BE1019970A3 - Drainage inrichting. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drainage inrichting. De inrichting volgens de uitvinding omvat een in hoogte instelbare afvoerbuis waarmee het grondwaterniveau regelbaar is. De inrichting is aangepast voor plaatsing in een talud van een watergang, waardoor de grond, bijvoorbeeld een akker, vrij bewerkbaar blijft voor grondbewerkingsapparatuur.

Description

Drainage inrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drainage inrichting.

Een dergelijke inrichting is reeds bekend. De bekende inrichting omvat een langwerpige behuizing in de vorm van een put welke in de lengterichting in de grond is geplaatst. Aan de onderzijde van de put bevindt zich een aansluitelement voor aansluiting op een aanvoer drainagebuis. In de put is tevens een in hoogte instelbare afvoerbuis opgenomen welke is aangesloten op de drainagebuis door middel van een aansluitelement. Aan de onderzijde van de put is een afvoer aangebracht welke is aangesloten op een afvoer drainagebuis.

De werking van de bekende inrichting berust op het feit / dat het grondwaterniveau wordt bepaald door de verticale positie van het uiteinde van de afvoerbuis. Water dat boven deze positie in de grond aanwezig is zal worden opgenomen door de aanvoer drainagebuis en zal naar de put worden getransporteerd. In de put zal dit water uit de afvoerbuis lopen en via de afvoer drainagebuis worden weggevoerd naar bijvoorbeeld een nabij gelegen watergang, zoals een sloot of rivier.

Een nadeel van de bekende put is dat deze boven de grond uitsteekt en als zodanig een hard voorwerp vormt opgenomen in de grond. Indien deze grond bewerkt dient te worden bestaat het gevaar dat de put wordt beschadigd door een grondbewerkingsapparaat, zoals een ploeg, of vice versa.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een drainage inrichting waarbij bovenstaande nadelen niet, of althans in minder mate, optreden.

Dit doel is bereikt met de drainage inrichting volgens de uitvinding welke is aangepast voor plaatsing in een talud van een watergang en waarbij de behuizing is ingericht zodat, althans na plaatsing in het talud, de afvoeropening in een bovenoppervlak van het talud ligt. Dit bovenoppervlak wordt gevormd door de bovenste grondlaag van het talud. Een aan de afvoeropening grenzende en tussen de afvoerbuis en de watergang gelegen wand van de behuizing is in hoofdzaak horizontaal dan wel schuin aflopend naar de watergang uitgevoerd.

Door de drainage inrichting in een talud te plaatsen van een watergang, bijvoorbeeld in de schuin lopende zijwand van een sloot, levert de inrichting geen direct gevaar op voor de te bewerken grond.

Doordat de wand tussen watergang en afvoerbuis in hoofdzaak horizontaal dan wel schuin aflopend naar de watergang is uitgevoerd blijft er weinig tot geen water in de drainage inrichting achter. Verder geldt dat de afvoerbuis een groter hoogtebereik heeft waarbinnen deze het grondwaterniveau kan regelen. Immers dit niveau wordt in hoofdzaak bepaald door het hoogste punt dat het water moet passeren vanuit de grond naar de watergang. Door de wand horizontaal dan wel schuin aflopend uit te voeren wordt voorkomen dat dit hoogste punt door deze wand bepaald is, bijvoorbeeld door dat dit punt hoger ligt dan het uiteinde van de afvoerbuis.

Bij voorkeur omvat de behuizing een rand welke de afvoeropening definieert en welke bij volledige plaatsing van de behuizing in het talud in het bovenoppervlak hiervan ligt. Door deze maatregel kan de drainage inrichting geheel verzonken in het talud geplaatst worden waarbij enkel nog de rand aan het bovenoppervlak van het talud ligt.

Het geniet de voorkeur indien de afvoerbuis draaibaar is bij voorkeur over een in hoofdzaak parallel aan de watergang liggende as. Deze configuratie is ruimtebesparend aangezien de grote en vorm van de behuizing samenhangt met de beweging van de afvoerbuis. Door de rotatie as parallel aan de watergang te kiezen strekt de behuizing zich voornamelijk in het talud uit en minder in een richting parallel aan het talud.

Om de rotatie mogelijk te maken kan het aansluitelement een buis omvatten welke draaibaar gekoppeld is met de afvoerbuis. Een dergelijke buis kan zich bijvoorbeeld ten minst ten dele parallel aan de watergang uitstrekken. De afvoerbuis wordt draaibaar aan deze buis gekoppeld, bijvoorbeeld door middel van een bochtstuk.

Bij voorkeur omvat de behuizing twee parallelle op afstand van elkaar geplaatste opstaande wanden met elk een schuine zijde, welke schuine zijdes althans na plaatsing evenwijdig zijn aan het bovenoppervlak van het talud en waarbij de afvoerbuis zich uitstrekt tussen en parallel aan de opstaande wanden. De vorm van de behuizing heeft derhalve bij voorkeur in hoofdzaak de vorm van een driehoek. Hierbij zijn twee punten van de driehoekvorm onderdeel van het bovenoppervlak van het talud en is de afvoerbuis dicht bij het andere punt aangesloten. Bij een draaibare afvoerbuis bevindt het draaipunt zich bij voorkeur eveneens zo dicht mogelijk bij dit andere punt om zo optimaal gebruik te maken van de holte binnen de behuizing. Het moge duidelijk zijn dat andere vormen, zoals een afgestompte driehoek, niet worden uitgesloten.

Door de afvoeropening voldoende groot uit te voeren wordt bereikt dat de afvoerbuis vanuit buiten de behuizing kan worden ingesteld. Een gebruiker kan dan eenvoudig de afvoerbuis aangrijpen, bijvoorbeeld door zijn handen door de afvoeropening te steken, en deze naar de gewenste positie bewegen.

Een ander voordeel van een voldoende grote opening is dat een gebruiker eenvoudig de stand van de buis af kan lezen onder andere doordat deze de buis in hoofdzaak vanuit een horizontale richting kan bekijken. Hierdoor is het vergeleken met de bekende inrichting eenvoudiger te deduceren wat het gewenste of daadwerkelijke grondwaterpeil is. Verder kan de behuizing voorzien zijn van indicatoren, bijvoorbeeld getallen, met welke de stand van de buis te karakteriseren is. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de aanduidingen (stand 1..stand 5) op te nemen welke op verschillende hoogtes in de behuizing zijn aangegeven.

Het vrije, niet direct op de drainagebuis aangesloten uiteinde van de afvoerbuis kan zijn voorzien van een mondstuk voor aansluiting op een pompinstallatie. Hierdoor wordt het mogelijk het grondwaterniveau actief te regelen door het wegpompen van water.

De behuizing kan zijn voorzien van een klep voor het losmaakbaar afsluiten van de afvoeropening. Hierdoor kan het binnenste van de behuizing worden beschermd tegen vervuiling of weersinvloeden.

Bij een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de behuizing aan de buitenzijde voorzien van een geleiding in welke het vrij uiteinde van de afvoerbuis kan bewegen. Dit uiteinde kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een frame dat aangrijpt op de geleiding en welke hierin beweegbaar is. Het resterende deel van de behuizing welke nog toegankelijk is vanaf buiten kan door middel van één of meerdere rolschermen, welke aan het vrije uiteinde zijn bevestigd, worden beschermd. Een gebruiker kan in dit geval het grondwaterniveau bepalen door het vrije uiteinde aan te grijpen en in de geleiding te verschuiven. De mogelijk aan dit uiteinde bevestigde rolschermen rollen dan verder uit of in.

In het hiernavolgende zal de uitvinding in meer detail worden toegelicht aan de hand van de bij gevoegde figuren, waarbij :

Figuur 1 een gedeeltelijk open gewerkt totaalaanzicht toont van een drainage systeem omvattende een netwerk van drainagebuizen welke is aangesloten op een uitvoeringsvorm van de drainage inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 de uitvoeringsvorm uit figuur 1 in meer detail toont; en

Figuur 3 een dwarsdoorsnede toont van het aanzicht uit figuur 1.

In figuur 1 is in een grondlaag 1 een stelsel van drainagebuizen 2 opgenomen welke zijn aangesloten op een centrale drainagebuis 3. Deze laatste buis is aangesloten op een uitvoeringsvorm 4 van de drainage inrichting volgens de onderhavige uitvinding. Middels deze opstelling is het mogelijk grondwater te ontrekken uit grondlaag 1 en dit weg te voeren naar watergang 5. In figuur 1 is zichtbaar dat drainage inrichting 4 opgenomen is in het talud 6 van watergang 5.

Figuur 2 toont de uitvoeringsvorm uit figuur 1 in meer detail, waarbij de zijkant deels open gewerkt weergegeven is. De getoonde drainage inrichting 4 omvat een afvoerbuis 7, welke in figuur 2 aan een vrij uiteinde hiervan is voorzien van een mondstuk 8 voor aansluiting op een pompinstallatie. Afvoerbuis 7 is aangesloten op drainagebuis 3 door middel van een aansluitelement 9. Verder is een bochtstuk 10 opgenomen waardoor afvoerbuis 7 draaibaar is, zie figuur 3. Water dat uit afvoerbuis 7 loopt zal op wand 11 neerkomen. Doordat deze wand in hoofdzaak horizontaal, dan wel schuin aflopend richting watergang 5 is uitgevoerd blijft er nauwelijks tot geen water achter in drainage inrichting 4.

In figuur 2 wordt afvoerbuis 7 in hoogte vastgehouden door een ketting 12. Afvoerbuis 7 is beweegbaar tussen twee parallel opgestelde zijwanden 13, 13' welke zijn verbonden met een rand 14 die voor een gladde afwerking in het talud zorgt. Inkeping 15 zorgt voor een sturing van het af te vloeien water. Verder zijn wanden 16, 17 voorzien welke samen met wanden 11, 13, 13' en rand 14 in hoofdzaak de behuizing vormen. Wanden 13, 13' hebben in hoofdzaak de vorm een van een driehoek. Eveneens duidelijk uit figuur 2 is dat de buis eenvoudig aangegrepen kan worden om deze te verplaatsen.

In figuur 3 is de werking getoond van de uitvoeringsvorm uit figuur 1. Afvoerbuis 7 is draaibaar zodat verschillende posities kunnen worden aangenomen zoals gestippeld weergegeven. Pijl 18 geeft de grenzen aan die horen bij het grondwaterniveau dat geregeld kan worden door afvoerbuis 7 te bewegen tussen stand 19 en 19'.

Het moge de vakman duidelijk zijn dat verscheidene wijzigingen aan de getoonde uitvoeringsvorm mogelijk zijn zonder daarbij af te wijken van de beschermingsomvang zoals gedefinieerd door bijgaande conclusies.

Zo is het mogelijk de instelbaarheid te automatiseren door middel van een motor. Een dergelijke motor zou dan de hoogte van het vrije uiteinde van de afvoerbuis kunnen instellen bijvoorbeeld door de afvoerbuis over een vooraf bepaalde hoek te laten draaien. De aansturing van een dergelijke motor zou op afstand kunnen geschieden. Eventueel kan de aansturing gekoppeld zijn aan een centraal systeem waarmee het mogelijk wordt het waterpeil automatisch te regelen naar gelang het seizoen, de leeftijd van op de grond aanwezige gewassen, de weersomstandigheden, etc.

Claims (8)

1. Drainage inrichting, omvattende een behuizing voorzien van een afvoeropening, binnen welke behuizing een in hoogte verstelbare afvoerbuis is opgenomen, waarbij de behuizing voorzien is van een aansluitelement voor aansluiting van een drainagebuis op de afvoerbuis, waarbij dat de drainage inrichting is aangepast voor plaatsing in een talud van een watergang en waarbij de behuizing verder is ingericht zodat, althans na plaatsing in het talud, de afvoeropening in een bovenoppervlak van het talud ligt en een aan de afvoeropening grenzende en tussen de afvoerbuis en de watergang gelegen wand van de behuizing in hoofdzaak horizontaal dan wel schuin aflopend naar de watergang is uitgevoerd; waarbij de afvoerbuis draaibaar is over een in hoofdzaak parallel aan de watergang liggende as.

2. Drainage inrichting volgens conclusie 1, waarbij de behuizing een rand omvat welke de afvoeropening definieert en welke bij volledige plaatsing van de behuizing in het talud in het bovenoppervlak van het talud ligt.

3. Drainage inrichting volgens conclusie 1, waarbij het aansluitelement een buis omvat welke draaibaar gekoppeld is met de afvoerbuis.

4. Drainage inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing twee parallelle op afstand van elkaar geplaatste opstaande wanden omvat met elk een schuine zijde, welke schuine zijdes althans na plaatsing evenwijdig zijn aan het bovenoppervlak van het talud en waarbij de afvoerbuis zich uitstrekt tussen en parallel aan de opstaande wanden.

5. Drainage inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afvoeropening is ingericht voor het vanuit buiten de behuizing instellen van de afvoerbuis.

6. Drainage inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de afvoerbuis aan een vrij uiteinde daarvan is voorzien van een mondstuk voor aansluiting op een pompinstallatie.

7. Drainage inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing is voorzien van een klep voor het losmaakbaar afsluiten van de afvoeropening.

8. Drainage inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing is voorzien van indicatoren voor het in samenhang met een stand van de afvoerbuis af lezen van de stand van de afvoerbuis.