BE1022298B1 - Bouwsteen - Google Patents

Bouwsteen Download PDF

Info

Publication number
BE1022298B1
BE1022298B1 BE2014/5042A BE201405042A BE1022298B1 BE 1022298 B1 BE1022298 B1 BE 1022298B1 BE 2014/5042 A BE2014/5042 A BE 2014/5042A BE 201405042 A BE201405042 A BE 201405042A BE 1022298 B1 BE1022298 B1 BE 1022298B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
building block
block according
collar
integrated
centrally
Prior art date
Application number
BE2014/5042A
Other languages
English (en)
Inventor
Ludo Monten
Halewyck Thomas Van
De Velde Pieter Van
Original Assignee
Marlux Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Marlux Nv filed Critical Marlux Nv
Priority to BE2014/5042A priority Critical patent/BE1022298B1/nl
Priority to EP15191682.2A priority patent/EP3015615B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1022298B1 publication Critical patent/BE1022298B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C1/00Building elements of block or other shape for the construction of parts of buildings
    • E04C1/39Building elements of block or other shape for the construction of parts of buildings characterised by special adaptations, e.g. serving for locating conduits, for forming soffits, cornices, or shelves, for fixing wall-plates or door-frames, for claustra
    • E04C1/395Building elements of block or other shape for the construction of parts of buildings characterised by special adaptations, e.g. serving for locating conduits, for forming soffits, cornices, or shelves, for fixing wall-plates or door-frames, for claustra for claustra, fences, planting walls, e.g. sound-absorbing
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/022Pots for vertical horticulture
    • A01G9/025Containers and elements for greening walls
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Sewage (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft tot objectief een bouwsteen aan te bieden die toelaat bouwconstructies te realiseren waaraan op een eenvoudige wijze attributen kunnen worden opgehangen zonder noodzaak van verankeringsmiddelen, zoals pluggen en chemische ankers die nadien in de bouwconstructie worden aangebracht. Hiertoe biedt de vinding in eerste instantie een bouwsteen (1) aan die gekenmerkt wordt in de aanwezigheid van een centraal geïntegreerde uitsparing (2) en van een perifeer geïntegreerde uitsparing (3), voor het inhaken van ophangelementen, waarbij deze centraal en perifeer geïntegreerde uitsparing via één of meerdere van de zijvlakken van de bouwsteen toegankelijk zijn. Zodoende blijven deze uitsparing ook na verwerken van de bouwsteen in een constructie, van buitenaf toegankelijk zijn zonder boor-, slag- of breekwerk.

Description

Bouwsteen
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Bouwstenen dewelke als bouwmateriaal gebruikt worden, komen voor in verschillende materialen en uitvoeringsvormen. De meest courante bouwstenen zijn bakstenen, traditioneel vervaardigd uit gebakken klei, met een typisch rechthoekige vorm. Naast de traditioneel gesloten vorm dewelke vandaag nog voornamelijk als gevelsteen gebruikt wordt, zijn er ook de snelbouwbakstenen, gekenmerkt door hun grotere afmetingen en perforaties.
Naast baksteen kunnen deze snelbouwstenen ook uit andere materialen vervaardigd zijn. Gekende alternatieven in deze zijn zonder meer de cellenbetonblokken en argexblokken. De cellenbetonblokken zijn gekenmerkt door een hoge cellenstructuur waarin ze lucht vasthouden wat op zich aanleiding geeft tot een hogere isolatiewaarde. Ook in de argexblokken, heeft men tot doel de isolatiewaarde van de bestaande betonblokken te verhogen door er argexkorrels in te verwerken. Het huidig onderzoek richt zich dus zeer duidelijk tot het verbeteren van de materiaaleigenschappen, maar wijken in niets af van de basisfunctionaliteit, met name het stapelbaar metselen of verlijmen van de bouwstenen tot een bouwconstructie. Om het plaatsen te vergemakkelen zijn de bouwstenen soms voorzien van kopse tand/groef systemen en kunnen er grijpmiddelen zoals hand- of vinger-grepen voorzien zijn om de blokken respectievelijk makkelijker te positioneren en makkelijker te hanteren. Bouwstenen zoals gekend onder het Internationaal Industrieel Design DM 065272 zijn tevens voorzien van holtes om nutsleidingen door te trekken en inbouwdozen in te plaatsen, echter geen enkele van de bestaande bouwstenen is voorzien om op een eenvoudige wijze stukken op te hangen.
Het is dan ook het objectief van de onderhavige vinding een oplossing te bieden aan voorgaand probleem, door een bouwsteen te voorzien van middelen die toestaan op een eenvoudige manier elementen zoals legplanken, zitbanken, wandkasten, verlichting, bloembakken en dergelijke op te hangen aan een bouwconstructie waarin bouwstenen van de onderhavige vinding verwerkt zijn. Zoals hierin verder toegelicht berusten de bouwstenen volgens de uitvinding hiertoe op de aanwezigheid van centrale en perifere uitsparingen waarin de overeenkomstige ophangelementen kunnen worden geplaatst.
BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
De onderhavige uitvinding heeft tot objectief een bouwsteen aan te bieden die toelaat bouwconstructies te realiseren waaraan op een eenvoudige wijze attributen kunnen worden opgehangen zonder noodzaak van verankeringsmiddelen, zoals pluggen en chemische ankers die nadien in de bouwconstructie worden aangebracht.
Hiertoe biedt de vinding in eerste instantie een bouwsteen (1) aan die gekenmerkt wordt in de aanwezigheid van een centraal geïntegreerde uitsparing (2) en van een perifeer geïntegreerde uitsparing (3), voor het inhaken van ophangelementen, waarbij deze centraal en perifeer geïntegreerde uitsparing via één of meerdere van de zijvlakken van de bouwsteen toegankelijk zijn. Zodoende blijven deze uitsparing ook na verwerken van de bouwsteen in een constructie, van buitenaf toegankelijk zijn zonder boor-, slag- of breekwerk.
Zoals uit de figuren blijkt zijn de centraal geïntegreerde uitsparingen (2) eerder in de kern van de bouwsteen gelegen, terwijl de perifeer geïntegreerde uitsparingen (3) zich in de zijvlakken van de bouwsteen bevinden. Voor de centraal geïntegreerde uitsparingen is er derhalve, en in vergelijking met de perifeer geïntegreerde uitsparingen meer bouwsteenmaterie tussen het ophangpunt in de uitsparing en het buitenoppervlak van de bouwsteen. De centraal geïntegreerde uitsparingen laten derhalve de ophanging van zwaardere voorwerpen toe zoals zitbanken, en wandkasten. De perifeer geïntegreerde uitsparingen daarentegen zijn dus eerder geschikt voor lichtere voorwerpen zoals verlichting, legplanken, bloembakken en dergelijke. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige vinding bevinden de centraal geïntegreerde uitsparingen zich op afstanden gaande van 1/6 tot 1/2 van de volledige breedte van de bouwsteen; in het bijzonder op afstanden gaan van 1/4 tot 1/2 van de volledige breedte van de bouwsteen; meer in een bijzonder op afstanden gaande van 1/4 tot 1/3 van de volledige breedte van de bouwsteen. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige vinding zijn de perifeer geïntegreerde uitsparingen terug te vinden op afstanden gaande van 1/20 tot 1/8 van de volledige breedte van de bouwsteen; in het bijzonder op afstanden gaande van 1/15 tot 1/10 van de volledige breedte van de bouwsteen.
Zoals verder voor de centraal geïntegreerde uitsparingen (2) uitvoeriger beschreven kunnen ook de perifeer geïntegreerde uitsparingen middels een sleuf van buitenaf via een zijvlak van de bouwsteen toegankelijk zijn. In een voorkeursvorm presenteert de perifeer geïntegreerde uitsparing zich echter als een kraag (4), in één of meerdere van de zijvlakken van de bouwsteen. In de bouwstenen volgens de uitvinding kan deze kraag zich slechts gedeeltelijk of over de volledige lengte van de bouwsteen uitstrekken. De kraag kan ook beperkt worden tot één zijvlak van de bouwsteen, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 3. De kraag kan aanwezig zijn in ten minste twee van de zijvlakken van de bouwsteen, en dan bij voorkeur in twee overstaande zijvlakken van de bouwsteen, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 4. In een bijzondere uitvoeringsvorm zijn deze twee overstaande zijvlakken de longitudinale zijvlakken van de bouwsteen. In de voorbeelden zoals getoond in figuren 1, 2, 5 en 6, is er een kraag in alle zijvlakken van de bouwsteen geïntegreerd. Opdat deze kraag van buitenaf en via een zijvlak toegankelijk zou zijn voor het inhaken van ophangelementen kan de opstaande rand (5) van de kraag (4) voorzien zijn van één of meerdere openingen, bij voorkeur op regelmatige afstanden gespreid over de lengte van de kraag (4). Om de toegankelijkheid naar de centraal geïntegreerde uitsparingen te vrijwaren is het voor de vakman vanzelfsprekend dat er in de kraag en ten overstaande van de centraal geïntegreerde uitsparingen steeds openingen voorzien zijn. In de voorgaande uitvoeringsvormen waarbij de kraag voorzien is van één of meerdere openingen, is de opstaande rand (5) van de kraag even hoog als de dikte (d) van de bouwsteen. Zoals getoond in figuur 4 kan de hoogte (h) van de opstaande rand over de lengte van de kraag variëren, van hoogtes gelijk aan de dikte (d) van de bouwsteen naar hoogtes lager dan de dikte (hoogte) van de bouwsteen. In een voorkeursvorm van de onderhavige uitvinding is de hoogte (h) van de opstaande rand van de kraag (4) lager dan de dikte (d) van de bouwsteen. Het verschil in hoogte is bepalend voor de spatie die toegang geeft voor het inhaken van ophangelementen na verwerken van de bouwsteen in een constructie. Typische spaties (gelijk aan de dikte (d) min de hoogte (h)) en derhalve ook openingen in de kraag, gaan van 1/5 tot 1/3 van de dikte van de bouwsteen. Voor de bouwsteen zoals getoond in de voorbeelden heeft de spatie waardes gelegen tussen 2,0 en 5,0 cm. In een meer bijzondere uitvoeringsvorm is de spatie/opening gelijk aan de diepte (s) van de sleuf die toegang geeft tot de centraal geïntegreerde uitsparing(en).
Naast de hoogte (h) van de opstaande rand, heeft de kraag ook een zekere uitsnijdingsdiepte (u) zoals getoond in figuur 2. Het mag voor de vakman duidelijk zijn dat er uitsnijdingsdiepte enkel het vrij inhaken van ophangelementen (17) zoals getoond in figuur 1 moet toelaten zonder afbreuk te doen aan de sterkte van de bouwsteen. Dus in een voorkeur uitvoeringsvorm zal de uitsnijdingsdiepte van de kraag beperkt gehouden worden, met een range gaande van 1/5 tot 1/2 van de dikte (d) van de bouwsteen; meer in het bijzonder in een range gaande van 1/4 tot 1/3 van de dikte van de bouwsteen. Bij bijvoorbeeld blootstelling aan regen, is het met een bouwsteen van de onderhavige uitvinding niet uitgesloten dat de geïntegreerde uitsparingen zowel de centrale als de perifere, maar in het bijzonder de perifere water zouden verzamelen, wat op termijn aanleiding kan geven tot waterschade aan de bouwconstructie waarin bouwstenen volgens de onderhavige vinding verwerkt zijn. Om dit te verhinderen, is de bouwsteen bij voorkeur voorzien van één of meerdere afwateringselementen (6), (8). In één van de uitvoeringsvormen omvat de perifeer geïntegreerde uitsparing; in het bijzonder de kraag (4) één of meerdere afwateringselementen zoals een vanuit de kraag naar buiten gericht gootje (6), of in het geval van holle bouwstenen, middels bijvoorbeeld een gootje (8) vanuit de kraag naar de holte(s) in de steen. Of met andere woorden, de bouwsteen volgens de uitvinding kan gekenmerkt worden door één of meerdere afwateringselementen waarbij deze elementen vertrekken vanuit de perifeer geïntegreerde uitsparing, in het bijzonder de kraag, en ofwel naar buiten gericht zijn (6), of naar de eventueel aanwezige holtes in de bouwsteen (8). In een voorkeursvorm, en zoals hierna verdere in detail beschreven, bevat de bouwsteen effectief één of meerdere; in het bijzonder 2 of 3; centrale holtes. In deze uitvoeringsvorm zal het afwateringselement (8) de perifeer gelegen uitsparingen; met in het bijzonder de kraag of kragen (4), met één of meerdere van deze centraal gelegen holtes verbinden.
Zoals hiervoor reeds aangehaald, zijn ook de centraal geïntegreerde uitsparingen toegankelijk via de zijvlakken van de bouwsteen. De toegankelijkheid tot deze centrale uitsparingen kan middels geschikte openingen in de zijvlakken. Bij voorkeur wordt de toegankelijkheid gerealiseerd middels een sleuf (7) in het bovenvlak van de bouwsteen. Zoals getoond in figuren 1, 5 en 6 kan de lengte van dergelijke sleuf zich beperken tot de afstand tussen de zijvlakken en de centraal geïntegreerde uitsparing (2), maar de sleuf kan zich ook uitstrekken over de volledige breedte van de bouwsteen, zie bijvoorbeeld figuur 2. Naar analogie met de hoogte van de opstaande rand van de kraag, zal de diepte (s) van de sleuf de spatie bepalen die toegang geeft voor het inhaken van ophangelementen na verwerken van de bouwsteen in een constructie. Typische sleufdieptes gaan van 1/5 tot 1/3 van de dikte van de bouwsteen. In een bijzondere uitvoeringsvorm is de diepte (s) van de sleuf gelijk aan de spatie (=d-h) voor de kraag van de bouwsteen. Naar de breedte van de sleuf zijn er geen directe beperkingen, door deze evenwel af te stemmen op de breedte van de overeenkomstige ophangelementen, realiseert men een horizontale immobilisatie van de overeenkomstige ophangelementen in de bouwsteen. Dus in de uitvoeringsvormen van de bouwsteen zoals hierin beschreven, is de breedte van de sleuf bij voorkeur zodoende dat het ophangelement transversaal en schuifbaar past in de sleuf, met een immobilisatie in de laterale richting. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de breedte van de sleuf ook een impact heeft op de draagkracht van de centraal geïntegreerde uitsparing. Hoe breder de sleuf, des te groter het steunoppervlak en de bijhorende draagkracht en afhankelijk van de eigenschappen van het ophangelement, is voor de vakman duidelijk welke sleufbreedte er geschikt is. Een voorbeeld van dergelijke brede sleuven (7b) is getoond in figuur 7. Als een alternatief kan het steunoppervlak vergroot worden door meerdere steunpunten te voorzien, i.e. door meerdere centraal geïntegreerde uitsparingen in de bouwsteen te voorzien. Een voorbeeld hiervan is er getoond in figuur 5 waarbij één van de getoonde bouwstenen meerder, op regelmatige afstand van elkaar, centraal geïntegreerde uitsparingen bevat, dewelke middels een sleuf via de zijvlakken toegankelijk zijn voor het inhaken van een ophangelement.
In zoverre de hierin beschreven sleuf er in eerste instantie moet voor zorgen dat de centrale uitsparing voor het inhaken van de ophangelementen (17) via het zijvlak van de bouwsteen toegankelijk zijn, kan deze sleuf en verder middels de centrale uitsparingen, ook een bijdrage leveren in de afwatering van water hetwelke in de kraag (4) van de bouwsteen kan accumuleren. De sleuf op zich kan in verbinding met de kraag de rol van afwateringselement vervullen. In een verdere uitvoeringsvorm zal de sleuf een afwateringselement (8) bevatten. Bij de aanwezigheid van een bijkomend afwateringselement in de sleuf kan het water bij de aanwezigheid van een ophangelement, gescheiden worden afgevoerd. In een specifieke uitvoeringsvorm bestaat dit bijkomend afwateringselement uit een transversale groef (8) dewelke een verbinding maakt tussen de perifeer geïntegreerde uitsparing en de centraal geïntegreerde uitsparing voor het inhaken van ophangelementen (17).
Zoals uit de figuren blijkt, kan de bouwsteen een volle bouwsteen zijn (zie figuur 5) waarin de nodige centrale uitsparingen en perifere kraag voorzien zijn, of één of meerdere holtes bevatten (zie figuren 1, 2 en 6), waarin opnieuw de centrale en perifere uitsparingen voorzien zijn. De holtes maken de bouwsteen niet allen lichter, maar geven ook ruimte voor bijvoorbeeld het verwerken van nutsleidingen of het vullen met isolatiemateriaal. Dus in een verdere uitvoeringsvorm zijn de bouwstenen van de onderhavige vinding voorzien van één of meerdere holtes; bij voorkeur van één of meer centraal gelegen holtes. In een eerste uitvoeringsvorm en met verwijzing naar figuur 1, is het centraal gedeelte dat de centraal geïntegreerde uitsparing (2) bevat, een vol gedeelte geflankeerd door twee holtes, i.e. door twee lateraal gelegen holtes (10) en (11). Met verwijzing naar figuur 2, is het in een bijzondere uitvoeringsvorm zelfs zo dat één van deze holtes (9) tevens dienst kan doen als de centraal gelegen uitsparing voor het inhaken van een ophangelement, op zijn beurt al dan niet geflankeerd door de lateraal gelegen holtes (10) en (11). De flankerende holtes kunnen gelijk of verschillend zijn van vorm, met als voorkeur gelijk van vorm en gespiegeld ten overstaande van de transversale middellijn. Dus in een verdere uitvoeringsvorm bevat de bouwsteen een centraal gelegen holte (9) die tevens dienst doet als uitsparing voor het inhaken van de zwaardere voorwerpen middels ophangelementen (17a) zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 1. Bij voorkeur is deze holte (9) in het midden van de bouwsteen gelegen. In een andere uitvoeringsvorm bevat de bouwsteen naast deze centraal gelegen holte (9), en twee lateraal gelegen holtes (10) en (11), waarbij deze laatste in een bijzondere uitvoeringsvorm van gelijke vorm zijn en gespiegeld ten overstaande van de transversale middellijn (C-C).
Van zodra er holtes in de bouwstenen volgens de vinding aanwezig zijn, kan men tevens spreken van opstaande wanden (13) die de holtes omgeven. Vermits in deze uitvoeringsvorm het verbindingsoppervlak voor verwerking in een bouwconstructie verkleind en om te verhinderen dat bijvoorbeeld metselspecie in de centrale en/of perifere uitsparingen terechtkomt, zal het bovenvlak (12) van deze opstaande wanden bij voorkeur één of meerdere depressies (14) bevatten die het hechtingsmiddel kunnen opvangen, en de eventuele overmaat aan hechtingsmiddel naar de centraal gelegen holtes afvoeren. Met verwijzing naar figuur 2, in een eerste uitvoeringsvorm presenteert de depressie zich als een uitgefreesd bovenvlak van de opstaande wanden, met vormen van een lage rand die de volledige holte omgeeft en gelegen is aan de buitenzijde van het bovenvlak. Aanvullend kunnen er zich aan de binnenzijde van het bovenvlak en op regelmatige afstanden verspreid over de omtrek van het bovenvlak, bijkomende, dieper uitgesneden depressies te vinden zijn. Deze laatste zullen zorgen voor het centraal afvoeren van overtollig hechtingsmiddel. In een verdere uitvoeringsvorm kan het bovenvlak bijkomende uitsparingen bevatten dewelke gebruikt kunnen worden voor het onderling positioneren van de bouwstenen volgens de vinding. Zoals getoond in figuur 2, kunnen deze positioneringselementen (15) bestaan uit een uitsparing in een gegeven pasvorm voor het inleggen van een overeenkomstige fixeerplaat (18). In een typische uitvoeringsvorm, en zoals getoond in figuur 10, bezit deze laatste aan de zijde van de centrale holte een kraag of opstaande randen (19) die grijpen achter de opstaande wanden van de op elkaar gestapelde bouwstenen. Bij het grijpen van de fixeerplaat achter de opstaande wanden, wordt de kraag of opstaande randen (19) tegen de wanden van de bouwstenen aangedrukt. Dit laatste implicieert een klemfunctie die bijvoorbeeld volgt uit het feit dat de fixeerplaat en/of de opstaande randen of kraag uit een veerkrachtig materiaal zijn opgebouwd. Het is de vakman genoegzaam gekend welke materialen hiervoor in aanmerking komen, gaande van metaal tot elastomeren zoals polyurethaan. In een alternatieve uitvoeringsvorm bevat de fixeerplaat (18 ) een opening (20) waarin de opstaande randen (19) kunnen ingeschoven worden. In deze uitvoeringsvorm bestaat het fixeerelement dus uit 2 delen, met name de vlakke plaat (18) die in de holtes (15) past en de vertikaal geplooide plaat (19) die na plaatsing de rechtopstaande randen van het fixeerelement uitmaken. De vlakke plaat (18) is hiervoor voorzien van een uitsparing (20) waarin de vertikaal geplooide plaat (19) kan ingeschoven worden. Nadat een laag stenen is gelegd worden de vlakke platen (18) in de holtes (15) gelegd. Daarna positioneert men de volgende steen erop en laat men het vertikaal geplooide plaatje (19) zakken in de gleuf (20) van dezelfde vorm in het horizontaal plaatje. Door het feit dat de vertikaal plaatje dezelfde coniciteit heeft als de binnenwand van de steen zal de geplooide plaat (19) zakken tot ze vast komt te zitten op de steen. Als dat is gebeurd in de 2 hoeken ligt de steen vast en kan hij niet meer bewegen.
In een verdere alternatieve vorm (zie figuur 9) bestaan de positioneringselementen (15) op het bovenvlak van de bouwsteen uit één of meerdere reliëfelementen (15a) (noppen, pinnen, en dergelijke) dewelke ingrijpen op overeenkomstige uitsparingen (15b) aan de onderzijde van de bouwsteen. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat elk bruikbaar alternatief, zoals bijvoorbeeld overliggende uitsparingen in het bovenvlaken ondervlak van de bouwsteen waarin verbindingspluggen passen, bruikbaar zijn en omvat worden in de beschermingsomvang van de huidige aanvraag.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
Fig. 1 : Een perspectief bovenaanzicht van een bouwsteen (1) volgens de onderhavige vinding, voorzien van twee lateraal centraal gelegen holtes (10) en (11) met opstaande wanden (13) die de holtes omgeven. In deze uitvoeringsvorm zijn de centraal geïntegreerde uitsparingen (2) middels een sleuf (7) via de zijvlakken van de bouwsteen toegankelijk voor het inhaken van een ophangelement (17a). De perifeer geïntegreerde uitsparing, bestaat in deze uitvoeringsvorm uit een kraag met een opstaande rand (5) op alle zijvlakken van de bouwsteen, waarbij deze opstaande rand (5) lager is dan de dikte van de bouwsteen en derhalve via de zijvlakken inhakken van een ophangelement (17b) mogelijk maakt.
Fig.2 : Is een bovenaanzicht van een bouwsteen (1) volgens de onderhavige vinding. Evenals dwarsdoorsnedes volgens snijassen A-A en B-B, met een detailtekening van de dwarsdoorsnede van de perifeer geïntegreerde kraag (4). In deze uitvoeringsvorm is de bouwsteen voorzien van drie centraal gelegen holtes (9), (10) en (11) met opstaande wanden (13) die de holtes omgeven. In deze uitvoeringsvorm zijn de centraal geïntegreerde uitsparingen vervat in de centraal gelegen holte (9) en middels een transversale sleuf (7) over de volledige breedte van de bouwsteen via de zijvlakken van de bouwsteen toegankelijk voor het inhaken van een ophangelement. Deze sleuf bevat tevens een transversale groef (8) die in verbinding staat met de kraag (4) dewelke de bouwsteen volledig omgeeft en voorzien is van een opstaande rand (5) voor het inhaken van een ophangelement. De hoogte (h) van deze rand (5) is lager dan de totale dikte (d) van de bouwsteen, zodoende een spatie te realiseren bij het verwerken van de bouwsteen in een constructie, via dewelke de kraag steeds van buitenaf toegankelijk blijft voor het inhaken van voorwerpen zoals getoond in figuur 8. Een gelijkaardige spatie volgt uit de diepte (s) van de sleuf (7), en in de getoonde bouwsteen is deze diepte (s) gelijk aan het verschil tussen (d) en (h). Op het bovenvlak (12) van de opstaande wanden (13) is de getoonde bouwsteen tevens voorzien van meerdere uitsparingen (14) en positioneringelementen (15). De uitsnijding (u) in de kraag (4) ligt op dezelfde diepte als de transversale groef (8) en zorgen samen voor een afwatering vanuit de perifere kraag naar de centrale holte (9) van de bouwsteen. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de afwatering mogelijk is in zoverre de transversale groef (8) lager gelegen is of op gelijke hoogte gelegen is met de uitsnijding (u) in de kraag (4). Elk van deze variaties zijn omvat door de huidige vinding. De as C-C geeft de transversale middellijn aan van de getoonde bouwsteen.
Fig. 3 : Een perspectief zijaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is de perifeer geïntegreerde uitsparing een kraag aan slechte één van de zijvlakken van de bouwsteen.
Fig. 4: Een perspectief zijaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is de perifeer geïntegreerde uitsparing een kraag aan twee overstaande zijvlakken, in het bijzonder de longitudinale zijvlakken van de bouwsteen. Zoals uit deze afbeelding blijkt, loopt de kraag niet noodzakelijk over de volledige lengte van de bouwsteen en kan de hoogte van de opstaande rand (5) van de kraag verschillen over de lengte van de bouwsteen.
Fig. 5: Een perspectief bovenaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is de perifeer geïntegreerde uitsparing een kraag aan alle zijvlakken van de bouwsteen. In deze uitvoeringsvorm zijn de bouwstenen vol in de kern met centraal geïntegreerde uitsparingen die middels een sleuf vanaf de zijvlakken toegankelijk zijn. In de links getoonde bouwsteen gaat het voor deze uitsparingen over slechts één paar dat in het midden van de bouwsteen gelegen is. Om de flexibiliteit van het ophangen van zwaardere elementen te verhogen en/of de kracht over meerdere punten te verdelen, kunnen de bouwstenen ook meerdere centrale uitsparingen bevatten dewelke op regelmatige afstanden over de lengte van de bouwsteen verspreid liggen (zie de rechts getoonde bouwsteen in deze figuur). Het buitenoppervlak van de bouwstenen volgens de uitvinding kan daarenboven uit verschillende texturen, en reliëfmotieven bestaan.
Fig. 6: Een perspectief bovenaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. In de getoonde uitvoeringsvorm is de perifeer geïntegreerde uitsparing een kraag aan alle zijvlakken van de bouwsteen. In deze uitvoeringsvorm zijn de bouwstenen voorzien van twee laterale holtes en een volle kern met centraal geïntegreerde uitsparingen die middels een sleuf vanaf de zijvlakken toegankelijk zijn, naar analogie met de bouwsteen volgens figuur 1. Deze afbeelding toont opnieuw dat het buitenoppervlak van de bouwstenen volgens de uitvinding kan bestaan uit verschillende texturen, en reliëfmotieven.
Fig. 7 : Een perspectief zijaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. De getoonde muur is opgetrokken uit een combinatie van bouwstenen met verschillende sleufbreedtes naar de centraal geïntegreerde uitsparingen. Zoals uitvoerig beschreven in de aanvraag, geeft een bredere sleuf (7b) een groter steunvlak wat de inhaking van zwaardere voorwerpen toelaat, naast de smallere sleuven (7a). Tevens getoond zijn ophangelementen (17).
Fig. 8 : Een perspectief zijaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. Een bouwconstructie opgetrokken met bouwstenen volgens de vinding laat het inhaken toe van verschillende voorwerpen zoals legplanken, bloembakken en kasten.
Fig. 9 : Een perspectief bovenaanzicht van een muur opgetrokken met bouwstenen volgens één van de uitvoeringsvormen van de onderhavige vinding. In deze uitvoeringsvorm zijn de positioneringselementen noppen (15a) die passen in de tegenoverliggende holtes (15b) aan de onderzijde van de bouwsteen. De holtes worden in deze gevormd door buisvormige elementen in de hoeken van de centraal gelegen holtes (10) en (11).
Fig. 10: Een perspectief bovenaanzicht van een fixeerplaat (18) dewelke past in de positioneeringselementen (15) zoals getoond in afbeelding 2. De fixeerplaat past in de voorziene uitsparing (15) en de opstaande randen (19) grijpen aan tegen de opstaande wanden.

Claims (22)

  1. CONCLUSIES
    1. Een bouwsteen (1) gekenmerkt in de aanwezigheid van een via een zijvlak toegankelijke centraal geïntegreerde uitsparing (2) en van een via een zijvlak toegankelijke perifeer (3) geïntegreerde uitsparing, voor het inhaken van ophangelementen, gekenmerkt in dat de perifeer geïntegreerde uitsparing een afwateringselement (6) bevat..
  2. 2. Een bouwsteen volgens conclusie 1, waarbij de via een zijvlak toegankelijke perifeer geïntegreerde uitsparing een kraag (4) is, dewelke geïntegreerd is in één of meerdere van de zijvlakken van de bouwsteen.
  3. 3. Een bouwsteen volgens conclusie 2, waarbij de kraag (4) geïntegreerd is in ten minste twee van de zijvlakken van de bouwsteen, in het bijzonder in ten minste twee overstaande zijvlakken van de bouwsteen.
  4. 4. Een bouwsteen volgens conclusie 2, waarbij de kraag geïntegreerd is in alle zijvlakken van de bouwsteen.
  5. 5. Een bouwsteen volgens conclusies 2 tot 4, waarbij de hoogte (h) van de opstaande rand (5) van de kraag lager is dan de dikte (d) van de bouwsteen.
  6. 6. Een bouwsteen volgens conclusie 1, waarbij de centraal geïntegreerde uitsparing middels een sleuf (7) via een zijvlak toegankelijk is.
  7. 7. Een bouwsteen volgens conclusie 6, waarbij deze sleuf (7) tevens een transversale groef (8) bevat, dewelke een verbinding maakt tussen de perifeer geïntegreerde uitsparing (3, 4) en de centraal geïntegreerde uitsparing (2).
  8. 8. Een bouwsteen volgens conclusies 6 of 7, waarbij de sleuf (7) zich uitstrekt over de volledige breedte van de bouwsteen.
  9. 9. Een bouwsteen volgens één der voorgaande conclusies waarbij deze verder voorzien is van één of meerdere centraal gelegen holtes (9, 10, 11).
  10. 10. Een bouwsteen volgens conclusie 9, waarbij één van de centraal gelegen holtes (9) overeenkomt met de van buitenaf toegankelijke centraal geïntegreerde uitsparing voor het inhaken van ophangelementen.
  11. 11. Een bouwsteen volgens conclusie 10, waarbij de centraal gelegen holte (9) dewelke overeenkomt met de van buitenaf toegankelijke centraal geïntegreerde uitsparing voor het inhaken van ophangelementen, in het midden van de bouwsteen gelegen is.
  12. 12. Een bouwsteen volgens conclusie 9, waarbij er twee van deze centrale holtes (10,11) lateraal gelegen zijn.
  13. 13. De bouwsteen volgens conclusie 12, waarbij deze laterale holtes (10, 11) van gelijke vorm zijn en gespiegeld zijn ten overstaande van de transversale middellijn (C-C).
  14. 14. Een bouwsteen volgens conclusies 12 of 13, waarbij het bovenvlak (12) van de opstaande wanden (13) die de laterale holtes omgeven één of meerdere depressies (14) bevat.
  15. 15. Een bouwsteen volgens conclusies 9 en 5, waarbij de uitsnijding (u) in de kraag (4) in verbinding staat met één of meerdere van de centraal gelegen holtes.
  16. 16. Een bouwsteen volgens conclusie 15, waarbij de uitsnijding (u) in de kraag (4) in verbinding staat met de centrale gelegen holte (9).
  17. 17. De bouwsteen volgens conclusie 16, waarbij de uitsnijding (u) in verbinding staat met de centraal gelegen holte (9) middels de transversale groef (8).
  18. 18. Een bouwsteen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij deze bouwsteen één of meerdere positioneringselementen (15) bevat.
  19. 19. Een bouwsteen volgens conclusie 18, waarin de positioneringselementen (15) zich bevinden in het bovenvlak van de bouwsteen (1).
  20. 20. Een bouwsteen volgens conclusie 19, waarbij de positioneringselementen (15) zich bevinden in het bovenvlak (12) van de opstaande wanden (13) die de laterale holtes omgeven.
  21. 21. Een bouwsteen volgens conclusies 19 of 20, waarin de positioneringselementen (15) uitsparingen zijn, waarin passende blokkeringsmiddelen (16) kunnen geplaatst worden.
  22. 22. Een constructie omvattende één of meerdere van de bouwstenen volgens één der voorgaande conclusies.
BE2014/5042A 2014-10-31 2014-10-31 Bouwsteen BE1022298B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/5042A BE1022298B1 (nl) 2014-10-31 2014-10-31 Bouwsteen
EP15191682.2A EP3015615B1 (en) 2014-10-31 2015-10-27 Building block

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2014/5042A BE1022298B1 (nl) 2014-10-31 2014-10-31 Bouwsteen

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022298B1 true BE1022298B1 (nl) 2016-03-14

Family

ID=52449886

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2014/5042A BE1022298B1 (nl) 2014-10-31 2014-10-31 Bouwsteen

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3015615B1 (nl)
BE (1) BE1022298B1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN105952255B (zh) * 2016-06-29 2018-12-11 深圳市建筑科学研究院股份有限公司 垂直绿化围墙及建造方法

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080134615A1 (en) * 2006-05-18 2008-06-12 Angelo Risi Combination of a structural block and a facing element attached thereto
US20110211918A1 (en) * 2010-02-26 2011-09-01 Anchor Wall Systems, Inc. Landscaping wall and mounting system and methods
DE202014002595U1 (de) * 2014-02-10 2014-08-28 Berthold Adler Bauelement und System zur vertikalen Begrünung

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5469655A (en) * 1995-02-27 1995-11-28 Lin; Chin T. Soil guard wall assembly
BE1011545A3 (nl) * 1997-11-13 1999-10-05 Marlux Naamloze Vennootschap Bloembakensemble, werkwijze om zulk bloembakensemble te vervaardigen, en wand hieruit opgebouwd.
NL2004060C2 (nl) * 2010-01-05 2011-07-06 Duijsens En Meyer Viol B V Bouwblok en wand opgebouwd uit een veelvoud van deze bouwblokken.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080134615A1 (en) * 2006-05-18 2008-06-12 Angelo Risi Combination of a structural block and a facing element attached thereto
US20110211918A1 (en) * 2010-02-26 2011-09-01 Anchor Wall Systems, Inc. Landscaping wall and mounting system and methods
DE202014002595U1 (de) * 2014-02-10 2014-08-28 Berthold Adler Bauelement und System zur vertikalen Begrünung

Also Published As

Publication number Publication date
EP3015615A1 (en) 2016-05-04
EP3015615B1 (en) 2021-09-29

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8973322B2 (en) Masonry units and structures formed therefrom
SG131811A1 (en) A receptacle for use in a green roof system and a green roof system thereof
WO2004001159A1 (en) Removable tile spacer
TW201707557A (zh) 多功能托盤
BE1022298B1 (nl) Bouwsteen
US5809720A (en) Water diverting building block
US5826395A (en) Concrete block with offset ledge and installation guide means
US20140196392A1 (en) Masonry units and structures formed therefrom
KR20100095500A (ko) 습기제거용 통풍판
US20150368918A1 (en) Adjustable guide line holder
KR200210972Y1 (ko) 철근 받침대
NL1038423C2 (nl) Baksteen, muur vervaardigd uit deze baksteen en werkwijzen voor het vervaardigen van zulke baksteen en muur.
JP6945911B1 (ja) 透かしレンガ積み壁材の構築方法
KR20110136291A (ko) 스트립을 이용한 옹벽 구조물
NL1034175C1 (nl) Geperforeerd vloer- en wandprofiel.
US2474948A (en) Brick veneered wall
BE1027931B1 (nl) Droogstapelsysteem
KR101649293B1 (ko) 블록 및 이를 이용한 중력식 옹벽
SK500142017A3 (sk) Dutá stavebná tvárnica
KR100785222B1 (ko) 건축용 조립식 벽돌 세트의 형성방법.
KR200292712Y1 (ko) 건축용 벽돌
NL1019754C2 (nl) Klinker en bestrating met dergelijke klinker.
JP6122656B2 (ja) 発泡樹脂製の盛土用ブロックおよびそれを用いた盛土用ユニットならびに盛土用ユニットからなる盛土構築体
WO2002004748A1 (en) Kerb
ES1281112U (es) Bloque aislante

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221031