BE1022755B1 - Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting - Google Patents

Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting Download PDF

Info

Publication number
BE1022755B1
BE1022755B1 BE2015/0061A BE201500061A BE1022755B1 BE 1022755 B1 BE1022755 B1 BE 1022755B1 BE 2015/0061 A BE2015/0061 A BE 2015/0061A BE 201500061 A BE201500061 A BE 201500061A BE 1022755 B1 BE1022755 B1 BE 1022755B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
support element
winding drum
axial direction
separating
separation
Prior art date
Application number
BE2015/0061A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1022755A1 (nl
Inventor
Björn Halvarsson
Anders Svanstrom
Rickard SODERBERG
Filip Deconinck
Koen Maertens
Original Assignee
Picanol
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol filed Critical Picanol
Priority to BE2015/0061A priority Critical patent/BE1022755B1/nl
Priority to CN201580074628.9A priority patent/CN107208329B/zh
Priority to EP15801164.3A priority patent/EP3250734B1/en
Priority to PCT/EP2015/077824 priority patent/WO2016119947A1/en
Priority to TR2019/07481T priority patent/TR201907481T4/tr
Application granted granted Critical
Publication of BE1022755B1 publication Critical patent/BE1022755B1/nl
Publication of BE1022755A1 publication Critical patent/BE1022755A1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • D03D47/36Measuring and cutting the weft
    • D03D47/361Drum-type weft feeding devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Forwarding And Storing Of Filamentary Material (AREA)

Abstract

Inslagtoevoerinrichting (30) en draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting (30) met een wikkeltrommel (31) met een axiale richting (A) en een wikkelomtrek voor het opslaan van een inslagdraad, het draadscheidingsmechanisme (1) bevat een scheidingselement (3) aangebracht aan de wikkelomtrek en zich uitstrekkend in de axiale richting (A) van de wikkeltrommel (31), en een aandrijfsysteem (5) voor het bewegen van het scheidingselement (3) relatief tot de wikkeltrommel (31) langs een traject (4) met radiale en axiale componenten voor het voortbewegen van wikkelingen (32) van de inslagdraad in de axiale richting (A) langs de wikkeltrommel (31), waarbij het aandrijfsysteem (5) een eerste draagelement (6) en een tweede draagelement (7) bevat, en waarbij het scheidingselement (3) met het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) via een verbindingssysteem (8) gekoppeld is.

Description

Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting. Technisch gebied en stand van de techniek.
[0001] De uitvinding betreft een draadscheidingsmechanisme voor een insiagtoevoerinrichting met een wikkeltrommel met een wikkelomtrek voor het opslaan van inslagdraad. De uitvinding betreft verder een inslagtoevoerinrichting bevattende een draadscheidingsmechanisme.
[0002] Bij weefmachines, in het bijzonder bij luchtweefmachines, is het gekend om inslagtoevoerinrichtingen met een wikkeltrommel te voorzien voor het opslaan van een inslagdraad voor een daaropvolgende insertie in een weefvak. Dergelijke inslagtoevoerinrichtingen worden ook ais voorafwikkelaars aangeduid. De inslagdraad wordt in verscheidene wikkelingen op de wikkeltrommel opgeslagen. Om een betrouwbaar afnemen van de opgeslagen inslagdraad toe te laten, worden de wikkelingen door middel van een draadscheidingsmechanisme nabij elkaar of gescheiden van elkaar in de axiale richting van de wikkeltrommel op de wikkeltrommei aangebracht.
[0003] EP 0 538 316 toont een draadopslag apparaat met een wikkeitrommel met een axiale richting en een wikkeiomtrek gevormd door meerdere staafvormige lagerelementen, en een draadscheidingsmechanisme. Een inslagdraad wordt in verscheidene wikkelingen op de wikkeltrommei opgeslagen. Het draadscheidingsmechanisme bevat verscheidene staafvormige voortbewegingselementen verdeeld over de wikkelomtrek, die bewogen worden door middel van een aandrijfsysteem relatief tot de wikkeltrommel langs een traject met radiale en axiale componenten voor het in de axiale richting langs de wikkeltrommel voortbewegen van wikkelingen van de inslagdraad. In een uitvoeringsvorm, bevat elk draadscheidingselement een onderste deel en een bovenste deel, die relatief ten opzichte van elkaar in de axiale richting beweegbaar zijn, waarbij het aandrijfsysteem twee buisvormige elementen bevat die integraal gevormd zijn met het onderste deel en het bovenste deel, respectievelijk, waarbij de buisvormige elementen bevolen worden om heen en weer in de axiale richting met een faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van de buisvormige elementen te bewegen.
Samenvatting van de uitvinding.
[0004] Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een draadscheidingsmechanisme dat een betrouwbaar opslaan van een inslagdraad in verscheidene wikkelingen op een wikkeltrommel met een bepaalde afstand tussen de wikkelingen toelaat. Het is verder een doel van de uitvinding om te voorzien in een inslagtoevoerinrichting bevattende een dergelijk draadscheidingsmechanisme.
[0005] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 1 voorzien. In een uitvoeringsvorm wordt een draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting met een wikkeltrommel met een axiale richting en een wikkelomtrek voor het opslaan van een inslagdraad voorzien, het draadscheidingsmechanisme bevat een scheidingselement dat aangebracht is aan de wikkelomtrek en zich uitstrekkend in de axiale richting van de wikkeltrommel, en een aandrijfsysteem voor het bewegen van het scheidingselement relatief tot de wikkeltrommel langs een traject met radiale en axiale componenten voor het voortbewegen van wikkelingen van de inslagdraad in de axiale richting langs de wikkeltrommel, waarbij het aandrijfsysteem een eerste draagelement en een tweede draagelement bevat, waarbij het eerste draagelement en het tweede draagelement bevolen worden om heen en weer te bewegen in de axiale richting met een faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van het eerste draagelement en het tweede draagelement, en waarbij het scheidingselement met het eerste draagelement en het tweede draagelement via een verbindingssysteem op zodanige wijze gekoppeld is dat de relatieve beweging tussen het eerste draagelement en het tweede draagelement in de axiale richting een radiale beweging van het scheidingselement veroorzaakt en een gezamenlijke beweging van het eerste draagelement en het tweede draagelement in de axiale richting een axiale beweging van het scheidingselement veroorzaakt.
[0006] Om de wikkelingen voort te bewegen, wordt het scheidingselement langs een ovaal traject in een radiale richting weg van een centrale as van de wikkeltrommel bewogen om uit te steken uit de wikkelomtrek en in contact te komen met de wikkelingen op de wikkeltrommel. Vervolgens, wordt het scheidingselement samen met de wikkelingen in de axiale richting van de wikkeltrommel naar een afneemkant voor draad bewogen om de wikkelingen naar de afneemkant te transporteren. Daarna wordt het scheidingselement in de radiale richting naar de centrale as van de wikkeltrommel bewogen om de wikkelingen op de wikkeltrommel te plaatsen en om contact met de wikkelingen te lossen. Uiteindelijk wordt het scheidingselement in de axiale richting weg van de afneemkant bewogen. De scheidingsafstand tussen twee wikkelingen hangt af van de lengte van de beweging in de axiale richting. Bij voorkeur bevat de inslagtoevoerinrichting verscheidene draadscheidingsmechanismen om wikkelingen aangebracht in de vorm van een helix met een bepaalde scheidingsafstand langs een wikkeltrommel te bewegen.
[0007] Volgens de uitvinding wordt het scheidingselement aangedreven door middel van twee draagelementen die heen en weer in de axiale richting met een faseverschil tussen de twee bewegingen bewegen. Daar een relatieve beweging tussen de eerste draagelementen in de axiale richting een radiale beweging van het scheidingselement veroorzaakt en een gezamenlijke beweging van de draagelementen in de axiale richting een axiale beweging van het scheidingselement veroorzaakt, bepaalt het faseverschil de scheidingsafstand tussen twee wikkelingen. Vandaar wordt, in een uitvoeringsvorm, door het selecteren van het faseverschil, de scheidingsafstand aangepast. Dit is mogelijk terwijl alle andere parameters constant gehouden worden. Het faseverschil, en aldus de scheidingsafstand wordt gepast gekozen door de vakman. Het faseverschil wordt in een uitvoeringsvorm ingesteld bij het vervaardigen van het draadscheidingsmechanisme en/of de inslagtoevoerinrichting. In andere uitvoeringsvormen kan het faseverschil door een operator van de inslagtoevoerinrichting worden aangepast. Naast of in alternatief van het instellen van het faseverschil wordt in andere uitvoeringsvormen de scheidingsafstand gewijzigd door andere maatregelen.
Bijvoorbeeld, in een uitvoeringsvorm, wordt de hoek van de hellende naven, en/of de lengte van de kantelpinnen gewijzigd, wat resulteert in een wijziging van de beweging van de draagelementen. In andere uitvoeringsvormen wordt de lengte van de hefbomen, en/of de positie van de geleidingsstaven, gewijzigd, wat resulteert in een wijziging van de relatieve positie van de vingers en het scheidingselement. Dergelijke maatregelen zullen een effect hebben op het traject van het scheidingselement ten opzichte van de bijhorende vinger en aldus op de scheidingsafstand van de wikkelingen.
[0008] In tegenstelling tot systemen volgens de stand van de techniek, waarbij één buisvormig element wordt aangedreven om een axiale beweging te veroorzaken, terwijl het andere buisvormige element de radiale beweging veroorzaakt, dragen in het draadscheidingsmechanisme volgens de uitvinding beide draagelementen bij zowel tot de axiale beweging als tot de radiale beweging.
[0009] Volgens een uitvoeringsvorm bevat het aandrijfsysteem een eerste hefboom en een tweede hefboom. De eerste hefboom is wentelbaar gekoppeld met het eerste draagelement via een eerste draagelement gewricht en wentelbaar gekoppeld met het scheidingselement via een eerste scheidingselement gewricht. De tweede hefboom in een uitvoeringsvorm is wentelbaar gekoppeld met het tweede draagelement via een tweede draagelement gewricht en wentelbaar gekoppeld met de eerste hefboom via een tweede scheidingselement gewricht. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de tweede hefboom wentelbaar gekoppeld met het tweede draagelement via een tweede draagelement gewricht en wentelbaar gekoppeld met het scheidingselement via een tweede scheidingselement gewricht.
[0010] In een uitvoeringsvorm is een geleidingselement voorzien voor het geleiden van het scheidingselement en om te verhinderen dat het scheidingselement zou kantelen ten opzichte van de centrale as. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat het aandrijfsysteem een paar eerste hefbomen die wentelbaar gekoppeld zijn met het eerste draagelement via eerste draagelement gewrichten en wentelbaar gekoppeld met het scheidingselement via eerste scheidingselement gewrichten, waarbij de eerste hefbomen van het paar eerste hefbomen van gelijke lengte zijn en evenwijdig zijn aangebracht. Daardoor wordt een eenvoudige constructie verkregen.
[0011] De tweede hefboom wordt bij voorkeur tussen de twee hefbomen van het paar eerste hefbomen aangebracht. Dit laat een zeer compacte constructie toe.
[0012] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen hebben de minstens één eerste hefboom, of indien van toepassing de eerste hefbomen van het paar eerste hefbomen, en de tweede hefboom gelijke lengte.
[0013] In een uitvoeringsvorm bewegen het eerste draagelement en/of het tweede draagelement langs een gebogen baan hoofdzakelijk in de axiale richting van de wikkeltrommel. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen voor een eenvoudige constructie bewegen het eerste draagelement en het tweede draagelement evenwijdig met de axiale richting van de wikkeltrommel. Dit laat ook toe een constante scheidingsafstand tussen de wikkelingen te bekomen. In alternatief bewegen de draagelementen niet evenwijdig maar onder een kleine hoek ten opzichte van de axiale richting en/of ten opzichte van de vingers van de wikkeltrommel, hetgeen toelaat de scheidingsafstand tussen de wikkelingen in axiale richting langs de wikkeltrommel te wijzigen.
[0014] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn het eerste draagelement en/of het tweede draagelement ontworpen als een wagen die langs minstens één geleidingsstaaf beweegt. De geleidingstaaf sluit vier van de zes vrijheidsgraden van de wagen uit. Bij voorkeur zijn een paar geleidingsstaven voorzien, meer voorkeurdragend een paar geleidingsstaven bevattende twee lineaire geleidingsstaven die zich evenwijdig met de axiale richting van de wikkeltrommel uitstrekken, om een rotatie van de wagen omheen een as van de geleidingsstaaf verder te verhinderen. Vandaar, door middel van het paar geleidingsstaven, zijn vijf van de zes vrijheidsgraden van de wagen uitgesloten en is de beweging van de wagen beperkt tot een beweging in de axiale richting. In een uitvoeringsvorm zijn beide wagens schuifbaar op het gedeelde paar geleidingsstaven aangebracht. In andere uitvoeringsvormen zijn de twee wagens op aparte geleidingsstaven of aparte paren geleidingsstaven aangebracht, waarbij één wagen schuifbaar is aangebracht op een gebogen geleidingsstaaf of een gebogen paar geleidingsstaven. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de schuifbare verbinding lagers om elke wrijving te minimaliseren.
[0015] Het draadscheidingsmechanisme, meer in het bijzonder het aandrijfsysteem, bevat verder een constructie en/of elementen om de draagelementen heen en weer te bewegen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het eerste draagelement aangedreven om heen en weer te bewegen door middel van een eerste kantelpin en wordt het tweede draagelement aangedreven om heen en weer te bewegen door middel van een tweede kantelpin. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de eerste kantelpin toegevoegd aan een eerste hellende roterende naaf en is de tweede kantelpin toegevoegd aan een tweede hellende roterende naaf. De hellende roterende naven zijn in voorkeurdragende uitvoeringsvormen op een centrale aandrijfas gemonteerd om samen met de centrale aandrijfas te roteren. De hellende roterende naven zijn in een uitvoeringsvorm apart vervaardigd en gemonteerd. In andere uitvoeringsvormen zijn de hellende roterende naven integraal vervaardigd als nokken van één enkel asvormig element. De hellende roterende naven zijn in een uitvoeringsvorm excentrisch ten opzichte van de centrale as van de aandrijfas aangebracht zoals beschreven in EP 0 538 316 BI, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geïncorporeerd. De kantelpinnen zijn elk in een huls gemonteerd, welke hulzen roterend zijn gemonteerd aan de twee naven, respectievelijk, waarbij door de rotatie van de hellende roterende naven, een wobbelende beweging aan de hulzen wordt opgelegd, en de kantelpinnen aldus voorwaarts en achterwaarts worden gekanteld. Bij elke omwenteling van de centrale aandrijfas, voeren de kantelpinnen een wentelende bewegingscyclus tussen een eerste uiterste positie, waarbij de kantelpinnen worden gekanteld naar de afneemkant, en een tweede uiterste positie, waarbij de kantelpinnen worden gekanteld weg van de afneemkant, met een faseverschil tussen de wentelende beweging van de eerste kantelpin en de wentelende beweging van de tweede kantelpin. In een uitvoeringsvorm kan een faseverschil tussen de twee hellende roterende naven in omtrekrichting worden aangepast voor het aanpassen van het faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van het eerste draagelement en het tweede draagelement.
[0016] De draagelementen zijn bij voorkeur ontworpen als wagens zoals hierboven beschreven, waarbij een beweging van de wagens veroorzaakt door de kantelpinnen tot een beweging van de wagens langs de minstens één geleidingsstaaf wordt beperkt, in het bijzonder wordt beperkt tot een beweging van de wagens in axiale richting langs een paar evenwijdige geleidingsstaven die zich in de axiale richting van de wikkeltrommel uitstrekken. Om de wagens of eender alternatieve draagelementen met de kantelpinnen te koppelen, wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen een eerste cilinder vast aan het eerste draagelement gemonteerd, waarbij een uiteinde van de eerste kantelpin in de eerste cilinder is gemonteerd en/of een tweede cilinder vast aan het tweede draagelement is gemonteerd, waarbij een uiteinde van de tweede kantelpin in de tweede cilinder is gemonteerd. De cilinder en de kantelpinnen strekken zich minstens hoofdzakelijk in de radiale richting uit. De kantelpin wordt in voorkeurdragende uitvoeringsvormen beweegbaar in de longitudinale richting in de bijhorende cilinder ontvangen. Vandaar wordt een verplaatsing van de kantelpin in de radiale richting niet overgedragen naar de draagelementen. Bovendien zijn de draagelementen in een uitvoeringsvorm beweegbaar in de radiale richting voor een aanpassing van de wikkelomtrek. Daar de kantelpinnen beweegbaar in de radiale richting in de bijhorende cilinders ontvangen worden, is de aanpassing van de wikkelomtrek mogelijk zonder de noodzaak het draadscheidingsmechanisme te demonteren.
[0017] Om een overbrenging van de kantelbeweging naar een bijhorende cilinder te vermijden, zijn in een uitvoeringsvorm de kantelpinnen en/of de cilinders elastisch vervormbaar. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het uiteinde van elk van de kantelpinnen in de bijhorende cilinder door middel van een balsysteem gemonteerd.
[0018] In een uitvoeringsvorm maakt het scheidingselement contact met de wikkelingen van de inslagdraad met een contactzone die zich in de axiale richting van de wikkeltrommel uitstrekt. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat het scheidingselement meerdere contactrails om contact te maken met de wikkelingen van de inslagdraad. De contactrails worden ook als contactstaven, contactsporen of contacttongen aangeduid. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de contactrails integraal gevormd met het star scheidingselement. In andere uitvoeringsvormen zijn de contactrails apart vervaardigd uit een verschillend materiaal en vast gekoppeld met het hoofdlichaam van het scheidingselement. De contactrails voeren een gezamenlijke beweging in de radiale richting uit om contact te maken met de wikkelingen van de inslagdraad, in de axiale richting om de wikkelingen voort te bewegen, in de radiale richting weg van de wikkelingen en in de axiale richting weg van de afneemkant. De contactrails zijn verdeeld over de wikkelomtrek aangebracht. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn vier contactrails voorzien aan elk scheidingselement.
[0019] Volgens een tweede aspect is een inslagtoevoerinrichting met een wikkeltrommel met een wikkelomtrek voor het opslaan van een inslagdraad voorzien, waarbij de inslagtoevoerinrichting een draadscheidingsmechanisme zoals hierboven beschreven bevat.
[0020] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de wikkeltrommel meerdere vingers die over de wikkelomtrek van de wikkeltrommel zijn verdeeld, waarbij een scheidingselement aan elk van de vingers is toegevoegd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn vier vingers die op intervallen van 90° zijn gepositioneerd voorzien.
[0021] Eik scheidingselement toegevoegd aan één van de meerdere vingers bevat twee draagelementen, bij voorkeur twee wagens, die heen en weer met een faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van het eerste draagelement en het tweede draagelement worden bewogen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de draagelementen door middel van bijhorende kanteipinnen aangedreven, waarbij alle kanteipinnen die de eerste draagelementen van de meerdere scheidingselementen aandrijven gemonteerd zijn op een eerste gedeelde huls, om zich in radiale richting uit te strekken, en alle kanteipinnen die de tweede draagelementen van de scheidingseiementen aandrijven gemonteerd zijn op een tweede gedeelde huls, om zich in radiale richting uit te strekken. De eerste gedeelde huls en de tweede gedeelde huis zijn respectievelijk toegevoegd aan een eerste hellende roterende naaf en een tweede hellende roterende naaf, die een wobbelende beweging aan de hulzen opleggen.
[0022] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat elke vinger meerdere contactdelen op afstand van elkaar, waarbij het bijhorend scheidingselement van meerdere contactrails is voorzien, elke contactrail is tussen twee contactdelen van de vinger aangebracht, en aangedreven om tijdelijk tussen de contactdelen uit te steken om de wikkelingen van de inslagdraad voort te bewegen.
[0023] In een uitvoeringsvorm is de wikkelomtrek van de inslagtoevoerinrichting vast. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is minstens één van de meerdere vingers in de radiale richting van de wikkeltrommel beweegbaar om de lengte van de wikkelomtrek te wijzigen. De draagelementen, in het bijzonder de wagens, worden in voorkeurdragende uitvoeringsvormen samen met de vinger in radiale richting bewogen. In een uitvoeringsvorm zijn de geleidingsrails aan de vinger gemonteerd, zodat wanneer de vinger bewogen wordt de geleidingsrails samen met de vinger worden verplaatst. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de kantelpinnen en de cilinders die op de wagens zijn voorzien ontworpen om de verplaatsing van de wagens in de radiale richtingen te compenseren.
Korte beschrijving van de tekeningen.
[0024] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding vloeien voort uit de hierna volgende beschrijving van de in de tekeningen schematisch weergegeven uitvoeringsvormen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers. In de tekeningen: [0025] Figuur 1 is een schematische voorstelling van een draadscheidingsmechanisme in een eerste fase; [0026] Figuur 2 is een schematische voorstelling van het draadscheidingsmechanisme van figuur 1 in een tweede fase; [0027] Figuur 3 is een schematisch perspectief aanzicht van een aandrijfsysteem van het draadscheidingsmechanisme van figuren 1 en 2; [0028] Figuur 4 is een schematisch perspectief aanzicht van het aandrijfsysteem van figuur 3, waarbij een tweede wagen is verwijderd; [0029] Figuur 5 is een schematisch perspectief aanzicht van het aandrijfsysteem van figuur 3, waarbij een eerste wagen is verwijderd; [0030] Figuur 6 is een schematisch doorgesneden aanzicht van een gedeelte van het aandrijfsysteem van figuur 5; [0031] Figuur 7 is een perspectief aanzicht van een draadscheidingsmechanisme bevattende het aandrijfsysteem van figuur 3; [0032] Figuur 8 is een perspectief aanzicht van het draadscheidingsmechanisme van figuur 7 samen met de vinger en een centrale aandrijfas; [0033] Figuur 9 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van het draadscheidingsmechanisme van figuur 8; en [0034] Figuur 10 is een vooraanzicht van een inslagtoevoerinrichting.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen.
[0035] Figuren 1 en 2 tonen schematisch een draadscheidingsmechanisme 1 voor een inslagtoevoerinrichting 30 (getoond in figuur 10), welke inslagtoevoerinrichting 30 een wikkeltrommel 31, een centrale aandrijfas 29 en een wikkelomtrek voor het opslaan van inslagdraad heeft. De wikkelomtrek is gevormd door meerdere vingers 2 die schematisch als een lijn zijn geïllustreerd in figuur 1 en die de wikkeltrommel 31 bepalen. De wikkeltrommel 31 strekt zich uit in axiale richting A aangeduid door een pijl in figuur 1.
[0036] Het draadscheidingsmechanisme 1 bevat een scheidingselement 3 aangebracht aan de wikkelomtrek, in het bijzonder opgesteld nabij de vingers die de wikkelomtrek bepalen, en zich uitstrekkend in de axiale richting A van de wikkeltrommel. Het scheidingseiement 3 wordt langs een traject 4 met radiale en axiale componenten bewogen voor het voortbewegen van wikkelingen 32 (getoond in figuren 1 en 2) van de inslagdraad in de axiale richting A langs de vingers 2 van de wikkeltrommel.
[0037] Meer in het bijzonder, zoals algemeen gekend is om de wikkelingen 32 voort te bewegen, wordt het scheidingseiement 3 langs een ovaal traject 4 in een radiale richting R aangeduid door een pijl in figuur 1 weg van een centrale aandrijfas 29 van de wikkeltrommel 31 (omhoog in figuur 1) bewogen om uit te steken uit de wikkelomtrek bepaald door de vingers 2 zoals getoond in figuur 1. Bij de bewegingsfase getoond in figuur 1 komt het scheidingseiement 3 in contact met de wikkelingen 32 (schematisch getoond in figuur 1). Nadat het scheidingseiement 3 uitsteekt uit de wikkelomtrek, wordt het scheidingseiement 3 in de axiale richting A van de wikkeltrommel naar een draad afneemkant bewogen om de wikkeling naar de afneemkant (naar rechts in figuur 1) te transporteren. Vervolgens wordt het scheidingseiement 3 in de radiale richting R naar de centrale as van de wikkeltrommel (omlaag in figuur 2) bewogen om de wikkeling op de vinger 2 te plaatsen en contact met de wikkeling te lossen. Uiteindelijk wordt het scheidingseiement 3 terug naar de startpositie in de axiale richting A bewogen weg van de afneemkant (naar links in figuur 2).
[0038] Om het scheidingseiement 3 langs het traject 4 relatief tot de wikkeltrommel te bewegen, bevat het draadscheidingsmechanisme 1 verder een aandrijfsysteem 5.
[0039] Het aandrijfsysteem 5 bevat een eerste draagelement 6 en een tweede draagelement 7, waarbij het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7 bevolen worden om volgens een baan B heen en weer te bewegen in de axiale richting A met een faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7. Het scheidingselement 3 is met beide draagelementen 6, 7 gekoppeld. Meer in het bijzonder is het scheidingselement 3 met het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7 via een verbindingssysteem 8 op zodanige wijze gekoppeld dat de relatieve beweging (zoals schematisch getoond in figuur 2) tussen het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7 in de axiale richting A een radiale beweging van het scheidingselement 3 veroorzaakt en dat een gezamenlijke beweging (zoals schematisch getoond in figuur 1) van het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7 in de axiale richting A een axiale beweging van het scheidingselement 3 veroorzaakt.
[0040] In de schematische voorstelling getoond in figuren 1 en 2, bevat het verbindingssysteem 8 een paar eerste hefbomen 9, 10 en een tweede hefboom 11. De eerste hefbomen 9, 10 van het paar eerste hefbomen zijn van gelijke lengte en zijn evenwijdig aangebracht. In alternatief is het mogelijk een scheidingsmechanisme te ontwerpen met eerste hefbomen die niet van gelijke lengte en/of die niet evenwijdig zijn. Alhoewel te grote verschillen schadelijke resultaten zullen geven, kunnen kleine verschillen hanteerbaar zijn en kunnen gebruikt worden om het gedrag van het scheidingselement te wijzigen. Bij voorkeur hebben de eerste hefbomen 9, 10 en de tweede hefboom 11 gelijke lengte. In alternatief, is het mogelijk een scheidingsmechanisme te ontwerpen met eerste hefbomen en een tweede hefboom van verschillende lengte, waarbij een lengteverschil tussen de eerste hefbomen en de tweede hefboom een effect op het traject van het scheidingselement zal hebben, bijvoorbeeld in een meer asymmetrisch traject zal resulteren.
[0041] Beide eerste hefbomen 9, 10 zijn wentelbaar gekoppeld met het eerste draagelement 6 via een eerste draagelement gewricht 12 en wentelbaar gekoppeld met het scheidingselement 3 via een eerste scheidingselement gewricht 13. De twee eerste hefbomen 9, 10, het eerste draagelement 6 en het scheidingselement 3 vormen samen een parallellogram, waarbij het scheidingselement 3 altijd evenwijdig is met de axiale richting A. In andere uitvoeringsvormen wordt enkel één eerste hefboom 9 voorzien, waarbij de oriëntatie van het scheidingselement 3 door alternatieve middelen wordt verkregen, bijvoorbeeld een geleidingsoppervlak.
[0042] Het verbindingssysteem 8 getoond in figuren 1 en 2 bevat verder een tweede hefboom 11, die wentelbaar gekoppeld is met het tweede draagelement 7 via een tweede draagelement gewricht 14 en, die eveneens wentelbaar gekoppeld is met het scheidingselement 3 via een tweede scheidingselement gewricht 15. In andere uitvoeringsvormen is de tweede hefboom 11 niet direct gekoppeld met het scheidingselement 3, maar met één van de eerste hefbomen 9, 10.
[0043] In de getoonde uitvoeringsvorm worden de twee draagelementen 6, 7 langs een lineaire baan B in de axiale richting bewogen. In andere uitvoeringsvormen wordt het tweede draagelement 7 langs een gebogen baan bewogen.
[0044] Verder wordt in de getoonde uitvoeringsvorm de tweede hefboom 11 tussen de twee hefbomen 9, 10 van het paar eerste hefbomen aangebracht. Het aanbrengen van de tweede hefboom 11 tussen de eerste hefbomen 9, 10 is voorkeurdragend, daar het een compact ontwerp toelaat en tevens een lange afstand tussen de eerste hefbomen 9, 10 toelaat, hetgeen voordelig is om fouten in de oriëntatie van het scheidingselement te wijten aan toleranties te beperken. In andere uitvoeringsvormen wordt de tweede hefboom 11 naast het paar eerste hefbomen aangebracht.
[0045] Teneinde een eenvoudige constructie toe te laten, heeft de tweede hefboom 11 in de getoonde uitvoeringsvorm dezelfde lengte als de eerste hefbomen 9, 10 en worden de eerste draageiement gewrichten 12 en het tweede draagelement gewricht 14 langs hetzelfde vlak bewogen.
[0046] Figuur 3 toont schematisch een uitvoeringsvorm van het aandrijfsysteem 5 en het verbindingssysteem 8 in een perspectief aanzicht. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn het eerste draagelement 6 en het tweede draagelement 7 elk ontworpen als een wagen die langs een gedeeld paar geleidingsstaven 16 beweegt. De wagen die functioneert als het eerste draagelement 6 wordt aangeduid als eerste wagen. De wagen die functioneert als het tweede draagelement 7 wordt aangeduid als tweede wagen. Figuur 4 toont het aandrijfsysteem 5 van figuur 3, waarbij het tweede draagelement 7 is verwijderd. Figuur 5 toont het aandrijfsysteem 5 van figuur 3, waarbij het eerste draagelement 6 is verwijderd.
[0047] In de getoonde uitvoeringsvorm zijn beide draagelementen 6, 7 schuifbaar op één gedeeld paar geleidingsstaven 16 gekoppeld. Daardoor wordt het aantal elementen geminimaliseerd. In andere uitvoeringsvormen worden twee aparte paren geleidingsstaven of drie geleidingsstaven voor het vormen van twee paren met één gedeelde geleidingsstaaf voorzien.
[0048] Het aandrijfsysteem 5 bevat verder een eerste kantelpin 17 en een tweede kantelpin 18. Zoals hieronder in meer detail wordt beschreven, worden de kantelpinnen 17, 18 bewogen tussen een eerste positie waarin de kantelpin 17, 18 voorwaarts wordt gekanteld en tweede positie waarin de kantelpin 17, 18 achterwaarts wordt gekanteld. Het eerste draagelement 6 wordt aangedreven om heen en weer te bewegen door middel van de eerste kantelpin 17, waarbij de geleidingsstaven 16 de beweging van het eerste draagelement 6 beperken zodat het eerste draagelement 6 evenwijdig met de axiale richting A beweegt. Met andere woorden de kantelbeweging wordt niet overgedragen op het eerste draagelement 6. Het tweede draagelement 7 wordt aangedreven om heen en weer te bewegen door middel van de tweede kantelpin 18, waarbij de geleidingsstaven 16 de beweging van het tweede draagelement 7 beperken zodat het tweede draagelement 7 ook evenwijdig met de axiale richting A beweegt.
[0049] De eerste kantelpin 17 wordt op een eerste huls 19 aangebracht, waarbij de kantelpin 17 zich minstens hoofdzakelijk in radiale richting van de eerste huls 19 uitstrekt. De tweede kantelpin 18 wordt op een tweede huls 20 aangebracht, waarbij de kantelpin 18 zich minstens hoofdzakelijk in radiale richting van de tweede huls 20 uitstrekt. De eerste huls 19 ontvangt roterend een eerste hellende roterende naaf 21 en de tweede huls 20 ontvangt roterend een tweede hellende roterende naaf 22, waarbij de hellende roterende naven 21, 22 slechts gedeeltelijk zichtbaar zijn in figuren 3 tot 5. De hellende roterende naven 21, 22 zijn op een centrale aandrijfas 29 (getoond in figuur 8) aangebracht om met de centrale aandrijfas 29 te roteren. Door de rotatie van de hellende roterende naven 21, 22 wordt een wobbelende beweging aan de huizen 19, 20 opgelegd, die een kantelbeweging van de kantelpinnen 17, 18 veroorzaakt. Bij voorkeur worden meerdere kantelpinnen, meer in het bijzonder vier kantelpinnen die op intervallen van 90° zijn gepositioneerd, gemonteerd op elke huls 19, 20, waarbij elke kantelpin een eerste draagelement 6 of een tweede draagelement 7 van een bijhorend draadscheidingsmechanisme 1 aandrijft. Elke kantelpin 17, 18 wordt hierbij in een bijhorende opening 35, 36 van een huls 19, 20 aangebracht, waarbij in de weergegeven uitvoeringsvorm de openingen 35, 36 op intervallen van 90° zijn gepositioneerd. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de twee naven 21, 22 gevormd door een gemeenschappelijk element. In andere uitvoeringsvormen worden twee elementen voorzien, die elk horen bij een naaf.
[0050] Voor het koppelen van het eerste draagelement 6 en de eerste kantelpin 17, wordt een eerste cilinder 23 vast op het eerste draagelement 6 gemonteerd, waarbij een uiteinde van de eerste kantelpin 17 schuifbaar in de eerste cilinder 23 wordt ontvangen. Gelijkaardig wordt voor het koppelen van het tweede draagelement 7 en de tweede kantelpin 18, een tweede cilinder 24 vast op het tweede draagelement 7 gemonteerd, waarbij een uiteinde van de tweede kantelpin 18 schuifbaar in de tweede cilinder 24 wordt ontvangen.
[0051] Figuur 6 is een schematisch doorgesneden aanzicht van een gedeelte van het aandrijfsysteem 5 van figuur 5. Zoals te zien in figuur 6 zijn de uiteinden van de kantelpinnen 17, 18 elk gemonteerd in de bijhorende cilinders 23, 24 door middel van een balsysteem 25, 26. De balsystemen 25, 26 worden in de bijhorende cilinders 23, 24 ontvangen, waarbij enkel de beweging van de kantelpinnen 17, 18 in de axiale richting A van de wikkeltrommel worden overgedragen naar de cilinders 23, 24, terwijl noch een wentelende component noch de radiale component van de beweging van de kantelpinnen 17, 18 naar de cilinders 23, 24 worden overgedragen en aldus op de draagelementen 6, 7.
[0052] Figuur 7 is een perspectief aanzicht van het draadscheidingsmechanisme 1 bevattende het scheidingselement 3, het aandrijfsysteem 5 van figuren 3 tot 6, en het verbindingssysteem 8, waarbij het scheidingselement 3 gekoppeld is aan het aandrijfsysteem 5 door middel van het verbindingssysteem 8. Het scheidingselement 3 bevat meerdere contactrails 27 waarmee het scheidingselement 3 contact maakt met de wikkelingen in verscheidene aparte zones. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn vier contactrails 27 voorzien. De contactrails 27 zijn via verbindingselementen 33 integraal gevormd en voeren aldus een gezamenlijke beweging uit langs een bepaald traject om een wikkeling voort te bewegen.
[0053] Figuur 8 is een perspectief aanzicht van het draadscheidingsmechanisme 1 van figuur 7 samen met een vinger 2 en een centrale aandrijfas 29. De centrale aandrijfas 29 strekt zich in axiale richting uit.
[0054] Zoals best te zien is in figuur 8, bevat de vinger 2 meerdere contactdelen 28 op afstand van elkaar. Elk van de 'contactrails 27 is tussen twee contactdelen 28 van de vinger 2 aangebracht. Door middel van het aandrijfsysteem 5 wordt het scheidingselement 3 met de contactrails 27 op zodanige wijze aangedreven dat de contactrails 27 tijdelijk tussen de contactdelen van de vinger 2 uitsteken om de wikkelingen van de inslagdraad voort te bewegen. Elk scheidingselement 3 wordt aangedreven door twee draagelementen 6, 7 (getoond in figuur 9) om het scheidingselement 3 te bewegen, en twee kantelpinnen 17, 18 om de draagelementen 6, 7 aan te drijven.
[0055] Het zal duidelijk zijn voor de vakman, dat een volledige inslagtoevoerinrichting 30 (getoond in figuur 10) met de elementen van figuur 9 een wikkeltrommel 31 heeft die gevormd is door meerdere, namelijk vier vingers 2, die gelijkmatig omheen een centrale as zijn verdeeld om een wikkelomtrek te vormen. Een scheidingselement 3 wordt aan elk van de vingers 2 toegevoegd.
[0056] De eerste kantelpinnen 17 van alle draadscheidingsmechanismen 1 worden op een eerste huls 19 gemonteerd. Een wobbelende beweging wordt aan de eerste huls 19 opgelegd, waarbij de kantelpinnen 17 die op de eerste huls 19 zijn gemonteerd achtereenvolgens voorwaarts en achterwaarts worden gekanteld. Op dezelfde wijze worden de tweede kantelpinnen 18 van alle draadscheidingsmechanismen 1 op een tweede huls 20 gemonteerd en wordt een wobbelende beweging aan de tweede huls 20 opgelegd, zodat de kantelpinnen 18 die op de tweede huls 20 zijn gemonteerd achtereenvolgens voorwaarts en achterwaarts worden gekanteld. De kantelpinnen 17, 18 drijven de draagelementen 6, 7 aan om elk scheidingselement 3 langs een ovaal traject te bewegen teneinde de wikkelingen van een op de wikkeltrommel opgeslagen inslagdraad voort te bewegen.
[0057] Zoals getoond in figuur 10 bevat de wikkeltrommel 31 meerdere vingers 2 die over de wikkelomtrek van de wikkeltrommel 31 zijn verdeeld, waarbij een scheidingselement 3 aan elk van de vingers 2 is toegevoegd. Minstens één van de meerdere vingers 2 is in de radiale richting van de wikkeltrommel 31 verplaatsbaar om de lengte van de wikkelomtrek te wijzigen. In een uitvoeringsvorm zijn drie vingers 2 verplaatsbaar in de radiale richting, terwijl één vinger in een vaste radiale positie kan worden ingesteld, bijvoorbeeld de vinger die aangebracht is nabij de magneetpin 34.
[0058] Het draadscheidingsmechanisme volgens de uitvinding kan bij eender welk type weefmachine worden aangewend. Het draadscheidingsmechanisme en de inslagtoevoerinrichting zijn niet beperkt tot de bij wijze van voorbeeld beschreven en in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen, eveneens zijn varianten en combinaties van de beschreven en getoonde uitvoeringsvormen mogelijk die onder de conclusies vallen.

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting (30) met een wikkeltrommel (31) met een axiale richting (A) en een wikkelomtrek voor het opslaan van een inslagdraad, het draadscheidingsmechanisme (1) bevat een scheidingselement (3) aangebracht aan de wikkelomtrek en zich uitstrekkend in de axiale richting (A) van de wikkeltrommel (31), en een aandrijfsysteem (5) voor het bewegen van het scheidingselement (3) relatief tot de wikkeltrommel (31) langs een traject (4) met radiale en axiale componenten voor het voortbewegen van wikkelingen (32) van de inslagdraad in de axiale richting (A) langs de wikkeltrommel (31), waarbij het aandrijfsysteem (5) een eerste draagelement (6) en een tweede draagelement (7) bevat, het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) worden bevolen om heen en weer in de axiale richting (A) met een faseverschil tussen de heen en weer gaande beweging van het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) te bewegen, daardoor gekenmerkt dat het scheidingselement (3) met het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) via een verbindingssysteem (8) op zodanige wijze gekoppeld is dat de relatieve beweging tussen het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) in de axiale richting (A) een radiale beweging van het scheidingselement (3) veroorzaakt en een gezamenlijke beweging van het eerste draagelement (6) en het tweede draagelement (7) in de axiale richting (A) een axiale beweging van het scheidingselement (3) veroorzaakt.
  2. 2. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfsysteem (5) een eerste hefboom (9) bevat die wentelbaar gekoppeld is met het eerste draagelement (6) via een eerste draagelement gewricht (12) en wentelbaar gekoppeld is met het scheidingselement (3) via een eerste scheidingselement gewricht (13), en een tweede hefboom (11) wentelbaar gekoppeld is met het tweede draagelement (7) via een tweede draagelement gewricht (14) en wentelbaar gekoppeld is met het scheidingselement (3) via een tweede scheidingselement gewricht (15).
  3. 3. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfsysteem (5) een paar eerste hefbomen (9, 10) bevat die wentelbaar gekoppeld zijn met het eerste draagelement (6) via eerste draagelement gewrichten (12) en wentelbaar gekoppeld is met het scheidingselement (3) via eerste scheidingselement gewrichten (13), waarbij de eerste hefbomen (9, 10) van het paar eerste hefbomen van gelijke lengte zijn en evenwijdig zijn aangebracht.
  4. 4. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de tweede hefboom (11) tussen de twee hefbomen (9, 10) van het paar eerste hefbomen is aangebracht.
  5. 5. Draadscheidingsmechanisme volgens één van de conclusies 2, 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de minstens één eerste hefboom (9, 10) en de tweede hefboom (11) gelijke lengte hebben.
  6. 6. Draadscheidingsmechanisme volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het eerste draagelement (6) en/of het tweede draagelement (7) evenwijdig met de axiale richting (A) van de wikkeltrommel (31) bewegen.
  7. 7. Draadscheidingsmechanisme volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het eerste draagelement (6) en/of het tweede draagelement (7) ontworpen zijn als een wagen die langs minstens één geleidingsstaaf (16) beweegt.
  8. 8. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het eerste draagelement (6) en/of het tweede draagelement (7) ontworpen zijn als een wagen die langs een paar geleidingsstaven (16) beweegt.
  9. 9. Draadscheidingsmechanisme volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het eerste draagelement (6) aangedreven wordt om heen en weer te bewegen door middel van een eerste kantelpin (17) en het tweede draagelement (7) aangedreven wordt om heen en weer te bewegen door middel van een tweede kantelpin (18), waarbij de eerste kantelpin (17) is toegevoegd aan een eerste hellende roterende naaf (21) en de tweede kantelpin (18) is toegevoegd aan een tweede hellende roterende naaf (22).
  10. 10. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat een eerste cilinder (23) vast aan het eerste draagelement (6) is gemonteerd, waarbij een uiteinde van de eerste kantelpin (17) in de eerste cilinder (23) is gemonteerd en/of een tweede cilinder (24) vast aan het tweede draagelement (7) is gemonteerd, waarbij een uiteinde van de tweede kantelpin (18) in de tweede cilinder (24) is gemonteerd.
  11. 11. Draadscheidingsmechanisme volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het uiteinde van elk van de kantelpinnen (17, 18) in de bijhorende cilinder (23, 24) door middel van een balsysteem (25, 26) is gemonteerd.
  12. 12. Draadscheidingsmechanisme volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het scheidingselement (3) meerdere contactrails (27) bevat om contact met de wikkelingen (32) van de inslagdraad te maken.
  13. 13. Inslagtoevoerinrichting met een wikkeltrommel met een wikkelomtrek voor het opslaan van inslagdraad, daardoor gekenmerkt dat de inslagtoevoerinrichting (30) een draadscheidingsmechanisme (1) volgens één van de conclusies 1 tot 12 bevat.
  14. 14. Inslagtoevoerinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de wikkeltrommel (31) meerdere vingers (2) bevat die verdeeld zijn over de wikkelomtrek van de wikkeltrommel (31), waarbij een scheidingselement (3) aan elk van de vingers (2) is toegevoegd.
  15. 15. Inslagtoevoerinrichting volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de meerdere vingers (2) in de radiale richting (R) van de wikkeltrommel (31) beweegbaar is om de lengte van de wikkelomtrek te wijzigen.
BE2015/0061A 2015-01-26 2015-01-26 Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting BE1022755B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0061A BE1022755B1 (nl) 2015-01-26 2015-01-26 Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting
CN201580074628.9A CN107208329B (zh) 2015-01-26 2015-11-26 用于供纬器装置的线分离机构
EP15801164.3A EP3250734B1 (en) 2015-01-26 2015-11-26 Thread separation mechanism for a weft feeder device
PCT/EP2015/077824 WO2016119947A1 (en) 2015-01-26 2015-11-26 Thread separation mechanism for a weft feeder device
TR2019/07481T TR201907481T4 (tr) 2015-01-26 2015-11-26 Bir atkı ipliği besleme cihazı için iplik ayırma mekanizması.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/0061A BE1022755B1 (nl) 2015-01-26 2015-01-26 Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1022755B1 true BE1022755B1 (nl) 2016-08-30
BE1022755A1 BE1022755A1 (nl) 2016-08-30

Family

ID=53189526

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/0061A BE1022755B1 (nl) 2015-01-26 2015-01-26 Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP3250734B1 (nl)
CN (1) CN107208329B (nl)
BE (1) BE1022755B1 (nl)
TR (1) TR201907481T4 (nl)
WO (1) WO2016119947A1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0538316A1 (de) * 1990-07-11 1993-04-28 Iro Ab Fadenspeicher- und -liefervorrichtung.

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3674057A (en) * 1969-08-09 1972-07-04 Teijin Ltd Method and apparatus for preparing filling in shuttleless loom
US3796386A (en) * 1973-04-11 1974-03-12 K Tannert Thread feeder for textile machines
JP3366243B2 (ja) * 1998-01-16 2003-01-14 津田駒工業株式会社 緯糸測長貯留装置におけるドラム径の設定装置
JP2002030546A (ja) * 2000-07-14 2002-01-31 Toyota Industries Corp 織機の緯糸測長貯留装置
ITTO20020490A1 (it) * 2002-06-11 2003-12-11 Lgl Electronics Spa ,,alimentatore di trama per macchine tessili con dispositivo di separazione delle spire sul tamburo,,
SE0400992D0 (sv) * 2004-04-15 2004-04-15 Iropa Ag Garnmatare
IT1402405B1 (it) * 2010-10-22 2013-09-04 Btsr Int Spa Dispositivo di alimentazione-separazione filo.
ITMI20112046A1 (it) * 2011-11-11 2013-05-12 Btsr Int Spa Dispositivo alimentatore di filo ad accumulo perfezionato

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0538316A1 (de) * 1990-07-11 1993-04-28 Iro Ab Fadenspeicher- und -liefervorrichtung.

Also Published As

Publication number Publication date
CN107208329B (zh) 2018-11-13
EP3250734A1 (en) 2017-12-06
WO2016119947A1 (en) 2016-08-04
TR201907481T4 (tr) 2019-06-21
BE1022755A1 (nl) 2016-08-30
EP3250734B1 (en) 2019-02-27
CN107208329A (zh) 2017-09-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9089164B2 (en) Transfer or feed drum, with radial-arm-mounted operating heads, for filter or cigarette portions
JPS589180B2 (ja) 組ひも機
US1158045A (en) Device for feeding individual pieces.
JP2010022370A (ja) 組合せタバコフィルタを製造する製造機械
US4483351A (en) Turnaround device for rod-like articles, in particular cigarettes
BE1022755B1 (nl) Draadscheidingsmechanisme voor een inslagtoevoerinrichting
US20220411204A1 (en) Method and apparatus for depositing discrete elements on a support element
FR2616454A1 (fr) Appareil de tressage
CN107333532B (zh) 滚筒式输送器和农业收割割台
US20050139452A1 (en) Multifunctional conveying drum
BR102019012872A2 (pt) trocador de latas para máquina de fiação, máquina de preparação para fiação e método para troca de uma lata de fiação
JP6058659B2 (ja) 搬送装置及び物体の搬送方法
KR102539134B1 (ko) 원형 베일러
BE1025559B1 (nl) Inslagtoevoerinrichting
ITBO950210A1 (it) Metodo di incarto continuo di prodotti
BE1025250B1 (nl) Magnetisch transportsysteem
CN209113033U (zh) 二段式皮带分瓶装置
EP1057726A1 (en) Wrapping wheel of a cigarette packing machine
EP3393915B1 (en) Machine for making filter-bags with stacking station
CN110656434A (zh) 喂纱器和带有喂纱器的系统
US485045A (en) Feeder for baling-presses
US1078574A (en) Spooler.
RU2015136766A (ru) Устройство и способ для формирования кольцевого верхнего наполнителя для бортов шин
US1076831A (en) Machine for making wire fabric.
US452458A (en) Feeding mechanism for g rai n-bin ders