BE1024193A1

BE1024193A1 - Scherminrichting

Info

Publication number: BE1024193A1
Application number: BE20165329A
Authority: BE
Inventors: Frene Joost Benjamin Renaat De; Steven Rita André Vanhoutte
Original assignee: Renson Sunprotection Screens Nv
Priority date: 2016-05-09
Filing date: 2016-05-09
Publication date: 2017-12-06
Also published as: PL3259432T3; EP3259432A1; EP3259432B1; US20190153778A1; TR201815324T4; WO2017195087A1; BE1024193B1; US11359436B2

Abstract

Deze uitvinding betreft een scherminrichting omvattende, een schermrol (1) met een hierop op- en afrolbaar scherm (2), dat aan minstens één laterale zijde voorzien is van een verdikking (6), een motor (7) voor het aandrijven van de schermrol (1), die aan het uiteinde van de schermrol (1) dichtst bij de verdikking (6) minstens gedeeltelijk in de schermrol (1) is opgesteld, waarbij de motor (7) zo ver in de schermrol (1) is aangebracht, dat de verdikking (6) in opgerolde toestand van het scherm (2) minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas (A) is gepositioneerd dan elk punt van het deel van de motor (7) dat in de schermrol (1) is aangebracht, dat zich het verst van deze schermrolas (A) bevindt.

Description

SCHERMINRICHTING

Deze uitvinding betreft een scherminrichting omvattende: een schermrol, die roteerbaar omheen een schermrolas is opgesteld; - een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm, dat aan minstens één laterale zijde voorzien is van een verdikking, die in opgerolde toestand van het scherm minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas is gepositioneerd dan elk punt op de buitenomtrek van de schermrol, dat zich het verst van deze schermrolas bevindt; en een motor voor het aandrijven van de schermrol, die aan het uiteinde van de schermrol, dat het dichtst bij de verdikking is gepositioneerd, minstens gedeeltelijk in de schermrol is opgesteld.

Scherminrichtingen met een op een schermrol oprolbaar scherm, dat voorzien is van verdikkingen aan de laterale zijden zijn reeds meermaals beschreven in de octrooiliteratuur, zoals onder meer in FR 2 602 539 Al, NL 1 029 104 C, EP 1 669 537 A2, NL 1 014 061 C, EP 1 491 712 A2 en EP 0 272 733 Al. Dergelijke verdikkingen worden tijdens de op- en afrolbeweging van het scherm geleid in schermgeleiders. Deze verdikkingen zijn vaak uitgevoerd onder de vorm van halve ritssluitingen, door het scherm aan de laterale zijden te voorzien van halve ritssluitingen.

Om een dergelijk scherm goed vast te houden in deze geleidingen, zodat de zijden ervan bij plotse windstoten niet zonder meer los kunnen komen, en zodat klapperen van het scherm zo goed mogelijk vermeden wordt, dienen deze verdikkingen voldoende dik uitgevoerd te worden. Zoals aangegeven in EP 0 272 733 Al en NL 1 029 104 C, is een probleem bij het voorzien van dergelijke relatief dikke verdikkingen aan de laterale zijden van het scherm, dat bij oprollen van het scherm ter hoogte van deze verdikkingen ook relatief dikke gebieden worden bekomen waarvoor ruimte voorzien dient te worden.

In EP O 272 733 Al strekken de laterale zijden van het scherm, die voorzien zijn van de verdikkingen, zich daarom uit tot voorbij de uiteinden van de schermrol om ophopen van de verdikkingen van het scherm op de schermrol te vermijden.

In NL 1 029 104 C en EP 2 182 161 BI zijn insnoeringen aan de uiteinden van de schermrol voorzien om ruimte te creëren voor deze verdikkingen en om plooivorming in het scherm en omplooien van de verdikkingen bij oprollen op de schermrol te vermijden.

Bij gemotoriseerde dergelijke scherminrichtingen blijft echter nog een probleem bestaan onder de vorm van het scheef trekken van de onderlat, die aan het op- en afrolbare scherm is bevestigd, aan het uiteinde weg van de schermrol, dit wanneer de uiteinden van het scherm niet gelijkmatig oprollen.

Wanneer de schermen langer uitgevoerd worden, treedt ook opnieuw het probleem van plooivorming in het scherm en omplooien van de verdikkingen op.

Het doel van deze uitvinding is om deze problemen te kunnen verhelpen.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een scherminrichting omvattende: - een schermrol, die roteerbaar omheen een schermrolas is opgesteld; een op deze schermrol op- en afrolbaar scherm, dat aan minstens één laterale zijde voorzien is van een verdikking, die in opgerolde toestand van het scherm minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas is gepositioneerd dan elk punt op de buitenomtrek van de schermrol, dat zich het verst van deze schermrolas bevindt; en een motor voor het aandrijven van de schermrol, die aan het genoemde uiteinde minstens gedeeltelijk in de schermrol is opgesteld; waarbij de motor zo ver in de schermrol is aangebracht, dat de verdikking in opgerolde toestand van het scherm minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas is gepositioneerd dan elk punt van het deel van de motor dat in de schermrol is aangebracht, dat zich het verst van deze schermrol bevindt.

Bij de stand van de techniek van gemotoriseerde scherminrichtingen met genoemde verdikkingen aan de laterale zijden van het scherm, was de positie die deze verdikking kon innemen in opgerolde toestand mee beperkt door de afmetingen van de motor. Door volgens de uitvinding de motor van een dergelijke scherminrichting te verplaatsen, kan men ervoor zorgen dat deze beperking wegvalt en dat de verdikking nu dichter bij de schermrolas kan komen dan de verste punten van het deel van de motor dat in de schermrolas is aangebracht. Doordat de verdikking dichter tegen de schermrolas kan gebracht worden, kan het probleem van scheeftrekken van de onderlat verholpen worden en kan ook bij langere schermen ervoor gezorgd worden dat de verdikkingen niet gaan omslaan of dat plooivorming in het scherm vermeden kan worden.

Dankzij deze nieuwe plaatsing van de motor, kan de diameter van de schermrol ook beperkt worden bij scherminrichtingen waar de genoemde problemen zich niet langer voordeden. Met een compactere schermrol kan ook een eventuele schermkast waarin deze schermrol opgesteld wordt compacter uitgevoerd worden.

Bij voorkeur omvat een scherminrichting volgens deze uitvinding ook minstens één schermgeleider voor het geleiden van een corresponderende verdikking tijdens de op- en afrolbeweging van het scherm.

In een voorkeurdragende scherminrichting volgens deze uitvinding is de motor een elektronische buismotor. Met een dergelijke buismotor kunnen eindposities voor het op- en afrollen van het scherm namelijk ook ingesteld worden zonder dat de buismotor zelf hiervoor bereikbaar dient te zijn. Op die manier is het eenvoudiger om de buismotor dieper in de schermrol aan te brengen dan bij de stand van de techniek.

Een specifieke uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding omvat aan het genoemde uiteinde een schermroleindstuk, dat voorzien is van een insnoering, zodanig dat bij op- en afrollen van het scherm de flexibele verdikking ter hoogte van deze insnoering komt.

Het schermroleindstuk kan hierbij in lengterichting van de schermrol gezien, onmiddellijk op de schermrol aansluiten, eventueel gedeeltelijk in de schermrol opgesteld zijn of kan ook op een tussenafstand van de schermrol opgesteld zijn.

Gezien de verdikking minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas gepositioneerd is, wordt bij deze specifieke uitvoeringsvorm de insnoering van een dergelijk schermroleindstuk volgens de uitvinding voor een zelfde schermrol sterker gemaakt dan bij de bestaande dergelijke scherminrichtingen, waarbij de motor zich steeds met een vrij breed stuk tot in het schermroleindstuk ter hoogte van de insnoering uitstrekte.

Bij voorkeur is de grootste buitenafmeting van het schermroleindstuk dichtst bij de schermrol, dwars op de lengterichting van de schermrol gezien, in een vlak doorheen de schermrolas, kleiner dan de buitendiameter van de schermrol.

Het schermroleindstuk omvat verder bij voorkeur een glad manteloppervlak.

Daarnaast is het schermroleindstuk bij voorkeur aan de zijde van de schermrol verjongend uitgevoerd naar de insnoering toe.

Het schermroleindstuk kan vast aan de schermrol bevestigd zijn, dit eventueel met behulp van een tussenstuk.

In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding is het schermroleindstuk echter in gemonteerde toestand vast opgesteld in de scherminrichting en is de schermrol roteerbaar opgeteld ten opzichte van dit schermroleindstuk.

Op deze manier kunnen bevestigingsmiddelen om de schermrol roteerbaar in de scherminrichting op te nemen compacter uitgevoerd worden.

Het schermroleindstuk kan zo op een compactere manier tegen de corresponderende laterale zijde van de scherminrichting aansluiten. Hierdoor is het ook mogelijk om de insnoering in dit schermroleindstuk en de verdikking van het scherm dichter tegen deze laterale zijde te laten aansluiten. Een schermgeleider voor het geleiden van deze verdikking kan hierdoor ook compacter uitgevoerd worden dan bij de stand van de techniek.

Ook bij scherminrichtingen met een dergelijk vast opgesteld schermroleindstuk en een roteerbaar opgestelde schermrol, waarbij de motor op de klassieke manier is opgesteld en de verdikking dus niet in opgerolde toestand van het scherm minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas is gepositioneerd dan elk punt van het deel van de motor dat in de schermrol is aangebracht, dat zich het verst van deze schermrolas bevindt, kunnen delen van de scherminrichting op deze manier compacter uitgevoerd worden.

De motor van een scherminrichting volgens deze uitvinding kan meer specifiek een motorlichaam omvatten, dat volgens een rotatierichting omheen de lengterichting van de schermrol vast in de schermrol is aangebracht en een motorkop omvatten, die roteerbaar ten opzichte van het motorlichaam is voorzien.

Om in een genoemde uitvoeringsvorm met een schermroleindstuk dat vast is opgesteld, dit schermroleindstuk vast op te stellen, kan dit schermroleindstuk aan een dergelijke motorkop bevestigd worden, vast volgens de genoemde rotatierichting.

Een scherminrichting met een dergelijke motor met motorlichaam en motorkop omvat verder bij voorkeur een bevestigingskop, die vast aan de motorkop is bevestigd en een bevestigingslichaam, dat vast in de scherminrichting is opgesteld, waaraan de bevestigingskop bevestigbaar is om de schermrol in de scherminrichting op te nemen.

Een dergelijk bevestigingslichaam kan hierbij bijvoorbeeld deel uitmaken van een schermkast van de scherminrichting waarin de schermrol opgenomen wordt.

De bevestigingskop kan meer specifiek bevestigbaar zijn aan het bevestigingslichaam via een lineaire schuifbeweging, dwars op de lengterichting van de schermrol, om deze op een eenvoudige manier bevestigbaar te voorzien.

In een genoemde uitvoeringsvorm met een schermroleindstuk, waarbij dit schermroleindstuk vast aan de schermrol is bevestigd, kan de bevestigingskop bijvoorbeeld met behulp van een as, die zich doorheen het schermroleindstuk uitstrekt aan de motorkop bevestigd zijn. Deze bevestigingskop en deze as kunnen hierbij eventueel als een integraal deel van de motor uitgevoerd worden.

In een genoemde uitvoeringsvorm met een schermroleindstuk dat vast in de scherminrichting is opgesteld, is dit schermroleindstuk bij voorkeur aan het uiteinde weg van de schermrol voorzien van deze bevestigingskop.

De schermrol van een scherminrichting volgens deze uitvinding zal steeds minstens gedeeltelijk hol uitgevoerd zijn, met een toegangsopening tot deze holte aan het genoemde uiteinde, zodat de motor minstens gedeeltelijk in deze holte opgenomen kan worden. Deze schermrol kan hierbij voordelig als een holle buis uitgevoerd worden.

De schermrol kan echter ook verder vormgegeven zijn, dit bijvoorbeeld om de motor eenvoudiger in de schermrol te kunnen positioneren en minstens gedeeltelijk in deze schermrol vast te zetten.

Meer specifiek kan de schermrol bijvoorbeeld ook aan het genoemde uiteinde verjongend uitgevoerd worden naar dit uiteinde toe. Wanneer een dergelijke scherminrichting ook voorzien is van een schermroleindstuk dat aan de zijde van de schermrol verjongend is uitgevoerd naar de insnoering toe, dan kan de verjonging van de schermrol voordelig vloeiend aansluiten op de verjonging van het schermroleindstuk.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding omvat verder een inzetstuk, dat aan het genoemde uiteinde van de schermrol is bevestigd, en waarin de motor gedeeltelijk is aangebracht ter bevestiging van de motor in de schermrol. Meer specifiek kan dit inzetstuk hiertoe ook gedeeltelijk in dit uiteinde aangebracht zijn.

Met behulp van een dergelijk inzetstuk, kan de schermrol eenvoudige vormen aannemen, terwijl het inzetstuk specifieker vormgegeven kan zijn ter bevestiging van de motor in de schermrol.

Meer specifiek kan dit inzetstuk bijvoorbeeld voorzien zijn van een zich minstens gedeeltelijk dwars op de lengterichting van de schermrol uitstrekkende borgrand voor het borgen van de motor in de schermrol. Analoog wordt de motor dan bij voorkeur voorzien van een corresponderende borgrand, zodat de motor geborgd kan worden in de schermrol door tegen elkaar aangrijpen van deze borgranden.

Bij voorkeur is dit inzetstuk weg van de schermrol minstens gedeeltelijk verjongend uitgevoerd.

Bij uitvoeringsvormen met een schermroleindstuk vormt deze verjonging van het inzetstuk een vloeiende overgang tussen de schermrol en het schermroleindstuk, die er, wanneer het schermroleindstuk vast is opgesteld, mee voor zorgt dat dit schermroleindstuk het scherm niet zou afremmen tijdens de op- en afrolbeweging.

Wanneer een dergelijke scherminrichting voorzien is van een schermroleindstuk dat aan de zijde van de schermrol verjongend is uitgevoerd naar de insnoering toe, dan kan de verjonging van het inzetstuk voordelig vloeiend aansluiten op de verjonging van het schermroleindstuk.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in figuur 1 schematisch in doorsnede een deel van een schermrol ter hoogte van zijn uiteinde met een hierop op- en afrolbaar scherm, een inzetstuk en een schermroleindstuk van een scherminrichting volgens deze uitvinding is afgebeeld.

De afgebeelde scherminrichting omvat een schermrol (1) waarop een scherm (2) opgerold en hiervan afgerold kan worden. De schermrol (1) is hiertoe roteerbaar omheen een schermrolas (A). De op- en afrolbeweging van het scherm (2) wordt aangedreven met behulp van een motor (7), die gedeeltelijk in de schermrol (1) is aangebracht met behulp van een inzetstuk (3).

De schermrol (1) is uitgevoerd als een holle buis. Om te verhinderen dat de motor (7) verder in de schermrol (1) zou kunnen doordringen, is het inzetstuk (3) voorzien van een borgrand (11) en is de motor (7) voorzien van een corresponderende borgrand (12). Deze borgranden (11, 12) strekken zich hoofdzakelijk dwars op de lengterichting van de schermrol (1) uit.

De motor (7) omvat een motorlichaam (8), dat volgens de rotatierichting van de schermrol (1) bij op- en afrollen van het scherm (2), vast in de schermrol (1) is aangebracht en een motorkop (9), die roteerbaar ten opzichte van het motorlichaam (8) is voorzien.

Aan de motorkop (9) is een schermroleindstuk (4) bevestigd, vast volgens de rotatierichting van de schermrol (1). Aan zijn uiteinde, weg van de schermrol (1) is dit schermroleindstuk (4) voorzien van een bevestigingskop (10). Met behulp van deze bevestigingskop (10) kan dit schermroleindstuk (4) via een lineaire schuifbeweging loodrecht op de lengterichting van de schermrol (1) vast in de scherminrichting bevestigd worden, dit bijvoorbeeld aan een eindstuk van een schermkast. Dergelijke bevestigingen met behulp van een dergelijke bevestigingskop (10) zijn reeds gekend. Typisch wordt bij de gekende inrichtingen echter de motorkop (9), die als bevestigingskop is uitgevoerd, rechtstreeks aan een dergelijk eindstuk bevestigd. Deze motorkop (9) kon ook met behulp van een tussenstuk aan een dergelijk eindstuk bevestigd zijn. Nu gebeurt dit met het schermroleindstuk (4) als tussenstuk. Tijdens deze schuifbeweging kan deze bevestigingskop (10) mechanisch gekoppeld worden met dit eindstuk. Tegelijk kan er bijvoorbeeld ook een elektrische koppeling plaatsvinden, waarbij de motor (7) aangesloten wordt op een voedingskabel. Hiertoe dient dan de elektrische bedrading naar de motor (7) toe ook gedeeltelijk in het schermroleindstuk (4) ingebouwd te worden.

Het scherm (2) van de scherminrichting is aan zijn afgebeelde laterale zijde voorzien van een verdikking (6), die bijvoorbeeld met behulp van een schermgeleider geleid kan worden tijdens de op- en afrolbeweging van het scherm (2). Deze verdikking (6) kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een halve ritssluiting. Ter hoogte van deze verdikking (6) omvat het schermroleindstuk (4) een insnoering (5), die volgens de lengterichting van de schermrol (1) gezien naast de motor (7) is opgesteld. Deze insnoering (5) heeft hier een kleinste afmeting (de) dwars op de lengterichting van de schermrol (1), die kleiner is dan de grootste corresponderende afmeting (Dm) van de motor (7). De verdikking (6) is hierdoor in opgerolde toestand van het scherm (2) gedeeltelijk dichter bij de schermrolas (A) gepositioneerd dan elk punt van het deel van de motor (7) dat in de schermrol (1) is aangebracht, dat zich het verst van deze schermrolas (A) bevindt.

Het manteloppervlak van het schermroleindstuk (4) is glad uitgevoerd, zodat deze het scherm (2) niet afremt tijdens de op- en afrolbeweging. De diameter (De) van het schermroleindstuk (4) is hiertoe dichtst bij de schermrol (1) ook kleiner dan de diameter (Ds) van de schermrol (1). Het inzetstuk (11) is hiertoe aan zijn uiteinde weg van de schermrol (1) nog conisch verjongend naar het schermroleindstuk (4) toe uitgevoerd, om een vloeiende overgang tussen de schermrol (1) en het schermroleindstuk (4) te realiseren.

Om ondanks deze opstelling van de insnoering (5) ten opzichte van de motor (7) toch de eindposities van het scherm (2) in te kunnen stellen, is de motor (7) uitgevoerd als een elektronische buismotor (7).

Claims

CONCLUSIES

1. Scherminrichting omvattende: - een schermrol (1), die roteerbaar omheen een schermrolas (A) is opgesteld; - een op deze schermrol (1) op- en afrolbaar scherm (2), dat aan minstens één laterale zijde voorzien is van een verdikking (6), die in opgerolde toestand van het scherm (2) minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas (A) is gepositioneerd dan elk punt op de buitenomtrek van de schermrol (1), dat zich het verst van deze schermrolas (A) bevindt; - en een motor (7) voor het aandrijven van de schermrol (1), die aan het uiteinde van de schermrol (1), dat het dichtst bij de verdikking (6) is gepositioneerd, minstens gedeeltelijk in de schermrol (1) is opgesteld; met het kenmerk dat de motor (7) zo ver in de schermrol (1) is aangebracht, dat de verdikking (6) in opgerolde toestand van het scherm (2) minstens gedeeltelijk dichter bij de schermrolas (A) is gepositioneerd dan elk punt van het deel van de motor (7) dat in de schermrol (1) is aangebracht, dat zich het verst van deze schermrolas (A) bevindt.
2. Scherminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de motor (7) een elektronische buismotor is.
3. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de scherminrichting aan het genoemde uiteinde van de schermrol (1) een schermroleindstuk (4) omvat, dat voorzien is van een insnoering (5), zodanig dat bij op- en afrollen van het scherm (2) de verdikking (6) ter hoogte van deze insnoering (5) komt.
4. Scherminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de grootste buitenafmeting (De) van het schermroleindstuk (4) dichtst bij de schermrol (1), dwars op de lengterichting van de schermrol (1) gezien, in een vlak doorheen de schermrolas (A), kleiner is dan de buitendiameter (Ds) van de schermrol (1).
5. Scherminrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat het schermroleindstuk (4) een glad manteloppervlak omvat.
6. Scherminrichting volgens één van de conclusies 3 tot 5, met het kenmerk dat het schermroleindstuk (4) aan de zijde van de schermrol (1) verjongend is uitgevoerd naar de insnoering (5) toe.
7. Scherminrichting volgens één van de conclusies 3 tot 6, met het kenmerk dat het schermroleindstuk (4) in gemonteerde toestand vast is opgesteld in de scherminrichting en de schermrol (1) roteerbaar is op gesteld ten opzichte van dit schermroleindstuk (4).
8. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de motor (7) een motorlichaam (8) omvat, dat volgens een rotatierichting omheen de lengterichting van de schermrol (1) vast in de schermrol (1) is aangebracht en een motorkop (9) omvat, die roteerbaar ten opzichte van het motorlichaam (8) is voorzien.
9. Scherminrichting volgens conclusie 7 en 8, met het kenmerk dat het schermroleindstuk (4) volgens de genoemde rotatierichting vast aan de motorkop (9) is bevestigd.
10. Scherminrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk dat de scherminrichting een bevestigingskop (10) omvat, die vast aan de motorkop (9) is bevestigd en een bevestigingslichaam omvat, dat vast in de scherminrichting is opgesteld, waaraan de bevestigingskop (10) bevestigbaar is om de schermrol (1) in de scherminrichting op te nemen.
11. Scherminrichting volgens conclusie 9 en 10, met het kenmerk dat het schermroleindstuk (4) aan het uiteinde weg van de schermrol (1) voorzien is van de bevestigingskop (10).
12. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de schermrol (1) aan het genoemde uiteinde verjongend is uitgevoerd naar dit uiteinde toe.
13. Scherminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de scherminrichting een inzetstuk (3) omvat, dat aan het genoemde uiteinde van de schermrol (4) is bevestigd, en waarin de motor (7) gedeeltelijk is aangebracht ter bevestiging van de motor (7) in de schermrol (1).
14. Scherminrichting volgens conclusie 13 , met het kenmerk dat het inzetstuk (3) weg van de schermrol (1) minstens gedeeltelijk verjongend is uitgevoerd.
15. Scherminrichting volgens conclusie 6 en 12 of 14, met het kenmerk dat de verjonging van de schermrol (1) of de verjonging van het inzetstuk (3) vloeiend aansluit op de verjonging van het schermroleindstuk (4).