BE1021787B1 - Verlengstuk voor een snijarm van een cutterzuiger, cutterzuiger en werkwijze om een bodem van een watermassa los te maken - Google Patents

Abstract

Verlengstuk (10) voor een ophefbare en neerlaatbare snijarm (3) van een cutterzuiger (1) voor het lossnijden van materiaal van de bodem (7) van een watermassa, welke snijarm (3) een aandrijfas (20) voor een snij kop (12) omvat, waarbij het verlengstuk (10) een eerste uiteinde (11) heeft voor het monteren van de snij kop (12) en een tweede uiteinde (16) heeft voor koppeling aan een vrij uiteinde (18) van de snijarm (3), waarbij het verlengstuk (10) voorzien is van een aandrijfas (20) voor de snijkop (12) welke ingericht is gekoppeld te worden aan de aandrijfas (20) in de snijarm (3).

Description

Verlengstuk voor een snijarm van een cutterzuiger, cutterzuiger en werkwijze om een bodem van een watermassa los te maken.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verlengstuk voor een snijarm van een cutterzuiger, een cutterzuiger en een werkwijze om een bodem van een watermassa los te maken.

Een cutterzuiger is een vaartuig dat gebruikt wordt bij het uitdiepen van vaarwegen, havens etc. om een harde, bijvoorbeeld rotsachtige, bodem los te maken door middel van een krachtige snijkop en vervolgens de losgemaakte resten op te zuigen. Deze kunnen relatief grote stukken steen en andere harde materialen omvatten.

Hiertoe is een cutterzuiger aan zijn onderzijde voorzien van een snij arm, ook bekend als ladder, aan het uiteinde waarvan de snijkop voorzien is. Langs of door deze snijarm lopen een aandrijfas voor de snijkop en een afvoerleiding voor het van de waterbodem te verwijderen materiaal, in welke afvoerleiding een pomp is aangebracht. Gezien de grote krachten die ontstaan tijdens het snijden is een dergelijke snijarm uitgevoerd als een zware staalconstructie.

Een cutterzuiger wordt ontworpen om in een bepaald interval van waterdiepte te werken, doordat de snijarm een bepaalde lengte heeft. Er zijn beperkte mogelijkheden tot aanpassing doordat een cutterzuiger meestal voorzien is van twee mogelijke bevestigingspunten voor de snijarm, met een verschillende hoogte. Bij gebruik van het laagste van deze twee bevestigingspunten wordt de maximale diepte waarop een cutterzuiger kan werken, verkregen.

De hoek waaronder de snijarm gehouden wordt onder de cutterzuiger, kan slechts beperkt gebruikt worden om de werkingsdiepte aan te passen, omdat er een optimale waarde is van deze hoek voor een goede werking van de snij kop, waarbij slechts relatief geringe afwijkingen van deze optimale waarde toegelaten zijn.

Er is desalniettemin regelmatig de noodzaak om dieper te werken. Er kan echter niet zomaar een nieuwe, langere snijarm aan een bestaande cutterzuiger worden voorzien.

Dit zou namelijk zeer duur zijn. Ook is een bestaande cutterzuiger wat constructie betreft niet geschikt om een langere en dus zwaardere snijarm aan te hangen en wordt door een veranderd gewicht en een veranderde gewichtsverdeling de zeewaardigheid van een dergelijke cutterzuiger in gevaar gebracht.

Een complicerende factor is het feit dat bij een cutterzuiger aan de achterzijde een werkplatform voorzien is om vervanging van de snijkop of gedeelten daarvan of ander onderhoud aan het uiteinde van de snijarm, te kunnen doen. Bij een langere snijarm op een bestaand schip zou dit werkplatform in zijn bestaande uitvoeringsvormen ook verder achterwaarts moeten uitsteken, wat eveneens om redenen van scheepsstabiliteit en gewichtsverdeling onwenselijk is,

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een verlengstuk voor een ophefbare en neerlaatbare snijarm van een cutterzuiger voor het lossnijden van materiaal van de bodem van een watermassa, welke snijarm een aandrijfas voor een snijkop omvat, waarbij het verlengstuk een eerste uiteinde heeft voor de snijkop en een tweede uiteinde heeft voor de koppeling aan een vrij uiteinde van de snijarm, waarbij het verlengstuk voorzien is van een aandrijfas voor de snijkop die ingericht is gekoppeld te worden aan de aandrijfas in de snijarm.

Dit heeft het voordeel dat een bestaande cutterzuiger met relatief geringe kosten en moeite, in een beperkte tijd en met slechts beperkte gevolgen voor de vaareigenschappen geschikt gemaakt kan worden om op een grotere diepte materiaal van de bodem te verwijderen.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de aandrijfas in het verlengstuk minimaal drie delen, te weten een eerste deel dat ingericht is om op de aandrijfas van de snijarm geschroefd te worden, een tweede deel dat gelagerd is aan het eerste uiteinde van het verlengstuk en een derde deel om beide andere delen loskoppelbaar te verbinden, waarbij bij voorkeur het derde deel koppelbaar is aan het eerste deel en aan het tweede deel doordat het eerste en tweede deel beide aan een uiteinde voorzien zijn van een flens en het derde deel aan zijn beide uiteinden voorzien is van een complementaire flens.

Een dergelijke constructie van de aandrijfas van het verlengstuk laat toe dat de bestaande koppelmogelijkheid om een snijkop aan de aandrijfas van de niet-verlengde snijarm te koppelen, gebruikt kan worden voor de koppeling met de aandrijfas van het verlengstuk, waarbij, dankzij het derde deel de verbinding met het eerste deel van de aandrijfas voltooid kan worden, zodat de snijkop kan worden aangedreven.

De uitvinding betreft tevens een cutterzuiger met een ophefbare en neerlaatbare snijarm voor het lossnijden van materiaal van de bodem van een watermassa, waarbij de neerlaatbare snijarm voorzien is van een verlengstuk zoals bovenstaand beschreven.

Hierbij is bij voorkeur het verlengstuk uitgevoerd als een staalstructuur die voorzien is van een flens voor koppeling aan de snijarm en is ook de snijarm voorzien van een dergelijke flens.

Dit maakt een koppeling van het verlengstuk aan de snijarm relatief gemakkelijk zonder grote structurele aanpassingen aan de snijarm zelf te moeten uitvoeren, zodat later de snijarm opnieuw zonder verlengstuk gebruikt kan worden.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de cutterzuiger voorzien van twee, in hoogte verschillende, ophangpunten voor de snijarm en van een werkplatform aan zijn achterzijde om toegang te krijgen tot het vrije uiteinde van de snijarm in opgeheven toestand zonder verlengstuk, waarbij het werkplatform verplaatsbaar is tussen twee in hoogte verschillende werkposities, waarbij de laagste werkpositie geschikt is om de genoemde toegang te krijgen wanneer de snijarm aan het laagste ophangpunt is opgehangen en de hoogste werkpositie geschikt is om de genoemde toegang te krijgen wanneer de snijarm aan het hoogste ophangpunt is opgehangen, waarbij het werkplatform voorzien is van een hulpplatform dat lager ligt dan het werkplatform en dat vanaf het werkplatform achterwaarts steekt, en dat, met het werkplatform in de hoogste werkpositie, een zodanige positie heeft dat vanaf het hulpplatform toegang wordt verkregen tot het eerste uiteinde van het verlengstuk, wanneer de snijarm is opgehangen aan het laagste ophangpunt.

Het gekende werkplatform heeft minimaal twee gezekerde standen of werkposities, een hoogste, respectievelijk een laagste, overeenkomend met de positie van de snijkop wanneer een niet verlengde snijarm opgehangen is aan het hoogste, respectievelijk laagste ophangpunt.

Door nu, ook voor een, van een verlengstuk voorziene, snijarm die aan het laagste ophangpunt is opgehangen, het werkplatform op de hoogste werkpositie te zetten, kan daaraan een achterwaarts en neerwaarts gepositioneerd hulpplatform bevestigd worden op de juiste positie voor de snijkop, zonder dat toelaatbare gewichtsverdelingen aan boord van het schip overschreden worden.

De uitvinding betreft verder een werkwijze om een bodem van een watermassa los te maken tot een bepaalde diepte onder het wateroppervlak, daardoor gekenmerkt dat een cutterzuiger met een ophefbare en neerlaatbare snij arm gebruikt wordt die ontworpen is om te werken tot een diepte die minder is dan de bepaalde diepte, waarbij de snij arm voorzien wordt van een verlengstuk, zoals bovenstaand beschreven en waarbij door middel van een snijkop op het eerste uiteinde van het verlengstuk de bodem wordt losgemaakt.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een verlengstuk en een cutterzuiger volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

Figuur 1 in zijaanzicht schematisch een cutterzuiger volgens de uitvinding weergeeft in een eerste werkingstoestand; figuur 2 de cutterzuiger van figuur 2 weergeeft in een tweede werkingstoestand; figuur 3 het met F3 aangeduide deel van de cutterzuiger van figuur 2 op grotere schaal weergeeft; figuren 4 en 5 schematisch en in perspectief een bovenaanzicht, respectievelijk onderaanzicht, weergeven van een verlengstuk volgens de uitvinding; en figuur 6 het met F6 aangeduide deel van de cutterzuiger van figuur 2 in perspectief en op grotere schaal weergeeft.

De in figuren 1 tot 3 twee weergegeven cutterzuiger 1, oftewel snijkopzuiger, is een schip dat voorzien is van een ankerpaal 2, oftewel spud, nabij zijn voorzijde, een snijarm 3, oftewel ladder, aan zijn onderzijde en een werkplatform 4 aan zijn achterzijde.

De snij arm 3 kan opgeheven en weer neergelaten worden door middel van een hef inrichting 5. In de werkings toestand van figuur 1, waarin de snijarm 3 neergelaten is en gebruikt wordt voor het losmaken van bodemmateriaal van een harde zeebodem 7 is de ankerpaal 2 verankerd in de zeebodem 7, om voldoende kracht op de snijarm te kunnen zetten om effectief materiaal van de zeebodem 7 te kunnen lossnijden.

In de werkings toestand van figuur 2, waarin de snijarm 3 opgeheven is en niet actief gebruikt voor het losmaken van bodemmateriaal is de ankerpaal 2 niet nodig en is deze horizontaal op de cutterzuiger 1 opgeslagen.

De cutterzuiger 1 is voorzien van twee mogelijke ophangpunten voor de snijarm 3, te weten een bovenste ophangpunt 8 en een onderste ophangpunt 9. In de figuren is de snijarm 3 opgehangen aan het onderste ophangpunt 9.

De snijarm 9 is voorzien van een verlengstuk 10. Aan een eerste uiteinde 11, meer specifiek het vrije uiteinde, van het verlengstuk 10 is een snijkop 12 aangebracht. Vanaf de snijkop 12 loopt een afvoerleiding 13 voor de afvoer van losgesneden bodemmateriaal naar de romp van de cutterzuiger 1.

Hoewel een snijarm 3 met een verlengstuk 10 vanzelfsprekend ook een snijarm is, zal voor de volledigheid in deze beschrijving het woord snijarm gebruikt worden voor de originele, niet verlengde, snijarm 3, en zal de combinatie van snijarm 3 en verlengstuk 10 als verlengde snijarm worden aangeduid.

Het verlengstuk 10 bestaat hoofdzakelijk uit een stalen mantel 14 in twee delen die verbonden zijn door schotten 15 die voorzien zijn van een uitsparing die naar de bovenzijde van het verlengstuk 10 gericht is. De lengte L van de mantel is circa 10 meter.

Het verlengstuk 10 is aan zijn tweede uiteinde 16 voorzien van een interne flens 17. De snijarm 3 is nabij zijn vrije uiteinde 18 voorzien van een externe flens 19. Deze beide flenzen 17, 19 zijn aan elkaar gekoppeld om daardoor het verlengstuk 10 en de snijarm 3 structureel aan elkaar te koppelen.

Doorheen de snijarm 3 en het verlengstuk 10 is een meerdelige aandrijfas 20 voor de aandrijving van de snijkop 12 voorzien.

In de snijarm 3 wordt deze aandrijfas 20 gevormd door de oorspronkelijke aandrijfas. Deze is gelagerd aan het vrije uiteinde 18 van de snijarm 3 en voorzien van een koppelstuk 21 voor het erop bevestigen van een snijkop 12.

In het verlengstuk 10 wordt de aandrijfas 20 gevormd uit drie delen, te weten een eerste deel 22 aan het tweede uiteinde 16, een tweede deel 23 aan het eerste uiteinde 11 en een derde deel 24.

Het eerste deel 22 is uitgevoerd als een koppelstuk 25 zoals dat gebruikelijk aan een snijkop 12 aanwezig is en is op het complementaire koppelstuk 21 van de aandrijfas van de snijarm aangebracht, meer specifiek geschroefd. Aan zijn andere uiteinde is het eerste deel 22 voorzien van een flens.

Het tweede deel 23 is gelagerd nabij het eerste uiteinde 11 van het verlengstuk 10, en steekt gedeeltelijk buiten de mantel 14, alwaar het voorzien is van een koppelstuk 21 voor een snijkop 12, en in de getoonde figuren tevens van die snijkop 12. Aan zijn andere uiteinde is het tweede deel 23 voorzien van een flens.

Het derde deel 24 is een cilindrisch asdeel dat aan beide uiteinden voorzien is van een flens.

Het derde deel 24 is tussen het eerste deel 22 en het tweede deel 23 aangebracht, waarbij de flenzen van de genoemde delen 22, 23, 24 aan elkaar gekoppeld zijn.

Aan het verlengstuk 10 is een inlaatstuk 26 voor een afvoerleiding 13 bevestigd, evenals een gedeeltelijke afvoerleiding 13, die gekoppeld is aan de afvoerleiding 13 van de snijarm 3.

In figuren 4 en 5 is een niet gemonteerd verlengstuk 10 weergegeven. Dit verlengstuk 10 is wel reeds voorzien van een snijkop 12.

Het werkplatform 4 aan de achterzijde van de cutterzuiger is in meer detail getoond in figuren 6 en 7. Het bestaat hoofdzakelijk uit een aan de cutterzuiger bevestigde draagconstructie 27 waarop geleidingsrails 28 zijn gemonteerd.

Op deze geleidingsrails 28 is het U-vormige werkplatform 4 gemonteerd. Het werkplatform 4 kan dankzij de geleidingsrails 28 omhoog en omlaag bewogen worden, waarbij het twee werkposities heeft waarin het vastgezet kan worden zodat het veilig betreden kan worden.

De eerste, hoogste, werkpositie is weergegeven in figuur 6. Deze werkpositie bevindt zich op een zodanige hoogte en een zodanige afstand van de ophangpunten 8,9 van de snijarm dat vanuit deze werkpositie de snijkop 12, indien gemonteerd op een opgeheven, niet verlengde snijarm 23 die aan het bovenste ophangpunt 8 is opgehangen, toegankelijk is vanaf het werkplatform 4.

De tweede, laagste werkpositie, die niet is weergegeven in de figuur 6, bevindt zich op een zodanige hoogte en een zodanige afstand van de ophangpunten 8, 9 van de snijarm 3 dat vanuit deze werkpositie de snijkop 12, indien gemonteerd op een opgeheven, niet verlengde snijarm 3 die aan het onderste ophangpunt 9 is opgehangen, toegankelijk is.

Hoewel de snijarm 3 met het verlengstuk 10 van de beschreven cutterzuiger 1 aan het onderste ophangpunt 9 is opgehangen, wordt het werkplatform 4 in zijn hoogste werkpositie gezet. Hierbij is het werkplatform 4 voorzien van een U-vormig hulpplatform 29, dat aan het werkplatform 4 is bevestigd dat maar zich lager en verder naar achteren bevindt, zodat de snijkop 12 op het verlengstuk 10 vanaf het hulpplatform 29 toegankelijk is voor onderhoud, met name voor de vervanging van snijtanden van de snijkop 12.

De vervaardiging en werking van een cutterzuiger 1 volgens de uitvinding is eenvoudig en als volgt.

Een cutterzuiger 1 zonder verlengstuk, die bedoeld is tot een bepaalde waterdiepte te kunnen werken, wordt hiertoe aangepast.

Eerst wordt de snijarm 3 van de cutterzuiger 1 aan het laagste daartoe voorziene ophangpunt 9 bevestigd. Vervolgens wordt de snijkop 12 losgemaakt van de snijarm 3 en tijdelijk terzijde gelegd.

De snijarm 3 wordt nu voorzien van een flens 19.

Een van te voren vervaardigd verlengstuk 10 wordt met zijn flens 17 op de flens 19 van de snijarm 3 gemonteerd.

Vervolgens wordt het eerste deel 22 van de aandrijfas 20 van het verlengstuk 10 op de snijarm 3, meer specifiek op het koppelstuk 21 voor de snijkop 12 gemonteerd. Het tweede deel 23 van deze aandrijfas 20 is hierbij al aanwezig in het eerste uiteinde 11 van het verlengstuk 10.

Vervolgens wordt het derde deel 24 van de aandrijfas 20 van het verlengstuk 10 tussen het eerste deel 22 en het tweede deel 23 van deze aandrijfas 20 geschoven en door middel van de op de delen aanwezige flenzen aan het eerste deel 22 en tweede deel 23 bevestigd.

Zoals duidelijk wordt uit figuur 4 is er voldoende ruimte voor deze montagewerkzaamheden dankzij de uitsparing in de schotten 15.

Vervolgens wordt de snij kop 12 opnieuw op het tweede deel 23 van de aandrijfas 20 aangebracht. De snijkop 12 kan vanzelfsprekend ook eerder op het verlengstuk 10 worden aangebracht.

De cutterzuiger 1 is nu geschikt om zeven meter dieper onder de wateroppervlakte te werken dan voorheen.

Hiertoe wordt de ankerpaal 2 neergelaten en in de zeebodem 7 vastgezet. Ook de snijarm 3 wordt neergelaten. De snijarm 3 kan nu materiaal van de zeebodem 7 losmaken, welk materiaal meteen, via de afvoerleiding 13, opgezogen wordt naar de romp van de cutterzuiger 1. De benodigde tegendruk voor de snijkop 12 wordt hierbij gegeven door de ankerpaal 2.

Vanaf de romp van cutterzuiger 1 wordt het materiaal via een leiding verwijderd of op andere schepen overgepompt en hierdoor afgevoerd.

De cutterzuiger 1 maakt bij het verwijderen van bodemmateriaal een draaibeweging rond de ankerpaal 2, zodat een cirkelvormige baan materiaal van de zeebodem 7 verwijderd wordt. Vervolgens wordt, dankzij een in de cutterzuiger 1 verplaatsbare slede waarin de ankerpaal 2 bevestigd is, de cutterzuiger 1 een kleine afstand naar achteren verplaatst ten opzichte van de ankerpaal 2, waarna opnieuw een cirkelvormige baan materiaal van de zeebodem 7 verwijderd wordt.

Wanneer de snij elementen op de snijkop 12 vervangen dienen te worden of wanneer om een andere reden toegang tot de snijkop 12 vereist is, wordt deze opgeheven, wordt het werkplatform 4 in zijn hoogste werkpositie geplaatst en kan nu via het hulpplatform 29 de gewenste toegang verkregen worden.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een verlengstuk en een cutterzuiger volgens de uitvinding kunnen in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (12)

1. Conclusies .

   1. - Verlengstuk (10) voor een ophefbare en neerlaatbare snijarm (3) van een cutterzuiger (1) voor het lossnijden van materiaal van de bodem (7) van een watermassa, welke snijarm (3) een aandrijfas (20) voor een snijkop (12) omvat, waarbij het verlengstuk (10) een eerste uiteinde (11) heeft voor het monteren van de snijkop (12) en een tweede uiteinde (16) heeft voor koppeling aan een vrij uiteinde (18) van de snijarm (3), waarbij het verlengstuk (10) voorzien is van een aandrijfas (20) voor de snijkop (12) welke ingericht is gekoppeld te worden aan de aandrijfas (20) in de snijarm (3).
2. 2. - Verlengstuk volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat deze bedoeld is voor een snijarm (3) die voorzien is van een afvoerleiding (13) voor losgesneden materiaal, waarbij het verlengstuk (10) tevens een inlaatstuk (26) voor een afvoerleiding (13) omvat.
3. 3. - Verlengstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het verlengstuk (10) is uitgevoerd als een staal structuur die voorzien is van een flens (17) voor koppeling aan de snijarm (3).
4. 4. - Verlengstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfas (20) in het verlengstuk (10) minimaal drie delen omvat, te weten een eerste deel (22) dat ingericht is om op de aandrijfas (20) van de snijarm (3) aangebracht te worden, een tweede deel (23) dat gelagerd is aan het eerste uiteinde (11) van het verlengstuk (10) en een derde deel (24) om beide andere delen (22,23) loskoppelbaar te verbinden.
5. 5. - Verlengstuk volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het derde deel (24) koppelbaar is aan het eerste deel (22) en aan het tweede deel (23) doordat het eerste deel (22) en het tweede deel (23) beide aan een uiteinde voorzien zijn van een flens en het derde deel (24) aan zijn beide uiteinden voorzien is van een complementaire flens.
6. 6. - Verlengstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een lengte (L) heeft die groter is dan 3 meter.
7. 7. - Verlengstuk volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een lengte (L) heeft die kleiner is dan 15 meter.
8. 8. - Cutterzuiger (1) met een ophefbare en neerlaatbare snijarm (3) voor het lossnijden van materiaal van de bodem (7) van een watermassa, waarbij de snijarm (3) voorzien is van een verlengstuk (10) volgens één van de voorgaande conclusies.
9. 9. - Cutterzuiger volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat zowel het verlengstuk (10), als de snijarm (3) voorzien zijn van een flens (17, 19) om beide reversibel aan elkaar te kunnen koppelen.
10. 10, - Cutterzuiger volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat deze voorzien is van twee, in hoogte verschillende, ophangpunten (8,9) voor de snijarm (3) en van een werkplatform (4) aan zijn achterzijde om toegang te krijgen tot het vrije uiteinde (18) van de snij arm (3) in opgeheven toestand zonder verlengstuk (10) , waarbij het werkplatform (4) verplaatsbaar is tussen twee in hoogte verschillende werkposities, waarbij de laagste werkpositie geschikt is om de genoemde toegang te krijgen wanneer de snijarm (3) aan het laagste ophangpunt (9) is opgehangen en de hoogste werkpositie geschikt is om de genoemde toegang te krijgen wanneer de snijarm (3) aan het hoogste ophangpunt (8) is opgehangen, waarbij het werkplatform (4) voorzien is van een hulpplatform (29) dat lager ligt dan het werkplatform (4) en dat vanaf het werkplatform (4) achterwaarts steekt, en dat, met het werkplatform (4) in de hoogste werkpositie, een zodanige positie heeft dat vanaf het hulpplatform (29) toegang wordt verkregen tot het eerste uiteinde (11) van het verlengstuk (10) wanneer de snijarm (3) is opgehangen aan het laagste ophangpunt (9).
11. 11. - Werkwijze om een bodem (7) van een watermassa los te maken tot een bepaalde diepte onder het wateroppervlak, daardoor gekenmerkt dat een cutterzuiger (1) met een ophefbare en neerlaatbare snijarm (3) gebruikt wordt die ontworpen is om te werken tot een diepte die minder is dan de bepaalde diepte, waarbij de snijarm (3) voorzien wordt van een verlengstuk (10) volgens één van de conclusies 1 tot 7 en waarbij, door middel van een snijkop (12) op het eerste uiteinde (11) van het verlengstuk (10) de bodem (7) wordt losgemaakt.
12. 12.- Werkwijze volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de cutterzuiger (1) die gebruikt wordt voor het losmaken van de bodem (7) een cutterzuiger (1) volgens conclusie 10 is, waarbij de snijarm (3) is opgehangen aan het laagste ophangpunt (9) en waarbij, wanneer de snijkop (12) onderhoud nodig heeft of geheel of gedeeltelijk vervangen dient te worden, gebruik wordt gemaakt van het hulpplatform (29) om toegang tot de snijkop (12) te krijgen, waarbij het werkplatform (4) zich in zijn hoogste werkpositie bevindt.