BE1022277B1 - Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding en verpakkingseenheid - Google Patents

Abstract

Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, daardoor gekenmerkt dat dit afwerkingsprofiel (1) een kern (2) omvat en een eendelig ermee geëxtrudeerde bekledingslaag (3) met een hogere dichtheid dan die van het kernmateriaal. De uitvinding heeft verder betrekking op een verpakkingseenheid die dergelijk afwerkingsprofiel bevat.

Description

Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding en verpakkingseenheid.

Deze uitvinding heeft betrekking op een afwerkingsprofiel, bijvoorbeeld voor de rand van een bekleding, in het bijzonder voor de rand van een bekleding die uit samengestelde panelen bestaat, zoals voor een uit panelen bestaande vloerbekleding, plafondbekleding of wandbekleding. De uitvinding heeft verder nog betrekking op een verpakkingseenheid voor dergelijke afwerkingsprofielen.

In het bijzonder zijn de randafwerkingen van de uitvinding bedoeld om te worden aangewend in combinatie met zwevend en lijmloos geïnstalleerde vloerbekledingen, zoals zwevend geïnstalleerde vloerpanelen, bijvoorbeeld laminaatpanelen, legklaar parket, fineerparket, vinyltegels of vinylplanken, of massief parket. Dit sluit echter niet uit dat zij ook in combinatie met andere vloerbekledingen kunnen worden aangewend, zoals bijvoorbeeld met harde vloerpanelen die vlak op de ondergrond worden verlijmd en/of waarvan de eventuele tand-en-groefverbinding in elkaar wordt gelijmd. In deze gevallen kan het eveneens gaan om bijvoorbeeld laminaatpanelen, legklaar parket, fineerparket of massief parket.

Bij het installeren van vloerbekledingen, in het bijzonder bij zwevend geïnstalleerde vloerbekledingen bestaande uit vloerpanelen, dienen in een groot aantal gevallen maatregelen te worden getroffen om de randen of voegen ervan af te werken. Zulke extra af te werken randen of voegen kunnen zich voordoen bij het einde van de vloerbekleding, bijvoorbeeld tegen een wand, bij een overgang naar een ander type vloerbekleding, of bij het voorzien van een uitzettingsvoeg tussen twee vloerbekledingen die al dan niet van verschillende aard zijn, waarmee ondermeer bedoeld wordt van verschillend materiaal of van verschillende dikte.

Het is bekend dat voor het afwerken van dergelijke voegen of randen gebruik kan worden gemaakt van sierlijsten, die toelaten dat de betreffende rand, voeg of overgang wordt afgedekt en zodoende in de meeste gevallen ook een esthetische overgang wordt gevormd. Verder is het bekend dat zulke sierlijst of afwerkingsprofiel zowel in de vorm van een plint, eindprofiel, overgangsprofiel, aanpassingsprofiel als in de vorm van een expansieprofiel of een combinatie ervan kan zijn uitgevoerd. Plinten en eindprofielen dienen meestal voor de afwerking tegen een wand, overgangsprofielen voor de overgang van één type vloerbekleding naar een ander type, aanpassingsprofielen voor de overgang tussen twee vloerbekledingen van verschillende dikte en expansieprofielen voor het overbruggen van een uitzettingsvoeg tussen twee gedeeltes van een vloerbekleding.

Eveneens is het bekend dat de onderdelen van dergelijke afwerkset of randafwekring in verschillende materialen kunnen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld aluminium, kunststof of een materiaal op basis van hout, bijvoorbeeld multiplex, MDF/HDF, of dergelijke.

Zulke randafwerkingen zijn ondermeer bekend uit de octrooidocumenten EP 1 310 613, WO 03/040492, WO 96/12857, US 6,550,192, DE 198 54 452, DE 93 01 719, DE 198 54 452, DE 203 20 273, WO 2006/074824, WO 2005/059270 en BE 531 202. Hoewel het afwerken van rechte randen of voegen relatief eenvoudig is met dergelijke afwerkingsprofielen, is de afwerking van kromme of gebogen randen en voegen een grote uitdaging en vereist deze een hoge dosis creativiteit en vakmanschap. Vaak laat het resultaat te wensen over. Bovendien is de verpakking van dergelijke sierlijsten onhandig. Zij vertonen meestal een lengte van ongeveer twee meter of meer, passen niet in de laadruimte van een gewone personenwagen en zijn lastig om langs een traphal naar een hoger gelegen verdieping te brengen.

Uit het WO 2013/167559 en het DE 20 2012 002 051 U1 zijn plinten bekend die bestaan uit een geschuimd lichaam waarop een thermoplastische bekledingslaag is gethermoformeerd. Deze plinten zijn flexibel en kunnen worden opgerold wanneer zij aan de binnenzijde zijn voorzien van verticale uitsparingen. De productie van deze plinten vraagt veel behandelingen en het thermoformeren van een thermoplastische bekledingslaag op een geschuimde kern zal tot een troebel oppervlak leiden, doordat de structuur van het kernmateriaal doorheen de thermoplastische folie zal prenten.

De huidige uitvinding betreft in de eerste plaats een alternatief voor de plinten en andere sierlijsten uit de stand van de techniek, waarbij, volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen daarvan, tevens een oplossing wordt geboden voor de problemen met de plinten en sierlijsten uit de stand van de techniek.

Hiertoe betreft de uitvinding, volgens een eerste onafhankelijk aspect daarvan, een afwerkingsprofiel voor een bekleding, bijvoorbeeld een vloerbekleding, met als kenmerk dat dit afwerkingsprofiel een kern omvat en een eendelig ermee geëxtrudeerde bekledingslaag met een hogere dichtheid dan die van het kernmateriaal. Doordat de bekledingslaag eendelig met de kern van het afwerkingsprofiel is geëxtrudeerd is het afwerkingsprofiel eenvoudig te produceren en is bovendien het risico dat de structuur van het kernmateriaal doorprent naar het oppervlak van de bekledingslaag ingeperkt. Doordat de bekledingslaag een hogere dichtheid vertoont dan het kernmateriaal kunnen een reeks interessante eigenschappen worden verkregen. Zo bijvoorbeeld kan de dichtheid ervan zo worden afgestemd dat enige doorprenting of telegrafie van de structuur van het kernmateriaal miniem of onbestaande is, en/of zodanig dat deze bekleding beschilderbaar of ondoorlaatbaar is, terwijl het kernmateriaal eerder poreus is uitgevoerd, en/of zodanig dat deze bekleding een uniform uitzicht krijgt, en/of zodanig dat het risico op schade door indentatie van de bekledingslaag beperkt blijft.

Bij voorkeur betreft het voornoemde kernmateriaal in hoofdzaak een thermoplastisch materiaal. Het thermoplastisch materiaal kan hierbij polyethyleen (PE), polyethyleentereftalaat (PET), Polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP), polyurethaan (PUR of PIR), polystyreen (XPS of EPS) of acrylonitrile butadieenstyreen (ABS). In het geval van PVC kan gebruik gemaakt worden van PVC dat al dan niet een gehalte weekmaker bevat. Bij voorkeur wordt gewerkt met zachte PVC, namelijk PVC bekomen uit een PVC suspensie met een gehalte weekmaker van 15% of meer. Bij voorkeur is het thermoplastisch materiaal van de kern geschuimd uitgevoerd, bij voorkeur als een zogenaamd gesloten cel schuim (closed cell foam). In het geval van PVC, PE of PP kan dit bijvoorbeeld doordat in het thermoplastisch materiaal voor de kern een schuimmiddel, zoals azodicarbonamide, wordt toegevoegd. De voornoemde bekledingslaag is bij voorkeur ongeschuimd, of op zijn minst vervaardigd met een gehalte schuimmiddel dat minstens 10 maal lager ligt dan het gehalte schuimmiddel voor het kernmateriaal.

Het verschil in densiteit tussen de bekledingslaag en het kernmateriaal kan bijvoorbeeld daaruit bestaan dat het kernmateriaal geschuimd is uitgevoerd, terwijl het bekledingsmateriaal ongeschuimd is, of toch op zijn minst een schuim met minder grote cellen omvat dan het kernmateriaal. Het verschil in celgrootte is bij voorkeur minstens één grootteorde, waarbij de eventuele cellen van het bekledingsmateriaal dus minstens tien keer kleiner zijn dan de cellen van het kernmateriaal.

Bij voorkeur is het afwerkingsprofiel van de uitvinding uitgevoerd als een plint. De voornoemde bekledingslaag strekt zich hierbij bij voorkeur minstens uit over de voorzijde en de bovenzijde van deze plint. Bij voorkeur is de bekledingslaag afwezig op de achterzijde van de plint en wordt de achterzijde van de plint gevormd door het kernmateriaal. Het kernmateriaal bezit namelijk door zijn lagere dichtheid een betere hechting bij bevestiging aan de hand van lijm of dergelijke. Bij voorkeur is de bekledingslaag volledig ondersteund door het kernmateriaal of strekt het kernmateriaal zich, met andere woorden, uit over het volledige naar binnen gerichte oppervlak van de bekledingslaag.

Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm vormt de voornoemde bekledingslaag minstens de voorzijde van de plint, of, in het algemeen, de sierzijde van het afwerkingsprofiel. Het is echter ook mogelijk dat dergelijke bekledingslaag wordt toegepast minstens aan de achterzijde van de plint, of, in het algemeen, aan één of meerdere niet zichtbare zijden van het afwerkingsprofiel. Een bekledingslaag van hogere dichtheid dan het kernmateriaal van de sierlijst laat bijvoorbeeld toe dat eventuele grotere oneffenheden van een wand niet worden gevolgd.

Het is duidelijk dat de bekledingslaag in vergelijking met het kernmateriaal een beperkte dikte vertoont, en zeker dunner is dan de helft van de dikte van het kernmateriaal, waarmee wordt bedoeld dat de bekledingslaag minder dan één derde van de dikte van de sierlijst uitmaakt. Bij voorkeur vertoont de bekledingslaag een gemiddelde dikte van 3 millimeter of minder, of zelfs over het grootste deel van de bekledingslaag een dikte van 1,5 millimeter of minder. Het kernmateriaal vertoont bij voorkeur een dikte van 5 millimeter of meer.

Bij voorkeur vertoont het afwerkprofiel van de uitvinding een geprofileerde achterzijde. Dergelijke geprofileerde achterzijde kan één of meerdere mechanische bevestigingsgedeelten omvatten die bijvoorbeeld samen kunnen werken met een rail, of kan dienstig zijn voor het voorzien van bevestigingsmiddelen, zoals een tape. Een mechanisch bevestigingsgedeelte kan uitgevoerd zijn in de vorm van een uitsteeksel op de achterzijde.

Bij voorkeur is het voornoemde afwerkingsprofiel aan de achterzijde voorzien van kleef- of lijmmiddelen, bijvoorbeeld van een dubbelzijde tape.

Bij voorkeur vertoont het afwerkingsprofiel een continue doorsnede langsheen de lengte ervan, of is zij althans minstens vrij van verticale uitsparingen in het kernmateriaal.

Bij voorkeur is het afwerkingsprofiel oprolbaar, zelfs in die gevallen wanneer zij vrij is van verticale uitsparingen. Zulks kan worden bekomen door de dikte van de dichtere bekledingslaag beperkt te houden, bijvoorbeeld minder dan één derde van de totale dikte van het afwerkingsprofiel, en/of door de bekledingslaag weg te laten aan een voor- of achterzijde van het afwerkingsprofiel. De oprolbaarheid van het afwerkingsprofiel hangt in hoge mate af van de samendrukbaarheid van het kernmateriaal, en het draagt dan ook de voorkeur dat dit kernmateriaal zou zijn uitgevoerd als een geschuimd thermoplastisch materiaal met cellen van een gemiddelde diameter groter dan 5 micrometer.

Bij voorkeur is de voornoemde bekledingslaag beschilderbaar, al dan niet mits gebruik van een primer.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is de voornoemde bekledingslaag verder van een gedrukt patroon voorzien, zoals bijvoorbeeld van een houtpatroon.

Bij voorkeur is de voornoemde bekledingslaag uitgevoerd in hetzelfde thermoplastisch materiaal, bijvoorbeeld in PVC, als het kernmateriaal, doch met minder weekmaker, schuimmiddelen, vulmiddelen, zodanig dat het thermoplastisch materiaal van de bekledingslaag een grotere densiteit vertoont.

Onafhankelijk van het kernmateriaal is het voordelig de bekledingslaag in PVC uit te voeren.

Volgens een tweede onafhankelijk aspect heeft de huidige uitvinding ook betrekking op een verpakkingseenheid, bestaande uit een doos met een zich daarin bevindend opgerold afwerkingsprofiel, waarbij dit afwerkingsprofiel minstens 5 meter lang is en waarbij de voornoemde doos een vorm vertoont waarvan de ingeschreven cirkel een diameter heeft van kleiner dan 60 cm. Deze verbazende manier om lange afwerkingsprofielen te verpakken leidt tot een grote verbetering in de logistiek en handelbaarheid door de consument.

Bij voorkeur wordt dergelijke verpakkingseenheid toegepast voor de afwerkingsprofielen van het eerste aspect.

Bij voorkeur vertoont de voornoemde doos een sleuf, of is deze doos voorzien een sleuf te vertonen, waarbij door deze sleuf een uiteinde van het voornoemde afwerkingsprofiel kan worden gehaald. Zo bijvoorbeeld kan een geponste, afscheurbare strip aan de doos zijn voorzien die kan worden weggeplooid, of afgescheurd om zodoende de voornoemde sleuf te vormen.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een afwerkingsprofiel met de kenmerken van de uitvinding weergeeft; en figuur 2 een verpakkingseenheid met de kenmerken van de uitvinding weergeeft.

Figuur 1 geeft een afwerkingsprofiel, in dit geval een plint 1, weer met een kern 2 bestaande uit geschuimd thermoplastisch materiaal en een ééndelig ermee geëxtrudeerde bekledingslaag 3 met een hogere densiteit. De plint 1 heeft een continue doorsnede en is flexibel. De bekledingslaag 3 strekt zich uit over de volledige sierzijde 4 van de plint 1, met name over de voorzijde 5 en de bovenzijde 6. De achterzijde 7 is vrij van de bekledingslaag en is geprofileerd uitgevoerd. In streeplijn is weergegeven dat aan de achterzijde lijm- of kleefmiddelen 8 kunnen zijn voorzien in een uitsparing 9. De bekledingslaag 3 is ongeschuimd. Figuur 1 geeft waar dat eventuele oneffenheden van het kernmateriaal opgevuld worden door de eendelig ermee geëxtrudeerde bekledingslaag 3.

De gemiddelde dikte van de bekledingslaag T1 bedraagt minder dan één derde van de totale dikte T van de plint 1, en minder dan de helft van de gemiddelde dikte T2 van het kernmateriaal.

Figuur 2 geeft een verpakkingseenheid 10 weer voor een dergelijke plint 1. De plint 1 is langer dan 5 meter, in dit geval ongeveer 7 meter, en bevindt zich in opgerolde toestand in een, in dit geval vierkante doos 11 met zijde D kleiner dan 60 centimeter, zodanig dat de ingeschreven cirkel ervan een diameter heeft van kleiner dan 60 centimeter. De doos 11 is voorzien van een sleuf 12 waardoor een uiteinde 13 van de plint 1 kan worden gehaald.

De plint 1 weergegeven in de figuren kan uiteraard uiteenlopende afmetingen vertonen. De hoogte H van de plint bedraagt bij voorkeur tussen 20 en 60 centimeter, waarbij 35 centimeter een goede waarde is. De totale dikte T van de plint 1 bedraagt bij voorkeur tussen 6 en 15 millimeter, waarbij 9 tot 12 millimeter voorkeurdragend is.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke afwerkingsprofielen en verpakkingseenheden kunnen volgens verschillende varianten worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims (11)

Conclusies.

1, - Afwerkingsprofiel voor een vloerbekleding, daardoor gekenmerkt dat dit afwerkingsprofiel (1) een kern (2) omvat en een eendelig ermee geëxtrudeerde bekledingslaag (3) met een hogere dichtheid dan die van het kernmateriaal.

2, - Afwerkingsprofiel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde kernmateriaal in hoofdzaak een geschuimd thermoplastisch materiaal en/of zachte PVC betreft.

3, - Afwerkingsprofiel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het een plint betreft, waarbij de voornoemde bekledingslaag (3) zich minstens uitstrekt over de voorzijde (5) en de bovenzijde (6) van deze plint.

4 - Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit profiel een geprofileerde achterzijde (7) vertoont.

5 - Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit profiel (1) aan de achterzijde (7) is voorzien van een kleef- of lijmlaag (8).

6, - Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat dit profiel (1) oprolbaar is.

7, - Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bekledingslaag (3) beschilderbaar is.

8, - Afwerkingsprofiel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde bekledingslaag (3) is uitgevoerd in PVC.

9, - Verpakkingseenheid, bestaande uit een doos (11) met een zich daarin bevindend opgerold afwerkingsprofiel (1), waarbij dit afwerkingsprofiel (1) minstens 5 meter lang is en waarbij de voornoemde doos (11) een vorm vertoont waarvan de ingeschreven cirkel een diameter heeft van kleiner dan 60 cm.

10. - Verpakkingseenheid volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde afwerkingsprofiel (1) is uitgevoerd volgens één van de conclusies 1 tot 8.

11. - Verpakkingseenheid volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde doos een sleuf (12) vertoont of kan vertonen waardoor een uiteinde (13) van het voornoemde afwerkingsprofiel (1) kan worden gehaald.