BE1022539A9

BE1022539A9 - Hoekstuk voor het onder een rechte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen, combinatie van metalen profielen en een dergelijk hoekstuk, kader voor een raam of deur en gebruik van een dergelijk hoekstuk.

Info

Publication number: BE1022539A9
Application number: BE20145023A
Authority: BE
Inventors: Der Kooij Johannes Jacob Hans Willem Van
Original assignee: Reynaers Aluminium Nv
Priority date: 2014-10-22
Filing date: 2014-10-22
Publication date: 2017-02-15
Also published as: EP3209843B1; BE1022539A1; WO2016061639A1; BE1022539B1; EP3209843A1

Abstract

Hoekstuk voor het onder een recte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen (16), waarbij het hoekstuk een eerste been (2) omvat dat zich parallel met een eerste geometrische as (4) uitstrekt en een tweede been (3) omvat dat zich parallel met een tweede geometrische as (5) uitstrekt, waarbij de eerste en tweede geometrische assen (4, 5) loodrecht op elkaar staan, waarbij het eerste been (2) een eerste buitenoppervlak (6) en een tweede buitenoppervlak (7) heeft, die beide parallel lopen met de eerste geometrische as (5) en die een hoek met elkaar maken, waarbij het eerste been (2) voorzien is van een veer (11) met één of meer veerarmen (12) die met een uiteinde (15) buiten het eerste been (2) steken en die ingericht is of zijn om een veerkracht (F) uit te oefenen die zowel een component (Fl) heeft die haaks op het eerste buitenoppervlak (6) staat als een component (F2) heeft die haaks op het tweede buitenoppervlak (7) staat.

Description

Hoekstuk voor het onder een rechte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen, combinatie van metalen profielen en een dergelijk hoekstuk, kader voor een raam of deur en gebruik van een dergelijk hoekstuk.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een hoekstuk voor het onder een rechte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen, op een combinatie van metalen profielen en een dergelijk hoekstuk, op een kader voor een raam of deur en op het gebruik van een dergelijk hoekstuk.

Metalen profielen, zoals bijvoorbeeld aluminium raamprofielen moeten vaak onder een hoek aan elkaar verbonden worden.

Traditioneel gebeurt dit door de profielen in verstek te zagen, er een hoekstuk in te schuiven, en dan de profielen lokaal te vervormen ter hoogte van corresponderende uitsparingen in het hoekstuk, zodat de profielen geklemd en naar elkaar toegetrokken worden zodat de verstekken worden dichtgetrokken. De vervorming zorgt voor een onmiddellijke verbinding.

Een dergelijk hoekstuk past relatief precies in de profielen, met andere woorden de binnenholte van de profielen en het hoekstuk hebben een vorm en grootte die op elkaar zijn aangepast. Omdat het hoekstuk natuurlijk in de profielen gebracht moet kunnen worden, is het onvermijdelijk dat er echter een speling is.

Het genoemde vervormen gebeurt normaal gesproken door een pers. Alternatief kan het dichttrekken van de verstekken gebeuren door schroeven.

Hierna wordt, via speciaal aangebrachte gaatjes in de profielen, lijm geïnjecteerd in de profielen ter plaatse van de verbinding om te zorgen voor een stevige verbinding op lange termijn en voor de afdichting van de naad tussen de beide profielen.

Er zitten verschillende nadelen aan de traditionele werkwijze, namelijk de volgende: • Het is in het algemeen een relatief langdurige handeling om de profielen door middel van schroeven of vervormen met behulp van het hoekstuk aan elkaar te bevestigen, en daardoor relatief duur. • In het geval van persen dient daarnaast een relatief dure en zware pers voorzien te worden, zodat de te verbinden profielen en het hoekstuk in een samengebrachte maar nog niet verbonden staat naar de pers gebracht moet worden, wat vanzelfsprekend met zorg dient te gebeuren en ook tijd kost. • Een afgeleid nadeel hierbij is dat het persen alleen in een uitgeruste werkplaats kan gebeuren, en niet op eender welke plaats. • Totdat het persen of schroeven heeft plaatsgevonden, is er vanwege de speling van de hoekstukken in de profielen een bepaalde bewegingsvrijheid, zodat de samengestelde profielen en hoekstukken geen stabiele eenheid vormen en dus zeer voorzichtig behandeld dient te worden. • Het kan gemakkelijk voorkomen dat, door de benodigde speling om de hoekstukken in de profielen aan te brengen, de zichtvlakken van de profielen niet in hetzelfde vlak liggen, zodat hieraan extra aandacht dient te worden besteed.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een hoekstuk voor het onder een rechte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen, waarbij het hoekstuk een eerste been omvat dat zich parallel met een eerste geometrische as uitstrekt en een tweede been omvat dat zich parallel met een tweede geometrische as uitstrekt, waarbij de eerste en tweede geometrische assen loodrecht op elkaar staan, waarbij het eerste been een eerste buitenoppervlak en een tweede buitenoppervlak heeft, die beide parallel lopen met de eerste geometrische as en die een hoek, bij voorkeur van ongeveer 90°, met elkaar maken, waarbij het eerste been voorzien is van een veer met één of meer veerarmen die met een uiteinde buiten het eerste been steken en die ingericht is of zijn om een eerste veerkracht uit te oefenen die een component heeft haaks op de eerste geometrische as, waarbij de eerste veerkracht zowel een component heeft die haaks op het eerste buitenoppervlak staat als een component heeft die haaks op het tweede buitenoppervlak staat.

De veerarmen zijn hierbij ingericht als duwveren, dus veren die ingericht zijn om onder een externe kracht ingedrukt te worden en dan als gevolg van het indrukken een tegengestelde veerkracht uit te oefenen.

Hierbij wordt voor de duidelijkheid vermeld dat met een uiteinde dat buiten het eerste been steekt, een uiteinde bedoeld wordt dat buiten de omtrek van het eerste been in een doorsnede haaks op de eerste geometrische as steekt.

De uitvinding heeft als voordeel dat het hoekstuk gemakkelijk en snel in een profiel geschoven kan worden en dan door de eerste veerkracht in twee richtingen vastgeklemd kan worden, zodat bewegingsvrijheid van het hoekstuk ten opzichte van het profiel vermeden wordt.

Hiertoe dient vanzelfsprekend de opening in het profiel zodanig van vorm en grootte te zijn dat het uiteinde van de één of meer veerarmen tegen de binnenwand van het profiel rust en daardoor wordt samengedrukt, zodat het eerste en tweede buitenoppervlak tegen corresponderende binnenoppervlakken worden geduwd door de verschillende componenten van de eerste veerkracht.

Hierdoor wordt het maken van een eerste verbinding tussen twee profielen alvorens te verlijmen aanmerkelijk versimpeld vergeleken met de bekende werkwijzen voor het koppelen van profielen.

Het risico dat twee profielen hierbij niet volledig parallel liggen zodat de zichtvlakken verspringen wordt hierbij gereduceerd.

Ook zijn geen complexe, dure of zware hulpstukken of gereedschappen nodig, en is er dus een grote flexibiliteit met betrekking tot de locatie waar de werkwijze wordt uitgevoerd.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de één of meer veerarmen uitgevoerd als draadveer met een veerdraad van veerstaal die zich vanaf zijn bevestigingspunt aan het hoekstuk tot aan een zijn vrije uiteinde uitstrekt in een richting die een hoek maakt met zowel het eerste buitenoppervlak als het tweede buitenoppervlak.

Bij voorkeur ligt hierbij de verhouding tussen de hoek die de veerdraad maakt met het eerste buitenoppervlak en de hoek die de veerdraad maakt met het tweede buitenoppervlak tussen 0,25 en 4.

Hierdoor kan iedere veerarm individueel een veerkracht met beide genoemde componenten uitoefenen, zodat een simpele uitvoeringsvorm verkregen wordt, waarin het zelfs mogelijk is met één enkele veerarm de benodigde richting van de veerkracht te krijgen. Vanzelfsprekend kunnen ook meerdere veerdraden gebruikt worden, die al dan niet in dezelfde richting werken.

In nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm maken de één of meer veerarmen een hoek met een lijn van het raakpunt van de benen naar het uiteinde van het eerste been waarbij de hoek met deze lijn aan de zijde van het genoemde raakpunt kleiner is dan 90°.

Op deze wijze wordt verkregen dat het hoekstuk gemakkelijk in de profielen kan worden geschoven, waarbij de veerarmen onder spanning over de binnenzijde van de profielen kunnen glijden, terwijl een omgekeerde beweging ónmogelijk wordt gemaakt doordat de veerarmen zich dan vastzetten in de profielen. Hierdoor blijven eenmaal samengestelde hoekverbindingen stabiel in stand met een laag risico op uiteenvallen voordat de lijm voor een permanente verbinding is aangebracht.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is of zijn hiertoe de één of meer veerarmen aan het genoemde uiteinde voorzien van een scherpe punt of scherpe rand, wat een dergelijk effect nog versterkt.

In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het tweede been een derde buitenoppervlak en een vierde buitenoppervlak, die beide parallel lopen met de tweede geometrische as en die een hoek met elkaar maken, waarbij het tweede been eveneens voorzien is van één of meer analoge veerarmen.

De uitvinding betreft verder een combinatie van een hoekstuk volgens de uitvinding en twee of meer profielen voor een raamkader of deurkader, waarbij de profielen voorzien zijn van een interne holte, waarbij de benen van het hoekstuk en de interne holtes van de profielen een complementaire vorm hebben.

Ook betreft de uitvinding een kader voor een raam of deur, waarbij het kader samengesteld is uit profielen, waarbij minimaal twee van deze profielen met behulp van een hoekstuk volgens de uitvinding, dat in deze profielen geschoven is, loodrecht aan elkaar verbonden zijn.

Verder betreft de uitvinding het gebruik van een hoekstuk volgens de uitvinding voor het onder een hoek aan elkaar verbinden van twee profielen bij de vervaardiging van een raam- of deurkader.

Opgemerkt wordt dat met de uitdrukking dat twee elementen een hoek met elkaar maken wordt bedoeld dat zij niet parallel lopen, en dus een hoek anders dan 0° met elkaar maken.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een hoekstuk volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 schematisch en in perspectief een hoekstuk volgens de uitvinding weergeeft in een uit elkaar genomen toestand;

Figuur 2 het hoekstuk van figuur 1 weergeeft in een aanzicht volgens F2;

Figuur 3 het hoekstuk van de vorige figuren weergeeft in een zijaanzicht volgens F3;

Figuur 4 het hoekstuk van de vorige figuren weergeeft in een doorsnede volgens IV-IV; en

Figuur 5 de werking van een hoekstuk volgens figuur 1 weergeeft.

Het hoekstuk 1 van figuren 1 tot 4 is gemaakt van metaal, bijvoorbeeld staal of aluminium of zamak, en bestaat hoofdzakelijk uit twee aan elkaar verbonden benen die een hoek van 90° met elkaar maken, te weten een eerste been 2 en een tweede been 3.

Het eerste been 2 strekt zich uit parallel met een eerste geometrische referentieas 4 en het tweede been 3 strekt zich parallel uit met een tweede geometrische referentieas 5.

Beide benen 2, 3 hebben een dwarsdoorsnede, dus een doorsnede haaks op de eerste referentieas 4, dan wel tweede referentieas 5, met een hoofdzakelijk rechthoekige omtrek.

Het eerste been 2 heeft een eerste buitenoppervlak 6 en een tweede buitenoppervlak 7 die haaks op elkaar staan en die parallel lopen met de eerste referentieas 4. Het tweede been 3 heeft een derde buitenoppervlak 8 en een vierde buitenoppervlak 9 die haaks op elkaar staan en die parallel lopen met de tweede referentieas 5.

Beide benen 2, 3 zijn voorzien van een holte 10. In iedere holte 10 is een draadveer 11 aangebracht met twee veerarmen 12. De veren 11 zijn achter twee pallen 13 per been 2, 3 en onder een lip 14 aangebracht om ze goed te kunnen bevestigen. De veerarmen 12 zijn voorzien van een scherpe punt aan hun uiteinde 15, welk uiteinde 15 buiten de omtrek van het betreffende been 2, 3 steekt.

De veerarmen 12 in het eerste been 2 strekken zich uit, vanaf hun bevestigingspunt aan het eerste been 2 naar hun uiteinde 15, in een schuine richting die een hoek α van circa 55° maakt met het eerste buitenoppervlak 6 en die een hoek β maakt van circa 35° met het tweede buitenoppervlak 7.

Dit betekent dat de veerarmen 12 in het eerste been 2, wanneer zij vanaf het uiteinde 15 worden samengedrukt, een kracht uitoefenen die schuin staat, en die dus een component heeft haaks op het eerste buitenoppervlak 2 en een component haaks op het tweede buitenoppervlak 3. De beide veerarmen 12 in het eerste been 2 hebben onderling dezelfde richting en oefenen, indien zij in gelijke mate worden samengedrukt, dan ook een veerkracht uit in dezelfde richting.

Analoog strekken de veerarmen 12 in het tweede been 3 zich uit in een schuine richting met een hoek van circa 55° met het derde buitenoppervlak 8 en een hoek van circa 35° met het vierde buitenoppervlak 9, zodat zij, wanneer zij worden samengedrukt, een veerkracht uitoefenen die een component heeft haaks op het derde buitenoppervlak 8 en een component haaks op het vierde buitenoppervlak 9.

De veerarmen 12 in het eerste been 2 staan elk onder een hoek anders dan 90° met de eerste referentieas 4, en de veerarmen 12 in het tweede been 3 staan elk onder een hoek anders dan 90° met de tweede referentieas 5. Hierbij is de naar het raakpunt van de beide referentieassen 4, 5 gerichte hoek γ van de veerarmen 12 met de betreffende referentieas 4, 5 kleiner dan 90°, en de van dat raakpunt afgekeerde hoek vanzelfsprekend groter dan 90°.

Hoewel in dit voorbeeld beide veerarmen 12 dezelfde hoek γ met de betreffende referentieas 4, 5 maken, is het ook mogelijk dat beide veerarmen 12 in een been 2, 3 een onderling verschillende hoek γ hebben.

Het gebruik van het hoekstuk 1 is simpel en als volgt, zoals geïllustreerd aan de hand van figuur 5.

Het hoekstuk 1 wordt gebruikt samen met twee profielen 16. Deze profielen 16 en het hoekstuk 1 dienen op elkaar te zijn aangepast, hoofdzakelijk wat betreft de vorm in doorsnede van de benen 2, 3 en de vorm van een interne holte 17 in de profielen. Deze vorm dient namelijk complementair te zijn, waarbij de holte 17 iets groter is uitgevoerd dan de benen 2, 3, zodat de benen 2, 3 vrij passend in de holtes 17 kunnen worden gebracht.

Bij het inbrengen van een been, in dit voorbeeld het eerste been 2, van het hoekstuk 1 in een profiel 17 worden de veerarmen 12 ingedrukt. Hierdoor buigen zij ten eerste in de richting van het andere been, in dit voorbeeld het tweede been 3 en oefenen zij ten tweede een kracht F uit met een richting van hun uiteinde 15 naar het bevestigingspunt 13, 14 van de veerarmen 12 aan het eerste been 2, en daardoor met een krachtcomponent F], haaks op het eerste buitenoppervlak 6 en een krachtcomponent F2 haaks op het tweede buitenoppervlak 7.

Zoals weergegeven in figuur 5 worden hierdoor het eerste en tweede buitenoppervlak 6, 7 stevig tegen de overeenkomende binnenoppervlakken van het profiel 16 geduwd, zodat een stevige verbinding ontstaat die in twee haaks op elkaar staande richtingen geen bewegingsvrijheid toelaat.

Hierbij ontstaat aan de tegenoverliggende zijde enige speling tussen het profiel 16 en het hoekstuk 1, zoals weergegeven in figuur 5 .

Zodra het hoekstuk 1 is aangebracht zit het hoekstuk 1 stevig vast en kan het slechts zeer moeilijk verwijderd worden.

Dit is het geval omdat bij een verwijderingskracht van het hoekstuk 1 uit het profiel 16, de uiteinden 15 van de veerarmen 12 door hun puntigheid in het profiel 16 grijpen, waardoor een verwijderingsbeweging niet kan plaatsvinden.

Tevens wordt iedere verdere verwijderingskracht omgezet in een verhoogde kracht F, Fi, F2 van het hoekstuk op zowel het eerste als het tweede buitenoppervlak 6, 7, zodat een kracht om het hoekstuk 1 uit het profiel 16 te verwijderen een stevigere bevestiging van het hoekstuk 1 in het profiel 16 tot gevolg zal hebben.

Hetgeen bovenstaand uitgelegd is met betrekking tot de werking en het gebruik van het eerste been 2, is vanzelfsprekend analoog van toepassing op het tweede been 3.

Er wordt opgemerkt dat in figuur 5 een simpel rechthoekig profiel 16 is weergegeven. In de praktijk zal het hoekstuk 1 volgens de uitvinding vooral gebruikt worden voor het verbinden van raam- of deurprofielen, die vanzelfsprekend een veel complexere vorm hebben.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een hoekstuk volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies .

1. - Hoekstuk (1) voor het onder een rechte hoek aan elkaar verbinden van metalen profielen (16), waarbij het hoekstuk een eerste been (2) omvat dat zich parallel met een eerste geometrische as (4) uitstrekt en een tweede been (3) omvat dat zich parallel met een tweede geometrische as (5) uitstrekt, waarbij de eerste en tweede geometrische assen (4, 5) loodrecht op elkaar staan, waarbij het eerste been (2) een eerste buitenoppervlak (6) en een tweede buitenoppervlak (7) heeft, die beide parallel lopen met de eerste geometrische as (5) en die een hoek met elkaar maken, waarbij het eerste been (2) voorzien is van een veer (11) met één of meer veerarmen (12) die met een uiteinde (15) buiten het eerste been (2) steken en die ingericht is of zijn om een veerkracht (F) uit te oefenen die zowel een component (Fi) heeft die haaks op het eerste buitenoppervlak (6) staat als een component (F2) heeft die haaks op het tweede buitenoppervlak (7) staat.
2, - Hoekstuk volgens conclusie 1, waarbij de één of meer veerarmen (12) ingericht is of zijn om een veerkracht (F) uit te oefenen met de genoemde componenten (Fi, F2) doordat deze zich vanaf een bevestigingspunt (13, 14) aan het hoekstuk (1) tot aan een vrij uiteinde (15) uitstrekt of uitstrekken in een richting die een hoek (α, ß) maakt met zowel het eerste buitenoppervlak (6) als het tweede buitenoppervlak (7).
3. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste buitenoppervlak (2) en het tweede buitenoppervlak (3) haaks op elkaar staan of nagenoeg haaks op elkaar staan met een afwijking van minder dan 3°.
4. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de genoemde één of meer veerarmen (12) in of aan het eerste been (2) minimaal twee veerarmen (12) zijn die elk zijn ingericht om een veerkracht (F) uit te oefenen die zowel een component (Fi) heeft die haaks op het eerste buitenoppervlak (6) staat als een component (F2) heeft die haaks op het tweede buitenoppervlak (7) staat.
5. - Hoekstuk volgens conclusie 4 en conclusie 2, waarbij de minimaal twee veerarmen (12) zich alle uitstrekken in een richting die een hoek (α, ß) maakt met zowel het eerste buitenoppervlak (6) als het tweede buitenoppervlak (7), waarbij de hoeken (α, ß) voor alle veerarmen (12) gelijk zijn.
6. - Hoekstuk volgens één van de conclusies 1 tot 3, waarbij de genoemde één of meer veerarmen(12) in of aan het eerste been (2) precies één veerarm (12) omvatten.
7. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de één of meer veerarmen (12) een hoek maken met een lijn (4) van het raakpunt van de benen (2, 3) naar het uiteinde van het eerste been (2) waarbij de hoek (y) met deze lijn (4) aan de zijde van het genoemde raakpunt kleiner is dan 90°.
8. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het tweede been (3) een derde buitenoppervlak (8) en een vierde buitenoppervlak (9) heeft, die beide parallel lopen met de tweede geometrische as (5) en die een hoek met elkaar maken, waarbij het tweede been (3) voorzien is van een veer (11) met één of meer veerarmen (12) die met een uiteinde (15) buiten het tweede been (2) steken en die ingericht is of zijn om een veerkracht ( F ) uit te oefenen die zowel een component (E'i) heeft die haaks op het derde buitenoppervlak (8) staat als een component (F2) heeft die haaks op het vierde buitenoppervlak (9) staat. 9. ~ Hoekstuk volgens conclusie 8, waarbij het derde buitenoppervlak (8) en het vierde buitenoppervlak (9) haaks op elkaar staan of nagenoeg haaks op elkaar staan met een afwijking van minder dan 3 °.
10. - Hoekstuk volgens conclusie 8 of 9, waarbij de één of meer veerarmen (12) van het tweede been (3) ingericht is of zijn om een veerkracht (F) uit te oefenen met de genoemde componenten ( F3., F2) doordat deze zich vanaf een bevestigingspunt (13, 14) aan het hoekstuk (1) tot aan een vrij uiteinde (15) uitstrekt of uitstrekken in een richting die een hoek (α, ß) maakt met zowel het derde buitenoppervlak (8) als het vierde buitenoppervlak (9).
11. - Hoekstuk volgens één van de conclusies 8 tot 10, waarbij de genoemde één of meer veerarmen (12) van het. tweede been (3) minimaal twee veerarmen (12) zijn die elk zijn ingericht om een veerkracht (F) uit te oefenen die zowel een component (Fi) heeft die haaks op het derde buitenoppervlak (8) staat als een component (F2 ) heeft die haaks op het vierde buitenoppervlak (9) staat.
12. - Hoekstuk volgens conclusie 11, waarbij de minimaal twee veerarmen (12) zich alle uitstrekken in een richting die een hoek (α, ß) maakt met zowel het derde buitenoppervlak (8) als het vierde buitenoppervlak (9), waarbij de hoeken (op ß) voor alle veerarmen (12) van het tweede been (3) gelijk zijn.
13. - Hoekstuk volgens één van de conclusies 9 tot 10, waarbij de genoemde één of meer veerarmen (12) in of aan het tweede been precies één veerarm (12) omvatten.
14. - Hoekstuk volgens één van de conclusies 10 tot 13, waarbij de één of meer veerarmen (12) een hoek maken met een lijn (4) van het raakpunt van de benen (2, 3) naar het uiteinde van het tweede been (3) waarbij de hoek (γ) met deze lijn (4) aan de zijde van het genoemde raakpunt kleiner is dan 90°.
15. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij één of meer van de veerarmen (12) aan het genoemde uiteinde (15) voorzien is of zijn van een scherpe punt of scherpe rand.
16. - Hoekstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gemaakt is van staal of aluminium of een zink-aluminiumlegering.
17. - Combinatie van een hoekstuk (1) volgens één van de voorgaande conclusies en twee of meer profielen (16) voor een raamkader of deurkader, waarbij de profielen (16) voorzien zijn van een interne holte (17), waarbij de benen (2, 3) van het hoekstuk (1) en de interne holtes (17) van de profielen (16) een complementaire vorm hebben.
18. - Kader voor een raam of deur, waarbij het kader samengesteld is uit profielen (16), waarbij minimaal twee van deze profielen (16) met behulp van een hoekstuk (1) volgens één van de conclusies 1 tot 16, dat in deze profielen (16) geschoven is, loodrecht aan elkaar verbonden zijn.
19. - Gebruik van een hoekstuk (1) volgens één van de conclusies 1 tot 16 bij de vervaardiging van een raam of deurkader voor het onder een hoek aan elkaar verbinden van twee profielen (16).