BE1020301A5 - Inrichting voor het blokkeren van een roteerbare kraan op een voertuig. - Google Patents

Abstract

Een inrichting (10), en een werkwijze, voor het blokkeren van een roteerbare kraan (70), monteerbaar op een voertuig (80). De inrichting (10) omvat een voet (11), die vast verbonden kan worden met het voertuig; een rotatiesysteem (12), roteerbaar ten opzichte van de voet, en aandrijfbaar door een aandrijving (20), om zo de kraan te doen roteren; en blokkeermiddelen (30,35) om de rotatie van de rotatiesysteem (12) ten opzichte van de voet (11) te blokkeren, waarbij de blokkeermiddelen (30,35) onafhankelijk zijn van de aandrijving (20).

Description

INRICHTING VOOR HET BLOKKEREN VAN EEN ROTEERBARE KRAAN

OP EEN VOERTUIG

Technisch gebied van de uitvinding

Onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor het blokkeren van een roteerbare kraan die monteerbaar is of gemonteerd is op een voertuig. De kraan kan roteerbaar zijn om een verticale as.

Stand van de techniek

Roteerbare kranen op voertuigen worden voor talloze toepassingen en in vele inrichtingen gebruikt, zoals bv. voor het laden en lossen van goederen, voor het manipuleren van langhout zoals boomstammen, voor het ruimen van grachten, voor het maaien van bermen, enz.

In octrooi NL1025137 wordt een beladingssysteem voor vracht-vervoermiddelen met een laadvloer geopenbaard, in het bijzonder geschikt voor vrachtwagens, alsmede een kraan voor toepassing in een dergelijk beladingssysteem.

BE1017636 beschrijft een inrichting voor het ruimen van grachten.

Een probleem bij roteerbare kranen op voertuigen is dat op de draaikrans van de kraan dikwijls zeer grote krachten worden uitgeoefend. Hierdoor treedt relatief snel slijtage op, wat de levensduur van de draaikrans sterk beperkt.

Samenvatting van de uitvinding

Uitvoeringsvormen volgens de uitvinding lossen één of meer problemen op van reeds bekende roteerbare kranen op voertuigen; deze problemen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, levensduur en veiligheid.

Volgens een eerste aspect van de uitvinding omvat de uitvinding een inrichting voor het blokkeren van een roteerbare kraan die monteerbaar is of gemonteerd is op een voertuig, de inrichting omvattende: een voet, dusdanig monteerbaar of gemonteerd op het voertuig dat de voet vast is verbonden met het voertuig; een rotatiesysteem voor de kraan, roteerbaar ten opzichte van de voet, en aangepast om aangedreven te worden door een aandrijving, om zo de kraan te doen roteren; waarbij de inrichting blokkeermiddelen omvat om de rotatie van het rotatiesysteem ten opzichte van de voet te blokkeren, waarbij de blokkeermiddelen onafhankelijk zijn van de aandrijving van het rotatiesysteem.

Het rotatiesysteem kan een draaikrans omvatten.

De uitvinding omvat eveneens een kraan die een dergelijke inrichting omvat, en een voertuig dat een dergelijke kraan omvat.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding omvat de uitvinding een werkwijze voor het blokkeren van een roteerbare kraan die is gemonteerd op een voertuig, de werkwijze omvattende: aandrijven van een rotatiesysteem van de kraan, waardoor het rotatiesysteem en de kraan roteren ten opzichte van een voet die vast verbonden is met het voertuig; waarbij de werkwijze blokkeren van de rotatie van het rotatiesysteem ten opzichte van de voet omvat, waarbij het blokkeren onafhankelijk is van het aandrijven van het rotatiesysteem.

Het rotatiesysteem kan een draaikrans omvatten.

In plaats van een draaikrans kan het rotatiesysteem ook bv. een tandwiel op een verticale as die draait in lagers omvatten; een dergelijk systeem wordt toegepast bij kleine vrachtwagenkranen.

De uitvinding kan onder meer worden toegepast bij kranen voor het laden en lossen van goederen, voor het manipuleren van langhout zoals boomstammen, voor het ruimen van grachten, voor het maaien van bermen, Ook bij standaard graafkranen, op rupsen of op banden, kan de uitvinding worden toegepast.

Korte beschrijving van de figuren

Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het ruimen van grachten, waarbij een roteerbare krâàn op een voertuig wordt gebruikt.

Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van een aandrijving van een draaikrans voor een roteerbare kraan.

Fig. 3a is een schematisch zijaanzicht van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding van een inrichting die middelen omvat om een roteerbare kraan te blokkeren.

Fig. 3b is een schematisch zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding van een dergelijke inrichting.

Fig. 3c is een schematische voorstelling van een doorsnede van een schijfrem.

Fig. 4 is een voorstelling van een vrachtwagen waarop een roteerbare kraan is gemonteerd.

Fig. 5 is een voorstelling van een roteerbare kraan.

In de figuren verwijzen gelijke referentienummers naar gelijke of analoge elementen.

Uitvoeringsvormen

De huidige uitvinding zal beschreven worden aan de hand van bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde figuren. De uitvinding is echter hiertoe niet beperkt, maar ze is enkel beperkt door de beschermingsomvang van de conclusies. De figuren zijn slechts schematisch en niet beperkend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige elementen uitvergroot en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met de actuele afmetingen van fysische uitvoeringsvormen.

Verder worden de termen eerste, tweede, derde en gelijkaardige termen enkel gebruikt om onderscheid te maken tussen verschillende gelijke elementen en beschrijven deze termen niet noodzakelijk een bepaalde sequentie, noch in tijd, noch in ruimte, rangorde, volgorde of op eender welke andere wijze. Het is duidelijk dat de termen onderling verwisselbaar zijn onder geschikte omstandigheden en dat de uitvoeringsvormen van de uitvinding hierin beschreven in een andere sequentie dan hierin beschreven of geïllustreerd kunnen functioneren.

Het dient opgemerkt dat de termen “bevatten” en “omvatten” niet opgevat moeten worden als zijnde beperkt tot de stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige die daarna vernoemd worden. Deze term sluit geen verdere stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige uit. Het duidt de aanwezigheid van stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige aan, maar sluit de aanwezigheid van één of meerdere stappen, élementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige, of groepen van stappen, elementen, stukken, onderdelen of gelijkaardige niet uit. Dus de omvang van de uitdrukking “een inrichting bevattende A en B” is niet beperkt tot een inrichting die enkel uit A en B bestaat. Het betekent dat in het licht van de huidige uitvinding, de voor de uitvinding relevante componenten of elementen van de inrichting A en B zijn.

Een referentie naar “één” of “een” uitvoeringsvorm betekent dat specifieke kenmerken, eigenschappen of structuren beschreven in relatie tot die uitvoeringsvorm minstens geïntegreerd zijn in minstens één uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Daarom verwijzen referenties naar “in een uitvoeringsvorm” of “in één uitvoeringsvorm” in verschillende delen van de beschrijving niet noodzakelijkerwijze naar dezelfde uitvoeringsvorm, al kunnen zij wel naar dezelfde uitvoeringsvorm verwijzen. Verder kunnen de specifieke kenmerken, eigenschappen of structuren gecombineerd worden in één of meer uitvoeringsvormen, zoals duidelijk is voor de vakman.

Op gelijkaardige wijze moet begrepen worden dat in de beschrijving van de als voorbeeld gestelde uitvoeringsvormen, verschillende kenmerken van de uitvinding soms gegroepeerd staan in één uitvoeringsvorm, figuur of deel van de beschrijving met als doel het voorzien van een duidelijke beschrijving teneinde de verschillende kenmerken van de uitvinding duidelijk te maken. Deze voorstellingswijze betekent echter niet dat de uitvinding meer kenmerken zou bevatten dan die welke zijn geformuleerd in de conclusies. In plaats daarvan, zoals blijkt uit de hierna volgende conclusies, ligt de vindingrijkheid van de uitvinding in minder dan alle kenmerken van één enkele voorgaande uitvoeringsvorm zoals beschreven. Dus zijn de conclusies volgend op de beschrijving bij deze expliciet geïntegreerd in de gedetailleerde beschrijving van de uitvinding, waarbij elk van de conclusies op zich een afzonderlijke uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt.

Verder, hoewel sommige uitvoeringsvormen hierin beschreven bepaalde kenmerken bevatten en andere niet, worden combinaties van kenmerken van de verschillende uitvoeringsvormen bedoeld als zijnde binnen de omvang van de uitvinding, zoals kan worden verstaan door de vakman.

In bijgaande beschrijving worden talrijke details beschreven en Weergegeven. Het is echter duidelijk dat de uitvinding kan uitgevoerd worden zonder deze specifieke details. In andere gevallen worden reeds bekende methodes, structuren, elementen en dergelijke niet getoond om de beschrijving niet nodeloos onduidelijk te maken in het licht van de uitvinding.

De uitvinding zal nu worden beschreven aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het is duidelijk dat andere uitvoeringsvormen geconfigureerd kunnen worden volgens de kennis van de vakman zonder af te wijken van de technische bijdrage van de uitvinding. De uitvinding wordt enkel beperkt door de bewoording van de aangehechte conclusies.

Fig. 1 illustreert schematisch één van de mogelijke toepassingen van de uitvinding. Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een inrichting voor het ruimen van grachten. Een voertuig 80 beweegt zich in de richting van pijl 41 naast gracht 90. Een vergaarelement 91 is bevestigd aan een roteerbare kraan 70 op voertuig 80, en wordt in de richting van pijl 41 door de gracht 90 bewogen. Het vergaarelement 91 verzamelt materiaal dat uit de gracht 90 wordt geruimd, en dat wordt afgevoerd naar een vergaarbak die zich bv. kan bevinden op voertuig 80 of die bv. door dit voertuig getrokken kan worden. Een dergelijke inrichting voor het ruimen van grachten is bekend uit bv. octrooi BE1017636. De kraan 70 kan roteren rond een draaikrans 12 op voertuig 80. In Fig. 1 is de as van draaikrans 12 verticaal. Bij een dergelijke bekende inrichting werken tijdens het ruimen van een gracht aanzienlijke krachten in op de draaikrans 12, en ook wanneer het voertuig 80 met kraan 70 rijdt, bv. onderweg naar een volgende te ruimen gracht, werken grote krachten in op de draaikrans 12.

Een gedetailleerde afbeelding van een roteerbare kraan 70 is te vinden in Fig. 5, zij het voor een andere toepassing dan het ruimen van grachten. Fig. 4 is een voorstelling van een vrachtwagen 80 waarop een kraan 70 achter cabine 81 is gemonteerd, eveneens voor een andere toepassing, bv. voor het laden en lossen van materiaal in een bak die op het laadplatform 82 kan worden geplaatst.

Fig. 2 geeft schematisch een bovenaanzicht weer van een uitvoeringsvorm van een mogelijke aandrijving 20 van een rotatiesysteem 12, in dit geval een draaikrans 12 (die hier schematisch is voorgesteld). In deze uitvoeringsvorm, die in de praktijk zeer veel wordt toegepast, is een tandwiel 13 gekoppeld aan draaikrans 12, en grijpen twee tandheugels 21 (ook wel tandlatten genoemd) in op tandwiel 13. De tandheugels worden aangedreven door een hydraulisch systeem 22; in de uitvoeringsvorm van Fig. 2 omvat dit hydraulisch systeem 22 twee hydraulische cilinders 23, één voor elke tandheugel 21. Via de in- en uitlaatopeningen 27 van elke cilinder 23 wordt vloeistof toegevoerd respectievelijk afgevoerd, waardoor de zuiger 24 in dé cilinder 23 wordt verplaatst en via de zuigerstang 25 de tandheugel 21, gekoppeld aan de zuigerstang 25, aandrijft. Wanneer de tandheugels 21 bewegen in de richting van de corresponderende pijlen 42, draait de draaikrans 12 in de richting van pijl 43.

In plaats van twee tandheugels 21, zoals in de uitvoeringsvorm van Fig. 2, kunnen eventueel ook één enkele tandheugel of meer dan twee tandheugels worden gebruikt voor de aandrijving van draaikrans 12.

Ook kan voor de draaikrans 12, of, in het algemeen, voor het rotatiesysteem 12, een ander type aandrijving 20 worden toegepast dan tandwiel en tandheugel. Zo kunnen bv. één of meer tandriemen worden gebruikt, vooral voor kleinere inrichtingen met kleinere krachten. Ook kan als aandrijving 20 een kettingwiel en één of meer kettingen worden gebruikt, eventueel aangedreven door een hydromotor. Ook indien een tandwiel wordt toegepast, kan de aandrijving een hydromotor omvatten. De hydromotor kan dan eveneens als rem fungeren.

Een probleem bij een aandrijving 20 zoals geïllustreerd in Fig. 2 is dat de aandrijving gedurende het grootste deel van de tijd wordt gebruikt binnen een beperkt bereik; zo worden in de uitvoeringsvorm van Fig. 2 meestal dezelfde tanden van tandwiel 13 en tandheugels 21 belast. Zo varieert bv. in de toepassing geïllustreerd door Fig. 1, grachten ruimen, de afstand van het voertuig tot de gracht slechts in beperkte mate, en ook verandert de hoek die de kraan 70 maakt tussen voertuig 8Ó en gracht 90 tijdens het ruimen slechts weinig. De optredende krachten zijn meestal echter zeer groot. Men stelt dan ook vast dat de aandrijving 20 - in hét geval van Fig. 2 de tandheugels 21 maar vooral het tandwiel 13 van draaikrans 12 - lokaal zeer sterk aan slijtage onderhevig is.

Dit geldt niet enkel voor de tandwiel en tandheugel aandrijving van de uitvoeringsvorm van Fig. 2, en ook niet enkel indien het rotatiesysteem 12 een draaikrans omvat; ook indien het rotatiesysteem bv. een tandwiel op een verticale as die draait in lagers omvat, zoals toegepast bij kleine vrachtwagenkranen, is dit tandwiel lokaal zeer sterk aan slijtage onderhevig.

Vervangen van de het rotatiesysteem 12, en zeker van een draaikrans 12, is echter erg duur.

In uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding wordt de rotatie van het rotatiesysteem daarom gedurende een groot gedeelte van de tijd geblokkeerd. In uitvoeringsvormen omvat de inrichting 10 daartoe blokkeermiddelen 30. De blokkeermiddelen 30 zijn aangepast om de rotatie van het rotatiesysteem 12 te blokkeren, bv. ten opzichte van een voet 11 van de inrichting 10 die tijdens de werking van de inrichting vast verbonden is met het voertuig 80 waarop de roteerbare kraan 70 zich bevindt. Bij voorkeur wordt de rotatie van het rotatiesysteem 12 geblokkeerd, onafhankelijk van de aandrijving 20 van het rotatiesysteem, zoals hieronder verder wordt toegelicht. Dit heeft tot gevolg dat er vrijwel geen kracht wordt overgedragen via de aandrijving van de draaikrans; in de uitvoeringsvorm van Fig. 2 wordt er dus vrijwel geen kracht overgedragen via het tandwiel 13.

In de uitvoeringsvorm waarvan een zijaanzicht schematisch is weergegeven in Fig. 3a omvatten deze blokkeermiddelen 30 om de rotatie van het rotatiesysteem 12 te blokkeren een schijfrem 35. In deze uitvoeringsvorm omvat de schijfrem 35 (zie ook Fig. 3c) een remschijf 36 en remblokken 37, namelijk twee remblokken 37 per remklauw 38. De remschijf 36 is gekoppeld aan een draaikolom 71 van de kraan, bv. door een mechanische verbinding.

Draaikolom 71 is gekoppeld aan rotatiesysteem 12, bv. door een mechanische verbinding, en roteert, zoals kraan 70, rond as 72, samen met het rotatiesysteem 12. De remblokken 37 in de remklauwen 38 zijn gekoppeld aan voet 11, bv. door één of meer mechanische verbindingen 32 tussen de remklauwen 38 en de voet 11. Wanneer de remblokken 37 worden aangedrukt tegen de remschijf 36 wordt het rotatiesysteem 12 verbonden met de voet 11, en wordt hierdoor de rotatie van het rotatiesysteem 12 geblokkeerd. De kracht tussen voertuig 80 en kraan 70 wordt dan overgebracht door de schijfrem 35; namelijk van de voet 11 via de schijfrem 35 en de draaikolom 71 naar de kraan 70. De blokkeermiddelen 30 (de schijfrem 35 in de uitvoeringsvorm van Fig. 3a) zijn onafhankelijk van de aandrijving 20 van het rotatiesysteem 12: de kracht op de kraan 70 wordt overgebracht via de blokkeermiddelen 30 en nauwelijks nog via de aandrijving 20 - dit zijn twee parallelle krachtenpaden.

Om de residuele kracht via de aandrijving 20 nog te verminderen, kan de aandrijving bovendien in een zogenaamde “zwemstand” worden geplaatst. In de uitvoeringsvorm van Fig. 2 kan dit gebeuren door de in- en uitstroomopeningen 27 naar de kamers 26 aan weerszijden van de zuiger 24 van de hydraulische cilinder 23 met elkaar te verbinden. In deze “zwemstand” staat de zuiger 24 van de hydraulische cilinder 23 niet meer onder druk. Hierdoor wordt, in de uitvoeringsvorm van Fig. 2, de kracht op de tanden van tandwiel 13 tot bijna nul gereduceerd.

In een uitvoeringsvorm gebeurt het blokkeren van het rotatiesysteem 12 door blokkeermiddelen 30 wanneer de kraan 70 niet wordt bediend. Een bekende wijze om een kraan 70 te bedienen is met behulp van een joystick. In een bepaalde uitvoeringsvorm wordt het rotatiesysteem 12 geblokkeerd wanneer de joystick niet wordt bediend door de operator van de kraan (wanneer de joystick dus bv. in zijn neutrale stand staat). Een inrichting 10 volgens de uitvinding kan aanstuurmiddelen omvatten om de blokkeermiddelen 30 aan te sturen, waarbij de aanstuurmiddelen zijn aangepast om de blokkeermiddelen aan te sturen wanneer de joystick zich in een niet-bedieningspositie bevindt, of, in het algemeen, wanneer bedieningsmiddelen om de kraan 70 te bedienen niet worden bediend door de operator.

Bij de toepassing grachten ruimen, beschreven aan de hand van Fig. 1, zal de operator een groot deel van de tijd de joystick, of, algemener, de bedieningsmiddelen van de kraan 70, niet bedienen; hij doet dit enkel indien hij wenst bij te sturen of te corrigeren. Indien een inrichting 10 met blokkeermiddelen 30 volgens de uitvinding wordt toegepast, worden er dus gedurende lange tijd slechts geringe krachten op het rotatiesysteem 12 uitgeoefend, zodat de slijtage sterk wordt verminderd.

Een belangrijk voordeel van een inrichting met een dergelijk blokkeersysteem is dan ook een veel langere levensduur.

Niet enkel tijdens de werking (bv. het ruimen van grachten, het manipuleren van langhout, e.d.) kunnen de blokkeermiddelen worden geactiveerd; dit kan ook wanneer het voertuig 80 rijdt, bv. onderweg naar een volgende opdracht. Hierbij kan de aandrijving bovendien in “zwemstand” worden geplaatst.

Een bijkomend voordeel van uitvoeringsvormen volgens de uitvinding is een verhoging van de veiligheid: wanneer de kraan is geblokkeerd zal deze, ook bij onverwachte schokken en dergelijke (bv. tijdens het rijden), in dezelfde positie blijven.

De blokkeermiddelen kunnen als “negatieve rem” oftewel als “negatief vergrendelde rem” worden uitgevoerd: in de rusttoestand blokkeren zij het rotatiesysteem, en wanneer de inrichting, of de kraan, wordt bediend, worden de blokkeermiddelen gedeblokkeerd (in de uitvoeringsvorm met schijfrem komen de remblokken dan los van de remschijf zodat de remschijf kan draaien). Voordeel hiervan is verhoogde veiligheid. Indien bv. de aandrijving van het rotatiesysteem een hydraulisch systeem omvat, wordt het rotatiesysteem, en daardoor de kraan, ook bij een defect aan dit hydraulisch systeem - zoals een lek in een leiding - geblokkeerd. In een klassiek systeem kan de kraan bij bepaalde defecten alle kanten uit bewegen, wat bijzonder gevaarlijk kan zijn; bij uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt de kraan in een dergelijk geval geblokkeerd.

Nog een voordeel is dat bij bepaalde toepassingen, zoals bv. grachten ruimen (zie hiervoor ook Fig. 1), de blokkeermiddelen dusdanig uitgevoerd kunnen worden dat de kraan op zijn plaats wordt gehouden, m.a.w. dat de hoekpositie van de kraan 70 ten opzichte van het voertuig 80 tijdens de werking constant blijft, ook indien grote krachten op de kraan worden uitgeoefend - wat bv. bij het ruimen van grachten het geval kan zijn. In een uitvoeringsvorm is de afstelling van de blokkeermiddelen zodanig dat vanaf een gegeven, zeer grote kracht op de blokkeermiddelen, het rotatiesysteem 12 voor de kraan toch kan draaien. Indien bv. bij grachten ruimen het vergaarelement 91 op een grote hindernis zou stoten, wordt zo schade aan het systeem voorkomen of sterk beperkt. Een dergélijke afstelling van de blokkeermiddelen is afhankelijk van de toepassing van de inrichting (zoals grachten ruimen, langhout manipuleren, ...). Als de blokkeermiddelen een schijfrem omvatten, omvat de afstelling de instelling van de maximale aandrukkracht tussen remblokken en remschijf.

Indien voor de blokkeermiddeien 30 één of meer schijfremmen 35 worden gebruikt, is een ander voordeel dat hiervoor standaard componenten beschikbaar zijn. Componenten van schijfremmen van vrachtwagens kunnen bv. worden gebruikt. Het aantal remklauwen per remschijf kan gekozen worden afhankelijk van het over te brengen koppel (dat bv. tientallen kNm kan bedragen): twee, maar ook één, of meer dan twee remklauwen kunnen worden gebruikt. Indien nodig kan de volledige omtrek van de remschijf worden benut om remklauwen te plaatsen. Bovendien kunnen zelfs twee of nog meer remschijven worden gebruikt.

Voor bepaalde toepassingen, zoals het ruimen van grachten, kan de remschijf (of kunnen de remschijven) worden gemaakt uit een niet-roestend metaal.

Fig. 3b illustreert een andere uitvoeringsvorm, waarbij de remklauwen 38 zijn gekoppeld aan de draaikolom 71 van de kraan 70, en de remschijf 36 is gekoppeld aan de voet 11. In de afgebeelde uitvoeringsvorm heeft de remschijf een niet-vlakke vorm.

De remblokken kunnen hydraulisch en/of pneumatisch en/of elektrisch en/of elektromagnetisch tegen de remschijf worden aangedrukt.

In plaats van een schijfrem, kunnen ook andere blokkeermiddelen worden gebruikt, zoals bv. een tweede hydraulisch systeem, dat bij voorkeur onafhankelijk is van het systeem voor de aandrijving van het rotatiesysteem 12, of bv. een ander mechanisch blokkeersysteem zoals de vakman bekend.

Fig. 4 toont een vrachtwagen 80 waarbij de kraan 70 zich bevindt tussen de besturingscabine 81 en het laadplatform 82. In een andere uitvoeringsvorm wordt een tractor als voertuig gebruikt.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm van een kraan 70 met een draaikolom 71 en een grijper 95 voor het manipuleren van langhout.

Hoewel de uitvinding beschreven is met verwijzing naar specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat verschillende wijzigingen en aanpassingen in vorm en detail mogelijk zijn zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de conclusies voor de huidige uitvinding.

Lijst met referentienummers: 10: inrichting 11: voet 12: rotatiesysteem; draaikrans 13: tandwiel (van de draaikrans) 20: aandrijving 21 : tandheugel 22: hydraulisch systeem 23: hydraulische cilinder 24: zuiger 25: zuigerstang 26: kamer (van de cilinder) 27: in- en uitstroomopeningen 30: blokkeermiddelen 32,33: bevestiging 35: schijfrem 36: remschijf 37: remblok 38: remklauw 41-43: pijl 70: kraan 71: draaikolom 72: as 80: voertuig 81: cabine 82: laadplatform 90: gracht 91 : vergaarelement (van grachtenruimer) 95: grijper

Claims (1)

1. Conclusies Inrichting (10) voor het blokkeren van een roteerbare kraan (70) die monteerbaar is of gemonteerd is op een voertuig (80), de inrichting omvattende: - een voet (11), dusdanig monteerbaar of gemonteerd op het voertuig dat de voet vast is verbonden met het voertuig; - een rotatiesysteem (12) voor de kraan, roteerbaar ten opzichte van de voet, en aangepast om aangedreven te worden door een aandrijving (20), om zo de kraan te doen roteren; gekenmerkt doordat de inrichting blokkeermiddelen (30, 35) omvat om de rotatie van het rotatiesysteem (12) ten opzichte van de voet (11) te blokkeren, waarbij de blokkeermiddelen (30, 35) onafhankelijk zijn van de aandrijving (20) van het rotatiesysteem, waarbij de blokkeermiddelen (30, 35) een schijfrem (35) omvatten, waarbij de schijfrem (35) een remschijf (36) en remblokken (37) omvat, en waarbij de remschijf (36) is gekoppeld aan het rotatiesysteem (12) en de remblokken (37) zijn gekoppeld aan de voet (11). Inrichting volgens conclusie 1 waarbij het rotatiesysteem (12) een draaikrans (12) omvat. i Inrichting volgens conclusie 2 waarbij de kraan een draaikolom (71) omvat, gekoppeld aan het rotatiesysteem (12), en waarbij de remschijf (36) via de draaikolom is gekoppeld aan het rotatiesysteem (12). \ Inrichting volgens conclusie 2 waarbij de remschijf (36) is gekoppeld aan de , voet (11) en de remblokken (37) zijn gekoppeld aan het rotatiesysteem (12). Inrichting volgens conclusie 4 waarbij de kraan een draaikolom (71) omvat, gekoppeld aan het rotatiesysteem (12), en waarbij de remblokken (37) via de draaikolom (71) zijn gekoppeld aan het rotatiesysteem (12). \ Inrichting volgens één van de conclusie 1 of 2 waarbij de kraan (70) een draaikolöm (71) omvat, gekoppeld aan het rotatiesysteem (12). Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 5, verder middelen omvattend om de remblokken hydraulisch en/of pneumatisch en/of elektrisch en/of elektromagnetisch tegen de remschijf aan te drukken. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 7 waarbij het rotatiesysteem (12) een tandwiel (13) omvat en waarbij de aandrijving (20) tenminste één tandheugel (21) omvat om in te grijpen met het tandwiel (13). Inrichting volgens conclusie 8 waarbij de aandrijving (20) verder een hydraulisch systeem (22) omvat om de tenminste één tandheugel (21) lineair te bewegen., Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 9, verder aanstuurmiddelen omvattend om de blokkeermiddelen aan te sturen, om de rotatie van het rotatiesysteem te blokkeren, waarbij de aanstuurmiddelen zijn aangepast om de blokkeermiddelen aan te sturen wanneer de kraan niet wordt bediend. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de kraan via bedieningsmiddelen wordt bediend door een operator en waarbij de aanstuurmiddelen zijn aangepast om de blokkeermiddelen aan te sturen wanneer de bedieningsmiddelen niet wordt bèdiend door de operator. Inrichting volgens conclusie 11 waarbij de bedieningsmiddelen een joystick omvatten ter aansturing van de kraan en waarbij de aanstuurmiddelen zijn aangepast om de blokkeermiddelen aan te sturèn wanneer de joystick zich in een niet-bedieningspositie bevindt. Inrichting volgens één van de conclusies 1 tot 12 waarbij het rotatiesysteem is om te roteren om een verticale as. Kraan (70) die roteerbaar is en monteerbaar op een voertuig (80), en die een inrichting omvat volgens één van de conclusies 1 tot 13. Inrichting voor het ruimen van grachten die de kraan omvat volgens conclusie 14. Inrichting voor het manipuleren van langhout die de kraan omvat volgens conclusie 14. Voertuig (80) omvattende de inrichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot 13. Voertuig (80) omvattende de kraan volgens conclusie 14. Voertuig (80) omvattende de inrichting voor het ruimen van grachten volgens conclusie 15. Voertuig (80) omvattende de inrichting voor het manipuleren van langhout volgens conclusie 16. \