BE1023252B1

BE1023252B1 - Onttrostrommel voor bonen

Info

Publication number: BE1023252B1
Application number: BE2015/5437A
Authority: BE
Inventors: Stefaan VANGHELUWE; Luc DEWILDE; Bob VERPLANCKE
Original assignee: Stumaco Eng. Nv
Priority date: 2015-07-10
Filing date: 2015-07-10
Publication date: 2017-01-11
Also published as: BE1023252A1

Abstract

Deze uitvinding betreft een inrichting (1) voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen van bijmengsels, zoals loof, takken en dergelijke, omvattende een om een rotatieas draaibare trommel (2) voorzien van een toevoer (A) - en afvoeropening (B), en een zich minstens gedeeltelijk in de trommel (2) uitstrekkend scheidingsmechanisme (3), waarbij het scheidingsmechanisme (3) een roteerbare as (4) met een aantal naast elkaar geplaatste groepen losmaakelementen (5) omvat voor het losslaan van de aan de bijmengsels voorziene bonen. Door gebruik te maken van een slagbewerking, worden de bonen losgemaakt zonder dat deze beschadigd raken.

Description

ONTTROSTROMMEL VOOR BONEN

Deze uitvinding betreft een inrichting voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen van bijmengsels, zoals loof, takken en dergelijke, omvattende een om een rotatieas draaibare trommel voorzien van een toevoer - en afvoeropening, en een zich minstens gedeeltelijk in de trommel uitstrekkend scheidingsmechanisme. Deze inrichting betreft in het bijzonder een inrichting voor het scheiden van bonen afkomstig van laagblijvende struiken of bonen die groeien langs een staak, de zogenaamde stok- of staakbonen.

Bonen, zoals bijvoorbeeld prinsessenbonen zijn goed gekende groenten die traditioneel in het vroege voorjaar geteeld worden. De bonen groeien in trossen en worden geoogst van struiken, waarbij de (rijpe) bonen van de struiken geplukt worden. Het plukken zal machinaal gebeuren waarbij gebruik wordt gemaakt van zelfrijdende oogstmachines, de zogenaamde bonenplukkers. Kenmerkend aan het plukproces is dat de bonen als het ware van de struiken gestript worden, wat betekent dat de boon met een hoeveelheid blad van de plant (struik) wordt gehaald. De plant (struik) zelf blijft in de grond staan.

Tijdens het oogsten worden vaak ook delen van struiken, tot zelf volledige struiken, waaraan nog bonen hangen, meegeplukt, de zogenaamde bijmengsels. Omdat deze bijmengsels niet verder verwerkt worden omdat ze aanleiding kunnen geven tot problemen (bijv. blokkering) in de bestaande verwerkingsinrichtingen, dienen deze eerst verwijderd te worden. Op een standaard verwerkingslijn van bonen gebeurt dit met behulp van een schuddende onttrostafel. Dit is een trilinrichting voorzien van een zeefdek, de te verwerken bonen vallen door het zeefdek en worden langs de onderzijde afgevoerd, het bijmengsel (de trossen) bewegen verder over het zeefdek en worden langs de achterzijde afgevoerd als afval. Echter, het nadeel hiervan dat de verwijderde delen (trossen) vaak nog bonen bevatten. Om dergelijk productverlies te vermijden is het gekend om de geoogste bonen eerst toe te voeren aan een roterende trommel waarin een maaibalk is bevestigd. De maaibalk wordt gevormd door twee rijen messen die over elkaar schuiven zoals een hagenschaar. De messen zorgen ervoor dat de bonen gescheiden worden van de bijmengsels. Dit systeem heeft echter het nadeel dat de messen bijzonder slijtage gevoelig zijn waardoor ze geregeld moeten worden vervangen. Bovendien is gebleken dat de messen soms de bonen beschadigen of zelfs kapot snijden.

Deze uitvinding heeft daarom tot doel een inrichting voor het scheiden van bonen en dergelijke peulgewassen van bijmengsels, te verschaffen die minder onderhevig is aan slijtage, bedrijfzeker is en die de bonen tijdens het scheidingsproces niet zal beschadigen.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een inrichting voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen van bijmengsels, zoals loof, takken en dergelijke, omvattende een om een rotatieas draaibare trommel voorzien van een toevoer - en afvoeropening, en een zich minstens gedeeltelijk in de trommel uitstrekkend scheidingsmechanisme, waarbij het scheidingsmechanisme een roteerbare as met een aantal naast elkaar geplaatste groepen losmaakelementen omvat voor het losslaan van de aan de bijmengsels voorziene bonen. De losmaakelementen staan bij voorkeur radiaal op de as opgesteld en slaan in op het via de toevoeropening ingebrachte materiaal, dit is in het bijzonder struikdelen waaraan nog bonen bevestigd zijn. Door i.p.v. te snijden, te gaan slaan, worden de bonen losgemaakt zonder dat deze beschadigd raken. Een dergelijk systeem is bovendien minder onderhevig aan slijtage. De inrichting is bij voorkeur vervaardigd uit roest vast staal. Vanzelfsprekend kan de inrichting ook uit andere geschikte materialen, bijv. ijzer, vervaardigd worden.

Omdat na één omwenteling vaak niet alle bonen zijn losgeslagen omvat de binnenwand van de trommel in een voorkeursuitvoering een aantal meeneemelementen voorzien om minstens een deel van de bijmengsels in de richting van het scheidingsmechanisme te verplaatsen.

In een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat elke groep minstens twee losmaakelementen. Bij voorkeur omvat elke groep 4 à 6 losmaakelementen. De losmaakelementen kunnen diverse vormen aannemen. Zo wordt het losmaakelement in een voorkeursuitvoering gevormd uit een stuk plaatmateriaal waarin één of meerdere V-vormige uitsparingen zijn aangebracht. De losmaakelementen worden star of flexibel op de roteerbare as bevestigd.

In de praktijk zal de rotatiesnelheid van het scheidingsmechanisme hoger zijn dan dit van de trommel. Bij voorkeur is de rotatiesnelheid van de trommel gelegen tussen 3 en 20 tr./min. en is de rotatiesnelheid van de as gelegen is tussen 80 en 400 tr./min.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat de inrichting verder een draagstructuur voor de trommel, waarbij de draagstructuur voorzien is van instelmiddelen om de helling van de trommel in te stellen. Bij voorkeur staat de trommel zo opgesteld dat hij afhelt naar de afvoeropening. Door de instelling van de helling te veranderen kunnen bonen sneller of langzamer naar het uiteinde (afvoeropening) van de trommel gebracht worden. Wanneer er weinig struiken zijn kunnen de bonen door een hogere hellingsgraad veel sneller verwerkt worden. Wanneer er veel struiken zijn kan de hellinggraad iets lager ingesteld worden, zodat het materiaal langer in de trommel blijft zitten en zo beter verwerkt kan worden.

Volgens een meer bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding omvat de inrichting eerste aandrijfmiddelen voor de trommel. De aandrijving van de trommel gebeurt bij voorkeur d.m.v. riemen, wielen, kettingen of krachtbanden. De eerste aandrijfmiddelen zijn bij voorkeur voorzien op de draagstructuur. Meer in het bijzonder omvat de inrichting verder tweede aandrijfmiddelen voor het scheidingsmechanisme.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de inrichting (onttrostrommel) volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: - figuur 1: een perspectiefvoorstelling weergeeft van een inrichting voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen, van bijmengsels volgens de uitvinding; - figuur 2: een aantal mogelijke uitvoeringsvormen toont van een losmaakelement; - figuur 3: een doorsnede toont van de in figuur 1 afgebeelde inrichting.

De inrichting (1) overeenkomstig deze uitvinding en zoals o.a. weergegeven in figuren 1 en 3, werd ontwikkeld om peulgewassen, in het bijzonder bonen, die nog vastgehecht zitten aan een plant (struik) of delen ervan, die tijdens het oogsten door de machineplukker meegenomen werd, te kunnen recupereren. Door het toepassen ven een dergelijke inrichting (1) zal er minder verlies zijn en kan er bijgevolg een hoger rendement gehaald worden.

Figuren 1 en 3 tonen de inrichting (1) voorzien voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen overeenkomstig deze uitvinding. De inrichting (1) is geschikt voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen van bijmengsels, zoals loof, takken en dergelijke. De inrichting (1) omvat een om een rotatieas draaibare trommel (2) voorzien van een toevoeropening (A), waarlangs de bonnentrossen bijvoorbeeld via een transportband of manueel aangevoerd worden, en een afvoeropening (B) voorzien voor het afvoeren van de losgemaakte bonen enerzijds, en het resterende materiaal anderzijds. De inrichting (1) is verder voorzien van een zich minstens gedeeltelijk in de trommel (2) uitstrekkend scheidingsmechanisme (3). Het scheidingsmechanisme (3) is opgesteld in het bovenste deel van de trommel (2)

In de afgebeelde inrichting (1) is de trommel (2), via (aandrijfbare) rollen (8), op een draagstructuur (7) (onderstel) voorzien. De trommel (2) is d.m.v. deze rollen (9) roteerbaar. Het is evident dat andere oplossingen om de trommel te laten roteren, zoals bijv. riemen, kettingen krachtbanden, ..., eveneens binnen de beschermingsomvang van deze uitvinding vallen. De aandrijving kan elektrisch, hydraulisch of pneumatisch uitgevoerd worden. De snelheid van de trommel (2) is regelbaar. Om het toegevoerde materiaal vlot doorheen de trommel (2) te bewegen staat deze licht gekanteld in de richting van de afvoeropening. De draagstructuur (7) is verder voorzien van instelmiddelen die toelaten de helling van de trommel (2) in te stellen. Door het veranderen van de instelhoek kan men de snelheid van de productstroom door de trommel (2) regelen.

De trommel (2) in aan zijn binnenomtrek voorzien van verschillende meeneemelementen (6). Deze meeneemelementen (6) kunnen in verschillende patronen (in rijen, in spiraalvorm, alleenstaand, in V-vorm, enz., staan opgesteld over de binnenomtrek van de trommelmantel. Wanneer de bonentrossen in de roterende trommel (2) worden toegevoerd, zullen de toegevoerde bonentrossen door deze meeneemelementen (6) worden meegenomen in de richting van het scheidingsmechanisme (3). Om nog meer materiaal te kunnen meenemen kan de binnenwand van de trommel (2) nog voorzien worden van profileringen.

Het scheidingsmechanisme (3) omvat een roteerbare as (4) met een aantal naast elkaar geplaatste groepen losmaakelementen (5) voor het losslaan van de aan de bijmengsels voorziene bonen. Het aantal groepen en het aantal losmaakelementen (5) per groep kan variëren. Meestel zijn er 4 tot 6 losmaakelementen per groep. Het losmaakelement kan verschillende vormen aannemen. In figuur 2 worden een aantal mogelijke uitvoeringsvormen van het losmaakelement (5) getoond. de positie van het scheidingsmechanisme t.o.v. de trommelwand is instelbaar.

Door te slaan op de aan de meeneemelementen (6) hangende trossen, worden de bonen en takken van de tros losgemaakt en verkleint men de tros. De kleinere tros valt in de trommel (2) naar beneden en wordt terug naar boven gebracht naar de roterende losmaakelementen (5) waar het losslaan en verkleinen zich zal herhalen. De losgeslagen bonen worden niet naar boven meegenomen maar glijden terug langs de wand van de trommel (2). Doordat de trommel (2) hellend staat opgesteld, glijden de te verkleinen trossen en losgeslagen bonen telkens verder in de richting van de afvoeropening (B).

In principe verlaat al het ingebracht materiaal de trommel (2) via de afvoeropening (B), nu weliswaar in gescheiden delen, namelijk enerzijds de losgeslagen bonen en anderzijds de bijmengsels. Het is echter ook mogelijk dat minstens een deel van de losgeslagen bonen of bijmengsels (zand, onkruid (nachtschade)) de inrichting (1) zal verlaten via de trommelwand, wanneer de trommelwand bijvoorbeeld voorzien zou zijn van een aantal perforaties of doorgangsopeningen voor de losgeslagen bonen. Voor een vlotte afvoer kan ter hoogte van de afvoeropening (4) een afvoerband voorzien worden.

Claims

C O N C L U S I E S

1. Inrichting (1) voor het scheiden van bonen of dergelijke peulgewassen van bijmengsels, zoals loof, takken en dergelijke, omvattende een om een rotatieas draaibare trommel (2) voorzien van een toevoer (A) - en afvoeropening (B), en een zich minstens gedeeltelijk in de trommel (2) uitstrekkend scheidingsmechanisme (3), met het kenmerk dat het scheidingsmechanisme (3) een roteerbare as (4) met een aantal naast elkaar geplaatste groepen losmaakelementen (5) omvat voor het losslaan van de aan de bijmengsels voorziene bonen.
2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de binnenwand van de trommel (2) een aantal meeneemelementen (6) omvat voorzien om minstens een deel van de bijmengsels in de richting van het scheidingsmechanisme (3) te verplaatsen.
3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat elke groep minstens twee losmaakelementen (5) omvat.
4. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de losmaakelementen vervaardigd zijn uit plaatmateriaal waar één of meerdere V-vormige uitsparingen zijn aangebracht.
5. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde losmaakelementen (5) star of flexibel verbonden zijn met de roteerbare as (4).
6. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rotatiesnelheid van de trommel (2) gelegen is tussen 3 en 20 tr./min.
7. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de rotatiesnelheid van de as (4) gelegen is tussen 80 en 400 tr./min.
8. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) verder een draagstructuur (7) voor de trommel (2) omvat, waarbij de draagstructuur voorzien is van instelmiddelen om de helling van de trommel (2) in te stellen.
9. Inrichting (1) volgens één van voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) eerste aandrijfmiddelen (8) voor de trommel (2) omvat.
10. Inrichting (1) volgens één van voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting (1) verder tweede aandrijfmiddelen voor het scheidingsmechanisme (3) omvat.
11. Inrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting vervaardigd is uit roestvast staal.