BE1020169A5 - Cassette voor gebruik in een etikettenprinter. - Google Patents

Cassette voor gebruik in een etikettenprinter. Download PDF

Info

Publication number
BE1020169A5
BE1020169A5 BE2010/0586A BE201000586A BE1020169A5 BE 1020169 A5 BE1020169 A5 BE 1020169A5 BE 2010/0586 A BE2010/0586 A BE 2010/0586A BE 201000586 A BE201000586 A BE 201000586A BE 1020169 A5 BE1020169 A5 BE 1020169A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cassette
label printer
dock
image
switch
Prior art date
Application number
BE2010/0586A
Other languages
English (en)
Inventor
Britsom Dirk Van
Den Broecke Stefaan Van
Kris Vandermeulen
Pottelberghe Peter Van
Original Assignee
Dymo Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dymo Nv filed Critical Dymo Nv
Application granted granted Critical
Publication of BE1020169A5 publication Critical patent/BE1020169A5/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B41PRINTING; LINING MACHINES; TYPEWRITERS; STAMPS
    • B41JTYPEWRITERS; SELECTIVE PRINTING MECHANISMS, i.e. MECHANISMS PRINTING OTHERWISE THAN FROM A FORME; CORRECTION OF TYPOGRAPHICAL ERRORS
    • B41J15/00Devices or arrangements of selective printing mechanisms, e.g. ink-jet printers or thermal printers, specially adapted for supporting or handling copy material in continuous form, e.g. webs
    • B41J15/04Supporting, feeding, or guiding devices; Mountings for web rolls or spindles
    • B41J15/044Cassettes or cartridges containing continuous copy material, tape, for setting into printing devices

Landscapes

  • Electronic Switches (AREA)
  • Handling Of Sheets (AREA)
  • Sheets, Magazines, And Separation Thereof (AREA)
  • Handling Of Continuous Sheets Of Paper (AREA)

Abstract

Er wordt voorzien in een cassette voor een etikettenprinter. De genoemde etikettenprinter bevat ten minste één voorraad printmedium en een behuizing. De behuizing vertoont een eerste oppervlak alsmede een tweede oppervlak, waarbij dit tweede oppervlak tegenover het eerste oppervlak ligt, en ten minste één zijde die zich uitstrekt tussen de genoemde eerste en tweede oppervlakken, waarbij één zijde beschikt over een een schakelaar bediendende inrichting met een hellend oppervlak dat is geconfigureerd om, in gebruik, een schakelaar van een etikettenprinter te bedienen.

Description

CASSETTE VOOR GEBRUIK IN EEN ETIKETTENPRINTER
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een cassette om te worden gebruikt in een etikettenprinter, op een etiketten printer, en op een combinatie van een cassette en een etikettenprinter.
Een etikettenprinter bevat in het algemeen een printkop die wordt gecontroleerd om te printen op een beeld ontvangend medium of op een hulpstof in de vorm van een continu steunblad waarop voorgesneden etiketten zijn voorzien. Het een beeld ontvangende medium wordt in het algemeen geleverd in een cassette die wordt opgenomen in een cassette opnemend dok van de etikettenprinter.
Sommige fabrikanten van etikettenprinters bieden meer dan één model aan en/of passen hun gamma aan. Het is echter ongeriefelijk en mogelijk verwarrend voor een consument wanneer elke verschillende etikettenprinter werkt met een verschillende cassette. Op dit ogenblik wordt het ontwerp van nieuwe etikettenprinters in het algemeen beperkt door het huidige ontwerp van de door de betrokken fabrikant geleverde cassettes.
Sommige etikettenprinters worden voorzien van een schakelaar op de bodem van het een cassette opnemende dok. De positie van die schakelaar wordt gecontroleerd door de cassette op grond van de eigenschappen van het een beeld ontvangende medium in de cassette. Daarom moeten de afmetingen van de cassette en van het een cassette opnemende dok voldoende ruim bemeten zijn om plaats te bieden aan de schakelaar en aan de oppervlakken van de cassette die de schakelaar bedienen.
De cassette kan een beeld ontvangend medium en een inktlint bevatten. De relatieve plaatsing van deze elementen in de cassette, bij wijze van voorbeeld met betrekking tot een printzone, oefent een invloed uit op de afmetingen van de cassette en van de etikettenprinter.
Een cassette voor een etikettenprinter volgens de uitvinding bevat: ten minste één voorraad van het printmedium, een behuizing, waarbij deze behuizing een eerste oppervlak vertoont alsmede een tweede oppervlak, waarbij dit tweede oppervlak tegenover het eerste oppervlak ligt, en ten minste één zijde die zich uitstrekt tussen de genoemde eerste en tweede oppervlakken, waarbij één zijde beschikt over een een schakelaar bedienende inrichting die is geconfigureerd om, in gebruik, een schakelaar van een etikettenprinter te bedienen.
Hierna worden, uitsluitend bij wijze van voorbeeld, enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen, waarbij: figuur 1 een eerste perspectief zicht toont van een cassette in overeenstemming met één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarbij een eerste zijde van de cassette wordt getoond; figuur 2 een perspectief zicht toont van de cassette van figuur 1, waarbij de zijde wordt getoond die ligt tegenover de zijde die in figuur 1 wordt getoond; figuur 3 een zicht is van een tweede oppervlak van de cassette van figuur 1, niet getoond in de figuren 1 en 2; figuur 4a de cassette van figuur 1 toont, in een eerste etikettenprinter ingebracht; figuur 4b de cassette van figuur 1 toont, in een tweede etikettenprinter ingebracht; figuur 5a een dwarsdoorsnede is langs de lijn D - D van figuur 4a; figuur 5b een dwarsdoorsnede is langs de lijn D - D van figuur 4b; figuur 6a een dwarsdoorsnede is langs de lijn A - A van figuur 4a; figuur 6b een dwarsdoorsnede is langs de lijn A - A van figuur 4b; figuur 7a een dwarsdoorsnede is langs de lijn B - B van figuur 4a; figuur 7b een dwarsdoorsnede is langs de lijn B - B van figuur 4b; figuur 8a een dwarsdoorsnede is langs de lijn C - C van figuur 4a;
Figuur 8b een dwarsdoorsnede is langs de lijn C - C van figuur 4b; figuur 9 het binnenste toont van de cassette van figuur 1; figuur 10 schematisch de elementen van een etikettenprinter toont; figuur 11a een schematisch zicht toont van een eerste etikettenprinter; figuur 11b een schematisch zicht toont van een tweede etikettenprinter; figuur 12a een tweede cassette toont in overeenstemming met de uitvinding; figuur 12b de cassette van figuur 1 toont ter vergelijking; figuur 12c de tweede cassette toont met betrekking tot een rampenschakelaar van de etikettenprinter; figuur 12d de cassette van figuur 1 toont met betrekking tot de rampenschakelaar van de etikettenprinter; figuur 13 schematisch een deel van de wand van een een cassette opnemend dok toont; figuur 14 een opengewerkt zicht toont van de cassette van figuur 1; figuur 15 het subsamenstel toont van het inktlint van figuur 14; figuur 15 het subsamenstel toont van het inktlint van figuur 15 met de spoel voor de toevoer van inktlint en de opwikkelspoel voor het inktlint op hun plaats; figuren 17a en 17b resp. de een cassette opnemende dokken tonen van de etikettenprinters van de figuren 4a en 4b, wanneer geen cassette aanwezig is; figuren 18a en 18b een deel van de wand van de een cassette opnemende dokken tonen van de etikettenprinters van de figuren 4a en 4b, tegenover de wand die wordt getoond in de figuren 17a en 17b; figuren 19a en 19b twee cassettes tonen in overeenstemming met de uitvinding waarbij de cassette van figuur 19b breder is dan de cassette van figuur 19a, ter vergelijking; en figuren 20a en 20b een dwarsdoorsnede tonen van een spoel die wordt gedrukt door een vergrendelende component.
In de figuren verwijzen gelijke numerieke referenties steeds naar gelijke componenten.
De cassette die wordt getoond in de figuren is geregeld om plaats te bieden aan één of meerdere voorraden van een printmedium. Het printmedium kan een inktlint zijn en/of kan een een beeld ontvangend medium zijn. Een een beeld ontvangend medium kan zich bevinden in de vorm van een een beeld ontvangende tape met een bovenste een beeld ontvangende laag om het beeld te ontvangen, en een verwijderbare steunende laag die is bevestigd aan de bovenste een beeld ontvangende laag door middel van een laag kleefstof op een zodanige wijze dat, nadat het beeld is afgedrukt, de steunende laag kan worden verwijderd en de een beeld ontvangende laag op een oppervlak kan worden gekleefd. Deze een beeld ontvangende tape kan continu worden toegevoerd. Dienovereenkomstig kan de cassette worden gebruikt in een etikettenprinter die een snijmechanisme bevat om een lengte van de een beeld ontvangende tape af te snijden nadat het beeld werd afgedrukt.
Als een andere mogelijkheid kan het een beeld ontvangende medium een continue steunende laag bevatten terwijl de een beeld ontvangende laag zich bevindt in de vorm van vooraf gesneden etiketten. In dit voorbeeld kan het etiket worden geprint om daarna van de steunende laag te worden gepeld. Als een andere mogelijkheid kunnen de etiketten aan elkaar zijn verbonden zonder steunende laag. De etiketten kunnen van elkaar worden gescheiden door middel van lijnen die aanduiden waar een gebruiker zou moeten snijden, of door middel van perforaties.
Zoals vermeld kan de cassette een beeld ontvangend medium of een inktlint bevatten. In sommige uitvoeringsvormen kan de cassette een een beeld ontvangend medium en een inktlint bevatten.
Sommige cassettes kunnen worden gebruikt met een thermische etikettenprinter waarbij een beeld wordt gegenereerd door het activeren van een thermische printkop tegen het inktlint op een zodanige wijze dat inkt van het inktlint op een te printen zone op het een beeld ontvangende medium wordt overgebracht.
Opgemerkt moet worden dat, in sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, waarbij de cassette enkel de behuizing vormt van een beeld ontvangend medium, het een beeld ontvangende medium zich kan bevinden in de vorm van een direct thermisch een beeld ontvangend medium. Een direct thermisch een beeld ontvangend medium is dusdanig, dat een beeld kan worden gevormd direct op of binnen het direct thermisch een beeld ontvangend medium door een thermische printkop, zonder dat daarbij een inktlint vereist is.
Opgemerkt moet worden dat, in een andere uitvoeringsvorm, de cassette enkel de behuizing kan vormen van een beeld ontvangend medium. Een inktlint kan worden ondergebracht in aan afzonderlijke cassette.
Andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen verschillende structuren van een beeld ontvangend medium vertonen. Bij wijze van voorbeeld kan in sommige uitvoeringsvormen na het printen een beschermende laag op het geprinte oppervlak worden aangebracht. In andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan een beschermende laag op het een beeld ontvangend oppervlak worden aangebracht en geschiedt het printen door de beschermende laag. In nog een andere uitvoeringsvorm wordt een beeld aangebracht op een oppervlak van een een beeld ontvangend medium en wordt daarna het een beeld ontvangende medium aan de steunende laag gehecht, met het geprinte beeld op de zijde van het een beeld ontvangende medium dat aan de steunende laag is gehecht. In sommige uitvoeringsvormen is het mogelijk dat er geen steunende laag is. Deze uitvoeringsvormen kunnen een laag kleefstof vertonen. In sommige uitvoeringsvormen kan er geen kleefstof zijn. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de mogelijke structuur van het een beeld ontvangende medium en uiteraard zijn nog andere structuren mogelijk.
In sommige uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan een specifieke etikettenprinter worden geregeld om een reeks verschillende cassettes op te nemen, die elk de behuizing vormen van verschillende een beeld ontvangende media en/of inktlinten. De een beeld ontvangende media kunnen van elkaar verschillen qua type en/of breedte.
De cassettes kunnen verschillen qua dikte op basis van de afmetingen van de erin ondergebrachte een beeld ontvangende media.
Het gebruik van een thermische printkop werd hiervoor vermeld. Opgemerkt moet worden dat andere uitvoeringsvormen verschillende printtechnologieën kunnen gebruiken zoals inkjet of om het even welke andere geschikte printtechniek.
Sommige cassettes in overeenstemming met de onderhavige uitvinding worden hierna beschreven, daarbij verwijzend naar de bijgevoegde figuren. De cassette 2 heeft een behuizing 4. De behuizing 4 vertoont een in het algemeen rechthoekige, kubusvormige vorm en heeft dus in zekere zin de vorm van een doos. De behuizing 4 heeft een eerste oppervlak 6 en een tweede oppervlak 8. Het eerste oppervlak 6 en het tweede oppervlak 8 zijn de grotere oppervlakken van de behuizing 4 en zijn tegenover elkaar gelegen. Zoals hierna met meer details zal worden beschreven, is één van de beide oppervlakken (het eerste oppervlak 6 of het tweede oppervlak 8) geregeld om te zijn gericht tegen en/of in contact te zijn met een overeenkomstig oppervlak van een cassette opnemend dok in een etikettenprinter. Dit zal afhangen van de configuratie van het resp. een cassette opnemende dok.
De behuizing heeft eveneens een eerste zijde 10, een tweede zijde 12, een derde zijde 14 en een vierde zijde 16. Deze zijden strekken zich elk uit tussen het eerste oppervlak 6 en het tweede oppervlak 8. De eerste zijde 10 ligt tegenover de tweede zijde 12. De derde zijde 14 ligt tegenover de vierde zijde 16.
De behuizing 4 heeft een printzone 18 die in gebruik is geregeld om ten minste een deel te herbergen van het printmechanisme van de etikettenprinter (zoals hierna zal worden beschreven met betrekking tot figuur 10). De printzone 18 steekt uit van de vierde zijde 16 tot in de cassette. De printzone 18 is open op zowel de eerste als de tweede oppervlakken 6 en 8 om te voorzien in een toegankelijke printzone. Dat wil zeggen dat de cassette kan worden ingevoerd in het resp. een cassette opnemende dok met ofwel het eerste oppervlak of het tweede oppervlak naar het bodemoppervlak gericht. Het oppervlak dat naar de bodem van het een cassette opnemende dok is gericht, zal afhangen van de configuratie van het een cassette opnemende dok van de etikettenprinter.
In één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is een deksel 20 voorzien op de vierde zijde 16. Het beweegbare deksel 20 kan worden bewogen langs het vlak van de vierde zijde 16 van een positie waarin de printzone 18 is afgesloten in het vlak van de vierde zijde (zoals kan worden gezien in figuur 3) en een positie waarin de printzone 18 open is in het vlak van de vierde zijde 18. In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het deksel 20 worden weggelaten.
De cassette vertoont eerste en tweede openingen 22a en 22b, voorzien op het eerste oppervlak 6. Direct tegenover deze openingen bevinden zich de openingen 24a en 24b, voorzien op het tweede oppervlak. De eerste opening 22a van het eerste oppervlak is uitgelijnd met de eerste opening 24a van het tweede oppervlak. Op soortgelijke wijze is de tweede opening 22b van het eerste oppervlak uitgelijnd met de tweede opening 24b van het tweede oppervlak. Een eerste inktlintspoel 26a (zie figuur 9) strekt zich uit tussen de openingen 22a en 24a. Op soortgelijke wijze steekt een tweede inktlintspoel 26b (zie figuur 9) uit tussen de tweede openingen 22b en 24b. Eén van deze inktlintspoelen is een spoel voor de toevoer van inktlint en de andere van deze inktlintspoelen is een opwikkelspoel voor het inktlint. In het weergegeven voorbeeld is de tweede inktlintspoel 26b de toevoerspoel en is de eerste inktlintspoel 26a de opwikkelspoel.
Zoals kan worden gezien in de figuren 17a en b bevat het een cassette opnemende dok eerste en tweede inktlintstijlen 326 en 328 die worden geregeld om te worden opgenomen in en zich te omklemmen met resp. de spoel voor de toevoer van inktlint en de opwikkelspoel voor het inktlint. Ten minste één van de inktlintstijlen kan worden voortgedreven in een voorwaartse en/of achterwaartse richting. Het een cassette opnemende dok zal hierna worden beschreven.
De cassette die in de figuren wordt getoond, kan worden gebruikt met een reeks verschillende etikettenprinters met verschillend ontwerp. Bij wijze van voorbeeld verwijzen wij nu naar de figuren 11a en 11b. Figuur 11a toont een eerste etikettenprinter 88. Op het zelfde oppervlak van de etikettenprinter is een cassette opnemend dok 90 voorzien, een beeldscherm 92 en een toetsenbord 94. Zoals kan worden opgemaakt uit figuur 11a, bevinden het een cassette opnemende dok 90, het beeldscherm 92 en het toetsenbord 94 zich alle op het zelfde oppervlak van de etikettenprinter 88.
In tegenstelling daarmee wordt een tweede etikettenprinter getoond in figuur 11b. Het beeldscherm 92 en het toetsenbord 94 zijn voorzien op een eerste zijde van de etiketten printer terwijl het een cassette opnemende dok 100 zich bevindt op de daar tegenover liggende zijde van de etikettenprinter.
Opgemerkt moet worden dat in andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding geen toetsenbord is voorzien en dat de etikettenprinter in de plaats daarvan is verbonden met een pc die de informatie over de te drukken etiketten doorgeeft. Natuurlijk kunnen etiketten printers zoals die, getoond in de figuren 11a en 11b, werken in standalone-modus en/of in een met de pc verbonden modus, waarbij de pc die de informatie over de te drukken etiketten doorgeeft.
In één aanpassing kunnen het beeldscherm en het toetsenbord worden vervangen door een aanraakscherm dat beide functies verzorgt.
Uitsluitend bij wijze van voorbeeld verwijzen wij nu naar de figuren 4a en 4b. In figuur 4a wordt de cassette 2 in een eerste etikettenprinter 28a ingebracht. Wanneer cassette 2 in de eerste etikettenprinter 28a wordt ingebracht, zal het eerste oppervlak 6 gericht zijn naar de bodem 54a van het een cassette opnemende dok 30a met het tweede oppervlak 8 helemaal bovenaan. Figuur 17a toont een perspectief zicht van het een cassette opnemende dok zonder de cassette.
Dit is in tegenstelling met de tweede etikettenprinter die wordt getoond in figuur 4b. Bij de tweede etikettenprinter 28b wordt de cassette 2 precies anders in het een cassette opnemende dok 30b gebracht, zodat het tweede oppervlak 8 is gericht naar de bodem 54b van het een cassette opnemende dok 30 met het tweede oppervlak 6 helemaal bovenaan. Figuur 17b toont een perspectief zicht van het een cassette opnemende dok zonder de cassette.
De een cassette opnemende dokken van de figuren 4a en 4b kunnen resp. zijn voorzien op tegenover elkaar liggende zijden van resp. tapeprinters, zoals getoond in de figuren 11a en 11b. Als eèn andere mogelijkheid kunnen de een cassette opnemende dokken van de figuren 4a en 4b voorzien op dezelfde zijden van resp. tapeprinters. In beide gevallen zijn de een cassette opnemende dokken van de figuren 4a en 4b eikaars spiegelbeeld.
Een cassette die in een cassette opnemend dok kan worden ingebracht met het eerste oppervlak 6 naar de bodem 54a van het een cassette opnemende dok 30a gericht, en die eveneens kan worden ingebracht in een tweede een cassette opnemende dok 30b die daarvan het spiegelbeeld is met het tweede oppervlak 8 naar de bodem 54b van het een cassette opnemende dok 30b gericht, kan het voordeel hebben dat de positie van de uitgang van de tape niet langer wordt bepaald door de positie van het een cassette opnemende dok in de printer. Bij wijze van voorbeeld zal, indien een cassette in slechts één enkele richting kan worden ingebracht, een etiketten printer met een cassette opnemend dok open aan de voorkant niet dezelfde plaats van uitgang van de tape hebben als een etikettenprinter met een cassette opnemend dok open aan de achterkant van de etikettenprinter (voor dezelfde cassette). Met een cassette waarvoor zowel het eerste oppervlak 6 als het tweede oppervlak 8 naar de bodem van het een cassette opnemende dok kan zijn gericht, is dit niet langer het geval.
Zoals kan worden opgemerkt door de figuren 5a tot 8a te vergelijken met de figuren 5b tot 8b, kan de cassette worden gebruikt in een oriëntatie waarbij het eerste oppervlak 6 gericht is naar het een cassette opnemende dok of waarbij het tweede oppervlak 8 gericht is naar de onderkant van het een cassette opnemende dok. Indien het eerste oppervlak is geregeld om gericht te zijn naar de onderkant van het eerste een cassette opnemende dok, zal het tweede een cassette opnemende dok - dat is geregeld om een cassette te herbergen waarvan het tweede oppervlak is gericht naar de onderkant van het tweede een cassette opnemende dok - een spiegelbeeld zijn van het eerste een cassette opnemende dok.
In de etikettenprinter 28a die wordt getoond in figuur 4a zijn een eerste zone 32a en een tweede zone 34a voorzien tegenover elkaar, en op elke kant van de cassette 2. In de uitvoeringsvorm van figuur 4a bevindt de eerste zone 32 zich aangrenzend aan de vierde zijde 16 van de cassette terwijl de tweede zone 34a grenst aan de derde zijde 14 van de cassette. De eerste en tweede zone 32a en 34a hebben afmetingen die zijn bepaald op een zodanige wijze dat zij aan de ene kant plaats bieden voor de duim van een gebruiker en aan de andere kant voor de wijsvinger van die gebruiker. Op die wijze kan de gebruiker de derde en vierde zijden 14 en 16 van de cassette grijpen om de cassette te verwijderen uit het een cassette opnemende dok. Opgemerkt moet worden dat dit enkel een voorbeeld is en dat diverse andere mechanismen om een cassette te verwijderen uit het een cassette opnemende dok kunnen worden gebruikt, waaronder diverse mechanismen van een uitwerpmechanisme.
De tweede etikettenprinter 28b is voorzien van soortgelijke eerste en tweede zones 32b resp. 34b, om mogelijk te maken dat de cassette uit het een cassette opnemende dok wordt verwijderd.
De diverse kenmerken van een cassette die het mogelijk maken dat de cassette in het een cassette opnemende dok 30a of 30b wordt geplaatst, worden nu beschreven onder verwijzing naar zowel de figuren 5 tot 8 als 17 en 18. Opgemerkt moet worden dat de figuren 5 tot 8 dwarsdoorsneden tonen van de etikettenprinters van de figuren 4a en 4b. Om echter duidelijk de interactie weer te geven tussen elementen van de cassette en van het een cassette opnemende dok, wordt de cassette niet getoond in een dwarsdoorsnede, in de plaats daarvan worden de omtrekken van de cassette op de resp. dwarsdoorsnede weergegeven.
Hierbij verwijzen wij na figuur 2 die op de tweede zijde 12 een eerste inrichting voor het plaatsen toont. De eerste inrichting voor het plaatsen 36 is symmetrisch rond een lijn die zich uitstrekt over het midden van de tweede zijde 12, evenwijdig met de eerste en tweede oppervlakken 6 en 8 en halfweg de eerste en tweede oppervlakken 6 en 8. Aan elke kant van de middellijn bevindt zich een eerste ingesprongen zone 40 die zich uitstrekt van de resp. ene van de eerste en tweede oppervlakken naar de middellijn. De eerste ingesprongen zone 40 vertoont een vlak oppervlak 42, evenwijdig met de resp. eerste en tweede oppervlakken 6 en 8. Het vlakke oppervlak 42 heeft dan weer zijn eigen tweede kleinere ingesprongen zone 44 die zich eveneens uitstrekt naar de middellijn. De kleinere ingesprongen zone 44 strekt zich niet uit tot over de middellijn. Bijgevolg bevat de inrichting voor het plaatsen 36 twee symmetrische delen, waarbij elk deel is geplaatst aan elke kant van de middellijn en die elk eerste en tweede ingesprongen zones bevatten.
De interactie van deze eerste inrichting voor het plaatsen met het een cassette opnemende dok van de etikettenprinters wordt hierna beschreven onder verwijzing naar de figuren 7 en 8.
Figuren 8a en 8b tonen een dwarsdoorsnede van het een cassette opnemende dok, waarbij de omtrekken van de cassette worden weergegeven en de dwarsdoorsnede is genomen door de tweede ingesprongen zone 44. In tegenstelling daarmee tonen de figuren 7a en 7b een dwarsdoorsnede die is genomen door de eerste inrichting voor het plaatsen 36, door de eerste ingesprongen zone 42 maar niet door de tweede ingesprongen zone 44. Zoals getoond in de figuren 7a en 7b bevindt het vlakke oppervlak 42 van de eerste ingesprongen zone 40 zich in contact met oppervlak 46 van het een cassette opnemende dok om de cassette op haar plaats te houden. Het oppervlak 46 ligt evenwijdig met de onderkant 54a/b van het een cassette opnemende dok. Deze elementen van het een cassette opnemende dok kunnen ook duidelijk worden opgemerkt in de figuren 18a en 18b.
Zoals kan worden opgemerkt in de figuren 8a en 8b wordt een pin 48 van het een cassette opnemende dok opgenomen in de verdere inspringing 44 van de eerste inrichting voor het plaatsen. In een andere uitvoeringsvorm kan de pin worden voorzien door een basisplaat die onderin het een cassette opnemende dok ligt. De pin 48 is op een zodanige wijze gedimensioneerd dat de pin 48 kan worden opgenomen in een verdere inspringing 44 met slechts een kleine speling in de eerste richting en meer speling in een tweede richting. De pin 48 strekt zich in het algemeen uit van het oppervlak 46 en vertoont een hoogte die iets kleiner is dan de afmeting van de tweede inspringing 44. Dit is bedoeld om tegemoet te komen aan productietoleranties van cassettes.
Wij verwijzen nu naar figuur 1 die tweede eerste inrichting voor het plaatsen 38 toont op de eerste zijde 10 van de cassette. De tweede inrichting voor het plaatsen 38 is opnieuw symmetrisch opgesteld rond een middellijn die zich uitstrekt langs de lengte van de tweede zijde 10, evenwijdig met de eerste en tweede oppervlakken 6 en 8. De tweede inrichting voor het plaatsen 38 bevat een trap 39 aan elke zijde van de middellijn. De trap 39 begint aan de eerste zijde 10 van het resp. oppervlak 6 en 8 en op een positie op de eerste zijde die grenst aan de derde zijde. De trap 39 strekt zich uit in de richting van de middellijn, heeft dan een vlak oppervlak 50 dat zich uitstrekt evenwijdig met de eerste en tweede oppervlakken 6 en 8 en vervolgens een oppervlak 51 dat zich met rechte hoeken uitstrekt naar het vlakke oppervlak 50 aan de middellijn.
De interactie tussen de tweede inrichting voor het plaatsen 38 met de resp. een cassette opnemende dokken kan worden opgemerkt in de figuren 7 en 8 evenals in de figuren 17 a en b. In het bijzonder is trap 39 die dichter ligt bij het oppervlak 6 of 8 van de cassette die gericht is naar de bodem van het een cassette opnemende dok geregeld om in interactie te treden met een oppervlak 52 van het een cassette opnemende dok. In het bijzonder is het vlakke oppervlak 50 geregeld om in contact te komen met het oppervlak 52 van het een cassette opnemende dok. Het oppervlak 52 ligt evenwijdig met het oppervlak 54 aan de onderkant het een cassette opnemende dok. Het oppervlak 52 ligt eveneens evenwijdig met het oppervlak 46. In één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding liggen de oppervlakken 52 en 46 in het zelfde vlak. In andere uitvoeringsvormen kunnen de oppervlakken 52 en 46 zich echter in verschillende vlakken bevinden.
Wij verwijzen nu opnieuw naar figuur 1. Op de eerste zijde 10 bevindt zich een een schakelaar bedienende inrichting 60. Ook deze een schakelaar bedienende inrichting is symmetrisch ten opzichte van de middellijn. De symmetrische een schakelaar bedienende inrichting 60 bevat een trap 62 aan elke zijde van de middellijn. De trap 62 is groter dan de overeenkomstige trap 39 van de tweede inrichting voor het plaatsen 38. De trap 62 is in één uitvoeringsvorm geregeld om zich uit te strekken over meer dan de helft van de lengte van de eerste zijde 10. De trap 62, aan elke zijde van de middellijn, begint op een positie op de eerste zijde die grenst aan de vierde zijde 16. De trap 62 strekt zich dan uit in de richting van de middellijn. Dan is er een vlak oppervlak 63 dat zich uitstrekt evenwijdig met de eerste en tweede oppervlakken. Aan het einde van het vlakke oppervlak 63 bevindt zich een helling 64 die zich uitstrekt van het einde van het vlakke oppervlak 63 naar de middellijn. De hellingen liggen elk in een vlak dat in het algemeen een rechte hoek vormt met het vlak van de eerste zijde. De beide hellingen 64 van elke trap 62 zijn geregeld om mekaar te ontmoeten aan de middellijn om zo een als een V gevormde zone te vormen aan het einde van de trappen 62. In de weergegeven uitvoeringsvorm is er een gaping of een ruimte tussen het einde van de hellingen 64 en de oppervlakken 51 van de tweede inrichting voor het plaatsen 38. In een andere uitvoeringsvorm zijn er twee ingesprongen zones tussen het einde van de hellingen 64 en de oppervlakken 51 van de tweede inrichting voor het plaatsen 38. De beide ingesprongen zones liggen in dat geval symmetrisch aan elke zijde van de middellijn.
Elke stap 62 is voorzien van een plaatsbepalend gat 69 dat zich uitstrekt tot in het vlakke oppervlak in de richting van de middellijn. Het plaatsbepalende gat kan worden voorzien op het vlakke oppervlak 63 aan een eindkant hiervan die dichter ligt bij de vierde zijde 16 dan bij het einde met de helling op het vlakke oppervlak 63. De plaatsing van het plaatsbepalende gat 69 zorgt ervoor dat de eerste zijde aan één einde de tweede inrichting voor het plaatsen bevat en aan het andere einde een derde inrichting voor het plaatsen (dat wil zeggen de inrichting van gat 69, en het overeenkomstige gat aan de andere kant), die in combinatie met de eerste inrichting voor het plaatsen 36 zorgt voor drie inrichtingen voor het plaatsen voor de cassette in het een cassette opnemende dok. De drie inrichtingen voor het plaatsen zorgen samen voor een correcte plaatsing van de cassette in het een cassette opnemende dok.
In één uitvoeringsvorm zijn de drie inrichtingen voor het plaatsen voorzien als een vlak dat wordt gedefinieerd door ten minste drie punten. Dienovereenkomstig zijn er in één uitvoeringsvorm drie inrichtingen voor het plaatsen om te garanderen dat de cassette in een vlak wordt geplaatst. Bijgevolg garanderen sommige uitvoeringsvormen drie inrichtingen voor het plaatsen dat de cassette in het correcte vlak wordt geplaatst. De beide plaatsbepalende pinnen zorgen ervoor dat de cassette niet beweegt in de beide richtingen van het vlak, en de vergrendelende componenten garanderen dat de cassette niet beweegt in de derde richting.
In één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is voorzien in een set cassettes. In deze uitvoeringsvorm zijn twee cassette in de set voorzien. Opgemerkt moet worden dat in andere uitvoeringsvormen andere aantallen cassettes in de set kunnen zijn voorzien. De set bevat de cassette zoals eerder beschreven, evenals de tweede cassette, getoond in figuur 12a. Ter vergelijking wordt de tweede cassette van figuur 12a getoond naast de eerste cassette in figuur 12b. De cassettes van de set kunnen de zelfde algemene regeling hebben, maar verschillende eerste zijden. Figuren 12a en b tonen de verschillende configuratie van de eerste zijde van de tweede cassette 102.
In de tweede cassette die wordt getoond in figuur 12a bevat de eerste zijde 110 een tweede inrichting voor het plaatsen 138. De tweede inrichting voor het plaatsen 138 lijkt op de tweede inrichting voor het plaatsen 38 van figuur 1 maar is nu geplaatst op de eerste zijde 110, vlak bij de vierde zijde 116 van de cassette. Bovendien is deze tweede inrichting voor het plaatsen 138 eveneens geregeld op resp. plaatsbepalende gaten 169, voorzien tegenover elkaar op elke zijde van de tweede inrichting voor het plaatsen 138. De plaatsbepalende gaten hebben dezelfde functie en positie als de plaatsbepalende gaten 69 van de een schakelaar bedienende inrichting 60 van figuur 1. Opgemerkt moet worden dat in de weergegeven uitvoeringsvorm de lengte van de tweede inrichting voor het plaatsen in het algemeen overeenkomt met de lengte van de een schakelaar bedienende inrichting 60 van de cassette van figuur 1, excl. de hellingen 64.
De eerste zijde 210 van de tweede cassette 102 bevat een een schakelaar bedienende inrichting 160 die opnieuw sterk lijkt op de een schakelaar bedienende inrichting 60 van de cassette van figuur 1. De een schakelaar bedienende inrichting 160 van de tweede cassette 102 is dicht bij de derde zijde 114 geplaatst. De lengte van de een schakelaar bedienende inrichting 160 excl. de hellingen 64 is dus in het algemeen de zelfde als de lengte van de tweede inrichting voor het plaatsen van de eerste cassette. De hellingen 164 strekken zich dan in dezelfde wijze uit als beschreven in verband met de eerste cassette. De een schakelaar bedienende inrichting van de tweede cassette is dus in het algemeen een spiegelbeeld van de een schakelaar bedienende inrichting van de eerste cassette. De een schakelaar bedienende inrichting 160 beschikt niet over de plaatsbepalende gaten aangezien deze nu zoals hiervoor beschreven worden voorzien de tweede inrichting voor het plaatsen.
De set cassettes kan worden geregeld om een derde cassette te bevatten die de een schakelaar bedienende inrichting niet bevat maar die in de plaats daarvan in afdoende mate beschikt over twee tweede inrichtingen voor het plaatsen. Bijgevolg zijn hier geen hellingen bij betrokken.
In andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de set cassettes drie of meer verschillende cassettes bevatten.
De cassettes van de set kunnen zijn geregeld om verschillende types een beeld ontvangend medium onder te brengen. Uitsluitend bij wijze van voorbeeld kan de eerste cassette een een beeld ontvangend medium bevatten met een eerste breedte en kan de tweede cassette een een beeld ontvangend medium bevatten met een tweede breedte. In één uitvoeringsvorm kunnen de eerste cassettes een eerste subset breedtes bevatten en kunnen de tweede cassettes een tweede subset breedtes bevatten. Als er een derde cassette is voorzien, kan deze een derde breedte of een derde subset breedtes bevatten. Opgemerkt moet worden dat indien de cassettes van de set zijn geregeld om verschillend brede tapes te herbergen, de breedte van de cassette (dat wil zeggen de afstand tussen de eerste en tweede oppervlakken) kan verschillen voor verschillende cassettes van de set.
De positie van de helling (en bijgevolg de interactie daarvan met een schakelaar in de etiketten printer) kan worden gebruikt om informatie over te dragen over het printmedium van de cassette (het een beeld ontvangende medium en/of het inktlint). De informatie kan betrekking hebben op de breedte en/of de printenergie-vereisten, de kleur van het printmedium, de dikte van het printmedium, het type printmedium enz.
Wij verwijzen nu naar de figuren 19a en 19b die ter vergelijking een bredere cassette tonen in figuur 19b en een smallere cassette in figuur 19a. Deze cassettes kunnen verschillend brede cassettes herbergen. Zoals kan worden vastgesteld, is de eerste inrichting voor het plaatsen 40 van elke cassette gecentreerd geplaatst langs de middellijn van de eerste zijde 10. Voorts is de afstand 41 tussen de vlakke oppervlakken 42 van de beide ingesprongen zones dezelfde voor de beide cassettes. Voorts zijn de beide ingesprongen zones 44 dezelfde voor de beide cassettes. Bijgevolg zijn de cassettes geconfigureerd om een centrale uitlijning te hebben wanneer zij in het een cassette opnemende dok zijn gebracht. Dat wil zeggen dat het centrale vlak tussen de tweede oppervlakken van al de verschillend brede cassettes steeds in het zelfde vlak zal liggen. Bijgevolg zal de op dezelfde wijze gedimensioneerde eerste inrichting voor het plaatsen, gecentreerd rond het centrale vlak, worden gebruikt welke ook de breedte van de cassette is. Ook de andere individuele inrichtingen voor het plaatsen kunnen dezelfde afmetingen vertonen, welke ook de breedte van de cassette is.
Wij verwijzen nu naar figuur 13 die schematisch een deel toont van de etikettenprinter en in het bijzonder een deel van de wand 70 van het een cassette opnemende dok dat in gebruik is gericht naar de eerste wand 10 of 110 van de cassette wanneer die in het een cassette opnemende dok is geplaatst. De wand 70 van het een cassette opnemende dok bevat een schakelaar 72. In één uitvoeringsvorm is deze schakelaar in een neutrale positie geduwd, in figuur 13. Deze neutrale positie is een centrale positie. Bijgevolg zal de schakelaar in één uitvoeringsvorm, wanneer er geen cassette in het een cassette opnemende dok zit, in neutrale positie zitten.
Wanneer de eerste cassette is opgenomen in het een cassette opnemende dok, wordt de schakelaar door de helling 64 bewogen naar de rechtse kant van figuur 13. Dit kan ook worden vastgesteld in de figuren 17a en 17b. De schakelaar 72 heeft zelf eerste en tweede hellende oppervlakken 73 die zijn geregeld om de resp. helling van de een schakelaar bedienende inrichting 160 te omklemmen. Dit wordt ook schematisch getoond in figuur 12d die de schakelaar 72 toont die door de helling 64 werd bewogen naar een positie waar de schakelaar zich bevindt tussen de een schakelaar bedienende inrichting 60 en de tweede inrichting voor het plaatsen 38. In een andere uitvoeringsvorm vertoont de schakelaar geen hellende oppervlakken maar een plat, rond of om het even welk ander type oppervlak.
Wanneer de tweede cassette is opgenomen in het een cassette opnemende dok, wordt de schakelaar door de helling 164 bewogen naar de linkse kant van figuur 13. Ook dit kan weer worden vastgesteld in de figuren 17a en 17b. Dit wordt ook schematisch getoond in figuur 12c die de schakelaar 72 toont die door de helling 164 werd bewogen naar een positie waar de schakelaar zich bevindt tussen de een schakelaar bedienende inrichting 160 en de tweede inrichting voor het plaatsen 138. Zoals kan worden gezien door de figuren 12c en 12d met elkaar te vergelijken, wordt de schakelaar bewogen naar één positie door de eerste cassette en naar een tweede, verschillende positie door de tweede cassette.
Een detector 74 is geregeld om te bepalen in welke positie de schakelaar 74 zich bevindt: de linkse of de rechtse positie. De detector 72 is dus in staat om een output te leveren aan de controller die aangeeft of de cassette zich in de eerste of de tweede cassette bevindt. Dit geeft informatie aan de controller over één of meerdere eigenschappen van het een beeld ontvangende medium in de cassette. Wanneer bij wijze van voorbeeld een eerste cassette wordt gedetecteerd, is de controller geconfigureerd om de etikettenprinter te controleren in overeenstemming met de breedte die is verbonden met de eerste cassette. Op dezelfde wijze is, wanneer een tweede cassette wordt gedetecteerd, de controller geconfigureerd om de etikettenprinter te controleren in overeenstemming met de breedte die is verbonden met de tweede cassette. Deze informatie kan bij wijze van voorbeeld door de etikettenprinter worden gebruikt om de afmetingen van het beeld te controleren, zodat het uiteindelijke beeld kan worden geprint op het een beeld ontvangende medium.
In sommige uitvoeringsvormen kan de cassette niet zijn ontworpen om in twee verschillende richtingen te worden ingebracht. In deze uitvoeringsvormen is slechts voorzien in één helft van de inrichtingen van de zijden 10 of 110. Bij wijze van voorbeeld kan de helling op zijde van de middellijn tegenover het plaatsbepalende gat 69 dat de printer omklemt worden weggelaten.
Wij verwijzen nu naar de figuren 5 en 6 die resp. dwarsdoorsneden tonen langs de lijnen D - D en A - A. In het bijzonder verwijzen wij naar figuur 6 die een vergrendelende component 70 van het een cassette opnemende dok toont. De vergrendelende component 70 is gemaakt van een veerkrachtig materiaal. Dienovereenkomstig beweegt, om de cassette in het een cassette opnemende dok in te brengen in de richting van de pijl E, de vergrendelende component 70 in de richting van de pijl F weg van de cassette om zo de trappen 62 de mogelijkheid te bieden om een uitstekend gedeelte 72 van de vergrendelende component te passeren. Het uitstekende gedeelte 72 is zodanig dat, wanneer de cassette volledig in het een cassette opnemende dok is opgenomen, het uitstekende gedeelte 72 het vlakke oppervlak 63 van de trap, verder weg van de onderkant van het een cassette opnemende dok, omklemt. Opgemerkt moet worden dat een soortgelijke vergrendelende component 70 (zie de figuren 18a en 18b) is voorzien tegen het aangrenzende oppervlak 46 en pin 48 op de andere kant van het een cassette opnemende dok.
Zoals kan worden opgemaakt uit figuur 5 is een pin 74 van het een cassette opnemende dok geregeld om te worden opgenomen in het plaatsbepalende gat 69 van de trap, dichter bij de onderkant van het een cassette opnemende dok. De afmetingen van deze pin zijn op een zodanige wijze bemeten dat zij in het algemeen overeenkomen met de afmetingen van het plaatsbepalende gat, maar dat zij productietoleranties voor de cassette toelaten. Opgemerkt moet worden dat het plaatsbepalende gat een ronde of om het even welke andere dwarsdoorsnede kan vertonen. Bij voorkeur maar niet noodzakelijk vertoont de pin een dwarsdoorsnede die dezelfde vorm heeft als de dwarsdoorsnede van het plaatsbepalende gat.
De getoonde inrichtingen voor het plaatsen en het vergrendelen zijn zodanig dat één of meerdere inrichtingen kunnen worden weggelaten en/of vervangen door een verschillende inrichting. De inrichtingen voor het plaatsen kunnen dezelfde dan wel verschillend zijn. De een schakelaar bedienende inrichting kan in sommige uitvoeringsvormen van de uitvinding worden weggelaten. De tweede inrichting voor het plaatsen kan worden geplaatst op de eerste zijde, dicht bij de vierde zijde. In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan om het even welke van de beschreven inrichtingen zijn voorzien op om het even welke van de zijden van de cassette.
Opgemerkt moet uiteraard worden dat in andere uitvoeringsvormen andere mechanismen kunnen worden gebruikt om de cassette in het een cassette opnemende dok te positioneren en op haar plaats te houden.
Wij verwijzen nu naar figuur 14 die een opengewerkt zicht van een cassette volgens deze uitvinding toont. De cassette bevat een eerste gedeelte 202 en een tweede gedeelte 204. Het eerste gedeelte 202 en het tweede gedeelte 204 definiëren de behuizing 4 van de cassette. In één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de eerste en tweede gedeelten extern geregeld om spiegelbeelden van de andere te zijn. Dat wil zeggen dat het aanmaken van matrijzen van de cassette goedkoper kan geschieden. Intern zijn de eerste en tweede gedeelten soortgelijk maar niet identiek. Dat is omdat de beide gedeelten zijn geregeld om te worden samengevoegd door middel van, bij wijze van voorbeeld, klikbevestigingen, snapsluitingen enz. Dienovereenkomstig worden de eerste en tweede gedeelten gevormd met samenwerkende componenten om te garanderen dat de beide delen kunnen worden samengevoegd.
De beide gedeelten 202 en 204 zijn geregeld om dezelfde dikte t te hebben. Deze dikte is te meten in de richting loodrecht op de resp. oppervlakken 6 en 8. Met andere woorden is de breedte van elk van de zijden van de cassette, gedefinieerd door de twee gedeelten, gelijk aan 2t. Dit is in tegenstelling tot bekende cassettes die in het algemeen beschikken over één gedeelte dat het grootste gedeelte van de breedte van de cassette levert terwijl het andere gedeelte een klep levert en minder bijdraagt tot de dikte of breedte van de cassette. Twee gedeelten met dezelfde dikte hebben is voordelig om bij wijze van voorbeeld te voorzien in een cassette die in om het even welke wijze in een een cassette opnemend dok kan worden ingebracht.
De cassette is geregeld om de voorraad van het een beeld ontvangende medium 7 onder te brengen. Zoals kan worden vastgesteld, is het een beeld ontvangende medium voorzien op een spoel 212. De spoel 212 is geregeld met betrekking tot spoelomklemmende componenten 216, voorzien in de eerste helft 202. Soortgelijke spoelomklemmende componenten kunnen worden voorzien in de andere helft 204. Deze spoelomklemmende componenten 216 zijn geregeld om te passen binnen de spoel 212 om de spoel 212 in de cassette te positioneren. De spoelomklemmende componenten 216 zijn gepositioneerd op een zodanige wijze dat de spoel met het een beeld ontvangende medium op haar plaats wordt gehouden maar de spoel is geregeld om te roteren rond de spoelomklemmende componenten 216.
De cassette is eveneens voorzien van het deksel 20. Dit deksel is geregeld om te bewegen van een eerste positie, die bij wijze van voorbeeld wordt getoond in figuur 3, waarin het een beeld ontvangende medium en het inktlint wordt beschermd door het deksel 28 in de printzone. In een tweede open positie wordt het deksel 20 bewogen zodat het een beeld ontvangende medium en het inktlint in de printzone 16 worden blootgesteld.
Er wordt voorzien in een klemmende/vergrendelende component 206. De klemmende/vergrendelende component 206 heeft een eerste vergrendelende uitsteeksel 208 dat is geregeld om een opening 220 van het deksel 20 te omklemmen om het deksel in de gesloten positie te houden. De component 206 vertoont een klemeinde 211 dat is geregeld om in interactie te treden tegen een stijl 222 van één of beide van de gedeelten 202 en 204 om het een beeld ontvangende medium daartussen in te klemmen. Het klemmen kan optreden wanneer het deksel zich in gesloten positie bevindt. De beweging van het deksel van de gesloten naar de open positie kan ertoe leiden dat de klemkracht van de klem 211 wordt gereduceerd, zodat het een beeld ontvangende medium uit de voorraad kan worden getrokken. In sommige uitvoeringsvormen kan de klemkracht enkel worden verwijderd wanneer het deksel volledig open is.
De cassette bevatten eveneens een subsamenstel voor een inktlint 214. Dit subsamenstel is duidelijker zichtbaar in de figuren 15 en 16. Figuur 15 toont het subsamenstel 214 zonder dat de spoelen voor de toevoer van inktlint en de opwikkelspoelen voor het inktlint aanwezig zijn. Figuur 16 toont het subsamenstel 214 waar de spoelen voor de toevoer van inktlint en de opwikkelspoelen voor het inktlint aanwezig zijn. Opgemerkt moet worden dat figuur 15 het subsamenstel toont van één zijde terwijl figuur 16 het subsamenstel toont van aan de tegenovergestelde zijde. Het subsamenstel 214 heeft een eerste cirkelvormige opening 230 en een tweede cirkelvormige opening 232 aan één zijde. Deze beide openingen zijn geregeld om de resp.
einden op te vangen van de opwikkelspoel voor het inktlint 271 en de spoel voor de toevoer van inktlint 270. Op de tegenover liggende zijde van het subsamenstel voor een inktlint 214 is voorzien in eerste en tweede kragen 233 en 234. De kragen definiëren eik in het algemeen een deel van een cirkel. De kragen zijn zodanig van afmetingen en vorm dat de resp. bovenste zones 236 en 238 van de opwikkelspoel voor het inktlint 271 en de spoel voor de toevoer van inktlint 270 in positie op de kraag kunnen worden geduwd. De kragen vormen geen volledig gesloten cirkel waardoor de spoelen lateraal op het subsamenstel voor een inktlint kan worden gestoken. De beide spoelen worden lateraal van tegenovergestelde zijden opgestoken. De afmetingen van de kragen kunnen zodanig zijn, dat de spoelen moeten worden ingedrukt om door de kragen te worden opgenomen. In één uitvoeringsvorm zijn de kragen gemaakt uit voldoende flexibel materiaal, zodat de spoelen op de kragen kunnen worden geduwd maar dan door de kragen op hun plaats worden gehouden.
Het subsamenstel voor een inktlint 214 beschikt over eerste en tweede vergrendelende componenten 240 en 242. De vergrendelende componenten zijn geregeld om elk één van de inktlintspoelen te omklemmen. Deze vergrendelende componenten 240 en 242 omklemmen de inktlintspoelen om te beletten dat het inktlint wordt weggetrokken uit de resp. spoelen behalve wanneer voldoende kracht wordt uitgeoefend door bij wijze van voorbeeld de aandrijving van de opwikkelspoel voor het inktlint 271 dan wel de spoel voor de toevoer van inktlint 270. De resp. vergrendelende componenten kunnen zijn opgenomen in uitsparingen 221 van het onderste oppervlak 8 (zie figuur 3). Deze vergrendelende componenten 240 en 242 zijn voorzien op tegenovergestelde zijden van de spoelen, net als de overeenkomstige uitsparingen 221. Als een andere mogelijkheid kunnen de vergrendelende componenten 240 en 242 en de overeenkomstige uitsparingen 221 zich bevinden aan dezelfde kant van de spoelen.
De vergrendelende componenten van de hiervoor besproken uitvoeringsvorm worden getoond in figuur 20a. De vergrendelende component 240/242 dwingt de spoel 270/271 in een richting evenwijdig met de rotatieas van de spoel, zoals in de figuur aangeduid met P. In een andere uitvoeringsvorm, getoond in figuur 20b, zijn er geen uitsparingen in oppervlak 8 en zijn de vergrendelende componenten 260 en 262 geregeld om de spoel 270/271 te dwingen in een richting, loodrecht op de rotatieas van de spoel, zoals in figuur 20a aangeduid met Q.
Opgemerkt moet worden dat het subsamenstel eveneens de printzone 16 levert. De spoel naast de printzone 18 is de spoel voor de toevoer. Het inktlint passeert van de spoel voor de toevoer door de opening van de printzone 18 en naar beneden naar de opwikkelspoel. Zoals kan worden vastgesteld, zijn de spoel voor de toevoer en de opwikkelspoel in een directe lijn met de printzone. In het bijzonder is, in de gemonteerde cassette, het een beeld ontvangende medium geregeld aan één zijde van de printzone met de spoel voor de toevoer en de opwikkelspoel van inktlint in een rechte lijn onder de printzone geplaatst. Dit is een voordeel omdat op die wijze een compacte regeling van de cassette kan worden gerealiseerd.
Wij verwijzen nu naar de figuren 17a en 17b. Het een cassette opnemende dok beschikt over een vaste printkop 322 en een degel 324. De degel is geregeld om roteerbaar te kunnen zijn rond zijn assen. De degel is ook geregeld om beweegbaar te zijn in de richting van de printkop 322. De printkop 322 is geregeld om te worden opgenomen in de printzone 18 van de cassette. Het een beeld ontvangende medium en het inktlint zijn geregeld om elkaar te passeren overlappen tussen de printkop 322 en de degel 324. De printzone wordt bijgevolg gedefinieerd tussen de printkop 322 en de degel 324.
In deze uitvoeringsvorm is de printkop 322 vast in zijn positie en is de degel beweegbaar. In andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding evenwel, kan de degel vast zijn in positie zijn zodat hij bij wijze van voorbeeld enkel kan bewegen rond zijn as wanneer de printkop beweegt tussen een printende en een niet-printende positie. In nog een andere uitvoeringsvorm kunnen zowel de printkop als de degel zijn geregeld om de één naar de ander te bewegen, zodat zij bij wijze van voorbeeld kunnen worden bewogen van een niet-printende positie naar een printende positie.
Eveneens voorzien in het een cassette opnemende dok 320 is een eerste inktlintcomponent 326 en een tweede inktlintcomponent 328. De eerste inktlintcomponent 326 is geregeld om de spoel voor de toevoer van inktlint te omklemmen terwijl de tweede inktlintcomponent 328 is geregeld om de opwikkelspoel voor het inktlint te omklemmen. Eén of beide inktiint-componenten kunnen op een zodanige wijze worden aangedreven dat zij het inktlint voorwaarts en/of in omgekeerde richting bewegen.
Zoals kan worden vastgesteld, beschikt het een cassette opnemende dok over een deksel 332 (in stippellijnen getekend) dat de beweging van de degel in de richting van de printkop controleert. Wanneer het deksel 332 open is, zijn de degel en de printkop gescheiden zodat een cassette op eenvoudige wijze kan worden ingevoerd. Wanneer het deksel is gesloten, wordt de degel evenwel in de richting van de printkop bewogen.
Nu verwijzen wij naar figuur 10 die de algemene kringloop toont voor de controle van de etikettenprinter. Er is een microprocessor chip 300. In de praktijk kan er ook meer dan één chip zijn. Deze chip wordt schematisch weergegeven als hebbende een uitleesgeheugen 302, een verwerkend gedeelte 301 en geheugencapaciteit met willekeurige toegang, schematisch aangeduid als RAM 304. Dit is echter slechts bij wijze van voorbeeld en verschillende geheugen- en verwerkende regelingen kunnen worden gebruikt in andere uitvoeringsvormen. De microprocessor chip(s) is (zijn) geregeld om informatie over de etiketten te krijgen van een invoertoestel zoals een toetsenbord. Als een andere mogelijkheid dan wel bijkomend kan het toestel voor de gegevensinvoer een aanraakscherm en/of een gegevenspoort (bijvoorbeeld een USB-poort) bevatten, geregeld om informatie te verkrijgen van een pc of soortgelijk.
De microprocessor chip(s) 300 is (zijn) geregeld om gegevens uit te voeren om een beeldscherm 310 aan te sturen door middel van een beeldschermbesturingsprogramma 309. Het beeldscherm kan een te printen etiket weergeven (of een deel daarvan) en/of een bericht voor een gebruiker. Het beeldscherm kan bij wijze van voorbeeld een Icd-scherm zijn, of een aanraakscherm. De mogelijkheid om het beeldscherm aan te sturen kan worden voorzien als element van de microprocessor chip(s),
De microprocessor chip(s) is (zijn) eveneens geregeld om gegevens uit te voeren ter besturing van de printkop 322 zodat etiketgegevens worden geprint op het een beeld ontvangende medium om zo een etiket te vormen.
De microprocessor chip(s) kan (kunnen) eveneens een motor 307 controleren voor het aansturen van het een beeld ontvangende medium.
Tot slot kan (kunnen) de microprocessor chip(s) ook een snij-mechanisme 358 controleren om mogelijk te maken dat een lengte van de tape wordt afgesneden. In andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan als andere mogelijkheid worden voorzien in een manuele snijmachine.
In één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de etikettenprinter een standalone printer. Deze standalone printer kan onafhankelijk werken of kan worden aangesloten om informatie te ontvangen van een pc. In andere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de etikettenprinter een pc-printer zijn en in dat geval kunnen het toetsenbord en het beeldscherm worden weggelaten aangezien gegevens kunnen worden ingevoerd en weergegeven op de pc. De pc fungeert dan als een invoertoestel voor de printer.
De onderhavige uitvinding kan om het even welke kenmerk of combinatie van kenmerken bevatten zoals die in deze tekst werden besproken, impliciet dan wel expliciet, of om het even welke veralgemening daarvan, zonder beperking van het toepassingsgebied van enige van de vermelde conclusies. Gelet op de hiervoor vermelde beschrijving zal het voor de mensen uit het vak duidelijk zijn dat verschillende aanpassingen kunnen worden aangebracht binnen het toepassingsgebied van de uitvinding zoals door de conclusies gedefinieerd.

Claims (12)

1. Een cassette voor een etikettenprinter die bevat: ten minste één voorraad van het printmedium; een behuizing, waarbij deze behuizing een eerste oppervlak vertoont alsmede een tweede oppervlak, waarbij dit tweede oppervlak tegenover het eerste oppervlak ligt, en ten minste één zijde die zich uitstrekt tussen de genoemde eerste en tweede oppervlakken, waarbij één zijde beschikt over een schakelaar bedienende inrichting met een hellend oppervlak dat is geconfigureerd om, in gebruik, een schakelaar van een etiketten printer te bedienen en zich bevindt in een vlak en het genoemde vlak met rechte hoeken is geplaatst ten opzichte van het vlak dat de genoemde ene zijde bevat.
2. Een cassette volgens conclusie 1, waarbij het genoemde hellende oppervlak is geconfigureerd om uit te steken in de richting van een middellijn van de genoemde ene zijde.
3. Een cassette volgens conclusie 1 of 2, waarbij de genoemde een schakelaar bedienende inrichting een plaatsbepalend oppervlak bevat.
4. Een cassette volgens conclusie 3, waarbij het genoemde plaatsbepalende oppervlak vlak is en evenwijdig is met een vlak van het eerste oppervlak en een vlak van het genoemde tweede oppervlak.
5. Een cassette volgens conclusie 4, waarbij de genoemde een schakelaar bedienende inrichting een opening bevat in het genoemde plaatsbepalende oppervlak.
6. Een cassette volgens conclusie 5, waarbij de opening zich uitstrekt in een richting evenwijdig met de genoemde rotatieas.
7. Een cassette volgens één der conclusies 1 tot en met 6, bevattende een inrichting voor het plaatsen, op een afstand gehouden van de genoemde een schakelaar bedienende inrichting.
8. Een cassette volgens conclusie 7, waarbij de genoemde inrichting voor het plaatsen een plaatsbepalend oppervlak bevat.
9. Een cassette volgens conclusie 8, waarbij het genoemde plaatsbepalende oppervlak van de genoemde inrichting voor het plaatsen vlak is en evenwijdig is met een vlak van het eerste oppervlak en een vlak van het genoemde tweede oppervlak.
10. Een cassette volgens conclusie 9, waarbij de genoemde inrichting voor het plaatsen een opening bevat in het genoemde plaatsbepalende oppervlak.
11. Een cassette volgens conclusie 10, waarbij de opening in de genoemde inrichting voor het plaatsen zich uitstrekt in een richting evenwijdig met de genoemde rotatieas.
12. Een cassette volgens één der conclusies 1 tot en met 11, waarbij de genoemde positie van het genoemde hellende oppervlak afhankelijk is van een kenmerk van het genoemde printmedium.
BE2010/0586A 2010-04-28 2010-10-06 Cassette voor gebruik in een etikettenprinter. BE1020169A5 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB201007087 2010-04-28
GBGB1007087.8A GB201007087D0 (en) 2010-04-28 2010-04-28 Cassette for use in a label printer

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020169A5 true BE1020169A5 (nl) 2013-06-04

Family

ID=42270962

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0586A BE1020169A5 (nl) 2010-04-28 2010-10-06 Cassette voor gebruik in een etikettenprinter.
BE20130001A BE1023132B1 (nl) 2010-04-28 2013-01-03 Cassette voor gebruik in een etikettenprinter

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20130001A BE1023132B1 (nl) 2010-04-28 2013-01-03 Cassette voor gebruik in een etikettenprinter

Country Status (2)

Country Link
BE (2) BE1020169A5 (nl)
GB (1) GB201007087D0 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5253334A (en) * 1991-01-31 1993-10-12 Casio Computer Co., Ltd. Tape printer
EP0958927A1 (de) * 1998-04-23 1999-11-24 Esselte N.V. Banddruckgerät und Bandkassette
US6371670B1 (en) * 1998-02-06 2002-04-16 Casio Computer Co., Ltd. Label printing apparatus
GB2459531A (en) * 2008-04-29 2009-11-04 Dymo Nv Label printer having cassette engagement detection means
EP2246197A1 (en) * 2009-04-28 2010-11-03 Dymo Cassette for use in a label printer

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0162064U (nl) * 1987-10-14 1989-04-20
US5921688A (en) * 1996-04-15 1999-07-13 Seiko Epson Corporation Tape printing apparatus
JP4561442B2 (ja) * 2005-03-30 2010-10-13 ブラザー工業株式会社 テープカセット

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5253334A (en) * 1991-01-31 1993-10-12 Casio Computer Co., Ltd. Tape printer
US6371670B1 (en) * 1998-02-06 2002-04-16 Casio Computer Co., Ltd. Label printing apparatus
EP0958927A1 (de) * 1998-04-23 1999-11-24 Esselte N.V. Banddruckgerät und Bandkassette
GB2459531A (en) * 2008-04-29 2009-11-04 Dymo Nv Label printer having cassette engagement detection means
EP2246197A1 (en) * 2009-04-28 2010-11-03 Dymo Cassette for use in a label printer

Also Published As

Publication number Publication date
BE1023132B1 (nl) 2016-11-28
GB201007087D0 (en) 2010-06-09

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP2416966B1 (en) CASSETTE FOR USE IN A LABEL PRINTER, label printer and combination thereof
US7712984B2 (en) Hybrid printer
US6485206B1 (en) Cassette and detecting device for installation thereof
JP3431697B2 (ja) 印字テープ作成装置
US9302509B2 (en) Media processing device with enhanced media and ribbon loading and unloading features
WO2015146092A1 (ja) テープ印刷装置およびテープ印刷システム
BE1020169A5 (nl) Cassette voor gebruik in een etikettenprinter.
US11760110B2 (en) Tape cassette including RFID tag positioned to overlap with tape roll accommodated in cassette case
JP2003145902A (ja) リボンカセット及びこれを用いた熱転写プリンタ
BE1020019A5 (nl) Cassette voor gebruik in een etikettenprinter.
BE1019946A3 (nl) Cassette voor gebruik in een etikettenprinter.
BE1019947A3 (nl) Cassette voor gebruik in een etikettenprinter.
JP4881243B2 (ja) ディスクレーベルプリンタ
JP2582482Y2 (ja) 印刷装置
JPS6283958A (ja) 記録装置
JP2009016013A (ja) ディスクレーベルプリンタ
JP2009016012A (ja) ディスクレーベルプリンタ