BE1022647B1

BE1022647B1 - Maaier voor oogstmachine uitgerust met dubbel maaibalksysteem

Info

Publication number: BE1022647B1
Application number: BE2015/5163A
Authority: BE
Inventors: Vooren Sandor Van; Stijn Borry
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv
Priority date: 2015-03-20
Filing date: 2015-03-20
Publication date: 2016-06-24
Also published as: US20160270291A1; EP3069595A1; US9980432B2; EP3069595B1; BR102016005597B1; BR102016005597A2

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een maaier (1) voor een maaidorser, waart» de maaier een eerste snijbalk (6) bevat om gewassen op een eerste hoogte af te snijden zodat de afgesneden gedeelten verzameld worden en toegevoerd worden naar het centrale gebied van de maaier door een vijzel of transportbandmedhanismc, en waarbij de maaier een tweede snijbalk (10) bevat die geconfigureerd is om de rest van stengels van de gewassen af te snijden op een tweede hoogte, lager dan de eerste 'hoogte: De maaier bevat verder een midde l om de tweede snijbalk ten opzichte van het maaierlichaam te verplaatsen zonder deze van het maaierlichaam tc scheiden, waarbij het mamerlichaam gedefinieerd wordt ais de poep onderdelen die bestaat uit de achterwand {5), de zijwanden (4) en het bodemgedeelte van de maaier (7). Het vetplaatsingmiddel is bovendien geconfigureerd om dc tweede snijbalk in een niet-actievc positie op te bergen. De maaier werkt samen met de eerste snijbalk als één enkelvoudige snijbalk, wanneer de tweede snijbalk zich in de opgeborgen positie bevindt.

Description

MAAIER VOOR OOGSTMACHINE UITGERUST MET DUBBEL

MAAIB ALKS Y STEEM

Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op oogstmachines, zoals maaidorsers of veldhakselaars. De uitvinding heeft eveneens betrekking op maaiers voor gebruik in zulke oogstmachines.

Achtergrond van de uitvinding

Een maaier voor gebruik in een maaidorser bevat een snijbalk die transversaal heen-en-weer-gaande messen bevat voor het afsnijden van gewassen op een bepaalde hoogte, en een vijzel of transportbandmechanisme om de gewassen naar het midden van de maaier te bewegen en vanaf daar naar het toevoersysteem van de maaidorser en verder naar de gewasverwerkingsstappen in de maaidorser.

In de meeste maaidorsers die vandaag in gebruik zijn voor het oogsten van graan, wordt een enkelvoudige maaibalk gebruikt, die de gewassen afsnijdt op een hoogte van ongeveer 10-15 cm boven de grond, wat betekent dat de stengels samen met de korrels geoogst worden. De verwerking van de stengels (dorsen, hakken enz.) vergt een aanzienlijke hoeveelheid vermogen en beïnvloedt de capaciteit van de maaidorser negatief.

Een bekende oplossing voor dit probleem is een tweede maaibalk aan te brengen die gekoppeld is aan de achterkant van de maaier en ondersteund wordt door met de grond contact makende gehelen van rollen, bijvoorbeeld zoals weergegeven in octrooi WO-2013/011138. Dit is echter een tamelijk complexe oplossing, en de plaats van de tweede maaibalk achter de maaier vermindert de ruimte die beschikbaar is voor het gebruik van grotere wielen en meer bepaald voor rupsbanden op de maaidorser.

Octrooi WO-A-9853660 laat een andere maaier met 2 snijbalken zien. Deze oplossing is echter specifiek voor het oogsten van maïs, waarbij het stengelgedeelte de waardevolle gewassen bevat, en voorkomen moet worden dat het bovenste gedeelte in de maaidorser binnenkomt. Om die reden is het mechanisme erg complex en vergt een bovenste snijbalk die vooraan de haspel geplaatst wordt en een vaste snijbalk onderaan. Afgezien van de complexiteit ervan, is deze oplossing ongeschikt voor het oogsten van graangewassen waarvan het bovenste gedeelte geoogst moet worden.

Een algemeen probleem met alle bestaande dubbele snijbalksystemen is dat de tweede snijbalk ofwel een vast element is van de maaier ofwel beschreven wordt als een wijziging van een bestaande maaier. De overgang van een enkelvoudige snijbalk naar een dubbele snijbalk vergt daarom een vervanging van de volledige maaier, of een technische wijziging van de maaier, waarbij beide complexe bewerkingen zijn.

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een maaier voor een oogstmachine en een machine die uitgerust is met zo'n maaier, zoals beschreven in de bijgevoegde conclusies. De uitvinding heeft hoofdzakelijk betrekking op een maaier voor ee23n maaidorser die een eerste maaibalk bevat die werkt zoals in de momenteel bekende systemen, nl. gewassen op een eerste hoogte afsnijden zodat de afgesneden gedeelten verzameld worden en toegevoerd worden naar het centrale gebied van de maaier door een vijzel of transportbandmechanisme, en waarbij de maaier een tweede snijbalk bevat die geconfigureerd is om de rest van stengels van de gewassen af te snijden op een tweede hoogte, lager dan de eerste hoogte, waarbij de afgesneden stengels op de grond blijven liggen. De maaier bevat verder een middel om de tweede snijbalk ten opzichte van het maaierlichaam te verplaatsen zonder deze van het maaierlichaam te scheiden, waarbij het maaierlichaam gedefinieerd wordt als de groep onderdelen die bestaat uit de achterwand, de zijwanden en het bodemgedeelte van de maaier. Het verplaatsingmiddel is bovendien geconfigureerd om de tweede snijbalk op te bergen in een positie waarin de tweede snijbalk niet in staat is gewassen af te snijden. Wanneer de tweede snijbalk in de opgeborgen positie staat, werkt de maaier samen met de eerste snijbalk als één enkelvoudige snijbalk.

De maaier kan dus gebruikt worden met een enkelvoudige of dubbele snijbalk zonder de maaier te moeten vervangen of een complexe wijziging eraan te moeten aanbrengen.

Bij voorkeur is er in de maaier een compartiment aangebracht waarin de tweede snijbalk wordt opgeborgen.

De tweede snijbalk ligt bij voorkeur binnen de voetafdruk van het maaierlichaam. Op die manier vormt de tweede snijbalk geen hindernis voor de wielen of rupsbanden van de oogstmachine.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de tweede maaibalk bevestigd aan de uiteinden van steunarmen die loodrecht gericht zijn op de tweede maaibalk, waarbij de steunarmen kunnen scharnieren rond een scharnieras die zich naast de voorkant van het maaierlichaam bevindt, waarbij de armen zich uitstrekken naar de achterkant van het maaierlichaam.

Korte beschrijving van de figuren

Toont Figuur 1 een zijaanzicht van een maaier van een maaidorser volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, met de tweede maaibalk in een eerste, actieve positie.

Figuur 2 is een zijaanzicht van een maaier van een maaidorser volgens dezelfde uitvoeringsvorm als in Figuur 1, met de tweede maaibalk in de opgeborgen positie.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding

Voorkeursuitvoeringsvormen zullen nu beschreven worden met verwijzing naar de tekeningen. De gedetailleerde beschrijving beperkt de reikwijdte van de uitvinding niet, die alleen gedefinieerd wordt door de bijgevoegde conclusies. Wanneer gebruikt in deze beschrijving hebben de termen "voorkant / vooraan', 'achterkant /achteraan, 'voor' en 'achter' betrekking op de rijrichting van de maaidorser. Een snijbalk is een mechanisme met een rij messen en een rij stationaire beschermkappen, waarbij de messen geconfigureerd zijn om een heen-en-weer-gaande snijbeweging te maken ten opzichte van de beschermkappen.

Figuur la toont een zijaanzicht van de maaier 1 van een maaidorser volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding. De maaier 1 is vóór een toevoersysteem 2 aangebracht. Flet geheel, bestaande uit het toevoersysteem 2 en de maaier 1, kan van de grond getild worden door een hefmechanisme (niet weergegeven). De maaier 1 bevat zijwanden 4, een achterwand 5 en een eerste snijbalk 6. De achterwand 5 is in het midden onderbroken door de uitstroomopening naar het toevoersysteem 2. Achter de eerste snijbalk 6 en vóór de achterwand 5 bevindt zich het bodemgedeelte 7 van de maaier, schematisch weergegeven als een enkelvoudig vlak, maar verwijzend naar de volledige set onderdelen die zich tussen de zijwanden 4 aan de onderkant van de maaier uitstrekt. Boven het bodemgedeelte 7 en tussen de zijwanden 4 kan een vijzel aangebracht zijn (niet weergegeven), of kan de maaier een invoertransportband bevatten, waardoor het bodemgedeelte 7 gevormd wordt door bewegende riemsystemen aan elke kant van het centrale deel van de maaier. De gewassen die afgesneden weden door de eerste maaibalk 6 worden naar de maaidorser gebracht door de werking van de vijzel of de invoertransportband samen met het toevoersysteem 2. De tot nu toe beschreven onderdelen zijn als dusdanig bekend in de hedendaagse maaidorsers en worden daarom niet verder in detail beschreven.

Een tweede snijbalk 10 is achter de eerste aangebracht, zoals gezien in de rijrichting van de maaidorser. In de uitvoeringsvorm van Figuur 1 is de tweede balk 10 bevestigd aan een aantal steunarmen 11, die kunnen scharnieren rond een schamieras 12 die in wezen evenwijdig loopt met de tweede snijbalk 10. De scharnieras 12 is aan de voorkant van de maaier 1 gelegen, bijvoorbeeld onmiddellijk achter de eerste snijbalk 6, waarbij de armen 11 zich uitstrekken naar de achterkant van de maaier 1, en de armen bij voorkeur loodrecht staan op de scharnieras. Er kunnen bijvoorbeeld 4 of 5 steunarmen voorzien zijn, die zich gelijkmatig over de breedte van de maaier uitstrekken, dijplaten 13 zijn verwijderbaar bevestigd aan de uiteinden van de steunarmen 11 of aan de tweede snijbalk 10 zelf, om de tweede snijbalk 10 op een bepaalde hoogte te houden, terwijl de maaidorser vooruit beweegt. Wanneer de hoogte van de maaier 1 versteld wordt met het hefmechanisme, blijven de glijplaten 13 op het niveau van de grond door het draaien van de steunarmen 11 rond de scharnieras 12, en blijft de tweede snijbalk 10 daarbij op constante hoogte. In plaats van glijplaten 13 zou een set wielen gebruikt kunnen worden.

In de positie die getoond is in Figuur 1 ligt de tweede snijbalk 10 dichter bij het grondniveau dan de eerste snijbalk 6. Deze positie maakt het doorsnijden van gewasstengels op een hoger niveau door de eerste snijbalk 6 mogelijk, waarbij een geringer volume stengels wordt ingenomen in vergelijking met het enkelvoudige snijbalksysteem, terwijl de tweede snijbalk 10 de rest van de stengels afsnijdt op het normale niveau (bv. 10-15 cm). De stengels die afgesneden werden door de tweede maaibalk 10 worden niet geoogst en zullen normaal op de grond blijven liggen.

Volgens de uitvinding kan de tweede maaibalk 10 opgeborgen worden in een positie waarin hij inactief is, nl. niet in staat gewassen af te snijden. Terwijl de tweede balk opgeborgen wordt in de niet-actieve positie, is de maaier 1 functioneel waarbij de eerste snijbalk 6 als enkelvoudige snijbalk werkt. Dit wordt geïllustreerd in Figuur 2, waarbij de tweede maaibalk 10 opgeborgen zit in een compartiment dat gevormd wordt door een uitsparing 14 aan de onderkant van de maaier 1. De glijplaten werden verwijderd en de armen 11 werden samen met de tweede snijbalk 10 in hun positie vergrendeld zoals getoond. Een geschikt vergrendelingsmechanisme (niet weergegeven) is daarvoor aangebracht, bijvoorbeeld een set bedienbare vergrendelingspennen die in de zijwanden van de maaier zijn aangebracht, voor het rechtstreeks vergrendelen van de tweede snijbalk, en/of vergrendelingspennen in de buurt van de steunarmen 11, die geconfigureerd zijn om de steunarmen rechtstreeks te vergrendelen.

Voor de uitvoeringsvorm van Figuren 1 en 2 wordt de opgeborgen positie van de tweede snijbalk 10 bereikt door de maaier 1 te laten zakken (door middel van het maaierhefmechanisme) tot de tweede snijbalk 10 het compartiment 14 bereikt, waarna hij op zijn plaatse vergrendeld wordt. Na verwijdering van de glijplaten 13, is de maaier 1 klaar voor gebruik als enkelvoudige snijbalkmaaier. Om terug over te gaan tot een dubbele snijbalk wordt de tweede snijbalk 10 vrijgemaakt, wordt de maaier 1 vervolgens opgetild en worden de glijplaten 13 opnieuw aangebracht, waarna de tweede snijbalk 10 opnieuw functioneel is. Op die manier kan de maaier 1 gemakkelijk omgevormd worden tot een maaier met een enkelvoudige snijbalk of tot een maaier met dubbele snijbalk naargelang van de omstandigheden, en zonder dat vervanging of complexe aanpassingen van de maaier nodig zijn.

In de uitvoeringsvorm van Figuren 1 en 2 bestaan de middelen voor het verplaatsen en opbergen van de tweede snijbalk 10 uit de scharnierbare steunarmen 11 en het feit dat een geschikt compartiment 14 aangebracht is waarin de tweede snijbalk wordt opgeborgen zodat hij geen gewassen afkan snijden. De rotatie van de steunarmen 11 ten opzichte van het maaierlichaam wordt niet actief aangedreven en het opbergen van de tweede snijbalk 10 gebeurt door de maaier te laten zakken terwijl de tweede balk op de grond ligt, totdat de tweede snijbalk 10 de opbergpositie 14 bereikt. Andere uitvoeringsvormen kunnen actieve verplaatsingssystemen bevatten waarbij de tweede balk actief naar de opbergpositie bewogen wordt. Alternatieve verplaatsingssystemen kunnen ook toegepast worden in plaats van scharnierbare steunarmen 11, bijvoorbeeld door de tweede snijbalk 10 te bevestigen aan de uiteinden van actuators met regelbare lengte die aan het maaierlichaam zijn bevestigd. De opbergpositie vergt niet noodzakelijk een compartiment om de tweede snijbalk in op te bergen. Wat telt is dat de tweede balk niet in staat is gewassen af te snijden wanneer hij zich in de opgeborgen positie bevindt. De snijactie van de tweede snijbalk kan doorgaan wanneer de tweede snijbalk zich in de opgeborgen positie bevindt, of kan onderbroken worden eens de tweede balk de opgeborgen positie bereikt.

Volgens voorkeursuitvoeringsvormen ligt de tweede maaibalk 10 in wezen binnen de voetafdruk van het maaierlichaam, wat betekent dat de tweede snijbalk bij voorkeur binnen de voetafdruk ligt, en zich niet tot voorbij deze voetafdruk uitstrekt (d.w.z. voorbij het vlak 100 in Figuur 1), in een mate dat hij een betekenisvolle hinderpaal vormt voor de voorwielen of rupsbanden van de oogstmachine in het gebied achter het maaierlichaam. Dit betekent dat de maaier gebruikt kan worden met elke grootte van en elk type wielen of rupsbanden.

De oogstmachine volgens de uitvinding bevat een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van de heen-en-weergaande beweging van de messen van de tweede snij balk 10. Bij voorkeur is het aandrijfmechanisme in staat om actief te blijven terwijl de tweede snijbalk verplaatst wordt naar de opgeborgen positie en terwijl de tweede balk in deze positie opgeborgen is. In de uitvoeringsvorm van Figuren 1 en 2 kan een bekend aandrijfsysteem soms verwijzen naar een sikkelaandrijving die aangebracht is op de tweede maaibalk 10 aan één zijdelings uiteinde ervan. De sikkelaandrijving kan gekoppeld worden aan de bestaande hoofdaandrijfas van de maaier of aan een hulpaandrijfas (hierna naartoe verwezen als aftakas) komende van de maaidorser, via een tandwielkast en een telescopische aftakas. Deze telescopische aftakas kan in de zijwand van de maaier ingebouwd zijn. In plaats van door een telescopische aftakas kan de sikkelaandrijving ook aangedreven worden door een riemaandrijving, waarbij het aangedreven wiel aangebracht is op de tweede snijbalk en het aandrijvende wiel op het maaierlichaam is aangebracht, en uitgerust is met een aanspanmiddel waarmee het mogelijk is de riem onder spanning te houden wanneer de tweede snijbalk ten opzichte van de maaierlichaam beweegt. Als alternatief voor de telescopische aftakas of voor het riemsysteem, kan de snijactie van de tweede snijbalk aangedreven worden door een hydraulische motor.

Claims

Conclusies

1. Maaier voor een oogstmachine voor gebruik in de landbouw bestaande uit: • een maaierlichaam, bestaande uit een achterwand (5), een paar zijwanden (4) en een bodemgedeelte (7) dat zich uitstrekt tussen de zijwanden (4) en vóór de achterwand (5), • een eerste snijbalk (6) voor het afsnijden gewassen op een eerste hoogte, • een gewasgeleidingsmechanisme dat aangebracht is tussen de zijwanden (4) en boven of op het bovenvlak van het bodemgedeelte (7), om de geoogste delen van het gewas die werden doorgesneden op de eerste hoogte naar een centraal gebied van de maaier (1) te transporteren, • een tweede snijbalk (10) om de rest van stengels van de gewassen af te snijden op een tweede hoogte, lager dan de eerste hoogte, met het kenmerk dat de maaier (1) verder een middel bevat om de tweede snijbalk (10) ten opzichte van het maaierlichaam te verplaatsen zonder deze van het maaierlichaam te scheiden, en waarbij het verplaatsingmiddel bovendien geconfigureerd is om de tweede snijbalk (10) op te bergen in een positie waarin de tweede snijbalk niet in staat is gewassen af te snijden, en waarin de maaier (1) kan werken met de eerste snijbalk (6) als één enkelvoudige snijbalk, wanneer de tweede snijbalk (10) zich in de opgeborgen positie bevindt.
2. Maaier volgens conclusie 1, waarbij de maaier (1) een compartiment (14) bevat voor het opbergen van de tweede maaibalk (10).
3. Maaier volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het verplaatsingsmiddel een reeks steunarmen (11) bevat die de tweede maaibalk (10) dragen, waarbij de steunarmen kunnen scharnieren rond een scharnieras die zich naast de voorkant van het maaierlichaam bevindt en de armen (11) zich naar de achterkant van het maaierlichaam uitstrekken.
4. Maaier volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de maaier (1) vergrendelingsmiddelen bevat om de tweede snijbalk (10) in de opgeborgen positie te vergrendelen.
5. Maaier volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede maaibalk (10) in wezen binnen de voetafdruk van het maaierlichaam ligt.
6. Maaier volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de snijactie van de tweede snijbalk (10) geconfigureerd is om aangedreven te worden door een aandrijfmiddel dat aangebracht op de tweede snijbalk (10) en verbonden kan worden met een aangedreven as van de maaier (1) of van de oogstmachine zelf» via een telescopische aandrijfas.
7. Maaier volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de snijactie van de tweede snijbalk (10) geconfigureerd is om aangedreven te worden door een aandrijving die op de tweede snijbalk is aangebracht, en waarbij het aandrijfmiddel aangedreven wordt door een riemaandrijving, die een aangedreven wiel bevat die aangebracht is op de tweede snijbalk en een aandrijvend wiel dat op het maaierlichaam is aangebracht, en uitgerust is met een aanspanmiddel waarmee het mogelijk is de riem onder spanning te houden wanneer de tweede snijbalk (10) verplaatst is ten opzichte van de het maaierlichaam.
8. Maaier volgens een of meerdere van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk dat de snijactie van de tweede snijbalk (10) geconfigureerd is om aangedreven te worden door een hydraulische motor.
9. Landbouwmachine die een maaier bevat volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies.