BE1022776B1

BE1022776B1 - Haard en montage van haard

Info

Publication number: BE1022776B1
Application number: BE2015/5546A
Authority: BE
Inventors: Den Troost Bart Van; Clem Gilbert Pierre Vanhee
Original assignee: Metalfire Nv
Priority date: 2015-08-28
Filing date: 2015-08-28
Publication date: 2016-09-01
Also published as: BE1022776A1

Abstract

De huidige uitvinding heeft betrekking op een haard 1, in het bijzonder voor het verbranden van een brandbare stof zoals hout of gas, ten minste omvattende een verbrandingsruimte 7 gevormd uit haardwanden 8 die ingericht zijn om met elkaar verbonden te worden middels puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties langsheen axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8. De aangrenzende puntlocaties 9 liggen op een onderlinge afstand van 0,5 cm tot 15,0 cm van elkaar. Verder heeft de huidige uitvinding betrekking op een werkwijze voor de montage van een haard 1 en op een gebruik van een werkwijze volgens de huidige uitvinding voor de montage van een haard 1 volgens de huidige uitvinding.

Description

HAARD EN MONTAGE VAN HAARD

TECHNISCH DOMEIN

De uitvinding heeft betrekking op een haard en de montage van een haard.

STAND DER TECHNIEK

Haarden en kachels worden frequent toegepast als verwarmingsapparaat. Een probleem dat zich kan voordoen met haarden en kachels is een onvoldoende gasdichte afsluiting. Een gasdichte afsluiting van haarden en kachels is van groot belang voor de energetische efficiëntie van de verwarming evenals voor de gezondheid van omstaanders. EP 1 431 666 beschrijft een systeem dat gebruikt wordt om een basis kachel te installeren waarvan de verschillende delen permanent afgedicht zijn ten opzichte van rookgassen. EP 1 431 666 vertoont het probleem dat er niet voldoende technische details aanwezig zijn omtrent de verbinding en afdichting van de verschillende delen.

De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een eerste aspect van de huidige uitvinding betreft een haard 1, in het bijzonder voor het verbranden van een brandbare stof zoals hout of gas, ten minste omvattende een verbrandingsruimte 7 gevormd uit haardwanden 8 die ingericht zijn om met elkaar verbonden te worden middels puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties 9 langsheen axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8, waarbij de aangrenzende puntlocaties 9 op een onderlinge afstand van 0,5 cm tot 15,0 cm van elkaar liggen.

Het gebruik van puntverbindingen op puntlocaties 9 waarborgt een snelle verbinding van haardwanden 8 en bijgevolg een snelle montage van een haard 1. De gespecifieerde afstand tussen aangrenzende puntlocaties 9 langsheen axiaal overlappende delen 2, 4 leidt tot een optimale afdichting tussen de verbonden delen 2,4 en daarnaast tot een minimale materiaalkost, in termen van gebruikte middelen voor verbinding.

Een tweede aspect van de huidige uitvinding betreft een werkwijze voor de montage van een haard 1, minstens omvattende de stappen van: - het aanbrengen van ten minste twee haardwanden 8; - het in contact brengen van haardwanden 8 zodat deze haardwanden elkaar ten minste gedeeltelijk overlappen langsheen axiaal overlappende delen 2, 4; - het verbinden van de axiaal overlappende delen 2, 4 van de haardwanden 8, waarbij de axiaal overlappende delen 2, 4 op puntlocaties 9 met elkaar verbonden worden.

Een derde aspect van de huidige uitvinding betreft een gebruik van een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding voor de montage van een haard volgens het eerste aspect van de uitvinding.

BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

Fig. 1 is een explosietekening van een detailweergave van een uitvoering van axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 die met elkaar verbonden zijn ter hoogte van puntlocaties 9, volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.

Fig. 2 is een detailweergave van een uitvoering van axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 die met elkaar verbonden zijn ter hoogte van puntlocaties 9, volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.

Fig. 3 is een detailweergave van een uitvoering van axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 met elkaar verbonden ter hoogte van puntlocaties 9 en voorzien van een laag van gasdichte siliconen 6, volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.

Fig. 4 is een uitvoering van een haard 1 met axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 met elkaar verbonden ter hoogte van puntlocaties 9 en voorzien van een laag van gasdichte siliconen 6, volgens uitvoeringsvormen van de huidige uitvinding.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

Een haard 1 volgens de huidige uitvinding kan een vrijstaande haard of een inbouwhaard betreffen. Inbouwhaarden, ook cassettes, inbouwkachels of inserts genoemd zijn verwarmings- of sfeervuur-toestellen die ten minste gedeeltelijk in één of meerdere wanden van een ruimte ingebouwd worden waardoor de inbouwhaard ten minste gedeeltelijk aan het zicht onttrokken wordt. Hoewel bepaalde uitvoeringen van haarden 1 een louter decoratieve functie vervullen, is het veelal de bedoeling dat een haard 1 effectief als verwarmingstoestel kan gebruikt worden. Hierdoor is het uitermate belangrijk dat een haard 1 een hoog rendement heeft. Hierbij is een gasdichte afsluiting van een haard 1 van groot belang. Bovendien is een gasdichte afsluiting van een haard 1 van belang voor de gezondheid van omstaanders.

De brandbare stof voor een haard 1 volgens de huidige uitvinding kan geselecteerd worden uit de groep omvattende aardgas, propaan, hout en bio-brandstof. Andere brandbare stoffen kunnen ook aangewend worden als brandbare stof, waarvan steenkool, cokes, petroleum cokes of biomassa niet-uitsluitende voorbeelden zijn. Bio-brandstof kan in een vaste, vloeibare of gasvormige toestand worden toegevoerd. Bio-brandstoffen zijn energiedragers die gewonnen worden uit organisch materiaal, oftewel biomassa. Toepasbare bio-brandstoffen zijn bijvoorbeeld bio-ethanol, bio-butanol en bio-methanol.

De verbrandingsruimte 7 is gevormd uit haardwanden 8 en is ingericht voor het omvatten van een brandbare stof en dient daarnaast als inrichting waar het verbranden van een brandbare stof plaatsvindt. De verbrandingsruimte 7 is bij voorkeur uitgevoerd in een hitteresistent materiaal, zoals gietijzer. In geval van een inbouwhaard kan bij de inbouw van de verbrandingsruimte 7 deze ruimte aan zijn buitenkant bekleed worden met structuurelementen met een esthetische functie zoals, bijvoorbeeld, plinten en vloerplaten. De verbrandingsruimte 7 omvat ten minste twee haardwanden 8. Van deze ten minste twee haardwanden 8 is bij voorkeur een wand 8 in contact met een vloer van een gebouw of met een ander liggend oppervlak. Op laatstgenoemde wand 8 kan een vaste brandbare stof, zoals hout, gedragen worden. De laatstgenoemde wand 8 kan openingen omvatten waarlangs een gasvormige brandbare stof, bij voorkeur voorzien via een aanvoerkanaal, toegang tot de verbrandingsruimte 7 kan verkrijgen. Het aantal haardwanden 8 dat de verbrandingsruimte 7 kan omvatten is afhankelijk van de geometrie van de verbrandingsruimte 7, evenals de keuze om bepaalde haardwanden 8 al dan niet aan te brengen. Wanneer bij een verbrandingsruimte 7 minstens één haardwand 8 niet is aangebracht, dan vertoont de verbrandingsruimte 7 minstens één opening of één open zijde naar een omgeving toe. In dit geval wordt er gewoonlijk gesproken over een "open haard". Langs deze opening kan lucht opgenomen worden voor de verbranding van een brandbare stof. Het weglaten van een haardwand 8 van de verbrandingsruimte 7 is wenselijk wanneer men het interieur van de verbrandingsruimte 7 wil kunnen waarnemen. Een brandend vuur in een haard 1, oftewel een haardvuur, kan immers een esthetische meerwaarde bieden voor een gebouw waarin het gesitueerd is. Het is daarnaast niet uitgesloten om de verbrandingsruimte 7 uit te voeren als een hoofdzakelijk gesloten geheel. Hierbij is de verbrandingsruimte 7 volledig omsloten, uitgezonderd de aanwezige aansluitingen met kanalen voorzien voor de aanvoer van lucht, brandbare stoffen en/of de aan- of afvoer van gassen. In dit geval wordt er gewoonlijk gesproken over een "gesloten haard". Bij voorkeur wordt bij een verbrandingsruimte 7 van een dergelijke gesloten haard minstens één haardwand 8 in een hitteresistent doch transparant materiaal, zoals, bijvoorbeeld, hitteresistent glas of een ander gelijkaardig hitteresistent transparant materiaal, uitgevoerd dat de zichtbaarheid van het interieur van de verbrandingsruimte 7 toelaat.

Met de term "axiaal overlappende delen" wordt in de huidige tekst geduid op delen van haardwanden 8 die volgens een rechtlijnige as met elkaar overlappen.

Met de term "puntverbinding" wordt in onderhavige tekst gewezen op een verbinding die aangebracht is op een specifieke puntlocatie 9. Ter illustratie van dergelijke puntlocaties 9 wordt verwezen naar Fig. 1, Fig. 2 en Fig. 4. Fig. 1 en Fig. 2 zijn detailweergaven van uitvoeringen van axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 die met elkaar verbonden zijn ter hoogte van puntlocaties 9. Een uitvoeringsvorm van een haard 1 met haardwanden 8 verbonden ter hoogte van dergelijke puntlocaties 9 is in Fig. 4 weergegeven. De puntverbindingen kunnen tot stand gebracht worden door middel van eender welke middelen en technieken zoals gekend uit de stand van de techniek die geschikt zijn voor het verbinden van puntlocaties 9. Uitvoeringsvormen kunnen onder meer blindklinknagels, klinknagels, tapschroeven, bouten of plaatselijke lasverbindingen, bijvoorbeeld uitgevoerd middels puntlassen of striplassen, omvatten als puntverbindingen.

Haardwanden 8 worden bij montage van een haard 1 veelal met elkaar verbonden door het lassen van de volledige oppervlakte van overlappende delen. Dit brengt risico's met zich mee op vlak van lasfouten en op vlak van materiaalvervorming door warmte-inbreng bij het lassen. Deze risico's worden vermeden door gebruik te maken van genoemde puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties 9.

Het gebruik van puntverbindingen op puntlocaties 9 waarborgt een snelle verbinding van haardwanden 8 en bijgevolg een snelle montage van een haard 1. De gespecifieerde afstand tussen aangrenzende puntlocaties 9 langsheen axiaal overlappende delen 2, 4 leidt tot een zeer gelijkmatige en optimale afdichting tussen de verbonden delen 2,4 en daarnaast tot een minimale materiaalkost, in termen van gebruikte middelen voor verbinding. Het is voor een vakman bekwaam in de stand der techniek niet voor de hand liggend om genoemde gespecifieerde afstand te bepalen, aangezien hiermee grote proefondervindelijke inspanningen verbonden zijn. In een voorkeur dragende uitvoeringsvorm liggen de aangrenzende puntlocaties 9 op een onderlinge afstand van 1,0 cm tot 12,0 cm van elkaar, en in een nog meer voorkeur dragende uitvoeringsvorm liggen de aangrenzende puntlocaties 9 op een onderlinge afstand van 1,5 cm tot 8,0 cm van elkaar.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij 1 tot 10 van genoemde puntlocaties 9 voorzien zijn per dm2 van genoemde axiaal overlappende delen 2, 4.

Het voorzien van een te verkiezen aantal puntlocaties 9 voor verbinding tussen axiaal overlappende delen 2, 4 is bevorderlijk voor een gelijkmatige en gasdichte afsluiting tussen te verbinden delen 2, 4. In een te verkiezen uitvoeringsvorm zijn 2 tot 9 van genoemde puntlocaties voorzien per dm2 van genoemde axiaal overlappende delen 2, 4. In een nog meer te verkiezen uitvoeringsvorm zijn 3 tot 6 van genoemde puntlocaties voorzien per dm2 van genoemde axiaal overlappende delen 2, 4.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij ten minste één haardwand 8 een flens 4 omvat als axiaal overlappend deel.

Wanneer haardwanden 8 niet parallel ten opzichte van elkaar geplaatst worden is de aanwezigheid van een flens 4, die een bepaalde hoek ten opzichte van het lichaam van de haardwand 8 beschrijft, een handige inrichting voor het verbinden van dergelijke haardwanden 8. De flens 4 kan uitgevoerd zijn uit eender welk geschikt materiaal zoals bekend uit de stand der techniek. Bij voorkeur omvat de flens 4 gietijzer of roestvast staal. In de uitvoeringsvormen afgebeeld in Fig. 1, Fig. 2 en Fig. 4 kunnen duidelijk de puntverbindingen waargenomen worden tussen flenzen 4 van een haardwand 8 en het ermee axiaal overlappende deel 2 van een andere haardwand 8.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de puntverbindingen ter hoogte van genoemde puntlocaties 9 blindklinknagels 5 omvatten.

Blindklinknagels 5 bieden het voordeel dat ze toegepast kunnen worden bij delen die slechts van één kant toegankelijk zijn. De uitvoeringsvormen afgebeeld in Fig. 1, Fig. 2, Fig. 3 en Fig. 4 vertonen blindklinknagels 5 als puntverbindingen.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij genoemde blindklinknagels 5 gasdicht zijn.

Het aanwenden van gasdichte blindklinknagels 5 draagt bij tot een gasdichte afsluiting tussen te verbinden axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de blindklinknagels (5) uitgevoerd zijn in roestvast staal.

De keuze voor roestvast staal zorgt ervoor dat de blindklinknagels 5 niet of nauwelijks zullen roesten. Dit zorgt ervoor dat de blindklinknagels 5 niet structureel zullen verzwakken door te roesten, wat de duurzaamheid van de puntverbindingen middels blindklinknagels 5 ten goede komt.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij de puntverbindingen ter hoogte van genoemde puntlocaties 9 lasverbindingen omvatten.

Het aanwenden van lasverbindingen laat eenvoudig het aanbrengen van plaatselijke puntverbindingen op moeilijk bereikbare plaatsen toe. In uitvoeringsvormen worden hiervoor puntlassen of striplassen als lastechnieken gebruikt. Bij het gebruik van lasverbindingen als puntverbindingen wordt, ten opzichte van het lassen van volledige oppervlakten, overmatige warmte-inbreng vermeden omdat het lassen ter hoogte van de puntlocaties 9 slechts een plaatselijke concentratie van warmte-inbreng vereist. Daarenboven is het aanbrengen van dergelijke lokale lasverbindingen een vlotte verbindingsmethode, die veel sneller is dan het volledig lassen van volledige zijden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een haard 1 volgens het eerste aspect van de uitvinding, waarbij ter hoogte van de axiaal overlappende delen 2, 4 een laag van gasdichte siliconen 6 is voorzien.

De laag van gasdichte siliconen is een bijkomende maatregel voor het verkrijgen van een optimaal gasdichte aansluiting tussen te verbinden axiaal overlappende delen 2, 4. In Fig. 3 is in detail een uitvoeringsvorm weergegeven waarin een laag van gasdichte siliconen 6 aangebracht is langsheen een rand waar de overlapping tussen genoemde delen 2, 4 eindigt. Een dergelijke aanbrenging van gasdichte siliconen 6 is te verkiezen om het eventueel ontsnappen van een gas langsheen genoemde rand te vermijden. De uitvoeringsvorm van een haard 1 afgebeeld in Fig. 4 toont eveneens een dergelijke aanbrenging van gasdichte siliconen 6. In een andere uitvoeringsvorm wordt als bijkomende maatregel voor het verkrijgen van een optimaal gasdichte aansluiting een flexibele urethaan- of 4-tert-butylstyreen-gel aangebracht langsheen een rand waar de overlapping tussen axiaal overlappende delen 2, 4 van haardwanden 8 eindigt. In nog een andere uitvoeringsvorm wordt een gasdichte tape of plakband aangebracht langsheen vernoemde rand.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij aangrenzende puntlocaties 9 op 0,5 cm tot 15,0 cm van elkaar worden gekozen. In een meer voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de aangrenzende puntlocaties 9 op 1,0 cm tot 12,0 cm van elkaar gekozen. In een nog meer voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de aangrenzende puntlocaties 9 op 1,5 cm tot 8,0 cm van elkaar gekozen.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de axiaal overlappende delen 2, 4 per dm2 ter hoogte van 1 tot 10 puntlocaties 9 met elkaar verbonden worden. In een meer voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de axiaal overlappende delen 2, 4 per dm2 ter hoogte van 2 tot 9 puntlocaties 9 met elkaar verbonden. In een nog meer voorkeur dragende uitvoeringsvorm van de werkwijze worden de axiaal overlappende delen 2, 4 per dm2 ter hoogte van 3 tot 6 puntlocaties 9 met elkaar verbonden.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij tijdens het verbinden van de haardwanden 8 de axiaal overlappende delen 2, 4 tegen elkaar worden geklemd.

Het tegen elkaar klemmen van de axiaal overlappende delen 2, 4 vermindert het voorkomen van onregelmatigheden overheen de overlappende delen 2, 4 en ter hoogte van de puntlocaties 9. Dit is voordelig voor het verkrijgen van een gelijkmatige en gasdichte afsluiting tussen te verbinden delen 2, 4 van haardwanden 8.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de axiaal overlappende delen 2, 4 verbonden worden middels het aanbrengen van nagelvormige structuren 5 op genoemde puntlocaties 9.

Door hun beperkte afmetingen zijn nagelvormige structureren 5 ideaal geschikt voor het verbinden van overlappende delen 2, 4 op puntlocaties 9.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm voorziet de onderhavige uitvinding in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding, waarbij de axiaal overlappende delen 2, 4 verbonden worden middels het aan elkaar lassen van de delen 2, 4 op genoemde puntlocaties 9.

Claims

CONCLUSIES

1. Haard (1), in het bijzonder voor het verbranden van een brandbare stof zoals hout of gas, ten minste omvattende een verbrandingsruimte (7) gevormd uit haardwanden (8) die ingericht zijn om met elkaar verbonden te worden middels puntverbindingen ter hoogte van puntlocaties (9) langsheen axiaal overlappende delen (2, 4) van haardwanden (8), met het kenmerk, dat de aangrenzende puntlocaties (9) op een onderlinge afstand van 0,5 cm tot 15,0 cm van elkaar liggen.
2. Haard (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 1 tot 10 van genoemde puntlocaties (9) voorzien zijn per dm2 van genoemde axiaal overlappende delen (2, 4).
3. Haard (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat ten minste één haardwand (8) een flens (4) omvat als axiaal overlappend deel.
4. Haard (1) volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de puntverbindingen ter hoogte van genoemde puntlocaties (9) blindklinknagels (5) omvatten.
5. Haard (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde blindklinknagels (5) gasdicht zijn.
6. Haard (1) volgens één der conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat de blindklinknagels (5) uitgevoerd zijn in roestvast staal.
7. Haard (1) volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de puntverbindingen ter hoogte van genoemde puntlocaties (9) lasverbindingen omvatten.
8. Haard (1) volgens één der conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat ter hoogte van de axiaal overlappende delen (2, 4) een laag van gasdichte siliconen (6) is voorzien.
9. Werkwijze voor de montage van een haard (1), minstens omvattende de stappen van: - het aanbrengen van ten minste twee haardwanden (8); - het in contact brengen van haardwanden (8) zodat deze haardwanden elkaar ten minste gedeeltelijk overlappen langsheen axiaal overlappende delen (2, 4); - het verbinden van de axiaal overlappende delen (2, 4) van de haardwanden (8); met het kenmerk, dat de axiaal overlappende delen (2, 4) op puntlocaties (9) met elkaar verbonden worden.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat aangrenzende puntlocaties (9) op 0,5 cm tot 15,0 cm van elkaar worden gekozen.
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de axiaal overlappende delen (2, 4) per dm2 ter hoogte van 1 tot 10 puntlocaties (9) met elkaar verbonden worden.
12. Werkwijze volgens één der conclusies 9 tot 11, met het kenmerk, dat tijdens het verbinden van de haardwanden (8) de axiaal overlappende delen (2, 4) tegen elkaar worden geklemd.
13. Werkwijze volgens één der conclusies 9 tot 12, met het kenmerk, dat de axiaal overlappende delen (2, 4) verbonden worden middels het aanbrengen van nagelvormige structuren (5) op genoemde puntlocaties (9).
14. Werkwijze volgens één der conclusies 9 tot 12, met het kenmerk, dat de axiaal overlappende delen (2, 4) verbonden worden middels het aan elkaar lassen van de delen (2, 4) op genoemde puntlocaties (9).
15. Gebruik van een werkwijze volgens één der conclusies 9 tot 14 voor de montage van een haard (1) volgens één der conclusies 1 tot 8.