BE1021457B1

BE1021457B1 - Veiligheidsomheiningpaneel en veiligheidsomheining

Info

Publication number: BE1021457B1
Application number: BE2012/0809A
Authority: BE
Inventors: Bart Korneel Alfons Catteeuw
Original assignee: Betafence Holding Nv
Priority date: 2012-11-29
Filing date: 2012-11-29
Publication date: 2015-11-26
Also published as: EP2941519B1; EP2941519A1; WO2014083497A1; DK2941519T3; ZA201503468B; PL2941519T3; ES2869945T3; LT2941519T; US20150315809A1; RU2015125547A; RU2635698C2; EP3868983A1; HRP20210738T1; US10494833B2; SA515360372B1

Abstract

Deze uitvinding betreft een veiligheidsomheiningpaneel (2), dat met minder materiaal even stevig kan vervaardigd worden als bestaande veiligheidsomheiningpanelen (2), doordat draden (2a) van een eerste set evenwijdige draden (2a, 2b) aan de andere zijde van een tweede set evenwijdige draden (2c) zijn 10 opgesteld dan en op een tussenafstand zijn opgesteld van de rest (2b) van de draden van de eerste set (2a, 2b) en de draden uit de eerste set (2a, 2b) de draden uit de tweede set (2c) kruisen en er op de kruispunten aan gelast zijn. Deze uitvinding betreft eveneens een veiligheidsomheining (1) omvattende een dergelijk veiligheidsomheiningpaneel (2).

Description

VEILIGHEIDSOMHEININGPANEEL EN VEILIGHEIDSOMHEINING

Deze uitvinding betreft een veiligheidsomheiningpaneel voor het in hoge mate verhinderen van doordringen van personen, omvattende een eerste set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden en een tweede set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden, waarbij de draden uit de eerste set en de tweede set elkaar kruisen en waar deze elkaar kruisen onderling gelast zijn. Daarnaast betreft deze uitvinding een veiligheidsomheining omvattende een dergelijk veiligheidsomheiningpaneel.

In deze octrooiaanvraag wordt de term ‘draden’ gebruikt in de betekenis van een langwerpig element of staafvormig element.

Onder de term ‘lassen’ wordt elke bewerking of behandeling begrepen, al dan niet met toevoeging van lasmaterialen of lijmmaterialen of producten, en al dan niet gepaard gaand met een (plaatselijke) verwarming van de te verbinden onderdelen, die een duurzame verbinding tot stand brengt zonder externe koppelmiddelen met een hoofdzakelijk mechanische verbindingsfunctie.

Omheiningen zoals beschreven in EP 2 194 216 Al en DE 10 2010 25 513 Al zijn geen veiligheidsomheiningen van het type waarop deze uitvinding betrekking heeft, gezien deze niet in hoge mate het doordringen van personen kunnen verhinderen.

De klemmen uit de omheining uit EP 2 194 216 Al kunnen eenvoudig gebroken worden, de draden uit de omheiningpanelen uit deze omheining kunnen eenvoudig doorgeknipt worden en een persoon kan eenvoudig overheen een dergelijke omheining klimmen, zodat de hierin beschreven omheining zeker niet ingezet kan worden om doordringen van personen te verhinderen.

Gezien de omheiningpanelen uit de omheining zoals beschreven in DE 10 2010 25 513 Al eenvoudig in elkaar gehaakt kunnen worden, kunnen deze ook eenvoudig terug uit elkaar gehaakt worden, zodat het voor personen bijzonder eenvoudig is om doorheen deze omheining te dringen.

Veiligheidsomheiningen met veiligheidsomheiningpanelen waarop deze uitvinding betrekking heeft, worden meestal opgericht rond te beveiligen gebouwen of gebieden. Zo worden dergelijke omheiningen bijvoorbeeld opgetrokken rond militaire installaties, nucleaire installaties, luchthavens, enz. Deze veiligheidsomheiningen dienen hierbij te verhinderen dat personen tot deze gebouwen of gebieden kunnen doordringen, waarbij ze toch een voldoende zichtbaarheid doorheen deze omheiningen verzekeren. Meestal kan met dergelijke omheiningen verzekerd worden dat personen gedurende een bepaalde tijd de omheining niet kunnen doorbreken of overklimmen, gebruik makend van eenvoudige handwerktuigen. Meestal is een dergelijke omheining ook voorzien van een detectiesysteem dat een alarmsignaal genereert bij een poging tot doorbreken of overklimmen van deze omheining. Alternatief of bijkomend houdt veiligheidspersoneel de omheining in het oog, waarbij ze deze pogingen doorheen de omheining kunnen waarnemen. De genoemde tijd dient dan bij voorkeur overeen te stemmen met de tijd waarbinnen veiligheidspersoneel ter plaatse kan komen.

Draadpanelen met elkaar loodrecht kruisende draden en een aangepaste maasgrootte worden reeds algemeen toegepast als dergelijke veiligheidsomheiningpanelen en zijn bijvoorbeeld beschreven in GB 2 480 913 A, US 2011/0062404 Al en ZA 2005/08877. Hiermee worden, met behulp van palen en aangepaste bevestigingsmiddelen, veiligheidsomheiningen opgericht. In gemonteerde toestand hebben de draadpanelen meestal een kleinere tussenafstand tussen hoofdzakelijk horizontaal opgestelde draden dan tussen hoofdzakelijk verticaal opgestelde draden.

In ZA 2006/09593 is een variant van dergelijke omheiningpanelen beschreven, waarbij de eerste set en de tweede set draden elkaar onder een niet-loodrechte hoek kruisen.

De aanvrager van de huidige octrooiaanvraag heeft daarnaast een stevigere variant van dergelijke veiligheidsomheiningpanelen op de markt onder de naam “Securifor 3D”. Extra stevigheid wordt hierbij bekomen door de veiligheidsomheiningpanelen lokaal te voorzien van een driedimensionale buiging. De draden van de ene set zijn hierbij op een zelfde plaats lokaal voorzien van een buiging. De draden van de andere set strekken zich ter hoogte van deze buiging niet in hetzelfde vlak uit als de draden die naast deze buiging zijn opgesteld.

Het doel van deze uitvinding is om te voorzien in een alternatieve stevigere variant voor een dergelijk veiligheidsomheiningpaneel dat met minder materiaal vervaardigd kan worden om een zelfde ondoordringbaarheid te verzekeren.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een veiligheidsomheiningpaneel voor verhinderen van doordringen van personen, omvattende een eerste set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden en een tweede set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden, waarbij de draden uit de eerste set en de tweede set elkaar kruisen en waar deze elkaar kruisen onderling gelast zijn, waarbij een deel van de eerste set draden aan de andere zijde van de draden van de tweede set is opgesteld dan de rest van de draden van de eerste set, waarbij in dit omheiningpaneel draden uit de tweede set enkel in contact zijn met draden uit de eerste set, waarbij elk van de draden van het deel van de eerste set die aan de andere zijde van de tweede set zijn opgesteld, in lengterichting van de draden van de tweede set gezien op een zekere tussenafstand zijn opgesteld van de rest van de draden van de eerste set en waarbij de draden van de eerst set op een systematische manier alternerend aan de ene zijde van de tweede set draden en aan de andere zijde van de tweede set draden zijn opgesteld.

Door, bij een gelijk aantal draden als bij een draadpaneel volgens de stand van de techniek, nu volgens de uitvinding op een systematische manier afwisselend draden uit de eerste set aan de ene zijde en aan de andere zijde van de draden uit de tweede set te voorzien wordt een steviger paneel bekomen.

Met evenveel materiaal worden dan ook stevigere panelen bekomen, waarmee samen met palen stevigere omheiningen kunnen opgetrokken worden. Hierdoor worden bij omheiningen die dergelijke panelen volgens de uitvinding omvatten en die voorzien zijn van een detectiesysteem dat gebaseerd is op detectie van de beweging van deze panelen, minder valse alarmen gegenereerd, bijvoorbeeld door speling van het paneel in de wind of een vogel die op het paneel neerstrijkt.

Wanneer men even performante omheiningen als de omheiningen volgens de stand van de techniek wenst te bekomen, dan kan dit gerealiseerd worden met minder materiaal.

Doordat de draden van een omheiningpaneel volgens de uitvinding zich gedeeltelijk aan de achterzijde van een hiermee opgetrokken omheining bevinden, is het moeilijker om vanaf de voorzijde van de omheining de draden die zich aan de achterzijde bevinden door te knippen of te breken met gebruikelijke handwerktuigen.

Bij een meer specifieke uitvoeringsvorm strekken de draden uit de tweede set zich hierbij in één vlak uit. Een deel van de draden uit de eerste set strekt zich hierbij dan in een eerste vlak aan de ene zijde van het vlak van de tweede set draden uit, terwijl de rest van de draden uit de eerste set zich in een tweede vlak aan de andere zijde van het vlak van de tweede set draden uit. De genoemde vlakken zijn daarbij evenwijdig aan elkaar opgesteld.

De hoek waaronder de draden uit de eerste set de draden uit de tweede set kruisen is bij een dergelijk draadpaneel volgens de uitvinding bij voorkeur nagenoeg 90°. Alternatief kunnen draden ook onder een helling tussen 25° en 60° voorzien worden en in dat geval voorkeurdragend onder ongeveer 45°.

De tweede set draden van een veiligheidspaneel volgens deze uitvinding strekken zich bij voorkeur in gemonteerde toestand van het paneel hoofdzakelijk verticaal uit. De eerste set draden strekken zich in gemonteerde toestand van het paneel bij voorkeur hoofdzakelijk horizontaal uit.

Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een draadpaneel volgens deze uitvinding zijn de draden van de eerste set alternerend aan de beide zijden van de tweede set draden opgesteld. Per eerste draad wordt hierbij van zijde gewisseld. Op deze manier wordt een uiterst stevig draadpaneel bekomen.

De draden uit een draadpaneel volgens deze uitvinding hebben bij voorkeur een hoofdzakelijk ronde doorsnede. Andere doorsnedes zijn denkbaar, maar minder voorkeurdragend. De draden hebben verder bij voorkeur een diameter tussen 2 en 8 mm, zodat deze niet eenvoudig doorgeknipt kunnen worden. Bij voorkeur zijn de draden hiertoe ook uit staal vervaardigd en dan meer bij voorkeur als staaldraad met een treksterkte tussen 400 N/mm2 en 700 N/mm2.

De draden uit de eerste set zijn volgens de lengterichting van de draden uit de tweede set gezien, bij voorkeur op een tussenafstand tussen 10 en 15 mm van elkaar opgesteld. Meer voorkeurdragend bedraagt deze tussenafstand ongeveer 13 mm.

Met een dergelijke tussenafstand is het voor de meeste personen bijzonder moeilijk om vingers of tenen tussen de horizontale draden aan te brengen, zodat een dergelijk draadpaneel moeilijk te beklimmen is. Ook is het moeilijk om tussen draden met een dergelijke tussenafstand handwerktuigen, zoals bijvoorbeeld een kniptang aan te brengen.

De draden uit de tweede set zijn volgens de lengterichting van de draden uit de eerste set gezien bij voorkeur op een tussenafstand tussen 60 en 140 mm van elkaar opgesteld en dan meer voorkeurdragend op een tussenafstand tussen 80 en 120 mm. Nog meer voorkeurdragend bedraagd deze tussenafstand ongeveer 102 mm.

Bij voorkeur wordt de tussenafstand tussen de eerste set draden gekozen in functie van het verhinderen van het hiertussen aanbrengen van vingers, tenen of voorwerpen, terwijl de tussenafstand tussen de tweede set draden gekozen wordt in functie van de gewenste eindsterkte van het draadpaneel wanneer de gegeven eerste set draden zijn gekend.

Bij een bijzonder stevige variant van een veiligheidsomheinigpaneel volgens deze uitvinding zijn de draden uit de tweede set op een zelfde positie in hun lengterichting gezien, voorzien van een zelfde buiging. Een dergelijk veiligheidsomheiningpaneel is dan analoog als bij Securifor 3D voorzien van een driedimensionale buiging.

Het doel van deze uitvinding wordt eveneens bereikt door te voorzien in een veiligheidsomheining, omvattende een paal en een veiligheidsomheiningpaneel volgens deze uitvinding dat aan deze paal is bevestigd.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een veiligheidsomheiningspaneel en een veiligheidsomheining volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van dit omheiningpaneel en deze omheining aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een deel van een uitvoeringsvorm van een veiligheidsomheining volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld, omvattende een eerste uitvoeringsvorm van een omheiningpaneel volgens deze uitvinding; - figuur 2 een deel van de eerste uitvoeringsvorm van een omheiningpaneel volgens deze uitvinding in zijaanzicht is weergegeven; - figuur 3 een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een omheiningpaneel volgens deze uitvinding in zijaanzicht is weergegeven.

In de figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van een veiligheidsdraadpaneel (2) volgens de uitvinding afgebeeld.

In figuur 3 is een tweede uitvoeringsvorm van een veiligheidsdraadpaneel (2) volgens de uitvinding afgebeeld.

Beide uitvoeringsvormen omvatten een eerste set draden (2a, 2b) die in gemonteerde toestand horizontaal zijn opgesteld en een tweede set draden (2c) die in gemonteerde toestand verticaal zijn opgesteld.

De draden uit de eerste set (2a, 2b) zijn bij de eerste uitvoeringsvorm alternerend (in figuur 1 gezien) aan de voorzijde (2a) en aan de achterzijde (2b) van de draden uit de tweede set (2c) opgesteld en op de plaatsen waar deze de draden uit de tweede set (2c) kruisen, aan deze draden uit de tweede set (2c) gelast.

De draden uit de eerste set (2a, 2b) zijn bij de tweede uitvoeringsvorm per 10 alternerend aan de voorzijde (2a) en aan de achterzijde (2b) van de draden uit de tweede set (2c) opgesteld en op de plaatsen waar deze de draden uit de tweede set (2c) kruisen, aan deze draden uit de tweede set (2c) gelast.

Het aan elkaar lassen van de draden (2a, 2c) kan bijvoorbeeld met een automatische lasmachine. De draden (2a, 2c) van de voorkeursuitvoeringsvormen zijn onderling gelast door een TIG-lasprocédé, waarbij geen lasmateriaal wordt toegevoegd en de lasverbinding wordt bekomen door een versmelting van het materiaal van de draden (2a, 2b, 2c). Minder voorkeurdragend zou ook voor een MIG-lasprocédé gekozen kunnen worden, waarbij de verbinding wordt bekomen door middel van een lasmateriaal dat in gesmolten toestand wordt aangebracht. Ook weerstandslassen behoort tot de mogelijkheden.

De draden (2a, 2b, 2c) zijn vervaardigd uit staal met een laag koolstofgehalte. De treksterkte van deze staaldraden (2a, 2b, 2c) is tussen 400 N/mm2 en 700 N/mm2.

De draden (2a, 2b, 2c) uit beide uitvoeringsvormen hebben een ronde doorsnede met een diameter tussen 2 en 8 mm, zodat ze niet eenvoudig doorgeknipt kunnen worden. De draadpanelen (2) kunnen geplaatst worden met onbedekte en niet nabehandelde draden, maar de draadpanelen (2) kunnen ook eerst verzinkt worden. De draadpanelen (2) met onbedekte draden (2a, 2b, 2c) en de verzinkte draadpanelen (2) kunnen ook achteraf voorzien worden van een kunststofcoating, waarbij polyester of PVC de voorkeur genieten.

Bij voorkeur wordt de tussenafstand tussen de horizontale draden (2a, 2b) gekozen in functie van het verhinderen van het hiertussen aanbrengen van vingers, tenen of voorwerpen, terwijl de tussenafstand tussen de verticale draden (2c) gekozen wordt in functie van de gewenste eindsterkte van het draadpaneel (2) wanneer de gegeven horizontale draden (2a, 2b) zijn gekend.

De afmetingen van de mazen van de meest voorkomende soortgelijke veiligheidspanelen volgens de stand van de techniek met horizontale en verticale draden, bedraagt momenteel 12,7 mm (tussen de horizontale draden) op 76,2 mm (tussen de verticale draden). Om een even stevig paneel te bekomen, met dezelfde soort draden (2a, 2b, 2c), kunnen de mazen van de eerste uitvoeringsvorm van een draadpaneel (2) uit de figuren 1 en 2 gerealiseerd worden met afmetingen 12,7 mm (tussen de horizontale draden) op 101,6 mm (tussen de verticale draden). Hiermee wordt dan een gewichtsreductie van 2,5% gerealiseerd.

Met even grote mazen wordt een paneel volgens deze uitvinding meer dan tweemaal zo sterk als de meest voorkomende soortgelijke veiligheidspanelen volgens de stand van de techniek.

Oneindig veel varianten van veiligheidsdraadpanelen (2) volgens de uitvinding zijn denkbaar, zoals bijvoorbeeld varianten voorzien van bijkomende eindverstevigingen, zoals bijvoorbeeld beschreven in US 2011/0062404 Al en/of voorzien van bijkomende elementen, zoals bijvoorbeeld beschreven in GB 2 480 913 A en/of voorzien van een derde set evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden die de eerste en/of de tweede set draden kruisen en hieraan zijn verbonden ter hoogte van de kruispunten, en/of met variaties van hoeken waaronder de draden elkaar kruisen, zoals bijvoorbeeld beschreven in ZA 2006/09593, enz.

In figuur 1 zijn draadpanelen (2) volgens de eerste uitvoeringsvorm met behulp van aangepaste klemmen (4) en bouten (5) aan omheiningpalen (3) bevestigd om tot een veiligheidsomheining (1) volgens deze uitvinding te komen. De omheiningpalen (3) kunnen hierbij bijvoorbeeld in beton in de grond opgesteld zijn of kunnen bijvoorbeeld verankerd zijn aan een voet.

Er zijn ook oneindig veel varianten van veiligheidsomheiningen (1) met omheiningpanelen (2) volgens deze uitvinding denkbaar. Zo kunnen alternatieve klemmen (5) ingezet worden, of kunnen alternatieve omheiningpalen (3) ingezet worden, of kunnen de omheiningpanelen (2) met doorlopende platen die de corresponderende zijde van de omheiningpalen (3) minstens gedeeltelijk afdekken aan deze omheiningpalen (3) vastgebout zijn, enz.

Claims

CONCLUSIES

1. Veiligheidsomheiningpaneel (2) voor het in hoge mate verhinderen van doordringen van personen, omvattende een eerste set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden (2a, 2b) en een tweede set zich hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar uitstrekkende draden (2c), waarbij de draden uit de eerste set (2a, 2b) en de tweede set (2c) elkaar kruisen en waar deze elkaar kruisen onderling gelast zijn, met het kenmerk dat een deel (2a) van de eerste set draden (2a, 2b) aan de andere zijde van de draden (2c) van de tweede set is opgesteld dan de rest (2b) van de draden van de eerste set (2a, 2b), dat in dit omheiningpaneel (2) draden uit de tweede set (2c) enkel in contact zijn met draden uit de eerste set (2a, 2b), dat elk van de draden van het deel (2a) van de eerste set (2a, 2b) die aan de andere zijde van de tweede set (2c) zijn opgesteld, in lengterichting van de draden (2c) van de tweede set gezien op een zekere tussenafstand zijn opgesteld van de rest (2b) van de draden van de eerste set (2a, 2b) en dat de draden van de eerste set op een systematische manier alternerend aan de ene zijde van de tweede set draden en aan de andere zijde van de tweede set draden zijn opgesteld.
2. Veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de tweede set draden (2c) zich in gemonteerde toestand van het paneel (2) hoofdzakelijk verticaal uitstrekken.
3. Veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste set draden (2a, 2b) zich in gemonteerde toestand van het paneel hoofdzakelijk horizontaal uitstrekken.
4. Veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden van de eerste set (2a, 2b) alternerend aan de beide zijden van de tweede set draden (2c) zijn opgesteld.
5. Veiligheidsomheiningspaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden (2a, 2b, 2c) een hoofdzakelijk ronde doorsnede hebben.
6. Veiligheidsomheiningspaneel (2) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de draden (2a, 2b, 2c) een diameter tussen 2 en 8 mm hebben.
7. Veiligheidsomheiningspaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden (2a, 2b, 2c) uit staal zijn vervaardigd.
8. Veiligheidsomheiningspaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden uit de eerste set (2a, 2b) volgens de lengterichting van de draden uit de tweede set (2c) gezien op een tussenafstand tussen 10 en 15 mm van elkaar zijn opgesteld.
9. Veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden uit de tweede set (2c) volgens de lengterichting van de draden uit de eerste set (2a, 2b) gezien op een tussenafstand tussen 60 en 140 mm van elkaar zijn opgesteld.
10. Veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden uit de tweede set (2c) op een zelfde positie in hun lengterichting gezien, voorzien zijn van een zelfde buiging.
11. Veiligheidsomheining (1), omvattende een paal (3) en een veiligheidsomheiningpaneel (2) volgens één van de voorgaande conclusies dat aan deze paal (3) is bevestigd.