BE1020263A3 - Lamelleninrichting. - Google Patents

Lamelleninrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1020263A3
BE1020263A3 BE2011/0576A BE201100576A BE1020263A3 BE 1020263 A3 BE1020263 A3 BE 1020263A3 BE 2011/0576 A BE2011/0576 A BE 2011/0576A BE 201100576 A BE201100576 A BE 201100576A BE 1020263 A3 BE1020263 A3 BE 1020263A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
slat
directed part
height
sudden
exit opening
Prior art date
Application number
BE2011/0576A
Other languages
English (en)
Inventor
Patrick Marc Perquy
Frederik Ronny Willy Losfeld
Lieven Andre Eric Depraetere
Original Assignee
Renson Sunprot Projects Nv
Renson Paul
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprot Projects Nv, Renson Paul filed Critical Renson Sunprot Projects Nv
Priority to BE2011/0576A priority Critical patent/BE1020263A3/nl
Priority to PT121800759T priority patent/PT2578958T/pt
Priority to EP12180075.9A priority patent/EP2578958B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020263A3 publication Critical patent/BE1020263A3/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F13/00Details common to, or for air-conditioning, air-humidification, ventilation or use of air currents for screening
    • F24F13/08Air-flow control members, e.g. louvres, grilles, flaps or guide plates
    • F24F13/082Grilles, registers or guards
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • E06B7/08Louvre doors, windows or grilles
    • E06B7/082Louvre doors, windows or grilles with rigid or slidable lamellae

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een lamelleninrichting (1), omvattende minstens twee nagenoeg horizontaal, op een tussenafstand en evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen (2) die een luchtdoorstroomkanaal (3) afbakenen voor het doorstromen van lucht van een ingangsopening (4) naar een uitgangsopening (5), waarbij elke lamel (2) grenzend aan de ingangsopening (4) een opwaarts gericht deel (2a) omvat en grenzend aan de uitgangsopening (5) een nagenoeg vlak of neerwaarts gericht deel (2b) omvat, en waarbij de waterdichtheid nog verder is vergroot, nagenoeg zonder de ventilatiecapaciteit te wijzigen, doordat het luchtdoorstroomkanaal (3) voorzien is van een plotse verdieping (D) tussen het opwaarts gerichte deel (2a) en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).

Description

LAMELLENINRICHTING
Deze uitvinding betreft een lamelleninrichting, omvattende minstens twee nagenoeg horizontaal, op een tussenafstand en evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen die een luchtdoorstroomkanaal afbakenen voor het doorstromen van lucht van een ingangsopening naar een uitgangsopening, waarbij elke lamel grenzend aan de ingangsopening een opwaarts gericht deel omvat en tussen dit opwaarts gerichte deel en de uitgangsopening een nagenoeg vlak of neerwaarts gericht deel omvat.
Dergelijke lamelleninrichtingen zijn bijvoorbeeld gekend als muurroosters of als raamroosters of als lamellenwanden.
Een groot probleem bij lamelleninrichtingen die als afscheiding tussen een technische installatie en de buitenlucht worden opgesteld, of als roosters aan het uiteinde van ventilatiebuizen van een ventilatie-inrichting, enz, is dat deze enerzijds voorzien worden als afscherming van een buitenomgeving waarbij ook waterdichtheid een vereiste is, maar anderzijds deze technische installatie voldoende dienen te ventileren of luchtstroom van de ventilatiebuizen dienen door te laten en dus een voldoende grote ventilatiecapaciteit dienen te garanderen.
Het is reeds gekend om, zoals bij lamellen volgens de kop van de eerste conclusie, lamellen van een dergelijke lamelleninrichting aansluitend op de ingangsopening te voorzien van een opwaarts gericht deel als barrière voor regen die tegen de lamelleninrichting invalt en tussen dit opwaarts gerichte deel en de uitgangsopening te voorzien van een neerwaarts gericht deel om regen, die niet door het opwaarts gerichte deel werd tegengehouden, maar onder invloed van de zwaartekracht op het neerwaarts gerichte deel invalt, via dit neerwaarts gerichte deel te laten afstromen in bijvoorbeeld een goot aan het uiteinde van de lamel. Eventueel wordt dan tussen dit neerwaarts gerichte deel en de uitgangsopening nog een tweede opwaarts gericht deel voorzien. Zonder deze geforceerde richtingsverandering blijkt het zeer moeilijk om druppels die meewaaien in de aanstromende lucht tegen te houden. Belangrijk is dan ook dat de opwaarts gerichte delen voldoende hoogte creëren, waarover het water gestuwd moet worden. Op deze manier kan men zowel een grote ventilatiecapaciteit als een grote waterdichtheid garanderen.
Deze gekende oplossing is vooral geschikt om water uit aanstromende lucht (wind) tegen te houden, maar vaak niet afdoende om water uit doorstromende lucht (ventilatie) voldoende tegen te houden.
Het doel van deze uitvinding is om de waterdichtheid van een dergelijke lamelleninrichting nog verder te vergroten, waarbij ook water uit doorstromende lucht (ventilatie) afdoende wordt geweerd, nagenoeg zonder de ventilatiecapaciteit te verminderen.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een lamelleninrichting, omvattende minstens twee nagenoeg horizontaal, op een tussenafstand en evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen die een luchtdoorstroomkanaal afbakenen voor het doorstromen van lucht van een ingangsopening naar een uitgangsopening, waarbij elke lamel grenzend aan de ingangsopening een opwaarts gericht deel omvat en tussen dit opwaarts gerichte deel en de uitgangsopening een nagenoeg vlak of neerwaarts gericht deel omvat, en waarbij het luchtdoorstroomkanaal voorzien is van een plotse verdieping tussen het opwaarts gerichte deel en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel.
Een dergelijke plotse verdieping heeft een bijzonder gunstige invloed op de luchtstroming, waarbij ook een groot deel van water uit doorstromende lucht, die niet door het opwaarts gerichte deel van de lamel wordt tegengehouden en toch nog centraal in het luchtdoorstroomkanaal blijft, wordt neergeslagen op de onderste lamel die het luchtdoorstroomkanaal begrenst. Dankzij deze plotse verbreding wordt de luchtsnelheid tussen de lamellen zo veel mogelijk vertraagd, om druppels de kans te geven om op de lamellen neer te vallen. Deze plotse verbreding dient na het opwaarts gerichte deel voorzien te worden en dus in feite achter een bocht geplaatst te worden om het beoogde effect te kunnen realiseren. Indien deze plotse verbreding in het opwaarts gerichte deel zou voorzien worden, dan zou het water door de aanstromende wind tot achter de verbreding geblazen kunnen worden, waardoor de verbreding haar effect zou verliezen.
Deze plotse verdieping wordt bij voorkeur hoofdzakelijk gerealiseerd met een knik in het bovenoppervlak van de lamel die het luchtdoorstroomkanaal onderaan begrenst.
Na de plotse verdieping worden bij voorkeur zo weinig mogelijk hindernissen in het luchtdoorstroomkanaal voorzien om de luchtstroom na deze plotse verbreding verder zo weinig mogelijk te beïnvloeden en zo de ventilatiecapaciteit niet onnodig te beperken. Aan het uiteinde van de lamel zal ter hoogte van de uitgangsopening in de praktijk meestal bijvoorbeeld wel een verstevigingselement voorzien zijn en/of een goot, enz. Het bovenoppervlak van elke lamel heeft echter bij voorkeur tussen de plotse verdieping en de uitgangsopening hoofdzakelijk een vloeiende vorm.
Ook vóór de plotse verdieping worden bij voorkeur zo weinig mogelijk hindernissen in het luchtdoorstroomkanaal voorzien om de ventilatiecapaciteit zo groot mogelijk te houden. Aan het uiteinde van de lamel zal ter hoogte van de ingangsopening in de praktijk meestal bijvoorbeeld wel een verstevigingselement voorzien zijn. Het bovenoppervlak van elke lamel heeft echter bij voorkeur tussen de ingangsopening en de plotse verdieping hoofdzakelijk een vloeiende vorm.
Voorkeurdragend blijft de hoogte van het luchtdoorstroomkanaal tussen de plotse verdieping en de uitgangsopening verder nagenoeg constant tot nagenoeg aan de uitgangsopening. Aan deze uitgangsopening worden, zoals reeds gezegd, in de praktijk vaak bevestigingselementen voorzien, een goot, enz. die plaatselijk wel de hoogte van het luchtdoorstroomkanaal ter hoogte van de uitgangsopening zullen beperken. Echter wordt de hoogte van het luchtdoorstroomkanaal tussen de plotse verdieping en de uitgangsopening bij voorkeur zo constant mogelijk gehouden.
De plotse verdieping van een bijzondere uitvoeringsvorm van een lamelleninrichting volgens de uitvinding bevindt zich, gezien in de luchtdoorstroomrichting, over de helft van de diepte van de lamellen. Nog meer voorkeurdragend hebben de lamellen daarbij een opwaarts gericht deel dat zeker de helft van de diepte van de lamellen beslaat om een voldoende grote barrière tegen invallende regen te verzekeren.
Elke lamel van een lamelleninrichting volgens deze uitvinding is bij voorkeur aan zijn bovenzijde voorzien van een holte met een toegangsopening die naar de uitgangsopening toe is gericht. Een dergelijke holte strekt zich daarbij over de lengte van de lamel uit.
Een dergelijke holte heeft nog een versterkende bijzonder gunstige invloed op de luchtstroming, waarbij een groot deel van de regen die toch nog tot over de plotse verbreding van de lamel centraal in het luchtdoorstroomkanaal blijft, wordt neergeslagen op de onderste lamel die het luchtdoorstroomkanaal begrenst.
Een dergelijke holte is bij voorkeur opgesteld tussen het opwaarts gerichte deel en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel en vormt nog meer voorkeurdragend een overgang tussen het opwaarts gerichte deel en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel.
Bij een specifieke voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een lamelleninrichting volgens deze uitvinding grenst het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel nagenoeg aan de uitgangsopening.
Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een lamelleninrichting volgens de uitvinding bedraagt de plotse verdieping tussen nagenoeg 1/3 en nagenoeg 1/2 van de gemiddelde hoogte van het luchtdoorstroomkanaal ter hoogte van het vlakke of neerwaarts gerichte deel.
Het uiteinde van elke lamel ter hoogte van de uitgangsopening van een lamelleninrichting volgens deze uitvinding is bij voorkeur hoger opgesteld dan het uiteinde van deze lamel ter hoogte van de ingangsopening. De hoogte van het opwaarts gerichte deel is verder bij voorkeur groter dan de gemiddelde hoogte van het luchtdoorstroomkanaal ter hoogte van dit opwaarts gerichte deel. De hoogte van het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel is dan weer bij voorkeur kleiner dan de gemiddelde hoogte van het luchtdoorstroomkanaal ter hoogte van dit vlakke of neerwaarts gerichte deel.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van lamelleninrichtingen volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze lamelleninrichtingen aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een lamelleninrichting volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is weergegeven; - figuur 2 twee lamellen uit de lamelleninrichting uit figuur 1 afzonderlijk in dwarsdoorsnede zijn weergegeven; - figuur 3 een simulatie van de luchtdoorstroming doorheen een bestaande lamelleninrichting met overeenstemmende parameters als de lamelleninrichting uit figuur 1, maar zonder plotse verbreding, is weergegeven; - figuur 4 een simulatie van de luchtdoorstroming doorheen de lamelleninrichting uit figuur 1 is weergeven.
De uitvoeringsvorm van een lamelleninrichting (1) volgens de uitvinding zoals afgebeeld in figuur 1 omvat meerdere horizontaal, op een tussenafstand en evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen (2). Elke twee opeenvolgende lamellen (2) bakenen hierbij telkens een luchtdoorstroomkanaal (3) af, voor het doorstromen van lucht van een ingangsopening (4), naar een uitgangsopening (5). De lamellen (2) zijn, zoals reeds gekend, telkens op houders (9) van de lamelleninrichting (1) vastgeklikt. De lamelleninrichting (1) omvat verder kaderprofielen (8) om deze in een opening in een wand op te nemen. Op deze manier is de lamelleninrichting (1) bijvoorbeeld als een muurrooster uitgevoerd. Alternatief kan een lamelleninrichting (1) volgens de uitvinding bijvoorbeeld ook als een raamrooster of als een lamellenwand uitgevoerd worden.
Grenzend aan de ingangsopening (4) omvatten de lamellen (2) een opwaarts gericht deel (2a). Grenzend aan de uitgangsopening (5) omvatten de lamellen (2) een neerwaarts gericht deel (2b). Tussen het opwaarts gerichte deel (2a) en het neerwaarts gerichte deel (2b) omvat elke lamel (2) aan zijn bovenzijde een holte (6) met een toegangsopening die naar de uitgangsopening (5) is gericht. Deze holte (6) realiseert een plotse verdieping (D) tussen de top (2c) van de lamel op het hoogste punt van het opwaarts gerichte deel (2a) en het aansluitende neerwaarts gerichte deel (2b) van de lamel (2). Het neerwaarts gerichte deel (2b) sluit niet aan op de top (2c) van de lamel (2), maar sluit met een knik over nagenoeg een afstand van de plotse verdieping (D) iets onder deze top (2c) aan op het opwaarts gerichte deel (2a). Aan de onderzijde behoudt de lamel (2) een nagenoeg vloeiend oppervlak. Enkel de aansluitpunten waarmee de lamel (2) op een houder (9) van de lamelleninrichting (1) wordt geklikt, zorgen voor een onderbreking in het vloeiende oppervlak onderaan de lamel (2). Aan de bovenzijde heeft de lamel (2) zowel in het opwaarts gerichte deel (2a) als in het neerwaarts gerichte deel (2b) een nagenoeg vloeiende vorm. De plotse verdieping (D) zorgt voor een bruuske verstoring van de vloeiende vorm van de bovenzijde van de lamel (2). Verder is de lamel aan zijn uiteinde (2e) aan de uitgangsopening (5) voorzien van een goot (7) die voor een laatste beperkte verstoring van de vloeiende vorm van de bovenzijde van de lamel (2) zorgt.
De lamellen (2) uit deze uitvoeringsvorm zijn op deze manier hoofdzakelijk met een omgekeerde V-vorm uitgevoerd. Bij andere uitvoeringsvormen zouden de lamellen (2) na het neerwaarts gerichte deel (2b) en voor de uitgangsopening (5) nog van een tweede opwaarts gericht deel voorzien kunnen worden.
Zoals duidelijk te zien is in figuur 2, strekt het opwaarts gerichte deel (2a) van de lamellen (2) zich over meer dan de helft van de diepte van de lamellen (2) uit en is de hoogte (H3) van dit opwaarts gerichte deel (2a) groter dan de gemiddelde hoogte (Hl) van het luchtdoorstroomkanaal (3) ter hoogte van dit opwaarts gerichte deel (2a), om zo met dit opwaarts gerichte deel (2a) een voldoende hoge barrière te vormen voor druppels in aanstromende lucht. In dit opwaarts gerichte deel (2a) neemt de hoogte (Hl) van het luchtdoorstroomkanaal (3) geleidelijk af tussen de ingangsopening (4) en de top (2c) van de lamellen (2), waardoor de luchtsnelheid tussen de lamellen (2) lichtjes zal versnellen. De plotse verdieping (D) en de holte (6) zorgen voor een plotse plaatselijke vertraging van de luchtsnelheid, zodat druppels uit doorstromende lucht voorbij de top (2c) van de lamellen (2) kunnen neervallen op het neerwaarts gerichte deel (2b) van de lamellen (2). De hoogte (H2) van het luchtdoorstroomkanaal (3) tussen de plotse verdieping (D) en de uitgangsopening (5) wordt dan weer nagenoeg constant gehouden om de luchtsnelheid niet onnodig verder te verstoren om zo de ventilatiecapaciteit niet onnodig te beperken. De hoogte (H4) van het neerwaarts gerichte deel (2b) is hiertoe beperkt gehouden en is kleiner dan de gemiddelde hoogte (H2) van het luchtdoorstroomkanaal (3) ter hoogte van dit vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b). Deze hoogte (H4) is voldoende groot genomen, om water dat op dit neerwaarts gerichte deel (2b) neerslaat vlot te laten afstromen naar de goot (7) om deze via deze goot (7) op een gekende manier uit de lamelleninrichting (1) te kunnen afvoeren. Het neerwaarts gerichte deel (2b) beslaat verder minder dan de helft van de diepte van de lamellen (2), zodat het uiteinde (2e) van elke lamel (2) ter hoogte van de uitgangsopening (5) hoger is opgesteld dan het uiteinde (2d) van deze lamel (2) ter hoogte van de ingangsopening (4).
In de figuren 3 en 4 is duidelijk te zien dat de genoemde effecten op de luchtstroming doorheen de lamelleninrichting (1) inderdaad worden bereikt. In deze figuren wordt met een simulatie de luchtdoorstroming doorheen een bestaande lamelleninrichting (figuur 3), met overeenstemmende parameters als de afgebeelde lamelleninrichting (1) volgens de uitvinding en de luchtdoorstroming doorheen deze lamelleninrichting (1) volgens de uitvinding (figuur 4) vergeleken. De pijlen uit de figuren geven telkens de luchtsnelheid en de richting van de luchtstroming in specifieke punten doorheen de lamelleninrichting (1) weer. Een dergelijke simulatie is een zogenaamde CFD-simulatie (i.e. Computational Fluid Dynamics). Bij vergelijking van de figuren 3 en 4 is duidelijk te zien dat dankzij de plotse verdieping (D) en de holte (6) de luchtstroming inderdaad zo beïnvloed wordt dat druppels in doorstromende lucht in sterke mate kunnen neerslaan op het neerwaarts gerichte deel, zonder dat de ventilatiecapaciteit te sterk wordt beperkt ten opzichte van de ventilatiecapaciteit bij de bestaande lamelleninrichting (1).

Claims (14)

1. Lamelleninrichting (1), omvattende minstens twee nagenoeg horizontaal, op een tussenafstand en evenwijdig aan elkaar opgestelde lamellen (2) die een luchtdoorstroomkanaal (3) afbakenen voor het doorstromen van lucht van een ingangsopening (4) naar een uitgangsopening (5), waarbij elke lamel (2) grenzend aan de ingangsopening (4) een opwaarts gericht deel (2a) omvat en grenzend aan de uitgangsopening (5) een nagenoeg vlak of neerwaarts gericht deel (2b) omvat, met het kenmerk dat het luchtdoorstroomkanaal (3) voorzien is van een plotse verdieping (D) tussen het opwaarts gerichte deel (2a) en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).
2. Lamelleninrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de plotse verdieping (D) hoofdzakelijk gerealiseerd wordt met een knik in het bovenoppervlak van de lamel (2) die het luchtdoorstroomkanaal (3) onderaan begrenst.
3. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het bovenoppervlak van elke lamel (2) tussen de plotse verdieping (D) en de uitgangsopening (5) hoofdzakelijk een vloeiende vorm heeft.
4. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het bovenoppervlak van elke lamel (2) tussen de ingangsopening (2a) en de plotse verdieping (D) hoofdzakelijk een vloeiende vorm heeft.
5. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hoogte (H2) van het luchtdoorstroomkanaal (3) tussen de plotse verdieping (D) en de uitgangsopening (5) nagenoeg constant blijft tot nagenoeg aan de uitgangsopening (5).
6. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de plotse verdieping (D) zich gezien in de luchtdoorstroomrichting over de helft van de diepte van de lamellen (2) bevindt.
7. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke lamel (2) aan zijn bovenzijde voorzien is van een holte (6) met een toegangsopening die naar de uitgangsopening (5) toe is gericht.
8. Lamelleninrichting (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de holte (6) is opgesteld tussen het opwaarts gerichte deel (2a) en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).
9. Lamelleninrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de holte (6) een overgang vormt tussen het opwaarts gerichte deel (2a) en het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).
10. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b) nagenoeg grenst aan de uitgangsopening (5).
11. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de plotse verdieping (D) tussen nagenoeg 1/3 en nagenoeg 1/2 bedraagt van de gemiddelde hoogte (H2) van het luchtdoorstroomkanaal (3) ter hoogte van het vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).
12. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het uiteinde (2e) van elke lamel (2) ter hoogte van de uitgangsopening (5) hoger is opgesteld dan het uiteinde (2d) van deze lamel (2) ter hoogte van de ingangsopening (4).
13. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hoogte (H3) van het opwaarts gerichte deel (2a) groter is dan de gemiddelde hoogte (Hl) van het luchtdoorstroomkanaal (3) ter hoogte van dit opwaarts gerichte deel (2a).
14. Lamelleninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de hoogte (H4) van het nagenoeg vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b) kleiner is dan de gemiddelde hoogte (H2) van het luchtdoorstroomkanaal (3) ter hoogte van dit vlakke of neerwaarts gerichte deel (2b).
BE2011/0576A 2011-10-04 2011-10-04 Lamelleninrichting. BE1020263A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0576A BE1020263A3 (nl) 2011-10-04 2011-10-04 Lamelleninrichting.
PT121800759T PT2578958T (pt) 2011-10-04 2012-08-10 Persiana
EP12180075.9A EP2578958B1 (en) 2011-10-04 2012-08-10 Louvre

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201100576 2011-10-04
BE2011/0576A BE1020263A3 (nl) 2011-10-04 2011-10-04 Lamelleninrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020263A3 true BE1020263A3 (nl) 2013-07-02

Family

ID=46604234

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0576A BE1020263A3 (nl) 2011-10-04 2011-10-04 Lamelleninrichting.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2578958B1 (nl)
BE (1) BE1020263A3 (nl)
PT (1) PT2578958T (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN105903296B (zh) * 2016-06-30 2019-01-04 李建农 空气清洗机
GB2567627B (en) * 2017-10-13 2021-12-01 Maple Sunscreening Holdings Ltd Exterior vent-louvre assembly
CN109763608B (zh) * 2018-12-17 2023-12-05 四川麦克威科技有限公司 水平百叶排烟窗

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3771430A (en) * 1972-03-10 1973-11-13 Airolite Co Louver assembly
US4958555A (en) * 1989-10-23 1990-09-25 Mestek, Inc. Sight proof, drainable blade louver assembly
GB2328013A (en) * 1997-08-04 1999-02-10 Specialties Const Louver assembly
US20080009233A1 (en) * 2006-07-05 2008-01-10 L. C. Eldridge Sales Co., Ltd. Air inlet and outlet hood
WO2009044847A1 (ja) * 2007-10-03 2009-04-09 Robin Hood Co., Ltd. 防水及び防雪型換気ルーバ

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3771430A (en) * 1972-03-10 1973-11-13 Airolite Co Louver assembly
US4958555A (en) * 1989-10-23 1990-09-25 Mestek, Inc. Sight proof, drainable blade louver assembly
GB2328013A (en) * 1997-08-04 1999-02-10 Specialties Const Louver assembly
US20080009233A1 (en) * 2006-07-05 2008-01-10 L. C. Eldridge Sales Co., Ltd. Air inlet and outlet hood
WO2009044847A1 (ja) * 2007-10-03 2009-04-09 Robin Hood Co., Ltd. 防水及び防雪型換気ルーバ

Also Published As

Publication number Publication date
PT2578958T (pt) 2016-11-08
EP2578958A1 (en) 2013-04-10
EP2578958B1 (en) 2016-09-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020263A3 (nl) Lamelleninrichting.
US10526216B1 (en) Passive grease trap using separator technology
US3358580A (en) Louver assembly including separating traps
US10961714B2 (en) Cover for water flow inlet
US10823451B2 (en) Louver assembly
KR101684353B1 (ko) 무동력 집진장치
US3413905A (en) Air intake
CN101780763A (zh) 机动车的进气导入结构
SE449766B (sv) Takbrunn eller liknande for en byggnad
CN108750464A (zh) 垃圾箱组件和道路清洁车辆
CN103080661B (zh) 通风装置
BE1019147A3 (nl) Inrichting voor zonwering en ventilatie van een raam of deur.
CN207815675U (zh) 一种空调器壳体排水结构以及空调器
US2741973A (en) Outlet louver construction
RU2345815C2 (ru) Устройство для очистки технологической воды от взвешенных частиц
US9534369B2 (en) Inlet of underground reservoir having multiple-stage structure
US20160186422A1 (en) Catch basin baffle insert
CN204214109U (zh) 一种组合式接水盘及空调
KR101183561B1 (ko) 루프 환기 제어시스템
JP2004124690A (ja) 集水用グレーチングとこれを用いた排水構造
TWM566256U (zh) Anti-desktop blinds
NL2011737C2 (nl) Luchtinlaatklep voor toepassing in een stal.
JP2005264722A (ja) 集水用グレーチングとこれを用いた道路の排水構造
NL1039509C2 (nl) Ventilatierooster ingericht om water te onttrekken uit de doorgaande luchtstroom.
KR20110108638A (ko) 루프 환기 제어시스템

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20171031