraffinaderij die geschikt kunnen zijn voor dezelfde toepassing. Deze andere bijproducten hoeven niet noodzakelijk afgeleid zijn van de vacuüm gasoil, maar kunnen ontstaan bij de verwerking van zijstromen uit de destillatie van ruwe olie die uit een hoger niveau in, of stroomopwaarts van, de destillatietoren worden afgetapt.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een stolpunt van ten minste 25°C, bij voorkeur ten minste 30°C, bij meer voorkeur ten minste 35°C, en optioneel ten hoogste 75°C, bij voorkeur ten hoogste 70°C, bij meer voorkeur ten hoogste 65°C. De uitvinders hebben gevonden dat triglyceride samenstellingen met een hoger stolpunt toch nog bruikbaar kunnen zijn om het voordeel te bieden om het eutecticum te vormen waarbij de consistentie van het mengsel zachter is dan wat men zou verwachten uit de consistentie van de samenstellende delen van het mengsel, en om aldus het voordeel van de huidige uitvinding te kunnen bereiken, en dit terwijl de producten met het hogere stolpunt toch moeilijker kunnen worden ingezet als brandstof, en nog moeilijker in een toepassing met hogere waarde. De producten met hoger stolpunt zijn daarom meer algemeen verkrijgbaar tegen economisch günstiger voorwaarden dan de producten met een lager stolpunt.
De triglyceride samenstellingen met een hoger stolpunt zijn doorgaans dierlijke vetten, voomamelijk gewonnen uit slachtafval, zoals als bijproduct van de vleesverwerking. De dierlijke vetten die ontstaan bij deze verwerking worden ingedeeld in deze die nog geschikt worden geacht voor consumptie door mens of dier, gekend als “categorie III”, en deze van mindere kwaliteit (“categorie I of II”), die, voomamelijk ge'inspireerd door de
BE2016/5983 “gekke koeienziekte” (BSE) wegens het prionenrisico, niet meer geschikt worden geacht voor consumptie, en daardoor meestal enkel nog inzetbaar zijn als brandstof, en dan dikwijls nog onder bepaalde voorwaarden. De uitvinders hebben gevonden dat ook deze dierlijke vetten van categorie I of II nog veilig kunnen ingezet worden als ingrediënt van een samenstelling die ingezet wordt als stofbinder in de productie van minerale wol.
De uitvinders hebben dus gevonden dat triglyceride samenstellingen met een hoog stolpunt, en voorzeker de dierlijke vetten van categorie I of II, helemaal niet of minder in vraag zijn voor andere technische toepassingen dan deze met een laag stolpunt, waardoor ze dikwijls voornamelijk als brandstof kunnen worden ingezet, waardoor ze minder schaars zijn om ze volgens de huidige uitvinding in te kunnen zetten als onderdeel van een samenstelling bedoeld als stofbinder bij de productie van minerale wol, en dus ook een economisch voordeel kunnen bieden in die toepassing.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een joodgetal van ten hoogste 130 (uitgedrukt als gram (g) jodium per 100 gram monster), bij voorkeur ten hoogste 100, bij meer voorkeur ten hoogste 75, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 60. Het joodgetal wordt doorgaans zonder eenheden weergegeven, als een dimensieloze waarde. De beperking van het joodgetal brengt het voordeel dat het triglyceride ingrediënt stabieler is, meer bepaald een hogere thermische en/of oxidatieve stabiliteit heeft, wat voordelig is voor de houdbaarheid en handelbaarheid van de samenstelling in zijn geheel, maar ook voordelen biedt bij de verwerking van het triglyceride ingrediënt om de samenstelling volgens de huidige uitvinding te bekomen, alsook bij de verdere verwerking van de samenstelling wanneer ze is vervaardigd.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een vlampunt (gemeten volgens ASTM D92) van ten minste 230°C, bij voorkeur ten minste 240°C, bij meer voorkeur ten minste 250°C, bij nog meer voorkeur ten minste 260°C, bij nog steeds meer voorkeur ten minste 270°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 290°C en bij nog meer voorkeur ten minste 295°C. Dit brengt het
BE2016/5983 voordeel dat het risico op ontbranding bij het vervaardigen van de minerale wol verder wordt verlaagd bij eenzelfde operatietemperatuur, ofwel dat er bij een hogere verwerkingstemperatuur kan worden gewerkt zonder daardoor het brandgevaar of brandrisico te verhogen.
In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding bevat het triglyceride ingrediënt in de context van de huidige uitvinding ten hoogste 15gew% aan vrije vetzuren, bij voorkeur ten hoogste 10%, bij meer voorkeur ten hoogste 8% en bij nog meer voorkeur ten hoogste 6 gew% aan vrije vetzuren. De uitvinders hebben gevonden dat een hoger gehalte aan vrije vetzuren in een triglyceride samenstelling het vlampunt van de samenstelling significant kan verminderen. Een gehalte aan vrije vetzuren zoals voorgeschreven helpt daarom om het vlampunt van het triglyceride ingrediënt hoog te houden, wat het risico op ontbranding vermindert.
In de context van de huidige uitvinding maken de voorgeschreven uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en de voorgeschreven triglyceride ingrediënt minstens 90% gewicht uit van het droge stof gedeelte van de samenstelling volgens de huidige uitvinding, bij voorkeur ten minste 91%, bij meer voorkeur ten minste 92%, bij nog meer voorkeur ten minste 93%, bij voorkeur ten minste 94%, bij meer voorkeur ten minste 94.5%, en bij nog meer voorkeur ten minste 95.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling, en optioneel ten hoogste 99.0% gewicht, bij voorkeur ten hoogste 98.0%, bij meer voorkeur ten hoogste 97.0%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 96.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling. De uitvinders hebben gevonden dat deze ingrediënten beter beschikbaar zijn van een hoger aantal bronnen, en dat het inzetten van deze ingrediënten zoals hier voorgeschreven de samenstelling eenvoudiger houden, en eenvoudiger te vervaardigen, omdat er minder andere ingrediënten moeten worden voorzien en ingezet.
In een uitvoeringsvorm van de huidig uitvinding omvat de waterige samenstelling als emulgator ten minste één anionische oppervlakte-actieve stof. De uitvinders gebruiken bij voorkeur een verzeept vetzuur als anionische oppervlakte-actieve stof. Bij voorkeur heeft het vetzuur een C16 of C18 koolstofketenlengte. Ook bij voorkeur is het vetzuur
BE2016/5983 verzadigd, d.i. heeft het geen onverzadigde C=C verbindingen. Bij voorkeur is wordt bij het verzeept vetzuur een mengsel van vetzuren ingezet, waarvan het merendeel verzadigd is en/of waarvan het merendeel een C16-C18 koolstofketenlengte heeft. Bij voorkeur heeft het ingezette vetzuur een joodgetal van ten hoogste 5. Het gebruik van een anionische oppervlakteactieve stof biedt het voordeel dat de emulsiedeeltjes elektrostatisch negatief geladen zijn, zodat ze elkaar afstoten, waardoor de emulsie een hogere stabiliteit heeft.
In een uitvoeringsvorm van de huidig uitvinding omvat de waterige samenstelling als emulgator ten minste één niet-ionische oppervlakte-actieve stof. De uitvinders gebruiken bij voorkeur een alkoxylaat als niet-ionische oppervlakte-actieve stof. Het gebruik van een niet-ionische oppervlakte-actieve stof geeft een sterisch effect, waardoor de emulsie stabieler is wanneer ze aan hoge afschuifkrachten (“high shear”) worden onderworpen. Een bijkomend voordeel is dat de emulsie daardoor beter resistent wordt tegen invloeden van lijm, tegen zouten, en/of tegen waterhardheid.
In een uitvoeringsvorm van de huidig uitvinding omvat de waterige samenstelling verder nog ten minste één additief gekozen uit de groep bestaande uit een antischuimmiddel en een biocide.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding gebeurt het mengen van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt in aanwezigheid van een waterige fase, waarbij bij voorkeur de waterige fase samen met de oppervlakte-actieve stof, indien aanwezig, van 30-70% gewicht uitmaakt van het geheel van de samenstelling, bij voorkeur ten minste 40%, optioneel ten hoogste 60%, en de organische fase het resterende deel uitmaakt van de samenstelling.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding heeft de waterige fase bij het mengen een temperatuur van ten hoogste 95°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 85°C, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 80°C, en optioneel ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, bij meer voorkeur ten minste 70°C, bij nog meer voorkeur ten minste 75°C, bij nog steeds meer voorkeur ten
BE2016/5983 misten 80°C. Dit brengt het voordeel dat de waterige fase minder hoog moet worden opgewarmd bij de bereiding van de samenstelling, zodat er minder energie moet worden ingezet in de werkwijze volgens de huidige uitvinding. Een bijkomend voordeel is dat de werkwijze bij deze temperatuur grotendeels kan worden uitgevoerd bij atmosferische druk, vooral tijdens het mengen, terwijl toch wordt vermeden dat het water in de samenstelling zou beginnen koken tijdens de werkwijze.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding heeft de waterige fase bij het mengen een temperatuur van ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, bij meer voorkeur ten minste 70°C, en bij nog meer voorkeur ten minste 75°C. Dit brengt het voordeel dat vooral de viscositeit van de organische fase lager is tijdens het mengen en tijdens de homogenisatie, terwijl de viscositeit van de continue waterige fase minder daalt. De uitvinders hebben gevonden dat een lagere viscositeit van de gedispergeerde organische fase het voordeel biedt dat de deeltjesgrootte van de uiteindelijke emulsie lager is, ook als bij voorbeeld de homogenisatie bij dezelfde druk wordt uitgevoerd. Doordat de viscositeit van de continue fase toch relatief hoog blijft, blijft het ook makkelijk om door de veroorzaakte turbulentie voldoende energie aan de gedispergeerde fase over te brengen, waardoor de gedispergeerde deeltjes gemakkelijker opbreken in kleinere deeltjes, en er een fijnere emulsie wordt gevormd.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding gebeurt het mengen van de koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt terwijl ten minste de organische ingrediënten door elkaar worden geroerd, bij voorkeur bij een roersnelheid die de organische fase hoofdzakelijk in zijn geheel behoudt. Het door elkaar roeren van de organische ingrediënten leidt tot een meer homogene organische fase, waarvan is gevonden dat dikwijls het stolpunt beduidend lager ligt dan dit van ten minste één van de ingrediënten gekozen uit de koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt. Dit leidt tot een lagere viscositeit van de organische fase, waardoor de menging van de organische fase tot een homogene fase minder energie vergt en sneller verloopt. Bij voorkeur wordt de organische fase hoofdzakelijk in zijn geheel behouden tijdens dit mengen.
BE2016/5983
Daarmee is bedoeld dat het risico beperkt blijft, of zelfs dat er vermeden wordt dat, onder invloed van te hoge roersnelheden en de daarmee gepaard gaande afschuifkrachten, er zieh afzonderlijke volumes van organische fase vormen die niet, of niet even goed, deelnemen aan het vormen van een homogene organische fase uit de verschillende organische ingrediënten.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding vindt het homogeniseren van het mengsel plaats onder hoge afschuifkrachten (“high shear”), waardoor een emulsie wordt gevormd van de organische fase in de continue waterige fase. De uitvinders hebben gevonden dat een “high shear” homogenisatiestap een uiterst geschikte wijze is om een stabiele samenstelling te vormen, die op lange termijn kan bewaard worden en stabiel blijft. Geschikte apparaten om de stap van het homogeniseren uit te voeren vindt men bij voorbeeld als een MC 18 homogenisator verkrijgbaar bij de firma APV.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de huidige uitvinding vindt het homogeniseren van het mengsel plaats bij een temperatuur van ten hoogste 95°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 85°C, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 80°C, en optioneel ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, bij meer voorkeur ten minste 70°C, bij nog meer voorkeur ten minste 75°C, bij nog steeds meer voorkeur ten minste 80°C. Dit brengt het voordeel dat de opwarming van al de componenten die onderworpen worden aan het homogeniseren beperkt kan worden gehouden, zodat de werkwijze volgens de huidige uitvinding minder energie vergt.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding hebben het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt beide een stolpunt van ten minste 23°C, bepaald volgens ASTM D938.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding waarbij slechts één van het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, een stolpunt heeft van minder dan 23°C, bepaald volgens ASTM D938, heeft dit bij 23°C dan nog vloeibare ingrediënt bovendien bij die 23°C een viscositeit van
BE2016/5983 ten hoogste 10000 centipoise (cP), zoals gemeten met een Brookfield viscometer DV-E met de spindle 5 bij een rotatiesnelheid van 10 rotaties per minuut (rpm) en na de viscometer gedurende 1 minuut te laten draaien vooraleer de meting af te lezen.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding waarbij slechts één van het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, een stolpunt heeft van minder dan 23°C, bepaald volgens ASTM D938, en waarbij datzelfde ingrediënt bij 23°C een viscositeit heeft van ten hoogste 10000 cP, zoals gemeten met een Brookfield viscometer DV-E, is het gebruik om een lagere viscositeit van de organische samenstelling te bekomen.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding omvat de organische samenstelling verder nog een emulgator.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding waarbij de organische samenstelling verder nog een emulgator omvat, omvat de organische samenstelling ten minste 0.25% gewicht aan emulgator omvat, bij voorkeur ten minste 0.50% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 0.70% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 0.80% gewicht, bij voorkeur ten minste 0.90% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 1.0% gewicht, bij steeds meer voorkeur ten minste 1.5% gewicht, bij voorkeur ten minste 2.0% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 2.5% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 3.0% gewicht, bij voorkeur ten minste 3.5% gewicht en bij meer voorkeur ten minste 4.0% gewicht, steeds op basis van het droge stof gehalte van de samenstelling.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding, wordt de organische samenstelling verwerkt in een emulsie, bij voorkeur een emulsie op basis van water als de continue fase.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding, omvat de organische samenstelling ten minste 6% gewicht van het triglyceride ingrediënt, op basis
BE2016/5983 van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 7% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 8%, en bij nog meer voorkeur ten minste 9%, bij voorkeur ten minste 10%, bij meer voorkeur ten minste 12%, bij voorkeur ten minste
15%, bij meer voorkeur ten minste 20%, bij nog meer voorkeur ten minste
25%, bij voorkeur ten minste 30% gewicht van het triglyceride ingrediënt.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding, omvat de organische samenstelling ten hoogste 90% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85% gewicht, bij meer voorkeur ten hoogste 80% gewicht, bij nog meer voorkeur ten hoogste 75% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten hoogste 70% gewicht, steeds op dezelfde basis.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding, omvat de organische samenstelling ten hoogste 90% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85%, bij meer voorkeur ten hoogste 80%, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 75%, bij voorkeur ten hoogste 70%, bij meer voorkeur ten hoogste 65%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 60% van de koolwaterstof ingrediënt, steeds op dezelfde basis.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding, omvat de organische samenstelling ten minste 30% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 35% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 40% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 45% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 50% gewicht, steeds op dezelfde basis.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een stolpunt van ten minste 24°C is, bij voorkeur ten minste 25°C, bij meer voorkeur ten minste 26°C, bij nog meer voorkeur ten minste 27°C, bij voorkeur ten minste 28°C, bij meer voorkeur ten minste 29°C, bij nog meer voorkeur ten minste 30°C, bij voorkeur ten minste 31 °C, bij meer voorkeur ten
BE2016/5983 minste 32°C, bij nog meer voorkeur ten minste 33°C, bij voorkeur ten minste 35°C, bij meer voorkeur ten minste 40°C, bij nog meer voorkeur ten minste 45°C, bij voorkeur ten minste 50°C, bij meer voorkeur ten minste 55°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, en optioneel ten hoogste 100°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 80°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 70°C, bij voorkeur ten hoogste 65°C, bij meer voorkeur ten hoogste 60°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 55°C, bij voorkeur ten hoogste 50°C, bij meer voorkeur ten hoogste 45°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 40°C, bij voorkeur ten hoogste 35°C.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een vlampunt van ten minste 250°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 300°C, bij nog meer voorkeur ten minste 310°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 320°C.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het koolwaterstof ingrediënt een anilinepunt van ten minste 25°C, bij voorkeur ten minste 40°C, bij meer voorkeur ten minste 50°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 65°C.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding is het koolwaterstof ingrediënt gekozen uit de groep bestaande uit “Bright Stock”, “Waxy oil”, “Waxy bright stock”, “Slack Wax”, “Residual Aromatic Extract” (RAE), “Petrolatum”, “Bright Stock Slack Wax” (BSSW), “Paraffin Wax”, en “Foots Oil”.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een stolpunt van ten minste 25°C is, bij voorkeur ten minste 30°C, bij meer voorkeur ten minste 35°C, en optioneel ten hoogste 75°C, bij voorkeur ten hoogste 70°C, bij meer voorkeur ten hoogste 65°C.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een joodgetal van ten hoogste 130 (uitgedrukt als g jodium per 100
BE2016/5983 gram monster), bij voorkeur ten hoogste 100, bij meer voorkeur ten hoogste 75, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 60.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een vlampunt, gemeten volgens ASTM D92, van ten minste 230°C, bij voorkeur ten minste 240°C, bij meer voorkeur ten minste 250°C, bij nog meer voorkeur ten minste 260°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 270°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 290°C en bij nog meer voorkeur ten minste 295°C.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding heeft het triglyceride ingrediënt een gehalte aan vrije vetzuren van ten hoogste 15 gew% aan vrije vetzuren, bij voorkeur ten hoogste 10%, bij meer voorkeur ten hoogste 8% en bij nog meer voorkeur ten hoogste 6 gew% aan vrije vetzuren.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding maken de uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en de voorgeschreven triglyceride ingrediënt minstens 90% gewicht uit van het droge stof gedeelte van de samenstelling, bij voorkeur ten minste 91%, bij meer voorkeur ten minste 92%, bij nog meer voorkeur ten minste 93%, bij voorkeur ten minste 94%, bij meer voorkeur ten minste 94.5%, en bij nog meer voorkeur ten minste 95.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling, en optioneel ten hoogste 99.0% gewicht, bij voorkeur ten hoogste 98.0%, bij meer voorkeur ten hoogste 97.0%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 96.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding omvat de organische samenstelling als emulgator ten minste één anionische oppervlakte-actieve stof.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding omvat de organische samenstelling als emulgator ten minste één niet-ionische oppervlakte-actieve stof.
BE2016/5983
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding omvat de organische samenstelling verder nog ten minste één additief gekozen uit de groep bestaande uit een antischuimmiddel en een biocide.
In een uitvoeringsvorm van het gebruik van de organische samenstelling volgens de huidige uitvinding is het gebruik om een betere stofbinding te verkrijgen.
ANALYSEMETHODES
Het stolpunt van een samenstelling bepalen de uitvinders bij voorkeur volgens standaard ASTM D938.
Indien de samenstelling een mengsel is van een uit aardolie of aardgas bekomen koolwaterstof ingrediënt met een triglyceride ingrediënt, met mogelijks daarin nog een hoeveelheid vrije vetzuren en/of glycerine, dan kan men daaruit het koolwaterstof ingrediënt afzonderen met gekende middelen. Zo kan men bij voorbeeld de triglyceride esters en de vrije vetzuren verzepen, en dan door wassen met water de verzeepte zuren en de glycerine verwijderen om het koolwaterstof ingrediënt over te houden. Men zou ook de polaire bestanddelen (waaronder de triglyceriden en de vrije vetzuren) kunnen adsorberen op een geschikt adsorbent, zoals silica. Men houdt dan voornamelijk het koolwaterstof ingrediënt over, en kan het meeste van het triglyceride ingrediënt recupereren van het adsorbent. Op deze manier kan men een afdoende scheiding bekomen om met voldoende nauwkeurigheid het stolpunt te kunnen bepalen van de afzonderlijke ingrediënten van de in water onoplosbare ingrediënten in een samenstelling volgens de huidige uitvinding.
Het joodgetal van een triglyceride samenstelling bepalen de uitvinders bij voorkeur volgens standaard ISO 3961-1989
Het vlampunt van een samenstelling bepalen de uitvinders bij voorkeur volgens de “Cleveland Open Cup” methode, die in meer detail Staat beschreven in ASTM D92, en die genoegzaam bekend is bij de vakman.
BE2016/5983
Het anilinepunt van een vloeistof bepalen de uitvinders bij voorkeur volgens de methode beschreven in standaard ASTM D611. Het anilinepunt is de temperatuur waarbij een mengsel van 1/1 in volume met aniline nog steeds één fase vormen, oftewel niet scheiden in twee verschillende vloeistoffasen. Een lager anilinepunt van een organische vloeistof wordt vaak gezien als een aanduiding van een beter oplossend vermögen.
Het penetratiegetal van een samenstelling bepalen de uitvinders bij voorkeur volgens standaard ASTM D937 of standaard ASTM D1321, afhankelijk van de componenten in de samenstelling. In de context van de huidige uitvinding wordt het penetratiegetal gebruikt als maat voor de consistentie, vastheid of hardheid, of omgekeerd de zachtheid, van een semivloeibaar of semivast materiaal. Het penetratiegetal is de doorgaans in tienden van een millimeter gemeten afstand waarover een verticaal beweegbare probe of testvoorwerp, met behulp van een schacht bevestigd aan een manuele penetrometer conform met ASTM D5 en D217, onder een gegeven kracht gedurende een tijdsperiode van 5.0±0.1 s bij een bepaalde temperatuur verticaal in een monster van het materiaal penetreert. De uitvinders verkiezen om de testtemperatuur aan te passen aan de geteste samenstellingen. Bovenop de keuze van de teststandaard, en daarmee gepaard de keuze of men de penetratie meet van een naald (“needle”) of van een kegelvormige probe (“cone”) verkiezen de uitvinders om ook de testtemperatuur zodanig te kiezen dat de verschillen verduidelijken tussen metingen van samenstellingen die men met elkaar wil vergelijken.
Het gehalte aan droge stof van een samenstelling bepalen de uitvinders bij voorkeur met behulp van een HR73 Halogen Moisture Analyze, een HB43-S Halogen Moisture Analyzer van Mettler Toledo, of een XM60 Halogen Moisture Analyzer van Précisa.
Deze toestellen worden door een externe geaccrediteerde organisatie minstens 1 keer per jaar gekalibreerd. Een monster van de samenstelling wordt gedroogd bij een temperatuur boven het kookpunt van water, bij voorkeur 105°C, tot het gewicht ervan niet meer afneemt. Ongeveer 2 tot 3 gram monster wordt in een aluminium schaaltje
BE2016/5983 (VWR European article number 611-1353) gebracht waarin een glasvezel membraantje (VWR European Cat. No. 516-0864) ligt. Zowel het schaaltje als het membraantje zijn specifiek ontworpen voor gebruik in deze toepassing. De functie van het membraantje is het goed verspreiden van de emulsie in het schaaltje om een efficiënte en gelijkmatige droging te krijgen zonder risico op opspatten. Een halogeenlamp schijnt rechtstreeks op het membraantje met daarop het monster. Een droogcyclus vangt bij voorkeur aan met een overshoot, waarbij de temperatuur gedurende 3 minuten tot bij ongeveer 145°C oploopt en dan terug daalt.
Vervolgens wordt verder gedroogd bij 105°C tot een het gewicht van het monster constant blijft. Het critérium voor het beëindigen van een meting bestaat uit een tijdsinterval waarin het gewicht minder dan 1 mg nog is gevarieerd. De uitvinders stellen voor de eenvoud de totale droogtijd steeds in op 140 seconden. Bij het gebruikte monstergewicht zijn ze dan zeker dat alle water uit het monster is verdwenen.
VOORBEELDEN
Voorbeeld 1 : Consistentie van mengsels van RAE met CPO
In voorbeeld 1 werden verschillende mengsels van Residual Aromatic Extract (RAE) als het koolwaterstof ingrediënt en ruwe palmolie of “Crude Palm Oil” (CPO) als het triglyceride ingrediënt gemaakt en aan een penetratietest onderworpen. Het RAE was bekomen als Flavex 595 van de firma Shell (NL), en had een stolpunt van 35°C en een vlampunt (COC) van 300°C. De CPO was bekomen als Crude Palm Oil (CPO) van de firma Wilmar (BE), en had een stolpunt van 33 °C.
De penetratietest werd volgens standaard ASTM D937 op een monster van deze samenstellingen uitgevoerd. Een eerste reeks testen werden uitgevoerd bij een temperatuur van 0°C met een standaard kegelvormige probe volgens ASTM D217 en zonder gewicht. Deze resultaten geven de curve A in Figuur 1. Een tweede reeks testen werden uitgevoerd bij een temperatuur van 12°C, met een standaard kegelvormige probe volgens ASTM D217, met gewicht. Deze resultaten geven de curve B in Figuur 1.
BE2016/5983
In Figuur 1 wordt het volgens deze penetratietest gemeten penetratiegetal weergegeven, in tienden van een millimeter, als functie van het gewichtspercentage van ruwe palmolie (CPO) in het mengsel. Hierbij vindt men een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een hoger penetratiegetal geven dan de penetratiegetallen van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De penetratiegetallen binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk hoger dan wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de penetratiegetallen van het RAE en van het CPO.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk zachter dan men zou mögen verwachten uit de respectieve consistenties van het RAE en van het CPO
Voorbeeld 2: Consistentie van mengsels van RAE met PS
In voorbeeld 2 werden verschillende mengsels van RAE als het koolwaterstof ingrediënt en palmstearine (PS) als het triglyceride ingrediënt gemaakt en aan een penetratietest onderworpen. Het gebruikte RAE was hetzelfde als in Voorbeeld 1. De PS was bekomen als “Refined Palm Stearin” van de firma Wilmar (BE), en had een stolpunt van 35°C.
De penetratietest werd volgens standaard ASTM D937 op een monster van deze samenstellingen uitgevoerd bij een temperatuur van 0°C met een standaard kegelvormige probe volgens ASTM D217.
In Figuur 2 wordt het volgens deze penetratietest gemeten penetratiegetal weergegeven, in tienden van een millimeter, als functie van het gewichtspercentage van palmstearine (PS) in het mengsel. Hierbij vindt men ook weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een hoger penetratiegetal geven dan de penetratiegetallen van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De penetratiegetallen binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk hoger dan wat men zou berekenen uit
BE2016/5983 een linéaire interpolatie tussen de penetratiegetallen van het RAE en van het PS.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk zachter dan men zou mögen verwachten uit de respectieve consistenties van het RAE en van het PS.
Voorbeeld 3: Consistentie van mengsels van RAE met dierlijk vet.
In voorbeeld 3 werden verschillende mengsels van RAE als het koolwaterstof ingrediënt en dierlijk vet van categorie III als triglyceride ingrediënt gemaakt en aan een penetratietest onderworpen. Het gebruikte RAE was van een verschillende levering dan deze uit Voorbeelden 1 en 2. Dit RAE was eveneens bekomen als Flavex 595 van de firma Shell (NL), en had een stolpunt van 35°C en een vlampunt (COC) van 300°C. Het dierlijk vet was bekomen als Sonac Pore Fat Technical Use (“Rousselot vet Cat. 3”) van de firma SONAC NV (BE), en had een stolpunt van 30°C. Dit dierlijk vet had een vrij vetzuurgehalte van max 5% gewicht, en een gehalte aan vocht plus onzuiverheden van ongeveer 1,15% gewicht. De aanwezige vetzuurresidus waren voor ongeveer 21% C16:0, 3% C16:0, 9% C18:0, 40% C18:1 en 11% C18:2, uitgedrukt relatief tot het totale gewicht van het dierlijk vet.
De penetratietest werd volgens standaard ASTM D937 op een monster van deze samenstellingen uitgevoerd bij een temperatuur van 0°C met een standaard kegelvormige probe volgens ASTM D217.
In Figuur 3 wordt het volgens de genoemde penetratietest gemeten penetratiegetal weergegeven, in tienden van een millimeter, als functie van het gewichtspercentage van het dierlijk vet van categorie III in het mengsel. Hierbij vindt men ook weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingredîënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een hoger penetratiegetal geven dan de penetratiegetallen van de samenstellende ingredîënten afzonderlijk. De penetratiegetallen binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk hoger dan
BE2016/5983 wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de penetratiegetallen van het RAE en van het dierlijk vet.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk zachter dan men zou mögen verwachten uit de respectieve consistenties van het RAE en van het dierlijk vet.
Voorbeeld 4: Consistentie van mengsels van Foots Oil met CPO.
In voorbeeld 4 werden verschillende mengsels van foots oil als het koolwaterstof ingrediënt en ruwe palmolie (CPO) als het triglyceride ingrediënt gemaakt en aan een penetratietest onderworpen. De foots oil was bekomen als Footsoil 7883 van de firma MOL Refinery (HU), en had een stolpunt van 48 °C. De gebruikte CPO was dezelfde als in Voorbeeld
1.
De penetratietest werd volgens standaard ASTM D1321 op een monster van deze samenstellingen uitgevoerd bij een temperatuur van 5°C met een standaard naaldvormige probe.
In Figuur 4 wordt het volgens de genoemde penetratietest gemeten penetratiegetal weergegeven, in tienden van een millimeter, als functie van het gewichtspercentage van ruwe palmolie (CPO) in het mengsel. Hierbij vindt men ook weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een hoger penetratiegetal geven dan de penetratiegetallen van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De penetratiegetallen binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk hoger dan wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de penetratiegetallen van de foots oil en van het CPO.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk zachter dan men zou mögen verwachten uit de respectieve consistenties van de foots oil en van het CPO.
Voorbeeld 5: Consistentie van mengsels van petrolatum met CPO.
In voorbeeld 5 werden verschillende mengsels van petrolatum als het koolwaterstof ingrediënt en ruwe palmolie (CPO) als
BE2016/5983 het triglyceride ingrediënt gemaakt en aan een penetratietest onderworpen.
Het petrolatum was bekomen als Petrolatum 68 van de firma Sonneborn LLC (US), en had een stolpunt van 62°C. De gebruikte CPO was dezelfde als in
Voorbeeld 1.
De penetratietest werd volgens standaard ASTM D1321 op een monster van deze samenstellingen uitgevoerd bij een temperatuur van 5°C met een standaard naaldvormige probe.
In Figuur 5 wordt het volgens de genoemde penetratietest gemeten penetratiegetal weergegeven, in tienden van een millimeter, als functie van het gewichtspercentage van ruwe palmolie (CPO) in het mengsel.
Hierbij vindt men ook weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een hoger penetratiegetal geven dan de penetratiegetallen van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De penetratiegetallen binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk hoger dan wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de penetratiegetallen van het petrolatum en van het CPO.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk zachter dan men zou mögen verwachten uit de respectieve consistenties van het petrolatum en van het CPO.
Voorbeeld 6: Viscositeit van mengsels van Bright Stock Oil met CPO.
In voorbeeld 6 werden verschillende mengsels van Bright Stock Oil als het koolwaterstof ingrediënt en ruwe palmolie als het triglyceride ingrediënt gemaakt en de viscositeit ervan bepaald. De Bright Stock Oil was bekomen als Hygold V175 van de firma Ergon Europe en had een stolpunt dat lager Is dan kamertemperatuur. De gebruikte CPO was dezelfde als in Voorbeeld 1.
De viscositeit werd gemeten met behulp van een Brookfield viscometer DV-E met spindle 6 op een monster van deze samenstellingen. De testen werden uitgevoerd bij een temperatuur van 23°C. De spindel van de Brookfield viscometer DV-E roteerde in een eerste stap
BE2016/5983 gedurende 1 minuut aan een rotatiesnelheid van 100 rpm. In een tweede stap werd de rotatiesnelheid gewijzigd naar 30 rpm en aangehouden gedurende 1 minuut, waarna de viscositeit werd gemeten.
In Figuur 6 wordt de gemeten viscositeit weergegeven, uitgedrukt in mPa.s of centiPoise (cP), als functie van het gewichtspercentage van ruwe palmolie in het mengsel.
Ook bij de viscositeit vindt men bij deze mengsels weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een lagere viscositeit geven dan de viscositeiten van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De viscositeiten binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk lager dan wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de viscositeiten van de Bright Stock Oil en van het CPO.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk minder viskeus dan men zou mögen verwachten uit de respectieve viscositeiten van de Bright Stock Oil en van het CPO.
Voorbeeld 7: Viscositeit van mengsels van Bright Stock Oil met dierlijk vet.
In voorbeeld 7 werden verschillende mengsels van Bright Stock Oil als het koolwaterstof ingrediënt en dierlijk vet van categorie III als het triglyceride ingrediënt gemaakt en de viscositeit ervan bepaald. De Bright Stock Oil was dezelfde als in voorbeeld 6. Het gebruikte dierlijk vet was hetzelfde als in Voorbeeld 3.
De viscositeit werd gemeten met behulp van een Brookfield viscometer DV-E met spindle 5 op een monster van deze samenstellingen. De testen werden uitgevoerd bij een temperatuur van 23°C. De spindel van de Brookfield viscometer DV-E roteerde in een eerste stap gedurende 1 minuut aan een rotatiesnelheid van 100 rpm. In een tweede stap werd de rotatiesnelheid gewijzigd naar 10 rpm en aangehouden gedurende 1 minuut, waarna de viscositeit werd gemeten.
In Figuur 7 wordt de gemeten viscositeit weergegeven, uitgedrukt in mPa.s of centiPoise (cP), als functie van het gewichtspercentage van dierlijk vet in het mengsel.
BE2016/5983
Ook bij de viscositeit vindt men bij deze mengsels weer een eutecticum, een bereik van samenstellingen waarin de beide ingrediënten aanwezig zijn en waarbinnen de gemengde samenstellingen een lagere viscositeit geven dan de viscositeiten van de samenstellende ingrediënten afzonderlijk. De viscositeiten binnen een bepaald bereik zijn zelfs duidelijk lager dan wat men zou berekenen uit een linéaire interpolatie tussen de viscositeiten van de Bright Stock Oil en van het dierlijk vet.
Deze samenstellingen zijn dus duidelijk minder 10 viskeus dan men zou mögen verwachten uit de respectieve viscositeiten van de Bright Stock Oil en van het dierlijk vet. Gelijkaardige resultaten werden bekomen met dierlijk vet (Cat. i) bekomen als Bioline B van de firma Ecoson (NL). Vermits er wat betreft de vetsamenstelling geen onderscheid is, worden er geen verschillen verwacht indien men, in plaats van het hierbij gebruikte dierlijk vet Cat.i, dierlijk vet Cat. ii of iii zou gebruiken, beschikbaar van dezelfde leverancier.
Nu deze uitvinding volledig beschreven is, zal de vakman beseffen dat de uitvinding kan worden uitgevoerd met een brede waaier aan parameters binnen wat wordt geclaimd, zonder daarom af te
0 wijken van de omvang van de uitvinding, zoals gedefinieerd door de conclusies.
BE2016/5983

Claims (49)

  1. CONCLUSIES
    1. Een waterige samenstelling geschikt voor stofbinding bij de vervaardiging van minerale wol, die een oppervlakte-actieve stof omvat als emulgator voor de in water onoplosbare ingrediënten, en die verder omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride, waarbij het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediën beide een stolpunt hebben, bepaald volgens ASTM D938, van ten minste 23°C.
  2. 2. De samenstelling volgens conclusie 1 die ten minste 6% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 7% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 8%, en bij nog meer voorkeur ten minste 9%, bij voorkeur ten minste 10%, bij meer voorkeur ten minste 12%, bij voorkeur ten minste 15%, bij meer voorkeur ten minste 20%, bij nog meer voorkeur ten minste 25%, bij voorkeur ten minste 30% gewicht van het triglyceride ingrediënt.
  3. 3. De samenstelling volgens conclusie 1 of 2 die ten hoogste 90% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85% gewicht, bij meer voorkeur ten hoogste 80% gewicht, bij nog meer voorkeur ten hoogste 75% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten hoogste 70% gewicht, steeds op dezelfde basis.
  4. 4. De samenstelling volgens een der vorige conclusies die ten hoogste 90% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85%, bij meer voorkeur ten hoogste 80%, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 75%, bij voorkeur ten hoogste 70%, bij meer voorkeur ten hoogste 65%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 60% van de koolwaterstof ingrediënt, steeds op dezelfde basis.
  5. 5. De samenstelling volgens een der vorige conclusies die ten minste 30% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat,
    BE2016/5983 op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 35% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 40% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 45% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 50% gewicht, steeds op dezelfde basis.
  6. 6. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het koolwaterstof ingrediënt een stolpunt heeft van ten minste 24°C is, bij voorkeur ten minste 25°C, bij meer voorkeur ten minste 26°C, bij nog meer voorkeur ten minste 27°C, bij voorkeur ten minste 28°C, bij meer voorkeur ten minste 29°C, bij nog meer voorkeur ten minste 30°C, bij voorkeur ten minste 31 °C, bij meer voorkeur ten minste 32°C, bij nog meer voorkeur ten minste 33°C, bij voorkeur ten minste 35°C, bij meer voorkeur ten minste 40°C, bij nog meer voorkeur ten minste 45°C, bij voorkeur ten minste 50°C, bij meer voorkeur ten minste 55°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, en optioneel ten hoogste 100°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 80°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 70°C, bij voorkeur ten hoogste 65°C, bij meer voorkeur ten hoogste 60°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 55°C, bij voorkeur ten hoogste 50°C, bij meer voorkeur ten hoogste 45°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 40°C, bij voorkeur ten hoogste 35°C.
  7. 7. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het koolwaterstof ingrediënt een vlampunt heeft van ten minste 250°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 300°C, bij nog meer voorkeur ten minste 310°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 320°C.
  8. 8. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het koolwaterstof ingrediënt een anilinepunt heeft van ten minste 25°C, bij voorkeur ten minste 40°C, bij meer voorkeur ten minste 50°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 65°C.
  9. 9. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het koolwaterstof ingrediënt is gekozen uit de groep bestaande uit “Bright Stock”, “Waxy oil”, “Waxy bright stock”, “Slack Wax”, “Residual Aromatic Extract” (RAE), “Petrolatum”, “Bright Stock Slack Wax”
    BE2016/5983 (BSSW), “Paraffin Wax”, en “Foots Oil”.
  10. 10. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het triglyceride ingrediënt een stolpunt heeft van ten minste 25°C is, bij voorkeur ten minste 30°C, bij meer voorkeur ten minste 35°C, en optioneel ten hoogste 75°C, bij voorkeur ten hoogste 70°C, bij meer voorkeur ten hoogste 65°C.
  11. 11. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het triglyceride ingrediënt een joodgetal heeft van ten hoogste 130 (uitgedrukt als g jodium per 100 gram monster), bij voorkeur ten hoogste 100, bij meer voorkeur ten hoogste 75, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 60.
  12. 12. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het triglyceride ingrediënt een vlampunt heeft, gemeten volgens ASTM D92, van ten minste 230°C, bij voorkeur ten minste 240°C, bij meer voorkeur ten minste 250°C, bij nog meer voorkeur ten minste 260°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 270°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 290°C en bij nog meer voorkeur ten minste 295°C.
  13. 13. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij het triglyceride ingrediënt een gehalte aan vrije vetzuren heeft van ten hoogste 15gew% aan vrije vetzuren, bij voorkeur ten hoogste 10%, bij meer voorkeur ten hoogste 8% en bij nog meer voorkeur ten hoogste 6 gew% aan vrije vetzuren.
  14. 14. De samenstelling volgens een der vorige conclusies waarbij de uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en de voorgeschreven triglyceride ingrediënt minstens 90% gewicht uitmaken van het droge stof gedeelte van de samenstelling, bij voorkeur ten minste 91%, bij meer voorkeur ten minste 92%, bij nog meer voorkeur ten minste 93%, bij voorkeur ten minste 94%, bij meer voorkeur ten minste 94.5%, en bij nog meer voorkeur ten minste 95.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling, en optioneel ten hoogste 99.0% gewicht, bij voorkeur ten hoogste 98.0%, bij meer voorkeur ten hoogste 97.0%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 96.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling.
    BE2016/5983
  15. 15. De samenstelling volgens een der vorige conclusies die als emulgator ten minste één anionische oppervlakte-actieve stof omvat.
  16. 16. De samenstelling volgens een der vorige conclusies die als emulgator ten minste één niet-ionische oppervlakte-actieve stof omvat.
  17. 17. De samenstelling volgens een der vorige conclusies die verder nog ten minste één additief omvat gekozen uit de groep bestaande uit een antischuimmiddel en een biocide.
  18. 18. Een werkwijze voor de vervaardiging van de samenstelling volgens eender welke van de voorgaande conclusies, die de stap omvat van het mengen van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, en de stap van het homogeniseren van het gevormde mengsel in aanwezigheid van een waterige fase en van de oppervlakteactieve stof.
  19. 19. De werkwijze volgens conclusie 18 waarbij het mengen van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt gebeurt in aanwezigheid van een waterige fase, waarbij bij voorkeur de waterige fase samen met de oppervlakte-actieve stof, indien aanwezig, van 30-70% gewicht uitmaakt van het geheel van de samenstelling, bij voorkeur ten minste 40%, optioneel ten hoogste 60%, en de organische fase het resterende deel uitmaakt van de samenstelling.
  20. 20. De werkwijze volgens de vorige conclusie waarbij de waterige fase bij het mengen een temperatuur heeft van ten hoogste 95°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 85°C, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 80°C, en optioneel ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, bij meer voorkeur ten minste 70°C, bij nog meer voorkeur ten minste 75°C, bij nog steeds meer voorkeur ten misten 80°C.
  21. 21. De werkwijze volgens eender welke van de conclusies 18-20 waarbij het mengen van het koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt gebeurt terwijl ten minste de organische ingrediënten door elkaar worden geroerd, bij voorkeur bij een roersnelheid die
    BE2016/5983 de organische fase hoofdzakelijk in zijn geheel behoudt.
  22. 22. De werkwijze volgens eender welke van de conclusies 18-21 waarbij het homogeniseren van het mengsel plaatsvindt onder hoge afschuifkrachten (“high shear”), waardoor een emulsie wordt gevormd van de organische fase in de continue waterige fase.
  23. 23. De werkwijze volgens eender welke van de conclusies 18-22 waarbij het homogeniseren van het mengsel plaatsvindt bij een temperatuur van ten hoogste 95°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 85°C, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 80°C, en optioneel ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, bij meer voorkeur ten minste 70°C, bij nog meer voorkeur ten minste 75°C, bij nog steeds meer voorkeur ten minste 80°C.
  24. 24. Gebruik van de samenstelling volgens eender welke van de conclusies 1-17 als hulpmiddel bij de productie van minerale wol, bij voorkeur van glaswol.
  25. 25. Het gebruik volgens de voorgaande conclusie als stofbinder.
  26. 26. Gebruik van een organische samenstelling als hulpmiddel bij de productie van minerale wol, waarbij die organische samenstelling omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, (a) van 5 tot 95% gewicht van een uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt, en (b) van 95 tot 5% gewicht van een triglyceride ingrediënt, waarbij ten minste één van het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, een stolpunt heeft, bepaald volgens ASTM D938, van ten minste 23°C.
  27. 27. Het gebruik volgens de voorgaande conclusie waarbij het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt beide een stolpunt hebben van ten minste 23°C, bepaald volgens ASTM D938.
  28. 28. Het gebruik volgens conclusie 26 waarbij één van het uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en het triglyceride ingrediënt, een stolpunt heeft, bepaald volgens ASTM D938, van minder dan
    BE2016/5983
    23°C, waarbij dit ingrediënt bij 23°C een viscositeit heeft van ten hoogste
    10000 cP, zoals gemeten met een Brookfield DV-E viscometer, met spindle 5 bij 10 rpm.
  29. 29. Het gebruik volgens de voorgaande conclusie om een lagere viscositeit van de organische samenstelling te bekomen.
  30. 30. Het gebruik volgens eender welke van de conclusies 26-29 waarbij de organische samenstelling verder nog een emulgator omvat.
  31. 31. Het gebruik volgens de voorgaande conclusie waarbij de organische samenstelling ten minste 0.25% gewicht aan emulgator omvat, bij voorkeur ten minste 0.50% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 0.70% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 0.80% gewicht, bij voorkeur ten minste 0.90% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 1.0% gewicht, bij steeds meer voorkeur ten minste 1.5% gewicht, bij voorkeur ten minste 2.0% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 2.5% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 3.0% gewicht, bij voorkeur ten minste 3.5% gewicht en bij meer voorkeur ten minste 4.0% gewicht, steeds op basis van het droge stof gehalte van de samenstelling.
  32. 32. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-31 waarbij de organische samenstelling wordt verwerkt in een emulsie, bij voorkeur een emulsie op basis van water als de continue fase.
  33. 33. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-32 waarbij de organische samenstelling ten minste 6% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 7% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 8%, en bij nog meer voorkeur ten minste 9%, bij voorkeur ten minste 10%, bij meer voorkeur ten minste 12%, bij voorkeur ten minste 15%, bij meer voorkeur ten minste 20%, bij nog meer voorkeur ten minste 25%, bij voorkeur ten minste 30% gewicht van het triglyceride ingrediënt.
  34. 34. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-33 waarbij de organische samenstelling ten hoogste 90% gewicht van het triglyceride ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof
    BE2016/5983 gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85% gewicht, bij meer voorkeur ten hoogste
    80% gewicht, bij nog meer voorkeur ten hoogste 75% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten hoogste 70% gewicht, steeds op dezelfde basis.
  35. 35. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-34 waarbij de organische samenstelling ten hoogste 90% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten hoogste 85%, bij meer voorkeur ten hoogste 80%, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 75%, bij voorkeur ten hoogste 70%, bij meer voorkeur ten hoogste 65%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 60% van de koolwaterstof ingrediënt, steeds op dezelfde basis.
  36. 36. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-35 waarbij de organische samenstelling ten minste 30% gewicht van de koolwaterstof ingrediënt omvat, op basis van zijn droge stof gehalte, bij voorkeur ten minste 35% gewicht, bij meer voorkeur ten minste 40% gewicht, bij nog meer voorkeur ten minste 45% gewicht, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 50% gewicht, steeds op dezelfde basis.
  37. 37. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-36 waarbij het koolwaterstof ingrediënt een stolpunt heeft van ten minste 24°C is, bij voorkeur ten minste 25°C, bij meer voorkeur ten minste 26°C, bij nog meer voorkeur ten minste 27°C, bij voorkeur ten minste 28°C, bij meer voorkeur ten minste 29°C, bij nog meer voorkeur ten minste 30°C, bij voorkeur ten minste 31 °C, bij meer voorkeur ten minste 32°C, bij nog meer voorkeur ten minste 33°C, bij voorkeur ten minste 35°C, bij meer voorkeur ten minste 40°C, bij nog meer voorkeur ten minste 45°C, bij voorkeur ten minste 50°C, bij meer voorkeur ten minste 55°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, bij voorkeur ten minste 65°C, en optioneel ten hoogste 100°C, bij voorkeur ten hoogste 90°C, bij meer voorkeur ten hoogste 80°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 70°C, bij voorkeur ten hoogste 65°C, bij meer voorkeur ten hoogste 60°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 55°C, bij voorkeur ten hoogste 50°C, bij meer voorkeur ten hoogste 45°C, bij nog meer voorkeur ten hoogste 40°C, bij voorkeur ten hoogste 35°C.
  38. 38. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-37 waarbij het koolwaterstof ingrediënt een vlampunt heeft van
    BE2016/5983 ten minste 250°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste
    300°C, bij nog meer voorkeur ten minste 310°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 320°C.
  39. 39. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-38 waarbij het koolwaterstof ingrediënt een anilinepunt heeft van ten minste 25°C, bij voorkeur ten minste 40°C, bij meer voorkeur ten minste 50°C, bij nog meer voorkeur ten minste 60°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 65°C.
  40. 40. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-39 waarbij het koolwaterstof ingrediënt is gekozen uit de groep bestaande uit “Bright Stock”, “Waxy oil”, “Waxy bright stock”, “Slack Wax”, “Residual Aromatic Extract” (RAE), “Petrolatum”, “Bright Stock Slack Wax” (BSSW), “Paraffin Wax”, en “Foots Oil”.
  41. 41. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-40 waarbij het triglyceride ingrediënt een stolpunt heeft van ten minste 25°C is, bij voorkeur ten minste 30°C, bij meer voorkeur ten minste 35°C, en optioneel ten hoogste 75°C, bij voorkeur ten hoogste 70°C, bij meer voorkeur ten hoogste 65°C.
  42. 42. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-41 waarbij het triglyceride ingrediënt een joodgetal heeft van ten hoogste 130 (uitgedrukt als g jodium per 100 gram monster), bij voorkeur ten hoogste 100, bij meer voorkeur ten hoogste 75, en bij nog meer voorkeur ten hoogste 60.
  43. 43. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-42 waarbij het triglyceride ingrediënt een vlampunt heeft, gemeten volgens ASTM D92, van ten minste 230°C, bij voorkeur ten minste 240°C, bij meer voorkeur ten minste 250°C, bij nog meer voorkeur ten minste 260°C, en bij nog steeds meer voorkeur ten minste 270°C, bij voorkeur ten minste 280°C, bij meer voorkeur ten minste 290°C en bij nog meer voorkeur ten minste 295°C.
  44. 44. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-43 waarbij het triglyceride ingrediënt een gehalte aan vrije vetzuren heeft van ten hoogste 15 gew% aan vrije vetzuren, bij voorkeur ten
    BE2016/5983 hoogste 10%, bij meer voorkeur ten hoogste 8% en bij nog meer voorkeur ten hoogste 6 gew% aan vrije vetzuren.
  45. 45. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-44 waarbij de uit aardolie bekomen koolwaterstof ingrediënt en
    5 de voorgeschreven triglyceride ingrediënt minstens 90% gewicht uitmaken van het droge stof gedeelte van de samenstelling, bij voorkeur ten minste 91%, bij meer voorkeur ten minste 92%, bij nog meer voorkeur ten minste 93%, bij voorkeur ten minste 94%, bij meer voorkeur ten minste 94.5%, en bij nog meer voorkeur ten minste 95.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de
    10 samenstelling, en optioneel ten hoogste 99.0% gewicht, bij voorkeur ten hoogste 98.0%, bij meer voorkeur ten hoogste 97.0%, bij nog meer voorkeur ten hoogste 96.0% gewicht van het droge stof gedeelte van de samenstelling.
  46. 46. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-45 waarbij de organische samenstelling als emulgator ten
    15 minste één anionische oppervlakte-actieve stof omvat.
  47. 47. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-46 waarbij de organische samenstelling als emulgator ten minste één niet-ionische oppervlakte-actieve stof omvat.
  48. 48. Het gebruik volgens eender welke van 2 0 conclusies 26-47 waarbij de organische samenstelling verder nog ten minste één additief omvat gekozen uit de groep bestaande uit een antischuimmiddel en een biocide.
  49. 49. Het gebruik volgens eender welke van conclusies 26-48 om een betere stofbinding te verkrijgen.
    BE2016/5983
BE2016/5983A 2016-12-27 2016-12-27 Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen BE1024862B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5983A BE1024862B1 (nl) 2016-12-27 2016-12-27 Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen
EP17210638.7A EP3342761B1 (en) 2016-12-27 2017-12-27 Improved aiding component for the production of mineral wool

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5983A BE1024862B1 (nl) 2016-12-27 2016-12-27 Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024862A1 BE1024862A1 (nl) 2018-07-24
BE1024862B1 true BE1024862B1 (nl) 2018-07-31

Family

ID=57962951

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5983A BE1024862B1 (nl) 2016-12-27 2016-12-27 Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3342761B1 (nl)
BE (1) BE1024862B1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2009004261A2 (fr) * 2007-06-19 2009-01-08 Saint-Gobain Isover Composition d'encollage pour laine minerale comprenant le produit resultant du clivage oxydant d'une huile insaturee et produits isolants obtenus

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19630254C2 (de) 1996-07-26 2003-07-17 Kapp Chemie Gmbh Staubbindeöle für Fasern aus Basalt, Glas oder Keramik
US6964744B2 (en) 2002-05-01 2005-11-15 Certainteed Corporation Surfactant modified oils for dust control of loose-fill insulation
US20100279573A1 (en) 2007-10-10 2010-11-04 Laurence Sinnige Formulation and method for dust control of fibre insulation
KR100924098B1 (ko) * 2009-01-30 2009-11-02 (주)한국바이오초크 수용성 다용도 판서용 필기구 조성물 및 그 제조방법
CA2730479C (en) * 2010-02-01 2016-10-25 Walker Industries Holdings Limited Emulsions for fibreglass binder systems
CN104762424A (zh) * 2015-03-22 2015-07-08 张小亚 一种皮革保养液

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2009004261A2 (fr) * 2007-06-19 2009-01-08 Saint-Gobain Isover Composition d'encollage pour laine minerale comprenant le produit resultant du clivage oxydant d'une huile insaturee et produits isolants obtenus

Also Published As

Publication number Publication date
BE1024862A1 (nl) 2018-07-24
EP3342761A1 (en) 2018-07-04
EP3342761B1 (en) 2020-09-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
Ing et al. Tribological behaviour of refined bleached and deodorized palm olein in different loads using a four-ball tribotester
US6827841B2 (en) Low viscosity, high carbon yield pitch product
Dandan et al. A Comprehensive ReviewonPalm Oil and the Challengesusing Vegetable Oil as Lubricant Base-Stock
EP3436553A1 (en) Compatibilizing and stabilizing composition for fuel oils and process for stabilizing said oils
JP4257187B2 (ja) アスフアルト舗装廃材用再生添加剤組成物
BE1024862B1 (nl) Verbeterd hulpmiddel voor de productie van minerale wollen
US2320644A (en) Wax composition
EP3298210A1 (en) Modified lecithin for asphalt applications
EP3215675A1 (en) Saturating wax coating composition and associated methods of use
CN111356757B (zh) 妥尔油沥青(top)的热处理方法
RU2706123C1 (ru) Способ очистки биотопливных композиций на основе рапсового масла
JP4257186B2 (ja) アスフアルト舗装廃材用再生添加剤組成物
Agogué et al. Multi‐scale study of the structuration of candle blends with a high content of vegetable fats to replace paraffins: Effect of 12‐hydroxystearic acid content
Ermakov et al. Antifriction plastic greases based on intermediate products of oil refining and liquid crystalline compounds
US2320645A (en) Wax composition
FAKHRALDEEN BEHAVIOR OF MIXTURES OF HEAVY OIL STOCKS AND WAXES
US2716085A (en) Adhesive petroleum lubricant
RU2743695C1 (ru) Пластичная смазка для тяжелонагруженных узлов трения
US2087585A (en) Lubricating oil composition
Thomsen The Practice of Lubrication: An Engineering Treatise on the Origin, Nature and Testing of Lubicants, Their Selection, Application and Use
JP2024517446A (ja) アスファルト用途のためのエポキシ官能性及びリン脂質含有接着促進剤及びウォームミックス添加剤
US2029619A (en) Purification of oxidation products
US2077837A (en) Process for the refining of sperm oil or wax
CA1077698A (en) Dewaxing with a polyol ester aid
US1896342A (en) Method of making stable low pour point lubricating oils

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180731