BE1021493B1

BE1021493B1 - Werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water en flexibel omtrekslichaam dat kennelijk is bestemd voor de werkwijze

Info

Publication number: BE1021493B1
Application number: BE2013/0009A
Authority: BE
Inventors: Dominique Maria Colette Hubert Durt
Original assignee: Baggerwerken Decloedt En Zoon N.V.
Priority date: 2013-01-07
Filing date: 2013-01-07
Publication date: 2015-12-03
Also published as: EP2941507A1; BR112015016198A2; WO2014106827A1; AU2014204256A1; EP2941507B1; SG11201505324XA

Abstract

De uitvinding betreft een werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water, waarbij een drukverschil wordt aangelegd tussen een inlaat en een uitlaat voor het water. De pijpleiding omvat een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m². De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanleggen van een pijpleiding voor het vervoeren van gronddeeltjesbevattend water, en een flexibel omtrekslichaam dat kennelijk is bestemd voor de werkwijzen.

Description

Werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water en flexibel omtrekslichaam dat kennelijk is bestemd voor de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water. De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanleggen van een pijpleiding voor het vervoeren van gronddeeltjesbevattend water, en een flexibel omtrekslichaam dat kennelijk is bestemd voor de werkwijzen.

Een regelmatig toegepaste techniek voor het vervaardigen en verstevigen van dijken, voor het verbreden van stranden (zandsuppletie), voor het ophogen van terreinen, of het bouwen van kunstmatige eilanden omvat het opspuiten van zand. Bij het opspuiten wordt water met zand en baggerslib door een baggerschip via stalen leidingen tot op een opspuitingsterrein verpompt.

Bij het opspuiten van gronddeeltjesbevattend water mag het proceswater, dat van het opspuitingsterrein afstroomt, niet rechtstreeks in een natuurlijk waterbassin, zoals bijvoorbeeld de zee, geloosd worden. Het water bevat immers nog een suspensie van relatief fijne gronddeeltjes die het zeewater zouden kunnen vertroebelen en het milieu schaden. Om de relatief fijne gronddeeltjes uit het water te verwijderen kan het water bijvoorbeeld door een bezinkingsbekken worden gevoerd. Doorgaans zal het bezinkingsbekken echter niet direct aansluiten op het opspuitingsterrein en dient het gronddeeltjesbevattend water naar het bezinkingsbekken te worden verpompt.

Een bekende werkwijze voor het vervoeren van het gronddeeltjesbevattend water omvat het vervoeren ervan doorheen een pijpleiding. Pijpleidingen worden volgens de stand der techniek opgebouwd uit stalen pijpleidingdelen (van gebruikelijk 12m lengte en met diameters van 500 mm en meer), die ten behoeve van de koppeling zijn voorzien van eindflenzen met boutgaten. Een pijpleiding wordt verkregen door een groot aantal van dergelijke pijpleidingdelen in eikaars verlengde te leggen waarbij de kopse kanten van de eindflenzen elkaar raken. De pijpleidingdelen worden vervolgens één voor één gekoppeld door bouten door de boutgaten aan te brengen en deze aan te draaien. Door een drukverschil aan te leggen tussen een inlaat en een uitlaat van de pijpleiding wordt het water door de pijpleiding gevoerd. Omdat niet zelden grote afstanden moeten worden afgelegd kan de inlaatdruk in een pijpleiding, in verhouding tot de grote diameters, relatief hoog zijn, bijvoorbeeld in de ordegrootte van 2 bar en meer. Deze drukken zijn nodig om de vereiste hoge debieten in de grootteorde van 10000 m3/uur en meer te kunnen bereiken. Stalen leidingen blijken goed bestand tegen mogelijke slijtage van de nog in het proceswater aanwezige gronddeeltjes.

De bekende werkwijze is kostbaar en uitermate arbeidsintensief maar wordt veel toegepast omdat gekoppelde stalen leidingdelen als enige bestand worden geacht tegen de hierboven aangehaalde eisen.

Onderhavige uitvinding stelt zich ten doel in een verbeterde werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water te voorzien.

Volgens de uitvinding wordt een werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water verschaft, waarbij een drukverschil wordt aangelegd tussen een inlaat en een uitlaat voor het water, waarbij de pijpleiding een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam omvat met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2.

Gebleken is dat voor het in de opgeblazen toestand brengen van het omtrekslichaam een relatief lage druk in de grootteorde van 0,2 bar voldoende is. In de opgeblazen toestand heeft het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak van tenminste 0,15 m2. Voor een in hoofdzaak cirkelvorige dwarsdoorsnede komt dit overeen met een minimale diameter van 400 mm. Het gebruik van het flexibele omtrekslichaam maakt het mogelijk een pijpleiding aan te leggen voor een fractie van de kostprijs van een uit gekoppelde stalen pijpleidingdelen bestaande pijpleiding. Verrassenderwijs blijkt dat een omtrekslichaam volgens de uitvinding de voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water benodigde drukken en debieten aankan en bovendien voldoende slijtagebestendig blijkt te zijn.

In het kader van onderhavige beschrijving van de uitvinding wordt met de term “in hoodzaak of hoofdzakelijk” meer dan 90% van de aangegeven waarde of eigenschap bedoeld.

De vaste kosten omvatten onder andere de aankoop van de buizen, het transport naar de site en de installatie van de pijpleiding. Het zal duidelijk zijn dat elk van deze kosten voor een volgens de uitvinding uit kunststoffolie vervaardigde pijpleiding lager zullen liggen dan voor een stalen pijpleiding. Naast de vaste kosten hebben de belangrijkste variabele kosten te maken met het verpompen van het water door de leiding. Deze kosten omvatten het verbruik van brandstof en oliën, de eventuele huur, het onderhoud van de pompmiddelen, en dergelijke meer.

Afhankelijk van het in een gewenste tijdspanne totaal te verpompen volume gronddeeltjesbevattend water, is een optimale verdeling mogelijk tussen de vaste en variabele kosten. Het aantal benodigde pompmiddelen en het verbruik ervan hangt onder andere af van de gekozen doorstromingssnelheid in de pijpleiding. Voor eenzelfde te verpompen debiet (volume gronddeeltjesbevattende water per tijdseenheid) kan men doorgaans kiezen tussen enerzijds het plaatsen van een relatief groot aantal parallelle leidingen waardoor een relatief grote totale doorstromingsoppervlakte ontstaat, waardoor de leidingsnelheid en dus ook het pompverbruik laag zal zijn, of anderzijds het plaatsen van een relatief laag aantal parallelle leidingen, waardoor een relatief kleine totale doorstromingsoppervlakte ontstaat, waardoor de leidingsnelheid en dus ook het pompverbruik hoog zal zijn.

Het heeft voordelen de leidingsnelheid hoger te kiezen dan een kritische snelheid, waarbij de fijne gronddeeltjes bezinken en de pijpleiding op termijn dicht kan slibben. Een bodem kan deeltjes omvatten met verschillende deeltjesgrootte. Zo bevat grind bijvoorbeeld deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte van meer dan 2 mm, zand deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte tussen 0,063 mm en 2 mm, slib deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte tussen 0,063 mm en 0,002 mm, en klei tenslotte deeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte kleiner dan 0,002 mm. De werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water is in het bijzonder gericht op fijne gronddeeltjesbevattend water, waarmee een suspensie van gronddeeltjes met een gemiddelde deeltjesgrootte tot 0,1 mm in water wordt bedoeld.

Een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een werkwijze waarbij het omtrekslichaam is vervaardigd uit met versterkingsvezels versterkte kunststoffolie.

Deze uitvoeringsvorm laat toe de inlaatdrukken te verhogen om een groter debiet te verkrijgen. Een andere uitvoeringsvorm is gericht op een werkwijze waarbij het omtrekslichaam is vervaardigd uit een met kunststoffolie gecoat weefsel van versterkingsvezels.

De in de kunststoffolie gebruikte kunststof kan elk bekend thermoplastisch polymeer omvatten. Bij voorkeur wordt de kunststof gekozen uit de groep omvattende Polyurethanen, Vinylpolymeren, zoals bijvoorbeeld Polyvinylchloride, en polyolefinen, zoals bijvoorbeeld polyetheen. Een polyurethaanfolie en/of polyvinylchloridefolie zijn in het bijzonder geschikt.

In nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft waarbij de versterkingsvezels organische vezels omvatten, bij voorkeur polyestervezels, en/of anorganische vezels, bij voorkeur glasvezels. Ook is het mogelijk koolstofvezels toe te passen en/of UHMWPE vezels. De laatste hebben als voordeel dat zij een bijzonder lage dichtheid bezitten en derhalve in drijvende pijpleidingen een zekere drijfkracht zullen vertonen.

De dikte van de kunststoffolie kan eveneens binnen brede grenzen worden gekozen, waarbij een en ander afhankelijk is van de gestelde eisen met betrekking tot druk en debiet. Hoe groter de diameter van het omtrekslichaam wordt gekozen hoe dikker de wand van het omtrekslichaam doorgaans dient te zijn. Bij voorkeur bedraagt de wanddikte van het omtrekslichaam tenminste 0.8 mm, met meer voorkeur tenminste 1 mm en met de meeste voorkeur tenminste 1.2 mm.

Om de voordelen van de uitvinding nog beter tot uiting te laten komen verschaft een uitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze een kunststoffolie waarvan de treksterkte ten minste 70 kN/m bedraagt, met meer voorkeur ten minste 140 kN/m. Dergelijke sterktes worden bijvoorbeeld verschaft door (in het bijzonder) met polyestervezels versterkte kunststoffolies, in het bijzonder polyvinylchloridefolies.

Volgens de uitvinding zijn continue lengtes van 300 m en meer zondermeer mogelijk.

In een uitvoeringsvorm waarin het omtrekslichaam is vervaardigd uit een met kunststoffolie gecoat weefsel van versterkingsvezels is de lengte van het weefsel op de rol doorgaans tenminste 2 km. Met een op zich bekend weefgetouw kunnen met volle ‘klossen’ polyestergaren weefsellengtes tot 10 km in één keer worden geproduceerd. De continue lengte van het omtrekslichaam bedraagt in een uitvoeringsvorm bij voorkeur tenminste 500 m, met meer voorkeur tenminste 1 km, en met de meeste voorkeur tenminste 2 km. Dergelijke continue lengtes zorgen voor een gelijke sterkte over het tracé van de pijpleiding en kunnen in standaard scheepscontainers worden vervoerd.

Het omwentelingslichaam kan worden gevormd uit vlakke kunststoffolie. In een dergelijke uitvoeringsvorm wordt een zijrand van een vlakke folie in de dwarsrichting ervan omgeslagen tot op de tegenoverliggende zijrand en de zijranden aan elkaar bevestigd, bij voorkeur door een lijm- en/of lasverbinding. Het lassen of lijmen van de verbindingsnaden kan zowel in de fabriek als op de site zelf gebeuren. De overlap van de te verbinden zijranden (die overeenkomt met de breedte van de verbindingsnaden) wordt bij voorkeur voldoende groot gekozen zodat de las een hogere treksterkte heeft dan de intrinsieke treksterkte van de kunststoffolie.

Een volgens bovengenoemde werkwijze vervaardigd omtrekslichaam heeft een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede in opgeblazen toestand. De verbindingsnaden kunnen in een dergelijke uitvoeringsvorm zowel in de omtreksrichting van het omtrekslichaam verlopen als in radiale richting. In de laatste uitvoeringsvorm kunnen de verbindingsnaden zowel inwaarts als buitenwaarts verlopen, waarbij de laatste variant de voorkeur heeft.

Nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding verschaft een werkwijze waarin de dwarsdoorsnede van het omtrekslichaam in opgeblazen toestand is verdeeld in een aantal compartimenten. Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt het mogelijk de gemiddelde doorstromingssnelheid voor een zelfde drukverschil te verhogen zonder dat het debiet noemenswaardig wordt verkleind.

In een uitvoeringsvorm kunnen de compartimenten zijn gevormd door in de lengterichting van het omtrekslichaam verlopende, tegenover elkaar liggende, omtreksdelen aan elkaar te bevestigen, bijvoorbeeld door lijmen en/of lassen.

De pijpleiding kan in een uitvoeringsvorm in hoofdzaak zijn opgebouwd uit middels koppelmiddelen gekoppelde omtrekslichamen. Dit is bijvoorbeeld van toepassing wanneer een pijpleiding van relatief grote lengte noodzakelijk is, bijvoorbeeld meer dan 5 of 10 km lang.

De koppelmiddelen omvatten in een uitvoeringsvorm van de werkwijze stalen en/of kunststof buizen of bochtstukken waarop één of meerdere omtrekslichamen worden aangesloten. Omtrekslichamen kunnen in een uitvoeringsvorm van de werkwijze eveneens onderling worden gekoppeld, bijvoorbeeld door koppelmiddelen in de vorm van lijm- en/of lasverbindingen. Het lassen kan bijvoorbeeld gebeuren door lokale verhitting met een weerstands element of hete lucht of een hoogfrequente geluidsbron waarna de twee te verbinden omtreksdelen met drukrollen in elkaar gedrukt worden.

Een met het flexibele omtrekslichaam opgebouwde pijpleiding kan zich uitstrekken over grote afstanden van meer dan 10 km, indien dit noodzakelijk is. Het heeft hierbij voordelen in een uitvoeringsvorm van de werkwijze te voorzien waarin het drukverschil tussen inlaat en uitlaat en het doorstromingsoppervlak dusdanig worden gekozen dat de gronddeeltjes in de pijpleiding in hoofdzaak in suspensie blijven in het water. Hiermee wordt bezinking van de fijne gronddeeltjes in de pijpleiding in hoofdzaak vermeden. Koppelmiddelen in de vorm van stalen of kunststof buizen en/of bochtstukken vermijden het dichtklappen van het omtreklichaam ter plaatse wat eveneens bezinkingsgevaar helpt vermijden.

In een andere uitvoeringsvorm van de werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water verloopt de uit het omtrekslichaam opgebouwde pijpleiding tussen inlaat en uitlaat in hoofdzaak horizontaal. Dit heeft als voordeel dat er geen bijbomende statische druk op de pijpleiding komt te staan.

Het heeft verder voordelen de werkwijze volgens de uitvinding te kenmerken doordat het gronddeeltjesbevattende water in een invoerwaterbassin wordt verzameld waarop de inlaat van de pijpleiding aansluit. Het in het invoerbassin aanwezige gronddeeltjesbevattende water zorgt voor een statische inlaatdruk in de pijpleiding wanneer de hoogte van de waterkolom groter is dan de hoogtepositie van de inlaat. Doordat het invoerbassin een zekere hoogte heeft kan de waterkolom deze bassinhoogte niet overstijgen - het water vloeit dan over -, waardoor de inlaatdruk begrensd blijft.

Het invoerwaterbassin werkt derhalve als een drukbeveiliging voor de flexibele pijpleiding.

Om het water te kunnen zuiveren en loosbaar te maken in een natuurlijk waterbassin heeft een uitvoeringsvorm van de werkwijze het kenmerk dat het gronddeeltjesbevattende water in een uitvoerwaterbassin wordt verzameld waarop de uitlaat van de pijpleiding aansluit, in welk uitvoerwaterbassin de gronddeeltjes bezinken.

Het heeft hierbij voordelen wanneer de uitlaat van de pijpleiding aansluit op pompmiddelen die het water in het uitvoerbassin pompen. Desgewenst kan het gedeelte van de pijpleiding dat zich tussen de pompmiddelen en het uitvoerbassin bevindt als een stalen leidingdeel zijn uitgevoerd, bij voorkeur met een hoogteverschil. Het uitvoerbassin kan in deze uitvoeringsvorm gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, bijvoorbeeld door een ringdijk aan te leggen.

Het in het uitvoerwaterbassin aanwezige water wordt in een uitvoeringsvorm van de werkwijze vervolgens naar een natuurlijk bassin gevoerd nadat een hoofdzakelijk deel van de gronddeeltjes is bezonken. Een natuurlijk bassin kan een (binnen)zee, een rivier, een meer, en dergelijke omvatten.

De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanleggen van een pijpleiding voor het vervoeren van gronddeeltjesbevattend water. De werkwijze omvat het verschaffen van een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2, het met een transportmiddel naar een site transporteren van het omtrekslichaam in opgevouwen toestand, en het vanaf het transportmiddel afrollen van het omtrekslichaam langs een gewenst tracé voor de pijpleiding. Afhankelijk van de dikte (sterkte) van de gekozen kunststoffolie kan bijvoorbeeld 7 km pijpleiding in één enkele 40 voets standaard scheepscontainer vervoerd worden. Een dergelijk vervoer is veel eenvoudiger dan het buis per buis transport van stalen leidingdelen ten behoeve van de aanleg van een kilometers lange stalen pijpleiding. Het zal duidelijk zijn dat bij de aanleg van de pijpleiding volgens bovengenoemde werkwijze desgewenst elke uitvoeringsvorm van het omtrekslichaam kan worden verschaft.

Een andere uitvoeringvorm van de werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het transportmiddel tijdens het afrollen langs het tracé voortbeweegt.

De uitvinding betreft eveneens een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2, welk omtrekslichaam kennelijk is bestemd voor een uitvoeringsvorm van de uitgevonden werkwijze.

De werkwijze volgens de uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de volgende beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen en figuren, zonder dat de uitvinding daartoe wordt beperkt. In de figuren toont: figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een pijpleiding volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een schematisch zijaanzicht van een pijpleiding volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 3A een schematische dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van het omtrekslichaam volgens de uitvinding in opgeblazen toestand; figuur 3B een schematische dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm van het omtrekslichaam volgens de uitvinding in opgeblazen toestand; figuur 3C een schematische dwarsdoorsnede van nog een andere uitvoeringsvorm van het omtrekslichaam volgens de uitvinding in opgeblazen toestand; figuur 4 een schematisch aanzicht in perspectief van een transportmiddel met omtreklichaam in drukloze toestand volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; en tenslotte figuur 5 een schematisch zijaanzicht van een inrichting voor het vervaardigen van het omtrekslichaam volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Verwijzend naar figuur 1 wordt een werkwijze voor het door een pijpleiding 1 vervoeren van gronddeeltjesbevattend water 2 geïllustreerd. Het gronddeeltjesbevattend water 2 wordt vanaf een opspuitingsterrein 3 door middel van een pomp 4 door pijpleiding 1 verpompt naar een middels een ringdijk 5 begrensd uitvoerwaterbassin in de vorm van bezinkingsbekken 6. De pomp 4 legt een drukverschil aan tussen een inlaat 7 en een uitlaat 8 voor het water 2, waarbij het drukverschil tussen inlaat 7 en uitlaat 8 en het doorstromingsoppervlak dusdanig worden gekozen dat de gronddeeltjes in de pijpleiding 1 in hoofdzaak in suspensie blijven in het water. In het bezinkingsbekken 6 blijft het water een bepaalde tijd staan totdat de gronddeeltjes in hoofdzaak zijn bezonken. Het in het bezinkingsbekken 6 aanwezige water wordt naar een (niet getoond) natuurlijk bassin zoals de zee bijvoorbeeld gevoerd nadat een hoofdzakelijk deel van de gronddeeltjes is bezonken.

Volgens de uitvinding omvat tenminste een gedeelte van de pijpleiding 1 een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam 10 met een lengte 9 van tenminste 300 m. Het omtrekslichaam 10 kan van een in hoofdzaak vlakke (in figuur 4 getoonde) toestand waarin omtreksdelen (10a, 10b) op elkaar liggen in een (in figuren 3A, 3B en 3C getoonde) opgeblazen toestand worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het omtrekslichaam 10 vervaardigd uit een met polyurethaan- ofpolyvinylchloridefolie gecoat weefsel van polyestervezels. Een dergelijke kunststoffolie heeft een treksterkte van ongeveer 150 kN/m.

In de in figuur 2 getoond uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt het gronddeeltjesbevattende water 2 in een invoerwaterbassin 9 verzameld waarop een inlaat 17 van de flexibele pijpleiding in de vorm van omtrekslichaam 10 aansluit. Het invoerbekken 9 wordt begrensd door dijklichamen 11 en 12. De in het invoerbassin 9 aanwezige gronddeeltjesbevattende waterkolom 19 zorgt voor een statische inlaatdruk in de pijpleiding 10. Doordat de dijklichamen (11, 12) een zekere hoogte hebben kan de waterkolom 19 deze bassinhoogte niet overstijgen, omdat het water dan overvloeit. De maximale inlaatdruk blijft dus begrensd door de waterkolom 19 die overeenkomt met de hoogte van de dijklichamen (11, 12), en het invoerwaterbassin 9 werkt derhalve als een drukbeveiliging voor de flexibele pijpleiding 10. In de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm omvat de pijpleiding 1 drie gedeeltes (la, 10, lb). Het gedeelte la van de pijpleiding 1 bevindt zich tussen de pomp 4 en het invoerbassin 9 en is als een stalen leidingdeel uitgevoerd. Dit gedeelte la overbrugt het hoogteverschil tussen het opspuitingsterrein 3 en de top van het dijklichaam 11. Gronddeeltjesbevattend water 2 wordt vanaf het opspuitingsterrein 3 via dit leidinggedeelte la door de pomp 4 het invoerbassin 9 ingevoerd. Het gedeelte dat zich uitstrekt vanaf het invoerbassin 9 tot aan het uitvoerbassin 6 omvat het flexibele omtrekslichaam 10. Het uit het omtrekslichaam 10 opgebouwde pijpleidinggedeelte tussen de inlaat 17 en de uitlaat 18 verloopt in hoofdzaak horizontaal. Dit heeft als voordeel dat er geen bijbomende statische druk op het pijpleidinggedeelte 10 komt te staan. De uitlaat 18 van het flexibele pijpleidinggedeelte 10 sluit aan op een tweede pomp 14 die het water 2 via een zich tussen de tweede pomp 14 en het uitvoerbassin 6 bevindend derde gedeelte lb van de pijpleiding 1 naar het uitvoerbassin 6 verpompt. Het derde gedeelte lb is eveneens als een stalen leidingdeel uitgevoerd, en overbrugt het hoogteverschil tussen de uitlaat 18 en de top van de ringdijk 5. De stalen delen (la, lb) van de pijpleiding 1 kunnen als koppelmiddelen fungeren voor pijpleidinggedeeltes die het omtrekslichaam 10 omvatten. Het flexibele pijpleidinggedeelte kan uit een continue lengte omtrekslichaam 10 bestaan doch kan ook zijn opgebouwd uit onderling door middel van lijm- of lasverbindingen gekoppelde omtrekslichamen 10.

Onder verwijzing naar figuren 3A en 3B worden uitvoeringsvormen van een omtrekslichaam 10 getoond waarbij de dwarsdoorsnede van het omtrekslichaam 10 in de getoonde opgeblazen toestand in hoofdzaak cirkelvormig is. Een dergelijk omtrekslichaam 10 kan worden verkregen door een vlakke folie in de dwarsrichting ervan om te slaan waarbij zijranden van de folie over een bepaalde afstand over elkaar worden gelegd en een overlap 101 vormen. Door de overlappende gedeeltes 101 lokaal te verhitten worden gelaste verbindingsnaden 102 gevormd. In de in figuur 3 A getoonde uitvoeringsvorm verloopt de verbindingsnaad 102 in de lengterichting van het omtrekslichaam 10 en de overlappende gedeeltes 101 in de omtreksrichting 103 van het omtrekslichaam 10. In de in figuur 3B getoonde uitvoeringsvorm verlopen de verbindingsnaden 102 in de lengterichting van het omtrekslichaam 10 en de overlappende gedeeltes 101 in een radiale richting 104 van het omtrekslichaam 10. De verbindingsnaden 102 verlopen hierbij buitenwaarts.

In de in figuur 3C getoonde uitvoeringsvorm is de dwarsdoorsnede van het omtrekslichaam 10 in de getoonde opgeblazen toestand verdeeld in een aantal compartimenten (10a, 10b, 10c, ...). Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt het mogelijk de gemiddelde doorstromingssnelheid voor een zelfde drukverschil te verhogen zonder dat het debiet van het water 2 door de compartimenten (10a, 10b, 10c, ...) noemenswaardig wordt verkleind. De compartimenten (10a, 10b, 10c, ...) zijn gevormd door in de lengterichting van het omtrekslichaam 10 verlopende, tegenover elkaar liggende, omtreksdelen 105 aan elkaar te bevestigen, bijvoorbeeld door lijmen en/of lassen.

De uitvinding betreft eveneens een werkwijze voor het aanleggen van een pijpleiding 1 voor het vervoeren van gronddeeltjesbevattend water 2. Zoals wordt getoond in figuur 4 omvat de werkwijze het verschaffen van een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam 10 met een lengte van tenminste 500 m, waarbij het omtrekslichaam 10 (of meerdere omtreklichamen 10) in opgevouwen toestand met een transportmiddel 20 naar een site wordt getransporteerd, en vervolgens vanaf het transportmiddel 4 wordt afgerold langs een gewenst tracé voor de pijpleiding 1. Door een inlaatdruk aan te leggen wordt het omtrekslichaam vervolgens van de in figuur 4 getoonde in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in de in figuren 3A-3C getoonde opgeblazen toestand wordt gebracht waarin het omtrekslichaam 10 een doorstromingsoppervlak dient te vertonen van tenminste 0,15 m2. Tijdens het op een ondergrond afrollen van het omtrekslichaam 10 beweegt het transportmiddel 4 langs het gewenste tracé van de pijpleiding 1.

Tot slot illustreert figuur 5 een op zich bekende, mogelijke werkwijze voor het aan elkaar lassen van kunststoffolies (10a, 10b) tot een omtrekslichaam 10. De kunststoffolies (10a, 10b) worden middels geleiderollen 30 over een verwarmde wig 31 geleid waarbij de kunststof tenminste gedeeltelijk smelt en smeltlagen 34 vormt, en in de met pijl 33 aangegeven richting tussen drukrollen 32 geleid waarbij de kunststoffolies (10a, 10b) onder druk 35 op elkaar worden gelast. Na afkoeling tot onder het smeltpunt van de kunststof is een verbindingsnaad ontstaan.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden en wijzigingen hieraan kunnen worden aangebracht voor zover deze in het raam vallen van de toegevoegde conclusies.

Claims

Conclusies

1. Werkwijze voor het door een pijpleiding vervoeren van gronddeeltjesbevattend water, waarbij een drukverschil wordt aangelegd tussen een inlaat en een uitlaat voor het water, waarbij de pijpleiding een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam omvat met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het omtrekslichaam is vervaardigd uit met versterkingsvezels versterkte kunststoffolie.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het omtrekslichaam is vervaardigd uit een met kunststoffolie gecoat weefsel van versterkingsvezels.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de kunststof een thermoplastisch polymeer omvat, gekozen uit de groep omvattende Polyurethanen, Vinylpolymeren, zoals bijvoorbeeld Polyvinylchloride, en polyolefmen, zoals bijvoorbeeld polyetheen.
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de versterkingsvezels organische vezels omvatten, bij voorkeur polyestervezels, en/of anorganische vezels, bij voorkeur glasvezels.
6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de treksterkte van de kunststoffolie ten minste 70 kN/m bedraagt, met meer voorkeur ten minste 140 kN/m.
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de lengte van het omtrekslichaam tenminste 500 m bedraagt, met meer voorkeur tenminste 1 km, en met de meeste voorkeur tenminste 2 km.
8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de pijpleiding tussen inlaat en uitlaat in hoofdzaak horizontaal verloopt.
9. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de pijpleiding middels koppelmiddelen gekoppelde omtrekslichamen omvat.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de koppelmiddelen stalen en/of kunststof buizen omvatten.
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de koppelmiddelen lasverbindingen omvatten.
12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het gronddeeltjesbevattende water in een invoerwaterbassin wordt verzameld waarop de inlaat van de pijpleiding aansluit.
13. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het drukverschil tussen inlaat en uitlaat en het doorstromingsoppervlak dusdanig wordt gekozen dat de gronddeeltjes in de pijpleiding in hoofdzaak in suspensie blijven in het water.
14. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dwarsdoorsnede van het omtrekslichaam in opgeblazen toestand in hoofdzaak cirkelvormig is.
15. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dwarsdoorsnede van het omtrekslichaam in opgeblazen toestand is verdeeld in een aantal compartimenten.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de compartimenten zijn gevormd door in de lengterichting van het omtrekslichaam verlopende, tegenover elkaar liggende, omtreksdelen aan elkaar te bevestigen, bijvoorbeeld door lassen.
17. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het gronddeeltjesbevattende water in een uitvoerwaterbassin wordt verzameld waarop de uitlaat van de pijpleiding aansluit, in welk uitvoerwaterbassin de gronddeeltjes bezinken.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de uitlaat van de pijpleiding aansluit op pompmiddelen die het water in het uitvoerbassin pompen.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat het in het uitvoerwaterbassin aanwezige water naar een natuurlijk bassin wordt gevoerd nadat een hoofdzakelijk deel van de gronddeeltjes is bezonken.
20. Werkwijze voor het aanleggen van een pijpleiding voor het vervoeren van gronddeeltjesbevattend water, omvattende het verschaffen van een uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2, het met een transportmiddel naar een site transporteren van het omtrekslichaam in opgevouwen toestand, en het vanaf het transportmiddel afrollen van het omtrekslichaam langs een gewenst tracé voor de pijpleiding.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk dat het transportmiddel tijdens het afrollen langs het tracé voortbeweegt.
22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, waarin een omtrekslichaam wordt verschaft volgens één der conclusies 2-7 en 14-16.
23. Uit kunststoffolie vervaardigd, flexibel omtrekslichaam met een lengte van tenminste 300 m, waarbij het omtrekslichaam van een in hoofdzaak vlakke toestand waarin omtreksdelen op elkaar liggen in een opgeblazen toestand kan worden gebracht waarin het omtrekslichaam een doorstromingsoppervlak vertoont van tenminste 0,15 m2, welk omtrekslichaam kennelijk is bestemd voor een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies.