BE1023329B1 - Flexibele opbouwboord voor geocomposiet - Google Patents

Flexibele opbouwboord voor geocomposiet Download PDF

Info

Publication number
BE1023329B1
BE1023329B1 BE2016/5009A BE201605009A BE1023329B1 BE 1023329 B1 BE1023329 B1 BE 1023329B1 BE 2016/5009 A BE2016/5009 A BE 2016/5009A BE 201605009 A BE201605009 A BE 201605009A BE 1023329 B1 BE1023329 B1 BE 1023329B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
elements
anchoring
superstructure
soil stabilization
base
Prior art date
Application number
BE2016/5009A
Other languages
English (en)
Inventor
Chris SLABBINCK
HOORDE Christophe VAN
Original Assignee
Ecco Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecco Bvba filed Critical Ecco Bvba
Priority to BE2016/5009A priority Critical patent/BE1023329B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1023329B1 publication Critical patent/BE1023329B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C9/00Special pavings; Pavings for special parts of roads or airfields
    • E01C9/004Pavings specially adapted for allowing vegetation
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01CCONSTRUCTION OF, OR SURFACES FOR, ROADS, SPORTS GROUNDS, OR THE LIKE; MACHINES OR AUXILIARY TOOLS FOR CONSTRUCTION OR REPAIR
    • E01C9/00Special pavings; Pavings for special parts of roads or airfields
    • E01C9/004Pavings specially adapted for allowing vegetation
    • E01C9/005Coverings around trees forming part of the road

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding betreft flexibele opbouwboorden, geschikt voor het bevestigen op bodemstabilisatie-elementen, zoals bijvoorbeeld honingraatmatten. De opbouwboorden zijn buigbaar en eenvoudig plaatsbaar na plaatsing van de bodemstabilisatie-elementen en garanderen een verbeterde verankering van de opbouwboord door de aangepaste verankeringselementen. Verder betreft de uitvinding een kit van deze opbouwboorden, optioneel met bodemstabilisatie-elementen, en een werkwijze voor het plaatsen van de opbouwboorden (en de bodemstabilisatie-elementen met opbouwboorden).

Description

FLEXIBELE OPBOUWBOORD VOOR GEOCOMPOSIET TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking op flexibele afboordingen geschikt om aangebracht te worden op geocomposietsystemen om vulmateriaal te houden. Verder betreft het een werkwijze om dergelijke flexibele afboordingen op een verbeterde manier te bevestigen op een geocomposietsysteem, en een kit geschikt om hierbij gebruikt te worden.
STAND DER TECHNIEK
In tuin- en landschapsarchitectuur wordt steeds vaker gebruik gemaakt van zogenaamde geocomposietsystemen voor het aanleggen van grindpaden of andere grindoppervlakken, alsook oppervlakken voor andere doelen, zoals golfbanen en dergelijke. Deze geocomposietsystemen zorgen voor minder materiaalverlies door weer en wind en zijn in het algemeen open platen met een celstructuur, vaak bijenraatstructuur.
Het is de wens om bij het modelleren van een tuin, terras, oprit of andere ondergronden, krommende grenzen te voorzien tussen verschillende grondsoorten, zoals een kronkelend grindpad in een tuin, of een ronde zone met grond om een jonge boom in een grasperk te planten. Hiervoor dient bij voorkeur een scheidingswand of afboording voorzien te worden tussen de verschillende bodemmaterialen. Echter, aangezien dit een persoonlijke keuze betreft, is het quasi onmogelijk om algemene modellen hiervoor te voorzien, en is het evenzeer duur en inefficiënt om op maat gemaakt geocomposietsystemen met opgebouwde krommende afboordingen te laten vervaardigen, specifiek voor de situatie. Om die reden werden dan ook flexibele afboordingen bedacht die ter plaatse kunnen aangebracht worden op geocomposietsystemen volgens de wensen van de eigenaar. Zo kan modulair gewerkt worden, maar dit levert niet altijd de gewenste resultaten op. Een voorbeeld van een modulaire opbouwboord is bijvoorbeeld omschreven in US 9,109,337. Ook gaat deze uitvoering gepaard met een probleem rond het bevestigen van de opbouwboord, iets waar later op teruggekomen wordt.
De voornaamste problemen met de gekende flexibele opbouwboorden of afboordingen zijn dat deze ofwel onvoldoende stevig verankerd kunnen worden of onhandig zijn om aan te brengen.
In een eerste mogelijkheid, bijvoorbeeld volgens US 4,863,307 of US 6,324,782, is een buigbare afboording voorzien waarbij een aantal voeten van de afboording kunnen verankerd worden in de grond door pinnen te voorzien. Hierop bestaan vele variaties, echter allen met hetzelfde probleem. Namelijk dat deze pinnen (of andere bevestigingselementen) gemakkelijk verwijderd kunnen worden, bewust of onbewust, en geenszins de afboording effectief kunnen bevestigen in de grond, of met een geocomposietsysteem. Mogelijke verbeteringen zouden het gebruik van pinnen met weerhaken kunnen zijn, maar opnieuw biedt dit geen zekerheid en zijn de pinnen nog steeds eenvoudig verwijderbaar. Zo is er ook het voorbeeld van US 3,520,082 waarin een dergelijke scheidingsboord voorzien wordt los van het gegeven van een geocomposietsysteem. Hierbij heeft de scheidingsboord echter een zekere breedte die vaak ongewenst is, aangezien het de bedoeling is verschillende bodems van elkaar te scheiden, zonder hiertussen een effectieve bufferzone te voorzien. Bovendien zijn de scheidingsboorden niet met voldoende zekerheid bevestigd. De scheidingsboord van US D257064 heeft een beperkte breedte, maar opnieuw geen effectieve bevestiging.
In een verdere mogelijkheid, waarvan het algemene principe omschreven is in bijvoorbeeld US 7,963,718, kunnen verankeringselementen voorzien worden die zich onder het geocomposietsysteem bevinden, en op die manier afboordingen boven het geocomposietsysteem kunnen vasthouden. Echter, in US 7,963,718 kan deze afboording enkel voorzien worden aan zijkanten van het geocomposietsysteem omdat de verankeringselementen deel uitmaken van de afboording. In US 5,769,562 wordt een verankering vrijgegeven aan een bodembekledend element, maar hiervoor dient het bodembekledend element aangepast te worden om dit mogelijk te maken. Bovendien zijn hiervoor aanpassingen nodig aan het bodembekledend element op een groot aantal plaatsen om de mogelijkheid tot grillig gevormde afboordingen mogelijk te maken.
Er is nood aan een verbeterde flexibele opbouwboord die eenvoudig kan verankerd worden aan bestaande geocomposietsystemen. De huidige systemen laten geen praktische installatie en afbraak toe van dergelijke systemen, en zijn bovendien vaak ook onvoldoende verankerd. De uitvinding beoogt allen of meerdere van de aangebrachte problemen op te lossen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding betreft in een eerste aspect een plaatsbare opbouwboord voor het scheiden van twee of meerdere zones, omvattende: a. een opbouwboordelement dat zich uitstrekt volgens een longitudinale as, waarbij het opbouwboordelement een basis en een flexibele scheidingswand omvat waarbij de scheidingswand opstaand is ten opzichte van de basis, en waarbij het opbouwboordelement aangepast is zodanig dat de flexibele scheidingswand buigbaar is in een vlak evenwijdig aan de basis; b. één of meerdere verankeringselementen voor het verankeren van de basis op één of meerdere locaties aan één of meerdere bodemstabilisatie-elementen; met als kenmerk dat de één of meerdere verankeringselementen aangepast zijn om zich te verankeren onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat bewegingen van de verankeringselementen en het opbouwboordelement ten opzichte van de bodemstabilisatie-elementen belemmerd worden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de plaatsbare opbouwboord één of meerdere bevestigingselementen voor het losmaakbaar verbinden van de basis aan de één of meerdere verankeringselementen.
In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm kunnen de één of meerdere bevestigingselementen de basis via een rotatie losmaakbaar verbinden met de één of meerdere verankeringselementen.
In een nog verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de één of meerdere verankeringselementen aangepast om geplaatst te kunnen worden onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat een rotatie van de één of meerdere verankeringselementen evenwijdig met de bodemstabilisatie-elementen belemmerd wordt. In het bijzonder wordt een rotatie belemmerd bij het via een rotatie aanbrengen van de bevestigingselementen. Nog meer in het bijzonder wordt een rotatie van de geplaatste verankeringselementen verhinderd aan een bepaalde rotatiehoek. Bij voorkeur is de bepaalde rotatiehoek lager dan 90°. Bij verdere voorkeur is de bepaalde rotatiehoek ongeveer 60°.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de basis één of meerdere starre lippen. De starre lippen zijn aangepast om met behulp van de één of meerdere verankeringselementen verankerd te worden aan de één of meerdere bodemstabilisatie-elementen. Bij voorkeur zijn de starre lippen aangepast om met de bevestigingselementen en de verankeringselementen verankerd te worden aan de bodemstabilisatie-elementen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm staat de scheidingswand substantieel loodrecht op de basis.
In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de starre lippen minstens geplaatst per 20 cm van de longitudinale as van het opbouwboordelement. Bij voorkeur staan de starre lippen minstens geplaatst per 10 cm van de longitudinale as.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekt de basis zich minstens 2 cm, bij voorkeur minstens 3 cm, bij verdere voorkeur minstens 4 cm, uit ten opzichte van de scheidingswand.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de verankeringselementen een vlakke basis en één of meerdere, bij voorkeur twee, uitstulpingen, zich uitstrekkend aan een zelfde zijde van de vlakke basis, zodanig dat de uitstulpingen in combinatie met de grondstabilisatie-elementen een rotatie van de verankeringselementen belemmeren bij plaatsing van de verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen.
In een hierop verdergaande voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de verankeringselementen een holle schacht, waarbij de holle schacht opstaand is centraal op de vlakke basis aan dezelfde zijde van de vlakke basis als de uitstulpingen, waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de opstaande holle schacht een kleinere diameter heeft dan de openingen van de grondstabilisatie-elementen. Bij voorkeur strekt de holle schacht zich minstens 1 cm, bij voorkeur minstens 2 cm, bij verdere voorkeur minstens 3 cm en bij nog verdere voorkeur minstens 4 cm, uit ten opzichte van de vlakke basis.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verankeringselement een vlakke basis en een holle schacht. Hierbij strekt de holle schacht zich centraal uit op de basis in een opstaande wijze. De basis heeft een diameter groter dan openingen van de grondstabilisatie-elementen, en de holle schacht heeft een diameter kleiner dan de openingen van de grondstabilisatie-elementen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de vlakke basis van de verankeringselementen één of meerdere, bij voorkeur twee, uitstulpingen, zich uitstrekkend aan een zelfde zijde van de vlakke basis als de holle schacht, zodanig dat de uitstulpingen een rotatie van de verankeringselementen belemmeren bij plaatsing van de verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen. Bij voorkeur zijn de uitstulpingen aangepast om in combinatie met de grondstabilisatie-elementen de rotatie van de geplaatste verankeringselementen te beperken tot een bepaalde rotatiehoek.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de opstaande scheidingswand een hoogte van minstens 1 cm, en bij voorkeur omvat tussen 2 cm en 3 cm, hoewel afwijkende afmetingen kunnen voorkomen afhankelijk van de situatie. De hoogte is hierbij te interpreteren als de afstand waarover de scheidingswand zich uitstrekt ten opzichte van de basis.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het opbouwboordelement substantieel metalen, bij voorkeur omvat het opbouwboordelementen staal, bij verdere voorkeur omvat het opbouwboordelement roestvast staal, en bij nog verdere voorkeur omvat het opbouwboordelement gegalvaniseerd roestvast staal.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een verankeringselement zoals in dit document beschreven.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het verankeringselement aangepast om bij het verankeren van een opbouwboordelement aan een bodemstabilisatie-element, bewegingen van het opbouwboordelement ten opzichte van het bodemstabilisatie-element te belemmeren. Het verankeringselement heeft als kenmerk dat het verankeringselement aangepast is om geplaatst te kunnen worden onder het bodemstabilisatie-element zodanig dat een rotatie van het verankeringselement in een vlak evenwijdig met het bodemstabilisatie-element belemmerd wordt. Bij voorkeur wordt de rotatie tot een bepaalde rotatiehoek beperkt, bij verdere voorkeur is de bepaalde rotatiehoek lager dan 90°, bij nog verdere voorkeur is de bepaalde rotatiehoek ongeveer 60°.
In een derde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het plaatsen van één of meerdere buigbare opbouwboorden in combinatie met grondstabilisatie-elementen, omvattende volgende stappen: a. het plaatsen van meerdere verankeringselementen in combinatie met grondstabilisatie-elementen, waarbij de verankeringselementen substantieel onder de grondstabilisatie-elementen zijn; b. het plaatsen en optioneel buigen van de flexibele opbouwboorden waarbij de flexibele opbouwboorden kunnen verankerd worden aan de grondstabilisatie-elementen via de verankeringselementen zodanig dat transversale bewegingen van de flexibele opbouwboorden belemmerd worden, en waarbij de flexibele opbouwboorden twee of meerdere zones scheiden; c. het verbinden van de flexibele opbouwboorden aan de verankeringselementen door het rotationeel aanbrengen en verbinden van bevestigingselementen tussen de flexibele opbouwboorden en de verankeringselementen; d. optioneel het aanbrengen van één of meerdere soorten vulmaterialen in één of meerdere van de twee of meerdere gescheiden zones; met als kenmerk dat het plaatsen van de meerdere verankeringselementen zodanig gebeurt dat rotaties van de verankeringselementen verhinderd worden bij het verbinden van de flexibele opbouwboorden aan de verankeringselementen.
Bij voorkeur zijn één of meerdere van de opbouwboorden in de werkwijze, opbouwboorden zoals beschreven in dit document en volgens de uitvinding.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een kit voor het plaatsen van een buigbare afboording, omvattende één of meerdere grondstabilisatie-elementen, bij voorkeur geocomposietplaten, voor het houden van vulmaterialen, en één of meerdere opbouwboorden zoals beschreven in dit document en volgens de uitvinding.
BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN FIG. 1A en FIG. 1B tonen een opbouwboord volgens de uitvinding losmaakbaar verbonden aan een bodemstabilisatie-element. FIG. 2A, FIG. 2B, FIG. 2C en FIG. 2D tonen een bovenaanzicht van mogelijke verankeringselementen volgens de uitvinding. FIG. 2E en FIG. 2F tonen een isometrisch aanzicht van een mogelijk verankeringselement volgens de uitvinding. FIG. 3A, FIG. 3B, FIG. 3C en FIG. 3D toont vanuit zijaanzicht een opbouwboordelement dat bevestigd is op een bodemstabilisatie-element met een verankeringselement via een bevestigingsmiddel. FIG. 4A toont een isometrisch aanzicht van een deel van een opbouwboordelement. FIG. 4B toont een zijaanzicht van een opbouwboordelement langsheen de longitudinale as van het opbouwboordelement.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. "Een", "de" en "het" refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, "een segment" betekent een of meer dan een segment.
Wanneer "ongeveer" of "rond" in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term "ongeveer" of "rond" gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen "omvatten", "omvattende", "bestaan uit", "bestaande uit", "voorzien van", "bevatten", "bevattende", "behelzen", "behelzende", "inhouden", "inhoudende" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
De term "grondstabilisatie-element" verwijst naar zogenaamde "cellular confinement systems" (CCS) of geocellen, voor het houden van vulmaterialen. Dergelijke cellular confinement systems zijn over het algemeen te beschouwen als vlakken (eventueel gekromd) van aan elkaar gehechte cellen die aan beide zijden open zijn. De cellen zijn geschikt om vulmaterialen vast te houden, zoals grind, aarde, zand of andere en om bodemverlies tegen te gaan. Grondstabilisatie-elementen worden algemeen rechthoekig gemaakt, eventueel vierkant, hoewel ook andere vormen gekend zijn. Rechthoekige vormen zijn echter de norm om eenvoudige plaatsing mogelijk te maken, aangezien in de praktijk vele afzonderlijke grondstabilisatie-elementen gebruikt worden voor het aanleggen van structuren zoals parkings, opritten, paden en dergelijke. De afzonderlijke cellen zijn veelal prismavormig met open boven- en onderzijde. De meest voorkomende CCS hebben een honingraatstructuur, waarbij de cellen een hexagonale doorsnede hebben. Algemeen maakt de celstructuur het mogelijk om de opbouwboordelementen te verankeren aan de grondstabilisatie-elementen door deze te verbinden aan verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen, doorheen de openingen of cellen van de grondstabilisatie-elementen.
De uitvinding betreft een plaatsbare opbouwboord en/of verankeringselementen voor het scheiden van twee of meerdere zones, een kit hiervan, en een werkwijze voor het plaatsen van de opbouwboord. Deze concepten hebben onder meer hun toepassing in het aanleggen van tuinen (binnen en buiten), opritten, bloemperken, paden en andere. Zo is het bijvoorbeeld gewenst om bij het aanleggen van kronkelende grindpaden in een tuin of andere, ervoor te zorgen dat het grind beperkt blijft tot het pad en ook omgekeerd, om te zorgen dat aarde of andere materialen niet op het pad terechtkomen. Het gebruiken van een CCS is een eerste stap hierin, en zorgt voor een zekere mate van beperking van de verspreiding van het grind. Echter, bij gebruik van het pad zal nog steeds veel grind hierbuiten belanden. Om die reden is het dan ook gewenst om een afboording te voorzien. Om tegemoet te komen aan de individuele eisen van een gebruiker, dient de afboording flexibel te zijn om een gewenste vorm aan te nemen, eenvoudig zijn om te plaatsen, en voldoende stevig verankerd.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een plaatsbare opbouwboord voor het scheiden van twee of meerdere zones. De opbouwboord omvat: a. een opbouwboordelement dat zich uitstrekt volgens een longitudinale as, waarbij het opbouwboordelement een basis en een flexibele scheidingswand omvat, waarbij de scheidingswand opstaand is ten opzichte van de basis, en waarbij het opbouwboordelement aangepast is zodanig dat de flexibele scheidingswand buigbaar is in een vlak evenwijdig met de basis; b. één of meerdere verankeringselementen, bij voorkeur minstens drie verankeringselementen, voor het verankeren van de basis op één of meerdere locaties aan één of meerdere bodemstabilisatie-elementen.
De opbouwboord heeft als kenmerk dat de verankeringselementen aangepast zijn om zich te verankeren onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat bewegingen van de verankeringselementen en het opbouwboordelement ten opzichte van de bodemstabilisatie-elementen belemmerd worden.
Mogelijke verankeringselementen zijn objecten die niet door cellen van de bodemstabilisatie-elementen kunnen bewegen, bijvoorbeeld door hun afmetingen of door een vaste of losmaakbare verbinding met een bodemstabilisatie-element of een cel daarvan.
Door gebruik te maken van verankeringselementen onder de bodemstabilisatie-elementen, wordt verzekerd dat de opbouwboordelementen niet zomaar kunnen losgemaakt worden, bewust of onbewust, zoals het probleem is bij veel systemen uit de prior art, waarbij de opbouwboordelementen bijvoorbeeld met pinnen verankerd zitten in de bodem en voornamelijk gerekend wordt op de lengte van de pinnen om de opbouwboordelementen vast te houden. Doordat de verankeringselementen in het concept van de uitvinding onder de grondstabilisatie-elementen aanwezig is, en de opbouwboordelementen boven de grondstabilisatie-elementen, zullen deze verbonden zijn door openingen of cellen van de grondstabilisatie-elementen, en als zodanig zal de bewegingsvrijheid in het vlak van de grondstabilisatie-elementen van zowel het verankeringselement als het opbouwboordelement beperkt worden wanneer verbonden met elkaar. Door gebruik te maken van de openingen of cellen van de grondstabilisatie-elementen om de transversale bewegingsvrijheid van de opbouwboordelementen te beperken, kan eenvoudig een gewenste lijn of kromming gevolgd worden met de opbouwboord.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de opbouwboord één of meerdere bevestigingselementen voor het losmaakbaar verbinden van de basis aan de één of meerdere verankeringselementen, waarbij de verankeringselementen aangepast zijn om de bevestigingselementen te ontvangen. Bij voorkeur omvat de opbouwboord even veel bevestigingselementen als verankeringselementen, of een veelvoud daarvan. Mogelijke bevestigingselementen zijn pinnen, moeren, schroeven, plugs, en kunnen voorzien zijn van schroefdraad, weerhaken, bajonetsluiting of andere. Op deze manieren kunnen opbouwboorden eenvoudig en betrouwbaar verbonden worden met de verankeringselementen, en als zodanig met de bodemstabilisatie-elementen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de verankeringselementen en de bevestigingselementen, en eventueel ook de basis, aangepast om via een rotatie de basis losmaakbaar te verbinden met de verankeringselementen.
In een nog verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de één of meerdere verankeringselementen aangepast om geplaatst te kunnen worden onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat een rotatie van de één of meerdere verankeringselementen evenwijdig met de bodemstabilisatie-elementen belemmerd wordt. In het bijzonder wordt een rotatie belemmerd bij het via een rotatie aanbrengen van de bevestigingselementen. Nog meer in het bijzonder wordt een rotatie van de geplaatste verankeringselementen verhinderd aan een bepaalde rotatiehoek. Bij voorkeur is de bepaalde rotatiehoek lager dan 90°. Bij verdere voorkeur is de bepaalde rotatiehoek ongeveer 60°. Mogelijkheden hiertoe zijn verbindingen via een bout en een moer (of een andere geschikte ontvanger voor een bout), waarbij de bout en de moer respectievelijk omvat zijn in het bevestigingselement en het verankeringselement, of vice versa. Zo kan in een vernoemde mogelijke toepassing het verankeringselement een plug zijn met een opstaande holle schacht op een vlakke basis. De holle schacht kan een binnenwand hebben voorzien van een schroefdraad geschikt om met het bevestigingselement, bijvoorbeeld een bout, verbonden te worden.
Om deze verbinding mogelijk te maken zonder dat het verankeringselement tegelijk gemanipuleerd moet worden, zoals bijvoorbeeld het manueel vasthouden of tegenhouden daarvan bij het inschroeven, kan het verankeringselement geklemd worden door interactie met een cel of een opening of wanden van het grondstabilisatie-element. Mogelijkheden hiertoe worden verder besproken. Dit vermijdt de noodzaak die in de stand der techniek bestaat om de opbouwboordelementen te moeten voorzien op de bodemstabilisatie-elementen voordat deze geplaatst worden. Bovendien zal het in deze gevallen zelfs nodig zijn om de opbouwboordelementen te verbinden over verschillende bodemstabilisatie-elementen alvorens deze te kunnen plaatsen, wat voor een erg onpraktische plaatsing zorgt.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de basis één of meerdere starre lippen. De starre lippen zijn aangepast om met behulp van de één of meerdere verankeringselementen verankerd te worden aan de één of meerdere bodemstabilisatie-elementen. Bij voorkeur zijn de starre lippen aangepast om met de bevestigingselementen en de verankeringselementen verankerd te worden aan de bodemstabilisatie-elementen. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekt de basis (of in bepaalde uitvoeringsvormen, de lippen) zich minstens 2 cm, bij voorkeur minstens 3 cm, bij verdere voorkeur minstens 4 cm, uit ten opzichte van de scheidingswand. Het opdelen van de basis in verschillende afzonderlijke delen is nodig om het opbouwboordelement buigbaar te maken. Bij voorkeur staan de lippen voldoende ver uit elkaar om korte bochten van het opbouwboordelement mogelijk te maken, maar voldoende dicht bij elkaar om een sterke basis te geven zodanig dat het opbouwboordelement bestand is tegen krachten en drukken daarop uitgeoefend, zowel op het vlak van de scheidingswand, als schuin daarop of evenwijdig daarmee. In een mogelijke verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de starre lippen minstens geplaatst per 20 cm van de longitudinale as van het opbouwboordelement. Bij voorkeur staan de starre lippen minstens geplaatst per 10 cm van de longitudinale as.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm staat de scheidingswand substantieel loodrecht op de basis. Alternatief kunnen naar wens ook schuine standen van de scheidingswand ten opzichte van de basis voorzien worden, hoewel dit het buigbare karakter van de scheidingswand negatief kan beïnvloeden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de verankeringselementen een vlakke basis en één of meerdere, bij voorkeur twee, uitstulpingen, zich uitstrekkend aan een zelfde zijde van de vlakke basis, zodanig dat de uitstulpingen in combinatie met de grondstabilisatie-elementen een rotatie van de verankeringselementen belemmeren bij plaatsing van de verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen. De vlakke basis kan een dikte hebben omvat tussen 1 mm en 0.5 mm, zoals 0.2 mm, 0.3 mm, 0.4 mm en tussenliggende waarden, hoewel ook lagere en hogere diktes mogelijk zijn. Belangrijk is een mogelijkheid te voorzien voor een bevestigingselement om zich te verankeren aan het verankeringselement. De uitstulpingen kunnen zich uitstrekken van de vlakke basis over een hoogte van bijvoorbeeld enkele mm tot enkele cm, bijvoorbeeld 0.3 cm, 0.4 cm, 0.5 cm, 0.6 cm, 0.8 cm, 1 cm, 1.5 cm, 2 cm en meer, of tussenliggende waarden. Eén van de voordelen van deze vorm is dat de productie hiervan zeer goedkoop is. Bovendien hoeft het verankeringselement niet langer door een geotextiel doek van het bodemstabilisatie-element gevoerd worden, en zal het bevestigingselement doorheen het geotextiel doek gevoerd worden om dan onder het bodemstabilisatie-element verbonden te worden met het verankeringselement. Verder zal de vlakke vorm van het verankeringselement het mogelijk maken om het verankeringselement op veel posities te plaatsen onder het bodemstabilisatie-element en wordt de positionering enkel beperkt door de vorm van het bevestigingselement dat doorheen het bodemstabilisatie-element gevoerd moet worden.
In een mogelijke uitvoeringsvorm is de vlakke basis voorzien van een al of niet centrale opening doorheen de vlakke basis, waarbij de opening geschikt is om de verankering van een bevestigingselement mogelijk te maken. Een eerste mogelijkheid hiertoe is dat het bevestigingselement voorzien is van weerhaken die zich kunnen vastklemmen eens doorheen de opening. Een tweede mogelijkheid hiertoe is de opening voorzien van schroefdraad aan de wanden, zodanig dat deze een schroef of bout kunnen ontvangen met schroefdraad en ter verankering hiervoor dienen.
In een hierop verdergaande voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de verankeringselementen verder een holle schacht, waarbij de holle schacht opstaand is centraal op de vlakke basis aan dezelfde zijde van de vlakke basis als de uitstulpingen, waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de opstaande holle schacht een kleinere diameter heeft dan de openingen van de grondstabilisatie-elementen. Bij voorkeur strekt de holle schacht zich minstens 1 cm, bij voorkeur minstens 2 cm, bij verdere voorkeur minstens 3 cm en bij nog verdere voorkeur minstens 4 cm, uit ten opzichte van de vlakke basis. Opnieuw kan de holle schacht vanbinnen voorzien zijn van schroefdraad om een bevestigingselement zoals een bout of schroef verankerend te ontvangen. Alternatief kan het bevestigingselement zich ook met weerhaken vastklemmen in de holle schacht.
In een reeds genoemde voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verankeringselement een vlakke basis en een holle schacht. Hierbij strekt de holle schacht zich centraal uit op de basis in een opstaande wijze. De basis heeft een diameter groter dan openingen van de grondstabilisatie-elementen, en de holle schacht heeft een diameter kleiner dan de openingen van de grondstabilisatie-elementen. Bij voorkeur strekt de holle schacht zich minstens 1 cm, bij voorkeur minstens 2 cm, bij verdere voorkeur minstens 3 cm en bij nog verdere voorkeur minstens 4 cm, uit ten opzichte van de vlakke basis. Bij voorkeur omvat de basis en/of de holle schacht een enigszins flexibel materiaal, zodanig dat de verankeringselementen zich kunnen aanpassen aan de plaatsing in verhouding tot een bodemstabilisatie-element zonder hieraan schade aan te richten. Flexibele materialen in de verankeringselementen kunnen een deel van de krachten en drukken die de verankeringselementen ervaren compenseren zodanig dat deze niet of minder overgedragen worden. De vlakke basis kan een cirkelvormig oppervlak hebben, of een vierkant, zeshoekig, driehoekig of van andere geometrische figuren.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de vlakke basis van de verankeringselementen één of meerdere, bijvoorbeeld 3, 4, 5, 6 maar bij voorkeur twee, uitstulpingen, zich uitstrekkend aan een zelfde zijde van de vlakke basis als de holle schacht. Op deze manier belemmeren de uitstulpingen een rotatie van de verankeringselementen bij plaatsing van de verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen. Bij voorkeur zijn de uitstulpingen aangepast om in combinatie met de grondstabilisatie-elementen de rotatie van de geplaatste verankeringselementen te beperken tot een bepaalde rotatiehoek. De uitstulpingen kunnen bijvoorbeeld blokken zijn, cilinders, prisma's of andere vormen hebben. Alternatief kunnen ook één of meerdere uitstulpingen voorzien worden aan de andere zijde van de vlakke basis om zich te kunnen verankeringen in een ondergrond bij plaatsing.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft de opstaande scheidingswand een hoogte van minstens 1 cm, en bij voorkeur omvat tussen 2 cm en 3 cm, hoewel afwijkende afmetingen kunnen voorkomen afhankelijk van de situatie. De hoogte is hierbij te interpreteren als de afstand waarover de scheidingswand zich uitstrekt ten opzichte van de basis. Opnieuw zijn variaties op de aangegeven hoogte mogelijk afhankelijk van de situatie en de noden van de gebruiker. Zo is een scheidingswand met hoogte van 4 cm, 5 cm, 6 cm, 8 cm, 10 cm, 12 cm, 15 cm en nog hoger, eveneens mogelijk. Praktisch wordt voor een scheidingswand gekozen die bij plaatsing ongeveer overeenkomt met of iets lager is dan de hoogte van de aangrenzende materialen om niet uit te steken, wat tot gevaar kan leiden voor gebruikers (struikelen) en op die manier ook tot onnodige spanningen en krachten kan leiden op de scheidingswand, wat dan weer kan resulteren in schade aan opbouwboord of zelfs aan bodemstabilisatie-element. In sommige gevallen kan het ook nodig zijn om de basis aan te passen, om bijvoorbeeld lippen over een kortere afstand te plaatsen van elkaar, of de basis verder te laten uitstrekken van de scheidingswand, bijvoorbeeld 5 cm, 6 cm, 8 cm, 10 cm, 15 cm of meer, beide maatregelen om meer stabiliteit te verzekeren voor de geplaatste opbouwboord. Immers, het is belangrijk dat de basis groot genoeg is om voldoende weerstand te ondervinden van bovenliggende bodemlagen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het opbouwboordelement substantieel metalen, bij voorkeur omvat het opbouwboordelementen staal, bij verdere voorkeur omvat het opbouwboordelement roestvast staal, en bij nog verdere voorkeur omvat het opbouwboordelement gegalvaniseerd roestvast staal. Geschikte materialen dienen bestand te zijn tegen harde weersomstandigheden (hoge en lage temperaturen), en zijn verder bij voorkeur beschermd tegen schade door chemische stoffen zoals zuren en basen. Bij voorkeur gelden één of meerdere bovengenoemde kwaliteiten ook voor de verankeringselementen en/of de bevestigingselementen.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren. Hierbij dient in acht genomen te worden dat dimensies of verhoudingen in de figuren niet beperkend dienen opgevat te worden, en dat praktische uitvoeringen hiervan kunnen afwijken.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1:
In FIG. 1A en FIG. 1B is een opbouwboord (1) te zien, gemonteerd op een bodemstabilisatie-element (10, 11). Mogelijke bodemstabilisatie-elementen (10, 11) kunnen hexagonale cellen hebben zoals in FIG. 1A, een zogenaamde honingraatstructuur, of vierkante, zoals in FIG. 1B, of rechthoekige cellen hebben. Andere mogelijkheden vallen zeker onder de omvang van dit document aangezien de uitvinding toepasbaar blijft.
De FIG. 1A-1B toont een opstaande opbouwboordelement (1) dat in gebogen toestand vastgemaakt is aan een bodemstabilisatie-element (10, 11) over de loop van de basis (3) van het opbouwboordelement (1). In dit geval bestaat de basis (3) uit verschillende starre lippen met een opening (4) om een bevestigingselement (5), hier bijvoorbeeld een bout (5), door te plaatsen, die vervolgens met een verankeringselement (6) met gepaste schroefdraad kan ontvangen worden aan de onderzijde van het bodemstabilisatie-element (10, 11), hoewel dit hier niet zichtbaar is. Alternatieve mogelijkheden om verankeringselementen (6) te verbinden met bevestigingselementen (5) zijn bijvoorbeeld via bajonetsluitingen, of het voorzien van weerhaken op de bevestigingselementen (5) die kunnen vastgrijpen aan de verankeringselementen (6) (of omgekeerd). Door de configuratie van een opbouwboordelement (1), met een scheidingswand (2) en aan de basis (3) een aantal starre lippen over bepaalde afstanden van elkaar geplaatst, is het mogelijk het opbouwboordelement (1) te buigen over de scheidingswand (2) waar geen lippen aanwezig zijn. Aangezien deze lippen niet noodzakelijk breed moeten zijn, is het op die manier mogelijk om een schijnbaar vloeiende buiging te voorzien aan het opbouwboordelement (1). Daarnaast wordt in FIG. 4A en FIG. 4B een opbouwboordelement (1) verder getoond in ongebogen toestand.
De verankeringselementen (6) kunnen in veel vormen voorkomen, waarvan reeds een paar besproken zijn. Een mogelijkheid hiertoe is zichtbaar in FIG. 2A-E. In FIG. 2A-D geven de volle lijnen het bovenaanzicht van een verankeringselement volgens de uitvinding, waarbij de stippellijnen mogelijke contouren aangeven van openingen (11) van de bodemstabilisatie-elementen (10, 11) zoals te zien in FIG. 1A en FIG. 1B. FIG. 2E toont een isometrisch aanzicht van een verankeringselement (6). De verankeringselementen (6) hebben hier een vlakke basis (8) en een opstaande holle schacht (7), waarbij de holle schacht (7) geflankeerd wordt door, in dit geval, twee uitstulpingen (9). Meer of minder uitstulpingen (9) zijn zoals aangegeven eveneens mogelijk. Deze uitstulpingen (9) hebben in het voorbeeld de vorm van een balk, hoewel andere ontwerpen ook mogelijk zijn, alsook uitstulpingen (9) die zich uitstrekken vanaf de holle schacht (7). In de figuren zoals getekend kunnen de beide uitstulpingen (9) in eenzelfde opening (11) van het bodemstabilisatie-element (10, 11), hoewel dit bij voorkeur niet het geval is. De holle schacht (7) is aangepast om het bevestigingselement (5) , de bout, te kunnen ontvangen. FIG. 3 toont hoe een opbouwboordelement (1) vastgemaakt kan worden op een bodemstabilisatie-element (10, 11) vanuit een zijzicht. Hierbij is de holle schacht (7) aan de binnenzijde voorzien van een schroefdraad geschikt om de bout (5) losmaakbaar te ontvangen. Zoals te zien is in FIG. 3 kunnen de uitstulpingen (9) de rotatie van een verankeringselement (6) beperken, aangezien deze zullen tegengehouden worden door wanden (10) van het bodemstabilisatie-element (10, 11). Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de bout (5) kan ingedraaid worden in het verankeringselement (6), zonder het risico te lopen dat het verankeringselement (6) mee zou roteren met de bout (5), en als zodanig de bout (5) niet ontvangt. Door een gepaste configuratie of aantal van de uitstulpingen (9) te kiezen, kan deze beperking van de rotatie van het verankeringselement (9) wanneer geplaatst onder een bodemstabilisatie-element (10, 11) volledig bepaald worden door een gebruiker. De hoogte van de holle schacht (7) is bij voorkeur beperkt tot de hoogte van het bodemstabilisatie-element (10, 11) (afstand tussen onderzijde en bovenzijde van het bodemstabilisatie-element). Op deze manier steekt het verankeringselement (6) niet uit boven het bodemstabilisatie-element (10, 11), maar is dit toch bereikbaar genoeg om eenvoudig het bevestigingselement (5) te ontvangen. Mogelijke hoogtes van de holle schacht (7) zijn 2 cm, 3 cm, 4 cm, 5 cm, 6 cm, 7 cm, 8 cm, 9 cm of meer, alsook daartussen liggende afmetingen. De basis (8) van het verankeringselement (6) is bij voorkeur zo aangepast dat het niet (of zeer moeilijk) door een opening (11) van het bodemstabilisatie-element (10, 11) kan gaan. Dit is mogelijk door een grotere straal en/of door een grotere oppervlakte te hebben dan de openingen (11). De oppervlakte van de basis (8) is bij voorkeur omvat tussen 15 cm2 en 25 cm2, zoals bijvoorbeeld 16 cm2, 17 cm2, 18 cm2, 19 cm2, 20 cm2 21 cm2, 22 cm2, 23 cm2, 24 cm2 of tussenliggende waarden. VOORBEELD 2:
In een alternatieve mogelijkheid is het verankeringselement (6) een vlakke, rigide schijf of basis (8), bij voorkeur van een metaal zoals aluminium, en waarbij de vlakke schijf (8) voorzien is van een opening (12) met aangrijpmogelijkheid voor een bevestigingselement (5). Praktisch zal een bevestigingselement (5) een schroef of bout of een vergelijkbaar element zijn (hoewel pinnen met weerhaken die zich achter de schijf vasthaken door de opening (12) van de schijf (8), ook een mogelijkheid zijn) die door rotatie verankert aan de vlakke schijf (8) waarvan de opening (12) voorzien is van een geschikte schroefdraad om de schroef (5) te ontvangen en te verankeren. De vlakke schijf (8) heeft een dikte omvat tussen 1 mm en 5 mm, hoewel ook andere diktes mogelijk zijn. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat deze dikte voldoende is om een schroef (5) toe te laten zich te verankeren in de schroefdraad in de opening (12) van de vlakke schijf (8). De oppervlakte van de vlakke schijf (8) is zodanig dat deze niet door een opening (11) van de grondstabilisatie-elementen (10, 11) kan gevoerd worden, bijvoorbeeld door een grotere diameter te voorzien. De vorm van de vlakke schijf (8) is van ondergeschikt belang en kan cirkelvormig zijn, maar evenwel vierkant, driehoekig, algemeen polygonaal of combinaties van meerdere zijn. Zo kan de vlakke schijf (8) bijvoorbeeld cirkelvormig zijn met een diameter van 70 mm, 80 mm, 85 mm, 90 mm, 95 mm, 100 mm of 120 mm of tussenliggende waarden, alsook hogere en lagere waarden.
De vlakke schijf (8) omvat aan één zijde één of meerdere uitstulpingen (9), waarbij deze mogelijk doch niet noodzakelijk vergelijkbaar zijn met deze uit voorbeeld 1 en met eenzelfde functie, namelijk het belemmeren van de rotatie van de vlakke schijf (8) in het vlak van de schijf (8). Dit effect wordt bereikt door de interactie met opstaande wanden (10) van het grondstabilisatie-element (10, 11). De schijf (8) wordt tijdens gebruik zodanig geplaatst dat de uitstulpingen (9) zich minstens gedeeltelijk in openingen (11) van het grondstabilisatie-element (10, 11) bevinden (zogenaamde dooropeningen of cellen). Bij het uitvoeren van een rotatie op de vlakke schijf (8), zullen de uitstulpingen (9) in contact komen met de opstaande wanden (10) van het grondstabilisatie-element en zal een verdere rotatie door de opstaande wanden (10) verhinderd worden. Op die manier zal bij het rotationeel verankeren van de schroef (5) aan de vlakke schijf (8) (in de opening (12) met schroefdraad van de vlakke schijf) eventueel de vlakke schijf (8) in bepaalde mate meedraaien met de rotatie van de schroef (5), tot de uitstulpingen (9) verdere rotatie tegenhouden en de schroef (5) eenvoudig verankerd kan worden in de vlakke schijf (8). Alternatieve mogelijkheden voor uitstulpingen (9) kunnen bijvoorbeeld opstaande randen zijn over één of meerdere secties van de rand van de vlakke schijf (8).
Een voordeel bij deze configuratie ten opzichte van deze uit voorbeeld 1, is dat de hoogte van de holle schacht niet langer het gebruik van de verankeringselementen (6) beperkt tot bepaalde grondstabilisatie-elementen. Immers, als de grondstabilisatie-elementen een te geringe hoogte (of dikte) hebben, kan de holle schacht boven de grondstabilisatie-elementen uitsteken na plaatsing, wat de plaatsing van de opbouwboordelementen (1) zou kunnen verhinderen. Door met een eenvoudige schroef (5) of een soortgelijk element te werken, mits deze lang genoeg zijn, kunnen de opbouwboordelementen (1) verankerd worden in de verankeringselementen (6), door de schroef (5) verder door te draaien tot de verbinding tussen het opbouwboordelement (1) en het verankeringselement (6) met het bodemstabilisatie-element (10, 11) daartussen strak genoeg is. Bij voorkeur hebben de bevestigingselementen (5) dan ook lengtes groter dan de meest gangbare diktes van bodemstabilisatie-elementen, bijvoorbeeld 3 cm, 3.5 cm, 4 cm, 4.5 cm, 5 cm, 5.5 cm, 6 cm, 6.5 cm of langer. De meest voorkomende diktes van bodemstabilisatie-elementen zijn 30 mm of 40 mm, hoewel ook bodemstabilisatie-elementen met lagere dikte bestaan (bijvoorbeeld 18 mm). Een verder voordeel is dat de holle schacht afwezig is, wat de mogelijkheid tot plaatsing enigszins beperkt doordat de holle schacht een bepaald volume inneemt, en waardoor het verankeringselement (6) op een zekere afstand van de opstaande wanden (10) van grondstabilisatie-elementen moet geplaatst worden. Ten slotte, aangezien veel grondstabilisatie-elementen tegenwoordig voorzien zijn van zogenaamde geotextiel doeken aan de onderzijde, hoeft slechts een enkel bevestigingselement (5) hierdoor gaan. Dergelijke doeken zijn vaak heel sterk, en bovendien is het aangeraden het scheuren of knippen hiervan te beperken aangezien dit tot verdere scheuren kan leiden, of algemeen, de verzwakking van het textieldoek. Het voordeel van het gebruik van bevestigingselementen (5) zoals schroeven is dat deze gemakkelijk(er) door het doek kunne gebracht worden door de scherpe punt en slechts een kleine opening dienen te maken in het textieldoek, die bovendien minder kans tot scheuren met zich mee draagt.
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen. Bijvoorbeeld, de huidige uitvinding werd beschreven met verwijzing naar flexibele opbouwboorden, maar het mag duidelijk zijn dat de uitvinding kan toegepast worden op het plaatsen van andere tuin- of oprit-gerelateerde elementen, zoals verlichting of versieringselementen die op hun plaats gehouden dienen te worden op onopvallende wijze.

Claims (16)

  1. CONCLUSIES
    1. Een plaatsbare opbouwboord voor het scheiden van twee of meerdere zones, omvattende: a. een opbouwboordelement dat zich uitstrekt volgens een longitudinale as, waarbij het opbouwboordelement een basis en een flexibele scheidingswand omvat waarbij de scheidingswand opstaand is ten opzichte van de basis, en waarbij het opbouwboordelement aangepast is zodanig dat de flexibele scheidingswand buigbaar is in een vlak evenwijdig aan de basis; b. één of meerdere verankeringselementen voor het verankeren van de basis op één of meerdere locaties aan één of meerdere bodemstabilisatie-elementen; met als kenmerk dat de één of meerdere verankeringselementen aangepast zijn om zich te verankeren onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat bewegingen van de verankeringselementen en het opbouwboordelement ten opzichte van de bodemstabilisatie-elementen belemmerd worden.
  2. 2. Een plaatsbare opbouwboord volgens de voorgaande conclusie 1, omvattende één of meerdere bevestigingselementen voor het losmaakbaar verbinden van de basis aan de één of meerdere verankeringselementen.
  3. 3. Een plaatsbare opbouwboord volgens de voorgaande conclusie 2, waarbij de één of meerdere bevestigingselementen via een rotatie de basis losmaakbaar kunnen verbinden met de één of meerdere verankeringselementen.
  4. 4. Een plaatsbare opbouwboord volgens de voorgaande conclusie 3, met als kenmerk dat de één of meerdere verankeringselementen aangepast zijn om geplaatst te kunnen worden onder de bodemstabilisatie-elementen zodanig dat een rotatie van de één of meerdere verankeringselementen in een vlak evenwijdig met de bodemstabilisatie-elementen belemmerd wordt.
  5. 5. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 4, waarbij de basis één of meerdere starre lippen omvat, waarbij de één of meerdere starre lippen aangepast zijn om met behulp van de één of meerdere verankeringselementen verankerd te worden aan de één of meerdere bodemstabilisatie-elementen.
  6. 6. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 5, waarbij de scheidingswand substantieel loodrecht staat op de basis.
  7. 7. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 6, waarbij de starre lippen minstens geplaatst zijn per 20 cm van de longitudinale as van het opbouwboordelement, bij voorkeur ongeveer per 10 cm van de longitudinale as van het opbouwboordelement.
  8. 8. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 7, waarbij de basis zich minstens 2 cm, bij voorkeur minstens 3 cm, bij verdere voorkeur minstens 4 cm, uitstrekt ten opzichte van de scheidingswand.
  9. 9. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 8, waarbij de verankeringselementen een vlakke basis omvatten en één of meerdere, bij voorkeur twee, uitstulpingen omvatten, zich uitstrekkend aan een zelfde zijde van de vlakke basis, zodanig dat de uitstulpingen in combinatie met de grondstabilisatie-elementen een rotatie van de verankeringselementen belemmeren bij plaatsing van de verankeringselementen onder de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen.
  10. 10. Een plaatsbare opbouwboord volgens de voorgaande conclusie 9, waarbij de verankeringselementen een holle schacht omvatten, waarbij de holle schacht opstaand is centraal op de vlakke basis aan dezelfde zijde van de vlakke basis als de uitstulpingen, waarbij de vlakke basis een grotere diameter heeft dan openingen van de grondstabilisatie-elementen, en waarbij de opstaande holle schacht een kleinere diameter heeft dan de openingen van de grondstabilisatie-elementen.
  11. 11. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 10, waarbij de opstaande scheidingswand een hoogte heeft van minstens 1 cm, en bij voorkeur omvat tussen 2 cm en 3 cm.
  12. 12. Een plaatsbare opbouwboord volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 11, waarbij het opbouwboordelement substantieel metaal omvat, bij voorkeur staal omvat, bij verdere voorkeur roestvast staal omvat, en bij nog verdere voorkeur gegalvaniseerd roestvast staal omvat.
  13. 13. Een verankeringselement volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 12, waarbij het verankeringselement aangepast is om bij het verankeren van een opbouwboordelement aan een bodemstabilisatie-element, bewegingen van het opbouwboordelement ten opzichte van het bodemstabilisatie-element te belemmeren, met als kenmerk dat het verankeringselement aangepast is om geplaatst te kunnen worden onder het bodemstabilisatie-element zodanig dat een rotatie van het verankeringselement in een vlak evenwijdig met het bodemstabilisatie-element belemmerd wordt.
  14. 14. Werkwijze voor het plaatsen van één of meerdere buigbare opbouwboorden in combinatie met grondstabilisatie-elementen, omvattende volgende stappen: a. het plaatsen van meerdere verankeringselementen in combinatie met grondstabilisatie-elementen, waarbij de verankeringselementen substantieel onder de grondstabilisatie-elementen zijn; b. het plaatsen en optioneel buigen van de flexibele opbouwboorden waarbij de flexibele opbouwboorden kunnen verankerd worden aan de grondstabilisatie-elementen via de verankeringselementen zodanig dat bewegingen van de flexibele opbouwboorden belemmerd worden, en waarbij de flexibele opbouwboorden twee of meerdere zones scheiden; c. het verbinden van de flexibele opbouwboorden aan de verankeringselementen door het rotationeel aanbrengen en verbinden van bevestigingselementen tussen de flexibele opbouwboorden en de verankeringselementen; d. optioneel het aanbrengen van één of meerdere soorten vulmaterialen in één of meerdere van de twee of meerdere gescheiden zones; met als kenmerk dat het plaatsen van de meerdere verankeringselementen zodanig gebeurt dat rotaties van de verankeringselementen verhinderd worden bij het verbinden van de flexibele opbouwboorden aan de verankeringselementen.
  15. 15. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie 14, met als kenmerk dat de opbouwboorden, opbouwboorden zijn volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 12.
  16. 16. Een kit voor het plaatsen van een buigbare afboording, omvattende één of meerdere grondstabilisatie-elementen, bij voorkeur geocomposietplaten, voor het houden van vulmaterialen, en één of meerdere flexibele opbouwboorden volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 12.
BE2016/5009A 2016-01-08 2016-01-08 Flexibele opbouwboord voor geocomposiet BE1023329B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5009A BE1023329B1 (nl) 2016-01-08 2016-01-08 Flexibele opbouwboord voor geocomposiet

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5009A BE1023329B1 (nl) 2016-01-08 2016-01-08 Flexibele opbouwboord voor geocomposiet

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1023329B1 true BE1023329B1 (nl) 2017-02-07

Family

ID=55456504

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5009A BE1023329B1 (nl) 2016-01-08 2016-01-08 Flexibele opbouwboord voor geocomposiet

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1023329B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2470257A (en) * 2009-05-12 2010-11-17 Boddingtons Ltd Ground reinforcing grid
US7963718B2 (en) * 2008-03-17 2011-06-21 Permaloc Corporation Edge restraint for water permeable pavement systems
US20120121328A1 (en) * 2010-11-11 2012-05-17 White Charles R Paver installation system

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7963718B2 (en) * 2008-03-17 2011-06-21 Permaloc Corporation Edge restraint for water permeable pavement systems
GB2470257A (en) * 2009-05-12 2010-11-17 Boddingtons Ltd Ground reinforcing grid
US20120121328A1 (en) * 2010-11-11 2012-05-17 White Charles R Paver installation system

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2868866A1 (en) Tile and support structure
US10180011B2 (en) Post support apparatus
US20130214227A1 (en) Fence
US20130219824A1 (en) Bracket for Use With Boardwalk System
US9816238B2 (en) Barrier
EP2348157A2 (en) Self supporting paver system
BE1023329B1 (nl) Flexibele opbouwboord voor geocomposiet
US7837415B2 (en) Retaining wall and blocks for the formation thereof
KR20170000783U (ko) 조류퇴치구
EP2522928B1 (de) Vorrichtung für die Montage von Aufbauten auf einer flachen Ebene oder einer Ebene mit geringer Neigung
US20100294591A1 (en) Scaffolding safety equipment
FR3018423A1 (fr) Dispositif de protection contre les gasteropodes terrestres
NL1038981C2 (nl) Samenstel van blokken voor oeververdediging.
GB2434595A (en) Fence or barrier using water as ballast
DE202017001321U1 (de) Unterfütterter Steinplatten-Pflasterbelag
DE3115300C2 (de) Schneepflugabweisende Kufe
DE202015006015U1 (de) Vorrichtung zu vertikaler Ausrichtung und lösbarer Befestigung des Pfostens in das feste Fundament
FR2871482A1 (fr) Balise de chantier a surfaces reflechissantes
EP4245938A1 (en) Construction block and manufacturing method
NL2007959C2 (nl) Hekwerkdeel voor een talud, hekwerk en werkwijze daarvoor.
RU2806380C1 (ru) Штифт для фиксации в грунте легконагруженных объектов
EP2390436B1 (de) Vorhangfassade mit Dämmung
NL1040313C2 (nl) Verankerde paalhouder.
BE1023033B1 (nl) Grasdal
BE1023330B1 (nl) Opzet(neus)profielen voor betondorpels en betonblokken

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20170207

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180131