BE1021512B1 - Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem - Google Patents

Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem Download PDF

Info

Publication number
BE1021512B1
BE1021512B1 BE2012/0758A BE201200758A BE1021512B1 BE 1021512 B1 BE1021512 B1 BE 1021512B1 BE 2012/0758 A BE2012/0758 A BE 2012/0758A BE 201200758 A BE201200758 A BE 201200758A BE 1021512 B1 BE1021512 B1 BE 1021512B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabric
support system
guide
rollers
support
Prior art date
Application number
BE2012/0758A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Naamloze Vennootschap
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Naamloze Vennootschap filed Critical Picanol Naamloze Vennootschap
Priority to BE2012/0758A priority Critical patent/BE1021512B1/nl
Priority to PCT/EP2013/072499 priority patent/WO2014072199A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1021512B1 publication Critical patent/BE1021512B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
    • D03J1/22Temples
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms
    • D03J1/22Temples
    • D03J1/223Temples acting on the full width of cloth

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Abstract

Steunsysteem voor het ondersteunen van een weefsel op een weefmachine met minstens twee geleidingsonderdelen (5, 6, 6a) aangebracht op de tegenoverliggende einden van het steunsysteem (2, 2a) voor het ondersteunen van het weefsel (32), waarbij elk geleidingselement roterend gemonteerd is op de respectievelijke houder (50, 60, 60a) en uitgevoerd is om in contact te bewegen met het weefsel zonder relatief glijden van het weefsel over het contactoppervlak in de bewegingsrichting van het weefsel. De uitvinding heeft verder betrekking op een weefmachine met een steunsysteem.

Description

Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem. Beschrijving.
[0001] De uitvinding heeft betrekking op een steunsysteem voor het ondersteunen van een weefsel op een weefmachine, in het bijzonder op een luchtstraalweefmachine met een riet. De uitvinding heeft verder betrekking op een weefmachine met een steunsysteem.
[0002] Het is gekend uit de stand van de techniek om steunsystemen voor het ondersteunen en/of houden van een weefsel stroomopwaarts van een breedhouder op een weefmachine te voorzien.
[0003] US 5,070,912 toont bijvoorbeeld een steunsysteem bevattende minstens één ombuigelement uitgevoerd als een expandeerelement en een steuntafel, waarbij de steuntafel een breedhouder in een goot omsluit en een lip heeft die gericht is naar het midden van een inslagdraadinsertiekanaal, zodat een bovenoppervlak van de lip een weefselsteunoppervlak van de steuntafel vormt. Het minstens één expandeerelement is gelegen in de steuntafel in een overgangsgebied tussen een rand van de goot van de steuntafel en de lip. Het minstens één expandeerelement is voorzien van een rechtse schroefdraad aan een rechter einde en een linkse schroefdraad aan een linker einde. In een uitvoeringsvorm wordt een roterend expandeerelement voorzien, dat ondersteund in lagers gemonteerd wordt nabij de einden van de steuntafel. Volgens US 5,070,912 is het belangrijk dat in het voorbeeld van een rechtse schroefdraad, zoals geschikt voor de rechter kant, de aandrijving van het expandeerelement zodanig gericht is, dat het spreideffect in de richting naar de weefselrand toe is. Het aldus verkregen spreideffect is afhankelijk van het verschil tussen de transportsnelheid van het weefsel en de snelheid van het aangedreven expandeerelement.
[0004] US 7,770,605 B2 toont een steunsysteem voor een weefmachine bevattende een profieldeel dat een continu geleidingsoppervlak vormt voor het ondersteunen van een weefsel, waarbij het geleidingsoppervlak een langwerpig profieldeel bevat gemaakt als een enkel stuk dat zich minstens over de breedte van het weefsel uitstrekt of door een aantal profieldelen die zich samen minstens over de breedte van het weefsel uitstrekken. Het profieldeel of het aantal profieldelen worden ondersteund door een aantal steunelementen.
[0005] Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een steunsysteem voor het ondersteunen van een bewegend weefsel op een weefmachine, waarbij fijne weefsels kunnen verwerkt worden en een samentrekken van het weefsel vermeden wordt. Het is verder een doel van de uitvinding te voorzien in een weefmachine met een steunsysteem.
[0006] Om dit doel te bereiken bevat een steunsysteem voor het ondersteunen van een bewegend weefsel op een weefmachine, waarbij het weefsel beweegt in een bewegingsrichting van het weefsel, minstens twee geleidingsonderdelen opgesteld aan tegenoverliggende einden van het steunsysteem dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel voor het ondersteunen van het weefsel aan tegenoverliggende randen van het weefsel, waarbij elk geleidingsonderdeel een geleidingselement bevat met een contactoppervlak voor het contact maken van het weefsel aan een van de tegenoverliggende randen van het weefsel en een houder die het geleidingselement ondersteunt, waarbij de geleidingselementen afzonderlijk ondersteund worden door de houders, en waarbij elk geleidingselement beweegbaar gemonteerd is op de respectievelijke houder en uitgevoerd is om te bewegen in contact met het weefsel zonder relatief glijden, met andere woorden doorglijden, van het weefsel over het contactoppervlak in een bewegingsrichting van het weefsel.
[0007] Met andere woorden, de geleidingselementen zijn uitgevoerd om te worden aangedreven door het bewegende weefsel, waarbij aan het contactoppervlak een contact met het weefsel behouden wordt. In de context van de aanvraag wordt een "bewegingsrichting van het weefsel" gedefinieerd als een richting evenwijdig met de richting van de kettingdraden of een richting loodrecht op de insertierichting.
[0008] Minstens twee geleidingselementen zijn voorzien die opgesteld zijn naast elkaar en/of op een afstand van elkaar dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel. De lengte van elk geleidingselement is, in voorkeurdragende uitvoeringsvormen, voldoende klein gekozen om een doorbuigen van het geleidingselement onder invloed van de belasting van het weefsel te vermijden.
[0009] De geleidingselementen worden afzonderlijk ondersteund. Daarom moet elke lagerinrichting voor een afzonderlijk geleidingselement slechts de krachten die werken op dit geleidingselement opnemen of in evenwicht houden. Dit laat een kleinere vorm toe van elke lagerinrichting vergeleken met lagerinrichtingen voorzien voor het in evenwicht houden van krachten die werken op een geleidingselement dat zich over de volledige breedte van een weefsel uitstrekt.
[0010] Volgens de uitvinding wordt een glijden van het weefsel langs het contactoppervlak in de bewegingsrichting van het weefsel vermeden. Wanneer een weefsel glijdt over een contactoppervlak, is een richting van de dynamische wrijvingskracht altijd tegengesteld aan de bewegingsrichting, met andere woorden georiënteerd volgens de richting van beweging maar in tegengestelde zin. Zonder enig glijden, werkt een statische wrijvingskracht tussen het contactoppervlak en het weefsel. De statische wrijvingskracht vermijdt ook een samentrekking van het weefsel in de richting van de inslagdraden of breedte van het weefsel. Zelfs in geval het weefsel geneigd is om te bewegen in de insertierichting, werkt een dynamische wrijvingskracht tegen de beweging van het weefsel in de breedterichting. Wanneer een relatieve beweging in de bewegingsrichting van het weefsel wordt vermeden, werkt deze dynamische wrijvingskracht in de richting van de breedte van het weefsel en is de kracht in de breedterichting niet beperkt door krachtcomponenten als gevolg van een glijdend effect van het weefsel over het contactoppervlak in de bewegingsrichting van het weefsel. Daardoor is een samentrekking van het weefsel vermeden of althans verminderd. Bij het vermijden van een samentrekking van het weefsel, is een strekken van het weefsel zoals gekend uit de stand van de techniek niet nodig.
[0011] Het steunsysteem kan worden toegepast op elk gebied van een weefmachine waarbij een geleiding van het weefsel vereist is. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het steunsysteem aangebracht aan een weefselsteun van een luchtstraalweefmachine, waarbij in een uitvoeringsvorm de weefselsteun een steuntafel bevat die een insertiekanaal van het riet kan binnendringen.
[0012] Daar te verwachten zijdelingse krachten op het weefsel, ook samentrekkingskrachten genoemd, het grootst zijn nabij de randen van het weefsel, worden geleidingsonderdelen bevattende een beweegbaar gemonteerd geleidingselement met een contactoppervlak opgesteld minstens aan de tegenoverliggende einden van het steunsysteem dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel voor het ondersteunen van het weefsel aan tegenoverliggende randen van het weefsel.
[0013] Het geleidingselement is beweegbaar gemonteerd op de respectievelijke houder, dit wil zeggen translationeel en/of roteerbaar verplaatsbaar ten opzichte van de houder. Het geleidingselement wordt geschikt gekozen afhankelijk van onder meer een beschikbare ruimte.
[0014] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de geleidingselementen roteerbaar gemonteerd op de houders en zijn uitgevoerd om te worden aangedreven door het weefsel om omheen een as te roteren evenwijdig met een insertierichting zonder relatief glijden van het weefsel in de bewegingsrichting van het weefsel over de manteloppervlakken van de geleidingselementen. De manteloppervlakken van de geleidingselementen kunnen ook de omtrekwanden van de geleidingselementen worden genoemd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn alle geleidingselementen gemonteerd om te draaien omheen eenzelfde as.
[0015] In een uitvoeringsvorm zijn eindeloze riemen voorzien als geleidingselementen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden rollen voorzien als geleidingselementen.
[0016] In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de geleidingselementen, in het bijzonder de rollen gemonteerd op de houders om vrij te roteren omheen een as evenwijdig met een insertierichting. In de context van de aanvraag, betekent de term "vrij roteren" dat de rollen gemonteerd zijn zonder of minstens met geminimaliseerde wrijving. Om te verzekeren dat de rollen vrij zullen roteren, zijn geschikte lagers voorzien, voor het elimineren of minstens minimaliseren van wrijvingseffecten.
[0017] In een uitvoeringsvorm wordt een lagerschelp voorzien aan de houder voor het ondersteunen van de rollen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden de rollen gemonteerd op de houders door minstens één lagerpen. In een uitvoeringsvorm worden de lagerpennen afzonderlijk vervaardigd en gemonteerd op de houder teneinde een lageras voor de rol te vormen. Aldus kunnen de lagerpennen en de houders vervaardigd worden uit verschillend materiaal. De rollen zijn bij voorkeur voorzien van gaten en/of holle rollen worden voorzien, waarbij de lagerpen in de rol binnendringt en een lageras voor de rol vormt. Daar de lengte van individuele rollen kleiner gekozen is dan de breedte van het weefsel, worden belastingen uitgeoefend op de rollen door het weefsel die kunnen resulteren in een verkeerde uitlijning van de rollen ten opzichte van de as van rotatie, klein gehouden. Bijkomend of als alternatief, worden oppervlakte-eigenschappen van de lagerpennen en van de binnenwanden van de rol die contact maken met de lagerpennen gekozen teneinde wrijving te minimaliseren. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt voor de lagerpennen een materiaal gebruikt met een lage wrijvingscoëfficiënt, bijvoorbeeld staal. In een uitvoeringsvorm worden de rollen gemaakt uit brons, aangezien dit een lage wrijving toelaat bij contact met de lagerpennen gemaakt uit staal. In andere uitvoeringsvormen wordt een coating aangebracht aan de lagerpennen en/of aan een binnenwand van de rollen om een wrijvingscoëfficiënt te verminderen. In andere uitvoeringsvormen worden lagerbussen aangebracht tussen lagerpennen en rollen.
[0018] Anderzijds zullen de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen, contact houden met het bewegende weefsel. Hierdoor hebben de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in voorkeurdragende uitvoeringsvormen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen, een grote wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van het weefsel. Om een grote wrijvingscoëfficiënt te bereiken ten opzichte van het weefsel aan een omtrekwand van de rol en een lage wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de lagerpen aan een binnenwand van de rol, is in een uitvoeringsvorm het manteloppervlak en/of de binnenwand onderworpen aan een oppervlaktebehandeling.
[0019] In een uitvoeringsvorm zijn de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen voorzien van een oppervlaktebehandeling, in het bijzonder een ribbel en/of een coating voor het verhogen van een wrijving ten opzichte van het weefsel. Hiertoe worden in een uitvoeringsvorm de oppervlakken gezandstraald of aan enige andere oppervlaktebehandeling onderworpen om een ruwheid van het oppervlak te vergroten. In andere uitvoeringsvormen is een ruwe coating aangebracht op de rollen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het oppervlak geribbeld, waarbij een diamantvormig of kruiselings patroon gesneden of gerold wordt in het oppervlak om een grip van het oppervlak te verbeteren en een wrijving ten opzichte van het weefsel te vergroten. Volgens een andere uitvoeringsvorm bestaat het manteloppervlak uit rubber, polyurethaan of een ander materiaal met hoge wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van het weefsel.
[0020] Volgens de stand van de techniek, in het bijzonder US 5,070,912, wordt een strekken van het weefsel naar de weefselrand toe beoogd. Daarentegen worden in voorkeurdragende uitvoeringsvormen volgens de uitvinding, de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen geprofileerd om een beweging van het weefsel dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel te vermijden. Dit wordt bijvoorbeeld bereikt door een geribbeld oppervlak en/of andere middelen aan te brengen voor het verhogen van een wrijving ten opzichte van het weefsel.
[0021] In een uitvoeringsvorm worden de houders elk voorzien van minstens één steunarm voor het ondersteunen van het geleidingselement aan een einde van het geleidingselement. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen worden minstens enkele van de houders voorzien van twee steunarmen, waartussen de rol gemonteerd is. In een uitvoeringsvorm worden de steunarmen elk voorzien van een bovenoppervlak voor het vormen van een geleidingsoppervlak met de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder met de manteloppervlakken van de rollen.
[0022] In een andere uitvoeringsvorm worden de geleidingselementen, in het bijzonder de rollen zo gemonteerd dat uitersten van de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder van de manteloppervlakken van de rollen uitsteken uit een bovenoppervlak van de respectievelijke houder, in het bijzonder het bovenoppervlak van een steunarm van de houder. Door deze opstelling werkt de kracht, uitgeoefend door het weefsel op het geleidingsoppervlak, op de manteloppervlakken van de rollen in plaats van op het bovenoppervlak van de vast opgestelde houders. De verplaatsing van de uitersten van het contactoppervlak ten opzichte van het bovenoppervlak wordt voldoende klein gekozen om te vermijden dat strepen gevormd worden in het weefsel in het overgangsgebied tussen de contactoppervlakken van de geleidingselementen en de bovenoppervlakken.
[0023] In een uitvoeringsvorm wordt minstens één geleidingselement, dat één van de twee randen van het weefsel ondersteunt, voorzien van een vrij einde. In de context van de aanvraag, wordt een einde van een geleidingselement dat niet begrensd wordt door de houder, in het bijzonder niet ondersteund wordt door een steunarm een vrij einde genoemd. Door het voorzien van een vrij einde, wordt verzekerd dat de rand van het weefsel ondersteund wordt door het geleidingselement en geen enkel contact maakt met een vast gemonteerd bovenoppervlak van de houder. In een andere uitvoeringsvorm worden geleidingselementen voorzien die aan elk einde door een steunarm ondersteund worden, waarbij de geleidingselementen op een geschikte manier ten opzichte van het weefsel zijn aangebracht om te verzekeren dat de rand van het weefsel ondersteund is door het geleidingselement en geen contact maakt met een vast gemonteerd bovenoppervlak van de houder.
[0024] In een uitvoeringsvorm bevat het steunsysteem een aantal geleidingsonderdelen die naast elkaar opgesteld zijn voor het vormen van een continu geleidingsoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel dat minstens een gedeelte van de breedte van het weefsel overbrugt. In een uitvoeringsvorm zijn geleidingsonderdelen van verschillende lengte voorzien om het steunsysteem aan te passen aan de breedte van het weefsel. Bij het voorzien van een aantal geleidingsonderdelen, kan de lengte van elk geleidingsonderdeel, in het bijzonder de geleidingselementen klein gekozen worden om grote lagerkrachten te vermijden voor het ondersteunen van de geleidingselementen. Bovendien kunnen de geleidingsonderdelen opgesteld worden om te vermijden dat de geleidingsonderdelen en/of de geleidingselementen andere elementen van de weefmachine zoals een riet, bijblazers, inslagdetectors en andere weefmachine-elementen storen. Verder is een lengte van de rollen die aanzienlijk kleiner is dan de nominale breedte van de weefmachine voordelig. De in evenwicht te houden krachten ter hoogte van de lagers hangen onder meer af van de lengte van de rollen. Bij het voorzien van rollen van een beperkte lengte, dient elk lager slechts een verminderde kracht in evenwicht te houden. Verder wordt een ongewenste doorbuiging van de rollen door daarop werkende krachten vermeden.
[0025] In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is tussen minstens twee aangrenzende geleidingsonderdelen een vrije ruimte voorzien onderaan het geleidingsoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel dat toelaat dat een element dat beweegt ten opzichte van het steunsysteem binnendringt tussen de geleidingsonderdelen. In het bijzonder is de vrije ruimte voorzien om toe te laten dat bijblazers in de vrije ruimte kunnen binnendringen.
[0026] Het steunsysteem volgens de uitvinding kan worden toegepast voor elk steunsysteem voor weefsel op een weefmachine. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt het echter toegepast met een weefselsteun met een steuntafel die het insertiekanaal van een riet binnendringt. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat de steuntafel steuntafelstukken die uitsteken in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het weefsel, waarbij steunoppervlakken van de steuntafelstukken overgaan in de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder in de manteloppervlakken van de rollen. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen vormen de steuntafelstukken een steuntafel van een weefselsteun uitgevoerd om het insertiekanaal van een luchtweefmachine binnen te dringen.
[0027] In een uitvoeringsvorm zijn een aantal geleidingsonderdelen voorzien voor het overbruggen van de volledige breedte van het weefsel. In een andere uitvoeringsvorm is tussen de minstens twee geleidingsonderdelen, die aan tegenoverliggende einden van het steunsysteem zijn opgesteld, minstens een stationair geleidingselement voorzien, bij voorkeur een aantal stationaire geleidingselementen, met een stationair contactoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel in een gebied tussen twee tegenoverliggende randen van het weefsel. In de context van de aanvraag, betekent de term "stationair" vast gemonteerd ten opzichte van het gestel van de weefmachine. Zoals hierboven beschreven, zijn verwachte laterale krachten op het weefsel het grootst nabij de randen van het weefsel. Hierdoor is aan elk einde minstens één geleidingsonderdeel bevattende een beweegbaar gemonteerd geleidingselement met een contactoppervlak opgesteld voor het ondersteunen van het weefsel aan tegenoverliggende randen van het weefsel. Tussen deze geleidingsonderdelen, is in een uitvoeringsvorm minstens één stationair geleidingselement zonder rol opgesteld, bijvoorbeeld een geleidingselement zoals beschreven in US 7,770,605.
[0028] Volgens een tweede aspect is een weefmachine voorzien, in het bijzonder een luchtstraalweefmachine, bevattende minstens één steunsysteem. Het steunsysteem kan worden opgesteld in elk gebied van een weefmachine waarbij een ondersteuning en/of een ombuiging van het weefsel vereist is. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het steunsysteem voorzien tussen een insertiekanaal van het riet en een breedhouder, dit wil zeggen minstens één steunsysteem is opgesteld stroomopwaarts van de breedhouder.
[0029] In een uitvoeringsvorm is een ringbreedhouder of een rolbreedhouder voorzien die het weefsel slechts aan de weefselranden vasthoudt. In andere uitvoeringsvormen is een staafbreedhouder voorzien die zich uitstrekt over de breedte van de weefmachine om de volledige weefselbreedte te houden.
[0030] Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving van de uitvoeringsvormen schematisch weergegeven in de tekeningen, waarbij
Fig. 1 is een perspectiefaanzicht van een gedeelte van een weefmachine met een steunsysteem voor het ondersteunen van een weefsel op een weefmachine;
Fig. 2 is een schematisch perspectiefaanzicht van een geleidingsonderdeel van het steunsysteem van Fig. 1 met een weefsel ;
Fig. 3 is een doorsnede van een gedeelte van het steunsysteem bevattende een aantal geleidingsonderdelen;
Fig. 4 is een perspectief achteraanzicht van een houder van een geleidingsonderdeel van Fig. 3;
Fig. 5 is een perspectief onderaanzicht van de houder van Fig. 4; Fig. 6 is een detail van een rol voor een geleidingsonderdeel van het steunsysteem van Fig. 1;
Fig. 7 is een zijaanzicht van het gedeelte van een weefmachine van Fig. 1 met het steunsysteem voor het ondersteunen van het weefsel en een breedhouder ondersteund door een bovenste steunelement;
Fig. 8 is een zijaanzicht van het gedeelte van een weefmachine van Fig. 1 met het steunsysteem voor het ondersteunen van het weefsel en een staafbreedhouder;
Fig. 9 is een perspectiefaanzicht van de gedeelten van de weefmachine van Fig. 8;
Figuur 10 is een vergroot aanzicht van een gedeelte van een variante van Fig. 8;
Fig. 11 is een perspectiefaanzicht van een gedeelte van een weefmachine met een steunsysteem gelijkaardig aan Fig. 1;
Fig. 12 is een zijaanzicht van de weefmachine van Fig. 11 gelijkaardig aan Fig. 7;
Fig. 13 is een perspectief achteraanzicht van een geleidingsonderdeel van Fig. 11; en
Fig. 14 is een perspectief achteraanzicht van een houder van het geleidingsonderdeel van Fig. 13.
[0031] Uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen hieronder in detail beschreven worden met referentie tot de tekeningen. In de tekeningen zullen dezelfde elementen worden aangegeven met dezelfde referentienummers.
[0032] Figuur 1 is een perspectiefaanzicht van een gedeelte van een weefmachine 1 voorzien van een steunsysteem 2 voor het ondersteunen van een weefsel op een weefmachine 1. Het steunsysteem 2 voor het ondersteunen van het weefsel bevat een aantal geleidingsonderdelen 5, 6. Elk geleidingsonderdeel 5, 6 bevat een houder 50, 60 en een rol 51, 61. Figuur 2 toont in een perspectiefaanzicht een detail van het geleidingsonderdeel 5 van het steunsysteem 2 van Figuur 1 met een weefsel 32. Figuur 3 toont een doorsnede van een gedeelte van het steunsysteem 2 bevattende een aantal geleidingsonderdelen 5, 6 gemonteerd op een weefmachinegestelprofiel 10. Figuur 4 toont, een perspectief achteraanzicht van één van de houders 60 van een geleidingsonderdeel 6. Figuur 5 toont een perspectief onderaanzicht van de houder 60.
[0033] Tijdens het weven wordt een inslagdraad (niet getoond) ingebracht in een weefvak 30 gevormd door selectief optillen en neerlaten van kettingdraden 3. De inslagdraad wordt ingebracht met behulp van onder meer bijblazers 7 (getoond in Figuren 1 en 5) en geleidt in een insertiekanaal 41 van een riet 4. Het riet 4 bevat meerdere tanden 40, waarbij slechts één tand getoond wordt in Figuur 1. De kettingdraden 3 komen samen in het gebied van het insertiekanaal 41 en vormen ter hoogte van de aanslaglijn 31 of bindingspunt het weefsel 32 (zie Figuur 2).
[0034] De geleidingsonderdelen 5, 6 worden door de houders 50, 60 gemonteerd op een weefmachinegestelprofiel 10. De rollen 51, 61 worden ondersteund door de houders 50, 60 om vrij te roteren omheen een as A evenwijdig met de insertierichting. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn alle rollen 51, 61 gemonteerd om te roteren omheen eenzelfde as A. De rollen 51, 61 zijn uitgevoerd om te worden aangedreven door het weefsel 32 om te roteren omheen de as A zonder relatief glijden van het weefsel 32 in de bewegingsrichting V van het weefsel over de manteloppervlakken van de rollen 51, 61. Zoals duidelijk zal zijn, hoe groter de wrijvingscoëfficiënt tussen de manteloppervlakken van de rollen 51, 61 en het weefsel 32, hoe beter het weefsel 32 contact houdt met de rollen 51, 61.
[0035] Zoals schematisch weergegeven in Figuur 2, drijft het weefsel 32 de rollen 51, 61 aan volgens bewegingsrichting V van het weefsel door het contact tussen het weefsel 32 en de rollen 51, 61. Volgens de uitvinding werkt een statische of dynamische wrijvingskracht F tegen een mogelijke samentrekking van het weefsel 32 in de breedterichting x en wordt een samentrekking van het weefsel 32 vermeden.
[0036] De houders 50, 60 getoond in Figuren 1 tot 5 zijn voorzien van steuntafelstukken 52, 62 die uitsteken naar het riet 4 toe, die naast elkaar zijn opgesteld voor het vormen van een steuntafel 33 voor het weefsel 32. De steuntafelstukken 52, 62 dringen binnen in het insertiekanaal 41 van het riet 4 tijdens het aanslaan zoals getoond in Figuur 1. Steunoppervlakken van de steuntafelstukken 52, 62 gaan verder over in de manteloppervlakken van de rollen 51, 61.
[0037] Elke houder 50, 60 bevat minstens één steunarm 53, 63 waarop de respectievelijke rol 51, 61 gemonteerd is. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de houders 50 opgesteld aan de tegenoverliggende einden van het steunsysteem 2 voorzien van slechts één steunarm 53, waarbij een vrij einde van de rol 51 zich naar buiten uitstrekt om een weefselrand te ondersteunen. Het vrij einde van de rol 51 wordt niet ondersteund door een steunarm. De houders 60 van de geleidingsonderdelen 6 opgesteld als tussendelen zijn voorzien van twee steunarmen 63, waartussen de respectievelijke rol 61 gehouden wordt.
[0038] Zoals in meer detail weergegeven in Figuren 3 tot 5, zijn de steunarmen 53, 63 voorzien van bovenoppervlakken 54, 64, die overgaan in de respectievelijke steuntafelstukken 52, 62. Zijvleugels 55, 65 die uitsteken vanaf de steunarmen 53, 63 worden voorzien voor de bovenoppervlakken 54, 64 die toelaten dat aangrenzende bovenoppervlakken 54, 64 tegen elkaar aanliggen voor het voorzien van een continu geleidingsoppervlak in de breedterichting bevattende de rollen 51, 61 en de bovenoppervlakken 54, 64. De rollen 51,61 worden aangedreven door het weefsel 32. Aldus wordt het weefsel 32 bewogen zonder glijden met de bewegende manteloppervlakken van de rollen 51, 61 en glijdt over de bovenoppervlakken 54, 64.
[0039] De rol 51 die voorzien is aan een einde van het steunsysteem 2 werkt op de rand van het weefsel 32. In dit gebied werken maximale samentrekkingskrachten op het weefsel 32. Daarom dient het geleidingsoppervlak genoeg wrijving uit te oefenen tegen het samentrekken. Tot dit doel is een beweegbaar manteloppervlak dat met het weefsel 32 beweegt voorzien aan de rand van het weefsel 32.
[0040] De geleidingsonderdelen 5, 6 zijn naast elkaar opgesteld, waarbij de steuntafelstukken 52, 62 en bovenoppervlakken 54, 64 van aangrenzende geleidingsonderdelen 5, 6 tegen elkaar aanliggen om een continu geleidingsoppervlak te vormen. Onder het geleidingsoppervlak, in het bijzonder onder de zijvleugels 55, 65 tussen de steunarmen 53, 63 van aangrenzende geleidingsonderdelen 5, 6, is een vrije ruimte voorzien, waarbij tijdens het aanslaan de bijblazers 7 in deze vrije ruimte, zoals schematisch weergegeven in Figuren 1 en 5, kunnen binnendringen. De lengte van de houders 50, 60 wordt gekozen afhankelijk van de afstand tussen bijblazers 7 op een weefmachine 1. In gekende weefmachines, is de afstand tussen bijblazers 7 bijvoorbeeld tussen 37 mm en 74 mm. Voor een afstand tussen bijblazers van 74 mm, is de lengte van de rollen 61 in een uitvoeringsvorm gekozen tot 55 mm, wat voldoende dikke steunarmen 63 toelaat en een voldoende vrije ruimte voor de bijblazers 7 toelaat om tussen de steunarmen 63 binnen te dringen.
[0041] In een uitvoeringsvorm worden een aantal geleidingsonderdelen 5, 6 opgesteld om de volledige breedte van een weefsel te overbruggen. Het weefsel is onderworpen aan grotere samentrekkingskrachten aan zijn randen. Daarom bevat in een uitvoeringsvorm het steunsysteem 2 één geleidingsonderdeel 5, 6 of een aantal geleidingsonderdelen 5, 6 opgesteld aan elk einde van het weefmachinegestelprofiel 10 om randen van een weefsel te ondersteunen, waarbij tussen deze opstellingen een geleidingselement zonder een rol, bijvoorbeeld een geleidingselement zoals beschreven in US 7,770,605 voorzien is. Bij een weefmachine met bijvoorbeeld een nominale breedte van ongeveer 2000 mm, wordt een steunsysteem 2 met een aantal geleidingsonderdelen 5, 6 met een gezamenlijke lengte van ongeveer 600 mm vanaf het rechter einde en een aantal geleidingsonderdelen 5, 6 met een gezamenlijke lengte van ongeveer 600 mm vanaf het linker einde voorzien, terwijl in het midden tussen de beide opstellingen stationaire geleidingselementen voorzien worden.
[0042] Zoals hierboven vermeld, zijn de rollen 51, 61 gemonteerd op de houders 50, 60 om vrij te roteren omheen de as A getoond in Figuur 1. De rollen 51 van de geleidingsonderdelen 5 opgesteld aan de einden van het steunsysteem 2 worden gemonteerd met één lagerpen 56, die bijvoorbeeld deel uitmaakt van een bout. Tussen de lagerpen 56 en de rol 51 is bijvoorbeeld een lagerbus 57 voorzien. De rollen 61 van de geleidingsonderdelen 6 opgesteld als tussenliggende geleidingsonderdelen van het steunsysteem 2 worden gemonteerd met twee tegenoverliggende lagerpennen 66. De oppervlakken van de rollen 51, 61 en de oppervlakken van de steunarmen 53, 63 die in onderling contact komen worden uitgevoerd om wrijvingskrachten te vermijden of minstens te minimaliseren. Een buitendiameter van de rollen 51, 61 wordt zo gekozen dat een lagerpen met een voldoende sterkte kan worden ontvangen door de rollen 51, 61. In een uitvoeringsvorm hebben de rollen 51, 61 een buitendiameter tussen 7 mm en 8 mm. Andere buitendiameters kunnen gekozen worden afhankelijk van randvoorwaarden, zoals een te overbruggen afstand door de rol, een materiaal van de rol, enz.
[0043] In de weergegeven uitvoeringsvorm worden de rollen 51, 61 opgesteld op een wijze zodat de manteloppervlakken van de rollen 51, 61 niet gelijk zijn met de bovenoppervlakken 54, 64. De uitersten van de manteloppervlakken van de rollen 51,61 steken bij deze uitvoeringsvorm uit de bovenoppervlakken 54, 64 zodat het bewegende weefsel 32 hogere krachten uitoefent op de rollen 51, 61 dan op de bovenoppervlakken 54, 64. Om strepen op het weefsel te vermijden, wordt een verplaatsing van de uiteinden van de manteloppervlakken ten opzichte van de bovenoppervlakken 54, 64, ook genoemd als verschil in hoogte, klein gehouden.
[0044] De geleidingsonderdelen 5, 6 zijn tot elkaar uitgelijnd om alle rollen 51, 61 coaxiaal op te stellen. Middelen voor het uitlijnen van de geleidingsonderdelen 5, 6, zoals schuine randen en/of stelpennen zijn gekend. Figuur 5 toont schematisch een aanslagoppervlak 67 voorzien op de houder 6.
[0045] Figuur 6 toont een detail van een uitvoeringsvorm van een rol 51, 61 voor een geleidingsonderdeel 5, 6 van het steunsysteem 2 (zie Figuur 2). Het manteloppervlak van de rol 51, 61 is voorzien van een ribbel, voor het verhogen van een wrijving ten opzichte van het weefsel 32. De ribbel belet een glijden van het weefsel 32 over het manteloppervlak in de bewegingsrichting van het weefsel, dit wil zeggen in de omtrekrichting van de rol 51, 61. De ribbel vermijdt ook een beweging van het weefsel 32 dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel, dit wil zeggen in de axiale richting van de rol 51, 61.
[0046] Figuur 7 is een zijaanzicht van het gedeelte van een weefmachine 1 met het steunsysteem 2 voor het ondersteunen van het weefsel 32 en een breedhouder 8 bevattende breedhoudrollen 80 ondersteund door een bovenste houdelement 81. De breedhouder 8 getoond in Figuur 7 is uitgevoerd als een rolbreedhouder die het weefsel 32 enkel in het gebied van de randen vasthoudt. Daar een samentrekking van de breedte van het weefsel 32 stroomopwaarts van de breedhouder 8 wordt vermeden, dient de breedhouder 8 het weefsel 32 niet noodzakelijk wezenlijk naar buiten te strekken. Tijdens het aanslaan van het riet 4, zoals getoond in Figuur 7, dringen de steuntafelstukken 52 het insertiekanaal 41 binnen en worden de bijblazers 7 in het gebied van de rol 51, 61 bewogen. Daarom is een vrije ruimte voorzien tussen aangrenzende rollen 51, 61 zoals getoond in Figuren 1 en 3 om een botsing met de bijblazers 7 te vermijden. Andere elementen, zoals een inslagschaar en/of een hoofdblazer kunnen ook voorbij het steunsysteem 2 bewegen.
[0047] Figuren 8 en 9 tonen een zijaanzicht en een perspectiefaanzicht van een gedeelte van een weefmachine 1 met het steunsysteem 2 van Figuur 1 voor het ondersteunen van het weefsel 32 en een staafbreedhouder 9. De staafbreedhouder 9 bevat een spindel 90, waarbij het weefsel 32 rond de spindel 90 gewikkeld wordt. In deze uitvoeringsvorm is de spindel 90 van de staafbreedhouder 9 opgesteld in contact met de rollen 51, 61. Hiertoe worden de rollen 51, 61 opgesteld zodat het gebied van het manteloppervlak van de rollen 51, 61 dat de spindel 90 raakt op een afstand is gelegen ten opzichte van de bovenoppervlakken 54, 64 (zie Figuur 3).
[0048] Aangezien het weefsel 32 met de rollen 51, 61 beweegt stroomopwaarts van de spindel 90, is de spindel 90 van de staafbreedhouder 9 het eerste element dat een beweging van het weefsel in de bewegingsrichting van het weefsel beperkt of tegenwerkt. Hierdoor is tussen de aanslaglijn 31 en de spindel 90 minstens een wezenlijk ongehinderde of vrije beweging van het weefsel 32 mogelijk. Deze afstand, waarbij een vrije beweging van het weefsel 32 mogelijk is, is groter dan in gekende inrichtingen, wat ook leidt tot een verbetering van een weefsel kwaliteit.
[0049] Zoals weergegeven in Figuren 8 en 9 wordt naast het eerste steunsysteem 2 een tweede steunsysteem 2a voorzien ter hoogte van de top van het deksel 83 van de staafbreedhouder 9 bevattende een aantal geleidingsonderdelen 6a met rollen 61a die roteerbaar gemonteerd zijn op houders 60a. De rollen 61a zijn uitgevoerd om aangedreven te worden door het weefsel 32 om omheen een as B evenwijdig met de insertierichting te roteren zonder relatief glijden van het weefsel 32 over de manteloppervlakken van de rollen 61a in de bewegingsrichting van het weefsel. De rollen 61a zijn gemonteerd op de houders 60a om vrij te roteren omheen de as B en om het weefsel 32 te geleiden teneinde een samentrekking te vermijden. Om te verzekeren dat het weefsel 32 eerder met de rollen 61a dan met houders 60a contact maakt, wordt volgens een uitvoeringsvorm elke rol 61a gemonteerd op de respectievelijke houder 60a, zodat een manteloppervlak van de rollen 61a uitsteekt uit het buitenoppervlak van de houders 60a, bijvoorbeeld enkele tiende millimeter. In andere uitvoeringsvormen wordt het tweede steunsysteem 2a gebruikt zonder het eerste steunsysteem 2.
[0050] Zoals weergegeven in Figuur 10 wordt de spindel 90 van de staafbreedhouder 9 onder invloed van krachten uitgeoefend door het weefsel 32 in contact gehouden met in houders 60 vrij roteerbaar opgestelde rollen 61 en met in houders 60a vrij roteerbaar opgestelde rollen 61a. Hierdoor is tevens de spindel 90 vrij roteerbaar opgesteld, zodat de spindel 90 kan roteren bij het aanslaan van een inslagdraad. Dit is vooral voordelig voor het vermijden van aanzetstrepen na een stilstand van de weefmachine, daar in dit geval de spindel 90 niet geklemd wordt ter hoogte van de staafbreedhouder 9. Hierbij is er bijvoorbeeld geen verschil in hoogte tussen het buitenoppervlak van de houders 60a en de rollen 61a, hetgeen tevens voordelig is om strepen in het weefsel 32 te vermijden. Nabij de spindel 90 is een inkeping 69 voorzien aan de houders 60a om te vermijden dat de houders 60a contact maken met de spindel 90. De inkeping 69 kan enkele tiende millimeter zijn en is duidelijkheidshalve in Figuur 10 vergroot weergegeven.
[0051] In Figuur 10 is tevens weergegeven dat er nagenoeg geen verschil in hoogte is tussen de rollen 61 en de steuntafelstukken 62, hetgeen voordelig is voor het vermijden van strepen in het weefsel 32. Niettemin is er hierbij een verschil in hoogte tussen de rollen 61 en de houders 60 nabij de spindel 90, zodat het weefsel 32 zonder contact te maken met de houders 60 met zekerheid tussen de rollen 61 en de spindel 90 geklemd kan worden. Het verschil in hoogte tussen de rollen 61 en de houders 60 nabij de spindel 90 kan uiteraard eveneens slechts enkele tiende millimeter zijn en is duidelijkheidshalve in Figuur 10 vergroot weergegeven.
[0052] Figuren 11 en 12 tonen een steunsysteem 2b volgens een derde uitvoeringsvorm voor een grijperweefmachine bevattende een aantal geleidingsonderdelen 6 gemonteerd op een weefmachinegestelprofiel 10 en opgesteld tussen het riet 4 en een breedhouder 8 met breedhoudrollen 80 en houdelement 81 (zie Figuur 12). Het steunsysteem 2b is gelijkaardig aan het steunsysteem 2 getoond in Figuur 1 en voor dezelfde of gelijkaardige elementen worden dezelfde referentienummers gebruikt. Een gedetailleerde beschrijving van reeds beschreven elementen is weggelaten.
[0053] Gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm van Figuur 1 bevat elk van de geleidingselementen 6 van het steunsysteem 2b een houder 60 en een geleidingselement in de vorm van een rol 61 draaibaar gemonteerd aan de houder 60 door middel van steunarmen 63. In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm van Figuur 1 zijn de geleidingselementen, dit betekent de rollen 61, voorzien aan tegenoverliggende einden van het steunsysteem 2 niet voorzien van een vrij einde, maar ondersteund door twee steunarmen 63. Zoals weergegeven in Figuur 11 eindigt het riet 4 ter hoogte van een middelste positie van de rol 61 die door twee steunarmen 63 ondersteund wordt, zodat een rand van het weefsel ondersteund wordt door de rol 61 eerder dan contact maakt met een vast opgesteld bovenoppervlak 64 van de steunarm 63.
[0054] In tegenstelling tot Figuur 1 is het steunsysteem 2b van Figuren 11 en 12 uitgevoerd om toegepast te worden op een grijperweefmachine, vandaar dat de geleidingsonderdelen 6 niet voorzien zijn van steuntafelstukken 62 (zie Figuur 1). Om het weefsel af te schermen is op elke houder 60 een geleidingsplaat 68 voorzien. Volgens bewegingsrichting van het weefsel is stroomafwaarts van de breedhoudrollen 80 tevens een geleidingsplaat 84 aangebracht om het weefsel te geleiden. De geleidingsplaat 84 is bevestigd aan het weefmachinegestelprofiel 10 via de houders 60.
[0055] Zoals weergegeven in Figuren 13 en 14, wordt de rol 61 gemonteerd met behulp van lagerpennen 66 teneinde vrij te roteren. De uitersten van de manteloppervlakken van de rollen 61 steken bijvoorbeeld uit de bovenoppervlakken 64 van de steunarmen 63 zodat het bewegende weefsel 32 eerder contact maakt met de rollen 61 dan met de bovenoppervlakken 64 en hogere krachten uitoefent op de rollen 61 dan op de bovenoppervlakken 64.
[0056] Het is duidelijk dat alleen rollen 61 volgens de uitvinding nabij de aanslaglijn 31 kunnen voorzien worden en dat het deksel van de staafbreedhouder 9 kan bestaan uit een deksel volgens de stand van de techniek. In de weergegeven uitvoeringsvormen zijn de rollen 51, 61, 61a eendelig uitgevoerd, echter niets belet dergelijke rollen te vormen door een aantal elementen die naast elkaar zijn opgesteld. Tevens kunnen dergelijke rollen gevormd worden door een drager waarop een gummi of rubberen mantel is aangebracht.
[0057] Meerdere gekende elementen getoond in Figuren 1, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 zijn niet nader in detail beschreven in deze aanvraag, in het bijzonder elementen voor het monteren van de geleidingsonderdelen 5, 6 aan het weefmachinegestelprofiel 10. Dergelijke gekende elementen zijn onder meer beschreven in WO 2007/147541, waarvan de inhoud hierbij geïncorporeerd wordt door referentie.
[0058] Het steunsysteem en de weefmachine volgens de uitvinding zijn niet beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. Het steunsysteem en de weefmachine kunnen eveneens worden uitgevoerd binnen de conclusies volgens variante uitvoeringsvormen, vormen en afmetingen. Combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen die onder de conclusies vallen zijn eveneens mogelijk.

Claims (15)

  1. Conclusies.
    1. Steunsysteem voor het ondersteunen van een bewegend weefsel (32) op een weefmachine, waarbij het weefsel (32) beweegt in een bewegingsrichting van het weefsel (32), het steunsysteem (2, 2a, 2b) bevattende minstens twee geleidingsonderdelen (5, 6, 6a) opgesteld aan tegenoverliggende einden van het steunsysteem (2, 2a, 2b) dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel voor het ondersteunen van het weefsel (32) aan tegenoverliggende randen van het weefsel, waarbij elk geleidingsonderdeel (5, 6, 6a) een geleidingselement met een contactoppervlak bevat voor het contact maken van het weefsel (32) aan een van de tegenoverliggende randen van het weefsel en een houder (50, 60, 60a) die het geleidingselement ondersteunt, daardoor gekenmerkt dat de geleidingselementen afzonderlijk ondersteund worden door de houders (50, 60, 60a), waarbij elk geleidingselement beweegbaar gemonteerd is op de respectievelijke houder (50, 60, 60a) en uitgevoerd is om in contact te bewegen met het weefsel (32) zonder relatief glijden van het weefsel (32) over het contactoppervlak in de bewegingsrichting van het weefsel.
  2. 2. Steunsysteem volgens conclusie 1, waarbij de geleidingselementen roteerbaar gemonteerd zijn op de houders (50, 60, 60a) en uitgevoerd zijn om door het weefsel aangedreven te worden om te roteren omheen een as (A, B) evenwijdig met een insertierichting zonder relatief glijden van het weefsel in de bewegingsrichting van het weefsel over de manteloppervlakken van de geleidingselementen.
  3. 3. Steunsysteem volgens conclusie 2, waarbij rollen (51, 61, 61a) voorzien zijn als geleidingselementen, waarbij de rollen (51, 61, 61a) bij voorkeur gemonteerd zijn op de houders (50, 60, 60a) om vrij te roteren omheen de as (A, B) evenwijdig met een insertierichting.
  4. 4. Steunsysteem volgens conclusie 3, waarbij de rollen (51, 61, 61a) gemonteerd zijn op de houders (50, 60, 60a) door minstens één lagerpen (56, 66).
  5. 5. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 4, waarbij de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen (51, 61, 61a), een grote wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van het weefsel (32) hebben.
  6. 6. Steunsysteem volgens conclusie 5, waarbij de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen (51, 61, 61a) voorzien zijn van een oppervlaktebehandeling, in het bijzonder een ribbel en/of een coating, voor het verhogen van een wrijving ten opzichte van het weefsel (32).
  7. 7. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 6, waarbij de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder de manteloppervlakken van de rollen (51, 61, 61a) geprofileerd zijn om een samentrekking van het weefsel (32) dwars ten opzichte van de bewegingsrichting van het weefsel (32) te vermijden.
  8. 8. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 7, waarbij de houders (50, 60) elk voorzien zijn van minstens één steunarm (53, 63) voor het ondersteunen van het geleidingselement aan een einde van het geleidingselement, de steunarmen (53, 63) elk voorzien zijn van een bovenoppervlak (54, 64) voor het vormen van een geleidingsoppervlak met de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder met de manteloppervlakken van de rollen (51, 61).
  9. 9. Steunsysteem volgens conclusie 8, waarbij de geleidingselementen, in het bijzonder de rollen (51, 61, 61a) zo aan de houders (50, 60, 60a) gemonteerd zijn dat uitersten van de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder van de manteloppervlakken van de rollen (51, 61, 61a) uitsteken uit een bovenoppervlak (54, 64) van de respectievelijke houders (50, 60, 60a).
  10. 10. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 9, waarbij minstens één geleidingselement dat één van de twee randen van het weefsel ondersteunt, voorzien is van een vrij einde.
  11. 11. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 10, bevattende een aantal geleidingsonderdelen (5, 6) die naast elkaar opgesteld zijn voor het vormen van een continu geleidingsoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel (32) dat minstens een gedeelte van de breedte van het weefsel overbrugt.
  12. 12. Steunsysteem volgens conclusie 11, waarbij tussen minstens twee aangrenzende geleidingsonderdelen (5, 6) een vrije ruimte voorzien is onderaan het geleidingsoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel (32) die toelaat dat een element dat beweegt ten opzichte van het steunsysteem (2) tussen de geleidingsonderdelen (5, 6) binnendringt.
  13. 13. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 12, waarbij de houders (50, 60) voorzien zijn van steuntafelstukken (52, 62) die uitsteken in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het weefsel (32), waarbij steunoppervlakken van de steuntafelstukken (52, 62) overgaan in de contactoppervlakken van de geleidingselementen, in het bijzonder in de manteloppervlakken van de rollen (51, 61).
  14. 14. Steunsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 13, waarbij tussen de minstens twee geleidingsonderdelen (5, 6, 6a) die aan tegenoverliggende einden van het steunsysteem (2, 2a, 2b) zijn opgesteld minstens één stationair geleidingselement, bij voorkeur een aantal stationaire geleidingselementen is voorzien met een stationair contactoppervlak voor het ondersteunen van het weefsel (32) in een gebied tussen twee tegenoverliggende randen van het weefsel (32).
  15. 15. Weefmachine bevattende minstens één steunsysteem (2, 2a, 2b) volgens één van de conclusies 1 tot 14.
BE2012/0758A 2012-11-07 2012-11-07 Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem BE1021512B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0758A BE1021512B1 (nl) 2012-11-07 2012-11-07 Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem
PCT/EP2013/072499 WO2014072199A2 (en) 2012-11-07 2013-10-28 Supporting system and weaving machine with a supporting system

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0758A BE1021512B1 (nl) 2012-11-07 2012-11-07 Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1021512B1 true BE1021512B1 (nl) 2015-12-04

Family

ID=47435665

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2012/0758A BE1021512B1 (nl) 2012-11-07 2012-11-07 Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1021512B1 (nl)
WO (1) WO2014072199A2 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1436256A (en) * 1973-07-13 1976-05-19 Hunziker G Ag Method and temple apparatus for guiding fabric lengths through textile weaving looms
JPS5615446A (en) * 1979-07-10 1981-02-14 Nissan Motor Apparatus for controlling warp yarn from obliquely running of segment loom
US4627473A (en) * 1983-09-29 1986-12-09 Lindauer Dornier Gesellschaft Mbh Power loom temple
JPH0359384U (nl) * 1989-10-06 1991-06-11
US20060252325A1 (en) * 2002-10-17 2006-11-09 Mineaki Matsumura Protection product

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3926525A1 (de) 1989-08-10 1991-02-14 Dornier Gmbh Lindauer Luftwebmaschine mit einem webblatt und im webblatt angeordnetem schusseintragskanal
BE1017186A3 (nl) 2006-06-19 2008-04-01 Picanol Nv Kleminrichting voor het klemmen van een onderdeel op een houder bij een weefmachine.
BE1017274A6 (nl) 2006-09-13 2008-05-06 Picanol Nv Weefselsteun voor een weefmachine.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1436256A (en) * 1973-07-13 1976-05-19 Hunziker G Ag Method and temple apparatus for guiding fabric lengths through textile weaving looms
JPS5615446A (en) * 1979-07-10 1981-02-14 Nissan Motor Apparatus for controlling warp yarn from obliquely running of segment loom
US4627473A (en) * 1983-09-29 1986-12-09 Lindauer Dornier Gesellschaft Mbh Power loom temple
JPH0359384U (nl) * 1989-10-06 1991-06-11
US20060252325A1 (en) * 2002-10-17 2006-11-09 Mineaki Matsumura Protection product

Also Published As

Publication number Publication date
WO2014072199A3 (en) 2014-07-03
WO2014072199A2 (en) 2014-05-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2010206045A1 (en) A support device for a conveyor installation and method for operation of a conveyor installation
RU2515383C1 (ru) Машина для нанесения покрытия на профиль
FR2549456A1 (fr) Dispositif d'etalement transversal d'une feuille en deplacement, au moyen d'un mecanisme d'etalement de courbure reglable
US5241903A (en) Guard for the nips of rolls in calenders and the like
BR9713564A (pt) Dispositivo de classificação para mercadoria em volumes e processo para operação do mesmo.
BE1021512B1 (nl) Steunsysteem en weefmachine met een steunsysteem
US5456346A (en) Continuous conveyor for transporting individual hangers
NO821823L (no) Transportkjede med liten trykk-kraft mot stillestaaende gjenstander paa kjedet.
CS203023B2 (en) Weaving loom
US7377097B2 (en) Chain link for conveying chain of a machine of the tobacco-processing industry
FR2743548A1 (fr) Mecanisme a elements aspirants tracteurs, en particulier pour un dispositif de correction de l'obliquite de feuilles
GB2032975A (en) Clip Chain Track
EP1552892A1 (fr) Machine de planage d'une bande metallique
JP2009523682A (ja) クリールにおける、又はクリールに関する改良
CA2328543C (en) Loading element for the dewatering lath of a web-forming wire
JP7442440B2 (ja) チェーン駆動ジョーシステム用の張力調整装置
JPH0717520A (ja) 包装機におけるフイルム原反装填装置
ES2942140T3 (es) Corredera extraíble
JP2010514573A (ja) ワークロールのチョック用案内装置
US4093139A (en) Support for long rolls of sheet material
JPS61296169A (ja) 織布巾出し機のチエ−ン軌道
US20080078708A1 (en) Device for Orienting Flat Items of Mail Towards a Narrow Edge
KR101118300B1 (ko) 리버싱 벨트 콘베이어의 벨트 사행 조정장치
BE1021513B1 (nl) Kleminrichting en weefmachine met een kleminrichting
BE1021709B1 (nl) Sleepinrichting voor een weefmachine

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20201130