BE1020606A3 - Ronde balenpers met riemgeheel en werkwijze voor het fabriceren van een rol voor een riemgeheel. - Google Patents

Description

RONDE BALENPERS MET RIEMGEHEEL EN WERKWIJZE VOOR HET FABRICEREN VAN EEN ROL VOOR EEN RIEMGEHEEL

BESCHRIJVING

Deze uitvinding heeft betrekking op een riemgeheel voor een ronde balenpers.

Ronde balenpersen zijn relatief gangbaar geworden wegens hun capaciteit om een cilindrische baal met een praktische grootte te produceren, die heel dikwijls automatisch omwikkeld wordt met een bekledingsmateriaal zoals een net of een folie. Ronde balenpersen hebben over het algemeen een balénkamer die gedefinieerd wordt door een paar op een zekere afstand van elkaar gelegen zijwanden en een groot aantal evenwijdige riemen die meegenomen worden rond een groot aantal rollen die zich uitstrekken tussen de zijwanden. Een opraapiriechanisme raapt oogstmateriaal, zoals hooi, op van de grond wanneer de balenpers over het veld rijdt, en dit wordt vervolgens toegevoerd aan een vaste of uitzetbare kamer waar het opgerold wordt om een compact cilindrisch pakket hooi te vormen. Terwijl het pakket nog altijd in de balenkamer zit in zijn compacte vorm, wordt het buitenvlak ervan omwikkeld met touw of ander omwikkelmateriaal, zoals folie of een net, voordat de omwikkelde baal uit de kamer op de grond wordt geworpen om verder behandeld te worden.

In een ronde balenpers van dit type is er een probleem met het leiden van de riemen. Wanneer gewas binnenkomt tussen de riemen, heeft het de neiging rond de rollen te wikkelen en de riemen zijdelings te verplaatsen. Wanneer naburige riemen in contact komen met elkaar, leidt de wrijving tot aanzienlijke slijtage van de riemen. Meerdere pogingen werden gedaan om het probleem met het leiden van de riemen op te lossen. Deze riemgeleidingsproblemen zijn bijzonder relevant wanneer de ronde balenpers een groot aantal veeleer smalle evenwijdige riemen bevat die dichtbij elkaar zijn aangebracht. Wanneer de evenwijdige loop van de riemen niet voldoende verzekerd is, lopen de naburige riemen het risico met elkaar in contact te komen of in elkaar verstrikt te raken.

De Europese octrooiaanvraag EP2272320 stelt een aandrijfrol voor vlakke riemen voor, waarbij de rol een mantel bevat met groeven die in wezen niet evenwijdig lopen met de verplaatsingsrichting van de riem, bv. in een visgraatpatroon. De groeven verschaffen een pad om vocht of vreemd materiaal te verplaatsen vanaf het aandrijvende oppervlak tussen de rol en de vlakke riem.

De Britse octrooiaanvraag GB2201630 heeft betrekking op een balenpers waarvan de rollen uitgerust zijn met rubberen kragen met doorlopende groeven erin, in de vorm van ringen, die onderaan samenlopen. Er zijn 10 tot 200 groeven per 10 mm kraaglengte. Het grote aantal smalle groeven laat vloeistof van het aandrijvende oppervlak tussen de rol en de vlakke riem ontsnappen. US-octrooi US5213202 stelt een vergelijkbare aanpak voor, waarbij de rollen tegenover elkaar gelegen schroefvormige groeven bevatten.

US-octrooi US5941168 stelt een balenpers voor met riemen over de volledige breedte, die zich in wezen over de hele dwarse afstand vanaf één van de zijwanden van de balenkamer tot aan de andere zijwand uitstrekken. Een rol voor het geleiden van de riem bevat een spiraalvormige structuur waarbij de spiraal fungeert als vijzel om deeltjes vuil van het midden weg te voeren naar het uiteinde van de rol. De riem kan een stel noppen bevatten die zich in de dwarsrichting uitstrekken over het binnenvlak van de riem om veevoer mee te nemen en dit naar de spiraal op de respectieve rol te vegen, en om te helpen het materiaal in stukken te breken.

US-octrooi US4428282 stelt een balenpers voor met rollen met een groot aantal bussen erop, die elk telkens onder een van de riemen liggen en die de randen in de lengterichting van de vlakke riemen ondersteunen zonder contact te maken met het middendeel van de rol om de neiging van de rol te verminderen om met oogstmateriaal omwikkeld te worden. Een dergelijke aanpak is voorgesteld in US-octrooi US5749289.

Het Duitse gebruiksmodel DE20110054 stelt een ronde balenpers voor met rollen met een groot aantal bussen die smaller zijn dan de riemen. De bussen van één rol zijn verschoven t.o.v. de bussen van een andere rol, om een correctie in de loop van de riem te veroorzaken.

Het Duitse gebruiksmodel DE7513533 stelt een ronde balenpers voor met rollen met sferische uitsteeksels die geconfigureerd zijn om het middendeel van de riem op te heffen en de riem op het uitsteeksel te houden.

Het doel van de uitvinding is een riemgeheel te verschaffen voor een balenpers met meerdere riemen, met verbeterde riemgeleidingscapaciteiten en een eenvoudige constructie.

Het voorwerp van de uitvinding is een ronde balenpers te verschaffen, bestaande uit een balenkamer met een riemgeheel voor het rollen van een baal, waarbij het geheel een groot aantal evenwijdig naast elkaar gelegen riemen bevat die rond rollen gesleept worden die dwars op de riemen staan, waarbij de rollen een as bevatten met een groot aantal riemaandrijvende bussen erop gemonteerd en waarbij de riemaandrijvende bussen een groef bevatten aan de omtrek en de riemen een in de lengte lopend uitsteeksel bevatten dat geconfigureerd is om de riem de groef van de riemaandrijvende bus te laten volgen.

De as heeft bij voorkeur een effen oppervlak en de riemaandrijvende bussen een hoogte (H) groter dan de diepte (d) van de groef.

De diepte (d) van de groef bedraagt bij voorkeur 30% tot 70% van de hoogte (H) van de riemaandrijvende bus.

De riemaandrijvende bussen bevatten bij voorkeur een groot aantal onderling verbonden kanalen in het binnenvlak van de riemaandrijvende bus, waarbij de kanalen verbonden zijn met een opening in het buitenvlak van de riemaandrijvende bus via dewelke lijm wördt toegevoerd tussen het binnenvlak van de riemaandrijvende bus en het buitenvlak van de as.

Bij voorkeur worden de riemaandrijvende bussen naast elkaar op de as gemonteerd en zijn ze breder dan de breedte van de riem.

De riemaandrijvende bussen hebben bij voorkeur een convex buitenvlak waarin de groeven zijn gevormd.

De in de lengte lopende uitsteeksels van de riemen hebben een getande doorsnede in de lengterichting.

De riemaandrijvende bussen zijn bij voorkeur gemaakt van rubber of harde kunststof.

Bij voorkeur bevatten de riemaandrijvende bussen een groot aantal omtreksgroeven en bevatten de riemen een groot aantal in de lengte lopende uitsteeksels die geconfigureerd zijn om de riem de groeven van de riemaandrijvende bus te laten volgen.

Een ander voorwerp van deze uitvinding is een werkwijze te verschaffen voor het vervaardigen van de rol voor een ronde balenpers volgens het voorgaande voorwerp van de uitvinding, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het monteren van een groot aantal riemaandrijvende bussen op de as door: de as in de centrale opening van het grote aantal riemaandrijvende bussen te steken; de respectieve riemaandrijvende bussen langs de as tot in de gewenste positie op de as te schuiven; en het grote aantal riemaandrijvende bussen op de as te bevestigen.

Bij voorkeur bevat de werkwijze bovendien de stappen van het monteren van het groot aantal riemaandrijvende bussen op de as, waarbij elke riemaandrijvende bus een groot aantal onderling verbonden kanalen in het binnenvlak van de riemaandrijvende bus bevat, waarbij de kanalen verbonden zijn met een opening in het buitenvlak binnenvlak van de riemaandrijvende bus en waarbij het grote aantal riemaandrijvende bussen op de as bevestigd wordt door: via de opening tussen het binnenvlak van de riemaandrijvende bus en het buitenvlak van de as lijm toe te voeren; en de lijm te laten uitharden.

De werkwijze omvat bij voorkeur het naast elkaar monteren van het grote aantal riemaandrijvende bussen op de as.

Bij wijze van voorbeeld wordt het voorwerp van de uitvinding geïllustreerd door middel van tekeningen van een uitvoeringsvorm, waarbij:

Fig. 1 een zijaanzicht is van een typische ronde balenpers waarop deze uitvinding van nut is en een balenkamer weergeeft die geconfigureerd is aan het begin van een baalvormingscyclus;

Fig. 2 een zijaanzicht is van de balenpers voor de landbouw van Fig. 1 waarbij de balenkamer geconfigureerd is in een toestand aan het einde van een baalvormingscyclus,

Fig. 3 een rol van het riemgeheel weergeeft;

Fig. 4 een deel van een riem weergeeft;

Fig. 5 een deel van het riemgeheel weergeeft;

Fig. 6 een enkele bus in dwarsdoorsnede weergeeft;

Fig. 7 een uitvoeringsvorm weergeeft van een bus met meerdere groeven en een riem met meerdere groeven.

Veel van de bevestigingen, verbindingen, processen en andere middelen en onderdelen die gebruikt worden in deze uitvinding zijn ruim bekend en worden gebruikt in het toepassingsgebied van de beschreven uitvinding en hun exacte aard of type zijn niet noodzakelijk voor een vakman om de uitvinding te begrijpen en te gebruiken, en zullen daarom niet in detail worden besproken. Alle verwijzingen in deze beschrijving naar de termen "links" of "rechts" worden louter gebruikt voor het gemak, en zijn bepaald vanuit het oogpunt van een persoon staande aan de achterkant van de machine en kijkend in de normale verplaatsingsrichting ervan. Zo ook zijn "voorwaarts" en "achterwaarts" bepaald ten opzichte van de normale rijrichting. De richtingen "omhoog" en "omlaag" zijn ten opzichte van de grond of het werkoppervlak net als verwijzingen naar "horizontale" of "verticale" vlakken. Bovendien kunnen de verschillende onderdelen die hierin weergegeven of beschreven zijn voor een specifieke toepassing van deze uitvinding gewijzigd of aangepast worden als zijnde voorzien door deze uitvinding en kan de praktijk van een specifieke toepassing van een element al ruim bekend zijn of gebruikt worden door vaklui en zullen ze daarom hier niet in meer detail worden besproken. Bij het verwijzen naar de figuren zijn vergelijkbare onderdelen op alle figuren identiek genummerd.

Met verwijzing naar de figuren 1 en 2, wordt een algemeen welbekende ronde balenpers 10 weergegeven die bestaat uit een hoofdframe 11 dat vooraan uitloopt in een dissel 12 en achterwaarts gedeeltelijk voorbij uitsteekt een dwarsas waarop een paar wielen 14 (waarvan slechts één is weergegeven) is gemonteerd, zodat aldus een door wielen ondersteund hoofdframe wordt gevormd. Het hoofdframe 11 draagt een groot aantal beweegbare riemen 130, dwars opgesteld vaste rollen 30 en riemgeleidingsrollen 40a, 40b die samen met een paar over het algemeen evenwijdig en tegenover elkaar gelegen zijwanden een uitzetbare balenkamer 18 vormen. Afgesneden oogstmateriaal 1 wordt opgeraapt door een transversale opraper 19 en toegevoerd aan de balenkamer 18 waar het tot een cilindervormige baal 2 wordt omgevormd door de beweging van de riemen 130 en rollen 30. Een voltooide baal 2, d.w.z. een die gewenste diameter bereikt heeft, zoals weergegeven in Fig. 2, wordt daarna omwikkeld met touw of omwikkelmateriaal om de vorm van de baal nadat hij uit de balenpers is gestoten, te behouden. Bij voltooiing van het omwikkelproces scharniert de achterklep 13 naar boven om het achterwaartse gedeelte van de balenkamer 18 te openen en de baal 2 op de grond te werpen.

Vaste in de balenkamer 18 aangebrachte rollen 30 bestaan uit ten minste een onderste rol 31 en een startrol 32 die dwars opgesteld staan ten opzichte van het hoofdframe. Andere vaste rollen (bv. 36) kunnen gebruikt worden om verder de onderste en voorwaartse gedeelten van de omtrek van de balenkamer te bepalen. Vaste rollen 30 worden aangedreven in de weergegeven richting d.m.v. conventionele middelen (d.w.z. kettingen en kettingwielen of tandwielen) die verbonden zijn met en aangedreven worden door de aftakas van een trekker (niet weergegeven). De onderste rol 31 en de startrol 32 zijn op een zeker afstand van elkaar gelegen om een vernauwing of gewasinvoeropening 50 te vormen waardoor het oogstmateriaal de balenkamer binnenkomt. De achterwaartse en bovenste gedeelten van de balenkamer 18 worden gedefinieerd door beweegbare riemen 130 (respectievelijk weergegeven als 130a en 130b in de balenkamer), een groot aantal naast elkaar gelegen riemen die de geleidingsrollen 40a, 40b zo omspannen dat ze de uitzetbare balenkamer 18 vormen. De riemen worden aangedreven door aandrijfrol 49 om rond de geleidingsrollen 40a, 40b te bewegen, algemeen gezien volgens de richting van de klok rond de balenkamer zoals getoond, waardoor ze, samen met de rotatie van de vaste rollen 30, ervoor zorgen dat het binnenkomende oogstmateriaal algemeen gezien volgens de wijzers van de klok opgerold wordt om de baal te vormen.

Sommige van de riemgeleidingsrollen 40a, 40b zijn op een riemspanarm 60 aangebracht, meer specifiek een eerste geleidingsrol 44 en een tweede geleidingsrol 45, waarbij ze de beweging van de riemen 130 controleren naarmate de baal tijdens zijn vorming in de kamer in volume toeneemt. De eerste en tweede geleidingsrollen 44, 45 zijn dichtbij elkaar aangebracht, gescheiden door een voldoende ruimte om de riemen door te laten en om contact te voorkomen tussen de parten van de riemen die zich in de tegenovergestelde richting door de ruimte bewegen. De geleidingsrollen 44, 45 zijn zo gepositioneerd dat een eerste part van de riemen 130a niet ondersteund wordt tussen de onderste losse rol 41 en de eerste geleidingsrol 44, en een tweede part van de riemen 130b zich tussen de tweede geleidingsrol 45 en de voorste losse rol 42 uitstrekt. Wanneer de balenkamer leeg is of de kern van een baal wordt gevormd, zullen de riemen ruwweg gezien een recht pad volgen tussen de rollen en zo een kamer definiëren met een over het algemeen verticaal lopend part van de riemen achteraan in de kamer en een over het algemeen horizontaal lopend part van de riemen bovenaan in de kamer. Zo wordt een kernvormingskamer gecreëerd met een achterste begrenzing en een bovenste begrenzing die over het algemeen onderling een rechte hoek vormen. Naarmate de baal in volume toeneemt, zullen de riemen de omtrek volgen van de baal in de kamer en zal de hoek tussen de achteraan en bovenaan gelegen parten toenemen tot ze bijna een raaklijn vormen ten opzichte van de baal wanneer deze volledig gevormd is.

De riemspanarm 60 is scharnierbaar verbonden met frame 11 in een scharnierpunt 62 dat over het algemeen boven de balenkamer en lichtjes voor de middellijn van de baal is geplaatst. Spanarm 60 is scharnierbaar tussen een over algemeen gezien eerste en tweede positie, en wordt tussen deze posities verplaatst door de actuator 65 om de goede riemspanning ten opzichte van de uitzettende gewasrol te behouden. Riemopneem- en opspantoestellen van dit type zijn welbekend volgens de stand van de techniek en worden dan ook in dit octrooi niet verder in detail besproken. Voorbeelden van opneemtoestellen zijn beschreven in de octrooien US 4.870.812 en US 5.367.865, beide van Jennings et al., die hier beide bij wijze van referentie worden vermeld. De eerste positie komt overeen met die welke is weergegeven in Fig. 1 waarin een baal begint gevormd te worden. Deze eerste positie wordt ook de baalkernvormingspositie genoemd. De tweede positie, weergegeven in Fig. 2 komt overeen met een baal die een gewenste grootte heeft bereikt en klaar is om uit de balenpers te worden gestoten.

Deze uitvinding heeft betrekking op een riemgeheel dat bestaat uit de riemgeleidingsrollen 40a, 40b, 41, 42, 44 en 49, en het groot aantal naast elkaar gelegen riemen 130. Meer bepaald heeft de uitvinding betrekking op de aan de binnenkant gelegen riemgeleidingsrollen 40a, 41,42, 44, 49 die zich binnen in de lus bevinden die gevormd wordt door de riemen 130 en die contact maken met het oppervlak van de riemen 130 dat tegenover het contactoppervlak met de baal is gelegen. De binnenin de riemen lopende rollen van het riëmgeheel, zoals weergegeven in Fig. 3, bevatten een effen as 111, waarop een groot aantal riemaandrijvende bussen 120 zijn gemonteerd. Elke bus 120 is bij voorkeur geconfigureerd om een enkelvoudige riem 130 aan te drijven. De bussen 120 moeten minstens één omtreksgroef 121 bevatten, bij voorkeur in het midden, die de spievormig is en de vorm kan hebben van een trapezium, een driehoek of een halve cirkel. De riemen 130 bevatten minstens één in de lengte lopend uitsteeksel 131 dat in groef 121 kan lopen. Terwijl het riemgeheel wordt aangedreven, worden de riemen geleid in de groeven 121 en wordt zo de zijwaartse verplaatsing ervan voorkomen doordat de zich in de lengte uitstrekkende uitsteeksels 131 in de groeven 121 lopen.

De riemaandrijvende bussen 120 kunnen een convex buitenvlak 125 hebben waarin de groeven 121 gevormd zijn om het geleiden van de riem nog te verbeteren, aangezien de spanning in de riem 130 in zijn centrale deel toeneemt en zo de riem dwingt naar het midden van de bus te lopen.

Het in de lengte lopende uitsteeksel 131 kan een in de lengte getande dwarsdoorsnede hebben, zoals weergegeven in Fig. 4. De tanden 135 van het in de lengte lopende uitsteeksel 131 kunnen de vorm hebben van een driehoek, een spie of een halve cirkel. De getande vorm vergemakkelijkt het buigen van de riem 130 over rollen met een kleine diameter en maakt het mogelijk een relatief hoog en stijf uitsteeksel 131 te vormen, wat het geleiden van de riem vergemakkelijkt en de duurzaamheid ervan verbetert. Bovendien werken de tanden 135 als een schraper om de deeltjes vuil uit de groef 121 van de riemaandrijvende bussen 120 te verwijderen.

Zoals weergegeven in Fig. 5 die een deel van het riemgeheel voor een enkele riem met twee rollen 40a, 40b toont, moeten alleen de binnenin de riemen lopende rollen 40a die contact maken met de kant van de riem 130 met het of de uitsteeksels uitgerust zijn met riemaandrijvende bussen 120, terwijl de aan de buitenkant van de riemen lopende rollen 40b die contact maken met het werkoppervlak van de riem 130 effen mogen zijn.

De riemaandrijvende bussen 20 liggen bij voorkeur naast elkaar, zoals weergegeven in Fig. 3. De breedte van een enkele bus 120 is groter dan de breedte van de riem 130 om speling mogelijk te maken tussen de riemen, via dewelke deeltjes vuil van tussen de riemen verwijderd kunnen worden.

Een individuele bus voor elke riem vergemakkelijkt de assemblage van de rol en vermindert de fabricagekosten. Zulke constructie is universeel en kan op een gelijkwaardige manier toegepast worden op balenpersen met sterk uiteenlopende groottes, zoals balenpersen met 6, 7 of 8 riemen. Een gewenst aantal bussen 120 wordt naast elkaar geplaatst op de effen as 111.

Zoals weergegeven in Fig. 6, kunnen de riemaandrijvende bussen 120 een groot aantal verbonden kanalen 126 bevatten in het binnenvlak 124 van de bus 120. De kanalen 126 zijn verbonden met een opening 127 in het buitenvlak van de bus, bij voorkeur in het centrale gedeelte van de groef 121. Nadat de bussen 120 op de as geplaatst zijn, kan een vloeibare lijm ingebracht worden via de opening 127 om ze door de kanalen 126 te verspreiden. Daarna kan de rol met de lijm in een oven gestopt worden om de lijm uit te harden om de bus 120 met de as 111 te verbinden.

De hoogte H van de riemaand rijvende bus 120 is hoger dan de diepte d van de groef 121 om het monteren van de bus 120 op een effen as 111 te vergemakkelijken. Op die manier kunnen de riemaandrijvende bussen 120 op de as 111 gemonteerd worden door de as 111 in de centrale opening van de riemaandrijvende bussen 120 te steken en daarna de respectieve riemaandrijvende bussen 120 langs de as 111 naar de gewenste positie op de as 111 te schuiven waar ze op de as 111 bevestigd kunnen worden.

De riemaandrijvende bussen 120 zijn bij voorkeur gegoten van rubber of harde kunststof, zodat ze relatief goedkoop in grote reeksen te produceren zijn en ze universeel zijn voor verschillende types riemsamenstellingen.

Voor een typische 15 cm brede riem hebben de onderdelen van het riemgeheel volgens de voorgestelde uitvoeringsvorm de volgende afmetingen. De speling tussen de riemen is ca. 10 mm tot 15 mm, d.w.z. ongeveer 7%-10% van de riembreedte. De hoogte H van de riemaandrijvende bussen 120 is ca. 10 tot 20 mm, terwijl de diepte d van de groef ongeveer 30%-70% van de bushoogte H bedraagt, bij voorkeur 50%. De kanalen 126 kunnen een diepte hebben van ongeveer 1 à 3 mm en een breedte van ongeveer 3 à 5 mm.

Zoals weergegeven in Fig. 7 kunnen de riemaandrijvende bussen 120 een aantal groeven 121, 122, 123 bevatten om de riemgeleidende prestaties ervan nog te verhogen voor een riem 130 met een groot aantal in de lengte lopende uitsteeksels 131, 132, 133.

Claims (12)

1. Ronde balenpers, bestaande uit een balenkamer met een riemgeheel voor het rollen van een baal, waarbij het geheel een groot aantal evenwijdig naast elkaar gelegen riemen (130) bevat die rond rollen (40a) gesleept worden die dwars op de riemen (130) staan, waarbij de rollen (40a) een as (111 ) bevatten met een groot aantal riemaandrijvende bussen (120) erop gemonteerd, gekenmerkt doordat de riemaandrijvende bussen (120) een groef bevatten aan de omtrek en de riemen (130) een in de lengte lopend uitsteeksel (131) bevatten dat geconfigureerd is om de riem (130) de groef (121) van de riemaandrijvende bus (120) te laten volgen.

2. Ronde balenpers volgens conclusie 1, met het kenmerk dat as (111 ) een effen oppervlak heeft en de riemaandrijvende bussen (120) een hoogte (H) groter dan de diepte (d) van de groef (121 ).

3. Ronde balenpers volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de diepte (d) van de groef 30% tot 70% bedraagt van de hoogte (H) van de riemaandrijvende bus (120).

4. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de riemaandrijvende bussen (120) een groot aantal onderling verbonden kanalen (126) bevatten in het binnenvlak (124) van de riemaandrijvende bus (120), en de kanalen (126) verbonden zijn met een opening (127) in het buitenvlak (125) van de riemaandrijvende bus (120) via dewelke lijm wordt toegevoerd tussen het binnenvlak van de riemaandrijvende bus (120) en het buitenvlak van de as (111 ).

5. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de riemaandrijvende bussen (120) naast elkaar gemonteerd zijn op de as (111 ) en breder zijn dan de breedte van de riem (110).

6. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met net kenmerk dat de riemaandrijvende bussen een convex buitenvlak (125) hebben waarin de groeven (121 ) zijn gevormd.

7. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de in de lengte lopende uitsteeksels (131) van de riemen (130) een getande doorsnede hebben in de lengterichting.

8. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de riemaandrijvende bussen (120) gemaakt zijn van rubber of harde kunststof.

9. Ronde balenpers volgens een of meerdere van de vorige conclusies, met het kenmerk dat de riemaandrijvende bussen (120) een groot aantal omtreksgroeven (121, 122, 123) bevatten en de riemen (130) een groot aantal in de lengte lopende uitsteeksels (131, 132,133) bevatten die geconfigureerd zijn om de riem (130) de groeven (121, 122, 123) van de riemaandrijvende bus (120) te laten volgen.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van de rol (40a) voor een ronde balenpers volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de werkwijze de volgende stappen bevat: - het monteren van het groot aantal naast elkaar gelegen riemaandrijvende bussen (120) op de as (111 ) door: o de as (111 ) in de centrale opening van het grote aantal riemaandrijvende bussen (120) te steken; o de respectieve riemaandrijvende bussen (120) langs de as (111 ) tot in de gewenste positie op de as (111 ) te schuiven; en - en het grote aantal riemaandrijvende bussen (120) op de as (111 ) te bevestigen.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, gekenmerkt doordat de werkwijze bovendien de volgende stappen bevat: - het monteren van het groot aantal riemaandrijvende bussen (120) op de as (111), waarbij elke riemaandrijvende bus (120) een groot aantal onderling verbonden kanalen (126) bevat in het binnenvlak (124) van de riemaandrijvende bus (120), waarbij de kanalen (126) verbonden zijn met een opening (127) in het buitenvlak (125) van de riemaandrijvende bus (120), - het bevestigen van het grote aantal riemaandrijvende bussen (120) op de as: o toevoeren van lijm, via de opening (127), tussen het binnenvlak van de riemaandrijvende bus (120) en het buitenvlak van de as (111); en o het uitharden van de lijm.

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11 .gekenmerkt door het naast elkaar monteren van het groot aantal riemaandrijvende bussen (120) op de as (111 ).