BE1019882A4 - STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING. - Google Patents

STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING. Download PDF

Info

Publication number
BE1019882A4
BE1019882A4 BE2011/0165A BE201100165A BE1019882A4 BE 1019882 A4 BE1019882 A4 BE 1019882A4 BE 2011/0165 A BE2011/0165 A BE 2011/0165A BE 201100165 A BE201100165 A BE 201100165A BE 1019882 A4 BE1019882 A4 BE 1019882A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
scaffolding
girder
scaffold
present
beams
Prior art date
Application number
BE2011/0165A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Keersmaekers Marc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Keersmaekers Marc filed Critical Keersmaekers Marc
Priority to BE2011/0165A priority Critical patent/BE1019882A4/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019882A4 publication Critical patent/BE1019882A4/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/16Struts or stiffening rods, e.g. diagonal rods

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Movable Scaffolding (AREA)

Abstract

Een stabiliserend element voor gebruik in een steiger, omvattende, ten minste twee ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger; en een steiger omvattende het stabiliserend element.A stabilizing element for use in a scaffold, comprising at least two mutually orientable arms that are each connected at a first end to a common folding means and at a different end comprise a connecting means adapted to be attached to elements of The scaffolding; and a scaffold comprising the stabilizing element.

Description

Stabiliserend element voor een steigerStabilizing element for a scaffolding

BeschrijvingDescription

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied van steigerconstructies, elementen ervan en werkwijzen om deze op te bouwen.The present invention relates to the field of scaffolding structures, elements thereof and methods for building them up.

AchtergrondBackground

Het is gekend dat het opbouwen en afbreken van een steiger zeer arbeidsintensief is. Dit betekent dat er relatief veel tijd verloren gaat bij het opstellen van in het bijzonder grotere steigers. Verder is de fysieke last voor mensen die de steigers opstellen zwaar, zodat velen die taak ook slechts een beperkt deel van hun leven kunnen uitvoeren.It is known that building and dismantling scaffolding is very labor-intensive. This means that a relatively large amount of time is lost when setting up, in particular, larger scaffolding. Furthermore, the physical burden is heavy for people who set up the scaffolding, so that many people can only carry out that task for a limited part of their lives.

Er is een nood aan Steigersystemen die relatief snel kunnen worden opgebouwd en afgebroken.There is a need for Scaffolding systems that can be assembled and dismantled relatively quickly.

Samenvatting van de uitvindingSummary of the invention

Het is een doel van de onderhavige uitvinding van een steiger, Steigerelementen en werkwijzen om een steiger op te bouwen te verschaffen, welke ten minste één van bovengenoemde problemen oplost.It is an object of the present invention to provide a scaffolding, scaffolding elements, and methods to construct a scaffold that solves at least one of the above problems.

In de Belgische octrooiaanvragen BE20100443 en BE20100442, respectievelijk getiteld "Een lifteenheid voor een steiger, werkwijzen om met de lifteenheid te stijgen en af te dalen in een steiger, werkwijzen om een steiger op te bouwen, en werkwijzen om een steiger af te breken" en "Liftsysteem voor een steiger", beiden op naam van de aanvraagster, en beiden ingediend op 16 juli 2010, worden respectievelijk een klimlift of steigerlift en een liftkooi voor gebruik in een steiger beschreven. Deze aanvragen worden hierbij geïncorporeerd door referentie.In Belgian patent applications BE20100443 and BE20100442, entitled "A lift unit for scaffolding, methods for raising and descending with the lift unit in a scaffold, methods for building a scaffold, and methods for demolishing a scaffold" and "Scaffolding lift system", both in the name of the applicant, and both filed on July 16, 2010, respectively describe a climbing lift or scaffolding lift and a lift cage for use in a scaffold. These applications are hereby incorporated by reference.

BE20100443 beschrijft een lifteenheid of klimlift generisch als : een lifteenheid om te stijgen en af te dalen in een schacht gevormd door een steigerkolom van een steiger, de steigerkolom omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak gedefinieerd zijnde door staanders en liggers, omvattende een eerste deel dat ingericht is om op verscheidene hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een eerste stel bevestigingsmiddelen; een tweede deel dat ingericht is om op verscheidene hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een tweede stel bevestigingsmiddelen; een afstandsregelmiddel dat ingericht is om een variatie van de afstand tussen het eerste stel van bevestigingsmiddelen en het tweede stel van bevestigingsmiddelen aan te drijven.BE20100443 describes a lift unit or climbing lift generically as: a lift unit for ascending and descending into a shaft formed by a scaffolding column of a scaffolding, the scaffolding column comprising at least one scaffolding section, each scaffolding section being defined by uprights and beams, comprising a first part that is adapted to be able to be attached to the scaffold at various heights by means of a first set of fixing means; a second part adapted to be mounted on the scaffold at various heights by means of a second set of fixing means; a distance control means adapted to drive a variation of the distance between the first set of fasteners and the second set of fasteners.

BE20100442 beschrijft een liftsysteem generisch als: een liftsysteem voor gebruik in een steigerkolom van een steiger, de steigerkolom omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak in hoofdzaak gedefinieerd zijnde door staanders en liggers, het liftsysteem omvattende,- - een lifteenheid; - een frame dat ingericht is om gemonteerd te worden aan een deel van de steiger en dat ingericht is om intern aan de steigerkolom een hijsmiddel te dragen; en - een hijsmiddel dat aan een eerste uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met het frame en aan een tweede uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met de lifteenheid, en dat ingericht is om het stijgen of dalen van de lifteenheid in de steiger aan te sturen.BE20100442 describes a lift system generically as: a lift system for use in a scaffolding column of a scaffolding, the scaffolding column comprising at least one scaffolding section, each scaffolding section being substantially defined by uprights and beams, comprising the elevator system, - an elevator unit; - a frame which is adapted to be mounted on a part of the scaffolding and which is adapted to carry lifting means internally on the scaffolding column; and - a hoisting means which is arranged at a first end thereof to be coupled to the frame and at a second end thereof arranged to be coupled to the lift unit, and which is arranged to raise or lower the lift unit in the scaffolding to guide.

De bovenvermelde aanvragen omschrijven ook een geleidingssysteem voor een draageenheid of lifteenheid dat ingericht is om bevestigd te worden aan de liggers van de steiger en ingericht is om te koppelen met de verplaatsingsmiddelen (bvb. wielmechanismes) van een draageenheid of lifteenheid. Ze beschrijven liften die kunnen voorzien zijn van verplaatsingsmiddelen. De verplaatsingsmiddelen kunnen een aantal (bijvoorbeeld vier) wielmechanismes omvatten die al dan niet aangedreven kunnen worden en die ingericht zijn om voort te bewegen (bijvoorbeeld om te rijden) op een railsysteem dat op een bepaald liggerniveau (bijvoorbeeld het grondniveau) kan worden aangebracht doorheen de steigerconstructie. Op deze wijze kan deze lifteenheid via het bepaalde niveau (bijvoorbeeld het grondniveau) eenvoudig verplaatst worden doorheen de hele steigerconstructie, in het bijzonder naar naburige steigerkolommen. Dit railsysteem omvat bij voorkeur ten minste twee rails die ingericht zijn om bevestigd te worden aan de liggers van de steiger, en anderzijds ingericht zijn om te koppelen met de verplaatsingsmiddelen van de lifteenheid (bijvoorbeeld met wielen van de wielmechanismes van de lifteenheid).The aforementioned applications also describe a guidance system for a support unit or lift unit that is adapted to be attached to the beams of the scaffolding and is adapted to connect to the displacement means (e.g. wheel mechanisms) of a support unit or lift unit. They describe lifts that can be provided with means of movement. The displacement means may comprise a number of (for example four) wheel mechanisms which may or may not be driven and which are adapted to move (for example for driving) on a rail system which can be arranged at a certain beam level (for example the ground level) through the scaffolding construction. In this way, this lift unit can be easily moved through the entire scaffolding structure via the determined level (for example the ground level), in particular to adjacent scaffolding columns. This rail system preferably comprises at least two rails which are adapted to be attached to the girders of the scaffolding and, on the other hand, are adapted to couple with the moving means of the elevator unit (for example with wheels of the wheel mechanisms of the elevator unit).

Verder werd er vermeld dat, bijvoorbeeld wanneer de lifteenheid zelf geen wielmechanismen of andere verplaatsingsmiddelen omvat, het hierboven beschreven railsysteem ook gecombineerd worden met een onafhankelijke draageenheid (e.g. een draagwagen) die in de steiger geplaatst kan worden, die de hierboven beschreven wielmechanismen of andere verplaatsingsmiddelen omvat om geleid te worden langsheen het railsysteem doorheen de steiger, en waarop de lifteenheid kan rusten.It was further stated that, for example when the elevator unit itself does not comprise wheel mechanisms or other displacement means, the rail system described above can also be combined with an independent support unit (eg a carrier) that can be placed in the scaffolding, which supports the above-described wheel mechanisms or other displacement means comprises being guided along the rail system through the scaffolding, and on which the lift unit can rest.

In een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven omvattende ten minste twee horizontaal naast elkaar aangrenzende steigervakken, waarbij de steigervakken gedefinieerd zijn in hoofdzaak door lengteliggers, dwarsliggers en staanders, en waarbij de steiger een geleidingsmiddel omvat dat ingericht is om een ermee overeenstemmend en erdoor geleid verplaatsbaar platform langs te kunnen verplaatsen in in hoofdzaak horizontale richting.In a first aspect of the present invention, a scaffold is described comprising at least two scaffolding compartments horizontally adjacent to each other, the scaffolding compartments being defined essentially by longitudinal beams, sleepers, and uprights, and wherein the scaffolding comprises a guide means adapted to a corresponding means and being able to move a movable platform guided along it in substantially horizontal direction.

De verplaatsing kan bij voorkeur gebeuren over een afstand die groter is dan de breedte van één steigervak.The displacement can preferably take place over a distance that is greater than the width of one scaffolding compartment.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarbij het geleidingsmiddel ingericht is om een verdere opbouw van de steiger toe te laten, wanneer dit aangebracht is op een huidig hoogste niveau van de steiger.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, wherein the guide means is adapted to allow a further construction of the scaffold when it is mounted at a current highest level of the scaffolding.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het geleidingsmiddel en het ermee overeenstemmend verplaatsbaar platform ingericht zijn om het platform te kunnen verplaatsen in hoofdzaak binnenin en doorheen de ten minste twee naast elkaar aangrenzende steigervakken.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, in which the guide means and the corresponding movable platform are adapted to be able to move the platform substantially within and through the at least two adjacent scaffolding compartments.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het geleidingsmiddel tenminste één rail omvat die in een richting parallel met de lengteliggers is aangebracht.In embodiments of the present invention a scaffold is described, wherein the guide means comprises at least one rail which is arranged in a direction parallel to the longitudinal beams.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het geleidingsmiddel twee rails omvat die in een richting parallel met de lengteliggers zijn aangebracht.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, in which the guide means comprises two rails which are arranged in a direction parallel to the longitudinal beams.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de lengteliggers tenminste gedeeltelijk het geleidingsoppervlak van de rails vormen.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the longitudinal girders at least partially form the guide surface of the rails.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de lengteliggers langs de binnenkant lopen van de steigervakken gedefinieerd door respectievelijke staanders. De staanders van de steiger zijn typisch allen identiek. Bij voorkeur hebben de staanders een vierkante of rechthoekige dwarsdoorsnede, en omvatten ze op ten minste één maar bij voorkeur elk, van de vier zijvlakken ten minste één kolom van gaten die elkaar op regelmatige afstanden opvolgen. Deze kolommen van gaten liggen bij voorkeur op een lijn die parallel loopt met de lengterichting van de staanders. Bij voorkeur heeft tenminste één paar van diametraal tegenovergestelde longitudinale vlakken van de staanders opgelijnde kolommen van gaten, zodat het mogelijk is van bijvoorbeeld een draadstang, pin of bout doorheen de staander te steken.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the longitudinal beams run along the inside of the scaffolding compartments defined by respective uprights. The uprights of the scaffolding are typically all identical. Preferably the uprights have a square or rectangular cross-section, and on at least one but preferably each of the four side faces comprise at least one column of holes that follow one another at regular distances. These columns of holes preferably lie on a line that runs parallel to the longitudinal direction of the uprights. Preferably, at least one pair of diametrically opposite longitudinal planes of the uprights has aligned columns of holes, so that it is possible to pierce through the upright of, for example, a threaded rod, pin or bolt.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de lengteliggers bevestigd zijn aan respectievelijke steunmiddelen, de steunmiddelen zelf bevestigd zijnde aan de staanders op een gepaste hoogte en ingericht zijnde om met de liggers te koppelen. De steunmiddelen worden bij voorkeur door middel van bouten die doorheen opgelijnde gaten in diametraal tegenoverstaande longitudinale oppervlakken van de staander kunnen aangebracht worden, vastgezet.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the longitudinal beams are attached to respective support means, the support means themselves being attached to the posts at a suitable height and being adapted to connect to the beams. The support means are preferably fixed by means of bolts that can be arranged through aligned holes in diametrically opposed longitudinal surfaces of the upright.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin elk van de steunmiddelen zelf een raildeel omvat, de raildelen samen met de lengteliggers twee in hoofdzaak ononderbroken rails vormende.In embodiments of the present invention a scaffold is described, in which each of the support means itself comprises a rail part, the rail parts together with the longitudinal beams forming two substantially continuous rails.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de lengte van de raildelen omvat in de steunmiddelen substantieel groter is dan de breedte van een staander. Dit voor ten minste enkele van de steunmiddelen (bijvoorbeeld steunblokken van het type steunblokligger of halve steunblokligger).In embodiments of the present invention a scaffold is described in which the length of the rail parts included in the support means is substantially greater than the width of a post. This for at least some of the support means (for example support blocks of the type of support block girder or half support block girder).

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de lengte van de raildelen omvat in de steunmiddelen in hoofdzaak gelijk is aan de breedte van een staander.In embodiments of the present invention a scaffold is described in which the length of the rail parts included in the support means is substantially equal to the width of a post.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin tenminste één uiteinde van een raildeel omvat in de steunmiddelen van een staander substantieel uitsteekt buiten een vlak gedefinieerd door de overeenstemmende staander en een andere staander die door middel van een dwarsligger met elkaar zijn verbonden.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which at least one end of a rail part substantially protrudes into the support means of a post outside of a plane defined by the corresponding post and another post connected by means of a crossbar.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het raildeel van het steunmiddel uitsteekt over een afstand die groter is dan 40 cm, groter dan 50cm , groter dan 60cm. Het raildeel kan bijvoorbeeld ongeveer 50 cm, of ongeveer 60 cm, of ongeveer 70cm uitsteken, aan één of beide kanten van de steiger.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the rail part of the support means protrudes over a distance that is greater than 40 cm, greater than 50 cm, greater than 60 cm. The rail part may, for example, protrude about 50 cm, or about 60 cm, or about 70 cm, on one or both sides of the scaffolding.

Door de raildelen te laten uitsteken, komt er ruimte vrij op een klimlift of werkvloer waar een werkman zich kan plaatsen, naast in hoofdzaak horizontaal gestapeld steigermateriaal, zoals bijvoorbeeld lengteliggers.By allowing the rail parts to protrude, space is created on a climbing lift or work floor where a workman can place himself, in addition to substantially horizontally stacked scaffolding material, such as for example longitudinal girders.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het geleidingsoppervlak van de rails en van eventuele raildelen van de steunmiddelen, gevormd worden door in hoofdzaak twee langwerpige rechthoekige vlakken die onder een in hoofdzaak rechte hoek staan.In embodiments of the present invention a scaffold is described in which the guide surface of the rails and of any rail parts of the support means are formed by substantially two elongated rectangular surfaces which are at a substantially right angle.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin het geleidingsoppervlak van de rails en van eventuele raildelen van de steunmiddelen, gevormd worden door langwerpige staven met vierkante dwarsdoorsnede.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the guide surface of the rails and of any rail parts of the support means are formed by elongated bars with square cross-section.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarbij deze staven, wanneer de rails op gepaste wijze horizontaal zijn gemonteerd in de steiger, twee diagonaal tegenoverstaande longitudinale ribben omvatten die in eenzelfde vertikaal vlak lopen. De andere twee ribben bevinden zich dan in eenzelfde horizontaal vlak. In dit geval is het gebruik van een afstandhouder niet nodig tussen de staven en de rest van de liggers of steunblokken. Het valt eenvoudiger te produceren en laat het gebruik van eenvoudige en efficiënte vergrendelingsmechanismen toe, die gebruikt kunnen worden om het loskomen van een verplaatsbaar platform te beveiligen. Een dergelijk mechanisme kan bijvoorbeeld aangrijpen onder de rand van de twee ribben in hetzelfde horizontaal vlak.In embodiments of the present invention, a scaffold is described wherein, when the rails are appropriately mounted horizontally in the scaffold, these scaffolds comprise two diagonally opposed longitudinal ribs running in the same vertical plane. The other two ribs are then in the same horizontal plane. In this case, the use of a spacer is not necessary between the bars and the rest of the beams or support blocks. It is easier to produce and allows the use of simple and efficient locking mechanisms that can be used to secure the release of a movable platform. Such a mechanism can, for example, engage under the edge of the two ribs in the same horizontal plane.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de uiteinden van de lengteliggers bevestigd zijn aan de respectievelijke steunmiddelen door middel van in hoofdzaak twee bevestigingspunten, zoals bvb draadstangelementen bevestigd aan het steunmiddel en corresponderende moeren die het uiteinde van de lengteliggers kunnen vastspannen tegen de respectievelijke steunmiddelen, waarin elk van de uiteinden van de lengteliggers twee geleidingssleuven omvatten die ingericht zijn om bij het plaatsen van de ligger, achtereenvolgens respectievelijk de eerste bevestigingspunten zoals draadstangelementen en de tweede bevestigingspunten draadstangelementen te kunnen ontvangen zonder de positie van de respectievelijke bevestigingspunten (draadstangelementen) hierbij te veranderen, vooraleer de uiteinden van de lengteliggers vast gespannen worden tegen de respectievelijke steunmiddelen.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the ends of the longitudinal girders are attached to the respective support means by means of substantially two fixing points, such as e.g. threaded rod elements attached to the support means and corresponding nuts which can clamp the end of the longitudinal girders against the respective support means, wherein each of the ends of the longitudinal girders comprises two guide slots which are adapted to receive the first fixing points such as threaded rod elements and the second fixing points, respectively, when threaded, without the position of the respective fixing points (threaded rod elements) ), before the ends of the longitudinal beams are tightened against the respective support means.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin na het ontvangen van het eerste bevestigingspunt, bvb. draadstangelement, door de eerste geleidingssleuf, het eerste bevestigingspunt, bvb. draadstangelement als tijdelijk enig draagpunt kan dienen voor de ligger.In embodiments of the present invention, a scaffold is described in which, after receiving the first attachment point, e.g. threaded rod element, through the first guide slot, the first attachment point, e.g. threaded rod element can temporarily serve as a bearing point for the girder.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin in de breedterichting van de steiger ten minste twee aangrenzende steunmiddelen verder door middel van een respectievelijke dwarsligger zijn verbonden, deze dwarsligger ingericht zijnde zodanig dat het voortbewegen van het verplaatsbaar platform langsheen het geleidingsmiddel niet wordt gehinderd. De dwarsligger is hierbij aangebracht op een hoogte die lager is dan de hoogte van de bovenkant, of zelfs lager dan de hoogte van de onderkant van de lengteliggers.In embodiments of the present invention a scaffold is described in which in the width direction of the scaffold at least two adjacent support means are further connected by means of a respective cross girder, this cross girder being arranged such that the moving of the movable platform along the guide means is not hindered. The sleeper is hereby arranged at a height that is lower than the height of the top, or even lower than the height of the bottom of the longitudinal beams.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, omvattende ten miste één opplooibare diagonaal.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, comprising at least one foldable diagonal.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de opplooibare diagonaal vier armen, zoals bijvoorbeeld staven, omvat die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk draaimiddel en aan een ander uiteinde aan geschikte locaties van de steiger. Geschikte locaties kunnen bijvoorbeeld gaten in de staanders zijn, of connectiepunten op betreffende steunmiddelen.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, wherein the foldable diagonal comprises four arms, such as, for example, bars, each connected at a first end to a common turning means and at another end to suitable locations of the scaffolding. Suitable locations can be, for example, holes in the uprights, or connection points on relevant support means.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, die verder een klimlift of liftkooi omvat, of ingericht is om hiermee samen te werken, om steigermateriaal naar boven en beneden te brengen in een steigerkolom, bijvoorbeeld zoals beschreven in BE20100443 en BE20100442.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, which further comprises a climbing lift or elevator car, or is adapted to cooperate therewith, to bring scaffolding material up and down in a scaffolding column, for example as described in BE20100443 and BE20100442.

In alternatieve uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de één of meerdere rails bevestigd zijn aan de dwarsliggers.In alternative embodiments of the present invention, a scaffold is described in which the one or more rails are attached to the sleepers.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze om een steiger op te bouwen beschreven, de steiger omvattende ten minste twee horizontaal naast elkaar aangrenzende steigervakken, de steigervakken gedefinieerd zijn in hoofdzaak door lengteliggers, dwarsliggers en staanders, omvattende: - het opbouwen van een eerste niveau van een steiger, het eerste niveau tenminste twee horizontaal aangrenzende steigervakken omvattende; - het opbouwen van een tweede niveau van de steiger bovenop het eerste niveau; verder omvattende - het aanbrengen tijdens het opbouwen van het eerste niveau van de steiger, van een geleidingsmiddel voor het tweede niveau, ingericht om een overeenstemmend verplaatsbaar platform langs te kunnen verplaatsen in in hoofdzaak horizontale richting; - het verplaatsen van het verplaatsbaar platform langs het geleidingsmiddel, tijdens het opbouwen van het tweede niveau.In embodiments of the present invention, a method for building a scaffold is described, the scaffold comprising at least two horizontally adjacent scaffolding compartments, the scaffolding compartments being defined essentially by longitudinal beams, sleepers and uprights, comprising: - building a first level of a scaffold, the first level comprising at least two horizontally adjacent scaffolding compartments; - building a second level of the scaffolding on top of the first level; further comprising - arranging, during the construction of the first level of the scaffolding, a guide means for the second level, adapted to be able to move a corresponding movable platform along in substantially horizontal direction; - moving the movable platform along the guide means, during the construction of the second level.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze beschreven, verder omvattende a. het aanbrengen van een liftplatform in het eerste niveau van de steiger; b. het opklimmen naar het tweede niveau van de steiger met het liftplatform, het liftplatform steigermateriaal dragende geschikt voor een verdere opbouw van de steiger.In embodiments of the present invention, a method is described, further comprising a. Mounting a lift platform in the first level of the scaffold; b. climbing to the second level of the scaffolding with the lift platform, carrying the lift platform scaffolding material suitable for a further construction of the scaffolding.

Volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een horizontaal verrijdbaar platform beschreven, dat ingericht is om geleid te worden door geleidingsmiddelen, bijvoorbeeld rijbalkliggers en steunblokliggers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.According to embodiments of the present invention, a horizontally mobile platform is described, which is arranged to be guided by guide means, for example road girder beams and support block girders according to embodiments of the present invention.

Volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het verrijdbaar platform bij voorkeur een aantal wielinrichtingen, bijvoorbeeld vier, zes of acht wielen. Aan elk van de zijkanten in de lengterichting van het verrijdbaar platform kunnen bijvoorbeeld twee, drie of vier opgelijnde wielinrichtingen aanwezig zijn. Deze wielinrichtingen kunnen in bepaalde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding ingetrokken worden en uitgestrekt worden in een richting die hoofdzakelijk loodrecht staat op de lengterichting van het verrijdbaar platform typisch overeenstemmend met de lengterichting van de steiger. Dit kan in bepaalde gevallen de installatie, opberging of doorgang van het platform vereenvoudigen.According to embodiments of the present invention, the mobile platform preferably comprises a number of wheel devices, for example four, six or eight wheels. For example, two, three or four aligned wheel devices can be present on each of the sides in the longitudinal direction of the mobile platform. In certain embodiments of the present invention, these wheel devices can be retracted and extended in a direction substantially perpendicular to the longitudinal direction of the mobile platform typically corresponding to the longitudinal direction of the scaffolding. In certain cases this can simplify the installation, storage or passage of the platform.

Volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, en mogelijk in combinatie met de uitvoeringsvorm omvattende wielinrichtingen die kunnen ingetrokken worden en uitgestrekt worden, omvat het verrijdbaar platform een eerste vloerdeel, ingericht om een persoon te ontvangen, en een tweede vloerdeel ingericht om materiaal zoals steigermateriaal, bouwmateriaal of ander materiaal te stockeren en om naar boven gebracht te worden ten opzichte (op afstand gebracht te worden) van het eerste vloerdeel. Door het tweede vloerdeel omhoog te brengen ten opzichte van het eerste vloerdeel, waarop de persoon zich bevindt, hoeft deze zich niet steeds naar voren te buigen en de gehele gewicht van het materiaal, zoals het steigermateriaal bij opbouw van de steiger, zelf volledig op te tillen. In bepaalde uitvoeringsvormen is het tweede vloerdeel centraal gelegen in het verrijdbaar platform en omvat het platform bijvoorbeeld twee eerste vloerdelen, elk aan een ander uiteinde van het tweede vloerdeel, aan het uiteinde van het verrijdbaar platform.According to embodiments of the present invention, and possibly in combination with the embodiment comprising wheel devices that can be retracted and extended, the mobile platform comprises a first floor part adapted to receive a person, and a second floor part adapted to receive material such as scaffolding material, building material or to store other material and to be brought up with respect to (being brought away from) the first floor part. By raising the second floor part relative to the first floor part on which the person is standing, he / she does not always have to bend forward and fully himself himself up the entire weight of the material, such as the scaffolding material when building the scaffolding. lifting. In certain embodiments, the second floor part is centrally located in the mobile platform and the platform comprises, for example, two first floor parts, each at a different end of the second floor part, at the end of the mobile platform.

De wielen van het verrijdbaar platform kunnen zonder aandrijving bestaan, of kunnen manueel of machinaal aangedreven worden door middel van een aandrijfmechanisme.The wheels of the mobile platform can exist without a drive, or can be driven manually or mechanically by means of a drive mechanism.

In een tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt een ligger voor gebruik in een steiger beschreven, die aan elk van zijn uiteinden een koppelmiddel omvat dat geleidingssleuven omvat die ingericht zijn om bij het plaatsen van de ligger, achtereenvolgens respectievelijk een eerste bevestigingspunt, bvb draadstangelement, en een tweede bevestigingspunt, bvb draadstangelement, te kunnen ontvangen die zich op vaste posities bevinden, van een Steigerelement. Dit Steigerelement kan bij voorkeur een steunmiddel zijn zoals bijvoorbeeld een steunblokligger. De ligger kan een breedteligger (ook dwarsligger genoemd) of lengteligger van de steiger zijn.In a second aspect of the present invention a beam is described for use in a scaffold, which comprises at each of its ends a coupling means which comprises guide slots which are arranged, when placing the beam, successively respectively a first attachment point, e.g. threaded rod element, and being able to receive a second attachment point, e.g. threaded rod element, which are at fixed positions, from a Scaffolding element. This scaffolding element can preferably be a support means such as, for example, a support block girder. The girder can be a width girder (also called cross girder) or length girder of the scaffolding.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de geleidingssleuven voorzien zijn in een koppelplaat die in hoofdzaak vlak is en waarvan het hoofdoppervlak loodrecht staat op de lengterichting van de ligger, en waarin de vaste positie van het eerste en tweede bevestigingspunt (bvb draadstangelement) zodanig zijn dat ze in hoofdzaak parallel lopen met de lengterichting van de liggers, wanneer de geleidingssleuven de bevestigingspunten (bvb draadstangelementen) ontvangen en aldus een koppeling wordt gevormd tussen de ligger en het betreffende Steigerelement.In embodiments of the present invention a beam is described, in which the guide slots are provided in a coupling plate that is substantially flat and whose main surface is perpendicular to the longitudinal direction of the beam, and in which the fixed position of the first and second attachment point (e.g. threaded rod element) are such that they run substantially parallel to the longitudinal direction of the beams when the guide slots receive the attachment points (e.g. threaded rod elements) and thus a coupling is formed between the beam and the relevant Scaffolding element.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarbij de twee bevestigingspunten een onderste bevestigingspunt en een bovenste bevestigingspunt betreffen, het bovenste bevestigingspunt hoger geplaatst zijnde dan het onderste, en waarbij de twee sleuven ook een onderste sleuf en een bovenste sleuf betreffen, de bovenste sleuf hoger liggende dan de onderste.In embodiments of the present invention a beam is described, wherein the two attachment points are a lower attachment point and an upper attachment point, the upper attachment point being positioned higher than the lower one, and wherein the two slots are also a lower slot and an upper slot, the upper slot higher than the lower.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger voor gebruik in een steiger beschreven, waarin de onderste sleuf in hoofdzaak recht is en zich in hoofdzaak verticaal uitstrekt vanuit een onderste rand van de koppelplaat naar boven toe, over een vooraf bepaalde afstand.In embodiments of the present invention, a girder for use in a scaffold is described, wherein the lower slot is substantially straight and extends substantially vertically from a lower edge of the coupling plate upward, over a predetermined distance.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de bovenste sleuf zich uitstrekt vanuit een zijdelingse rand van de koppelplaat, en een ingangsopening omvat die op een hoogte ligt die ingericht is om overeen te stemmen met de vooraf bepaalde positie van het tweede bevestigingspunt ten opzichte van het eerste bevestigingspunt.In embodiments of the present invention, a beam is described in which the upper slot extends from a lateral edge of the coupling plate and comprises an entrance opening at a height adapted to correspond to the predetermined position of the second attachment point with respect to the first attachment point.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de bovenste sleuf zich verder volgens een naar boven krommende cirkelboog uitstrekt, die overeenstemt met een rotatie van de ligger omheen het eerste bevestigingspunt.In embodiments of the present invention, a beam is described, wherein the upper slot further extends according to an upwardly curved circular arc, which corresponds to a rotation of the beam around the first attachment point.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de koppelplaat aan de achterzijde een uitsparing omvat nabij het uiteinde van de cirkelboogvormige bovenste sleuf, die een moer kan ontvangen die gekoppeld is met het bovenste draadstangelement.In embodiments of the present invention, a beam is described, in which the coupling plate comprises a recess at the rear near the end of the circular arc-shaped upper slot, which can receive a nut coupled to the upper threaded rod element.

Dit bij voorkeur op een dergelijke wijze dat de draadstangelement-moer verbinding bij een eventueel loskomen, resulterend in een eventueel weg roteren van de ligger, geblokkeerd zou worden door de uitsparing.This is preferably done in such a way that the threaded rod element-nut connection would be blocked by the recess in the event of a possible loosening, resulting in a possible rotation of the beam.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de bovenste sleuf zich verder naar boven gekromd uitstrekt, waarbij de posities van de uiteinden van de onderste sleuf en van de bovenste sleuf op elkaar zijn afgestemd zodanig dat ze gelijktijdig het respectievelijke eerste bevestigingspunten en tweede bevestigingspunten kunnen ontvangen nabij hun respectievelijke uiteinden, en waarbij een bovenste geleidingsoppervlak van de bovenste sleuf lokaal een neerwaarts gerichte dip of uitsteeksel vertoont, die de doorgang van het tweede bevestigingspunt in de tweede sleuf in eerste instantie blokkeert na een beperkte ontvangst van het tweede bevestigingspunt door de tweede sleuf ten gevolge van rotatie van de ligger rondom het eerste bevestigingspunt, waarbij het blokkeren van het tweede bevestigingspunt door de dip kan opgeheven worden door de ligger nabij het betreffende koppelmiddel licht op te tillen over een afstand die kleiner is dan de lengte van de onderste sleuf, en een verdere rotatie van de ligger rond het eerste bevestigingspunt uit te voeren.In embodiments of the present invention a beam is described in which the upper slot extends further upwardly curved, the positions of the ends of the lower slot and of the upper slot being matched to each other such that they simultaneously accommodate the respective first attachment points and second attachment points can receive near their respective ends, and wherein an upper guide surface of the upper slot locally has a downwardly facing dip or protrusion which initially blocks the passage of the second attachment point in the second slot after a limited reception of the second attachment point by the second slot due to rotation of the beam around the first attachment point, wherein the blocking of the second attachment point by the dip can be canceled by slightly lifting the beam near the coupling means concerned over a distance that is smaller than the length of the lower slot, and to perform a further rotation of the beam around the first attachment point.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, bovenaan omvattende een geleidingsoppervlak voor het geleiden van de beweging van een ermee overeenstemmend verplaatsbaar platform.In embodiments of the present invention, a beam is described, including a guide surface for guiding the movement of a corresponding movable platform.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin het geleidingsoppervlak gevormd wordt door in hoofdzaak twee langwerpige rechthoekige vlakken die onder een in hoofdzaak rechte hoek staan.In embodiments of the present invention, a beam is described in which the guide surface is formed by substantially two elongated rectangular surfaces that are at a substantially right angle.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin het geleidingsoppervlak gevormd wordt door een langwerpige staaf met vierkante dwarsdoorsnede, de langwerpige staaf verbonden zijnde aan zijn uiteinden met de koppelmiddelen.In embodiments of the present invention, a beam is described in which the guide surface is formed by an elongated bar of square cross section, the elongated bar being connected at its ends to the coupling means.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt « een ligger beschreven, waarbij de staaf, wanneer de ligger is gemonteerd in de steiger, twee diagonaal tegenoverstaande longitudinale ribben omvatten die in eenzelfde vertikaal vlak lopen. In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de staaf verbonden is met de koppelmiddelen boven de tweede sleuf.In embodiments of the present invention, a beam is described wherein the beam, when the beam is mounted in the scaffold, comprises two diagonally opposed longitudinal ribs running in the same vertical plane. In embodiments of the present invention, a beam is described in which the rod is connected to the coupling means above the second slot.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, van het dubbele ligger type, waarbij onder de eerste staaf, een tweede staaf de twee koppelmiddelen met elkaar verbindt, en waarbij de eerste staaf en de tweede staaf tussenin met elkaar zijn verbonden.In embodiments of the present invention a beam is described, of the double beam type, wherein below the first bar, a second bar connects the two coupling means with each other, and wherein the first bar and the second bar are interconnected in between.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de tweede staaf verbonden is met de koppelingsmiddelen tussenin de eerste en de tweede sleuf.Embodiments of the present invention describe a beam in which the second bar is connected to the coupling means between the first and the second slot.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een ligger beschreven, waarin de tweede staaf zich hoofdzakelijk op een constante afstand onder een rechte eerste staaf bevindt, behalve nabij zijn uiteinden, waar deze afstand kleiner wordt, om gekoppeld te kunnen worden met de koppelmiddelen boven de onderste sleuven.In embodiments of the present invention a beam is described in which the second bar is substantially at a constant distance below a straight first bar, except near its ends, where this distance becomes smaller, to be able to be coupled to the coupling means above the lower slots.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt het gebruik van een ligger in een steiger als lengteligger beschreven, waarbij de lengte van de ligger substantieel kleiner is dan de afstand tussen de twee staanders die het helpt verbinden.In embodiments of the present invention, the use of a girder in a scaffold as a longitudinal girder is described, wherein the length of the girder is substantially smaller than the distance between the two uprights that it helps to connect.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt het gebruik van een ligger in een steiger als lengteligger beschreven, waarbij de lengteliggers verbonden zijn met de staanders door middel van hulpstukken zoals steunblokliggers die met de respectievelijke staanders zijn verbonden.In embodiments of the present invention, the use of a beam in a scaffold as a longitudinal beam is described, wherein the longitudinal beams are connected to the uprights by means of fittings such as support block beams connected to the respective uprights.

In een derde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven voor gebruik in de opbouw van een steiger, waarbij het steunmiddel ingericht is om verbonden te kunnen worden met een staander en om verbonden te kunnen worden met ten minste één lengteligger van de steiger. Een dergelijke steunmiddel kan tijdens de opbouw van een steiger bevestigd worden aan een staander, vooraleer koppelingen te maken met breedte- en/of lengteliggers.In a third aspect of the present invention, a support means is described for use in the construction of a scaffold, the support means being adapted to be connected to an upright and to be connected to at least one longitudinal girder of the scaffolding. Such a support means can be attached to a post during the construction of a scaffolding, before making couplings with width and / or length girders.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, dat verder ingericht is om verbonden te kunnen worden met een breedteligger van de steiger.In embodiments of the present invention, a support means is described which is further adapted to be connected to a scaffolding width girder.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, dat verder een liggerdeel omvat dat, wanneer het steunmiddel met een staander in een steiger is verbonden, ten minste aan één kant substantieel uitsteekt in de lengterichting van de steiger, uit het vlak gedefinieerd door de staander waarmee het steunmiddel is verbonden en de in de breedterichting naburige staander.In embodiments of the present invention, a support means is described, which further comprises a girder part which, when the support means is connected to a post in a scaffolding, protrudes substantially at least on one side in the longitudinal direction of the scaffolding, from the plane defined by the upright to which the support means is connected and the upright adjacent the width direction.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, dat een liggerdeel van een lengteligger omvat dat, wanneer het steunmiddel met een staander in een steiger is verbonden, aan beide kanten substantieel uitsteekt in de lengterichting van de steiger, uit het vlak gedefinieerd door de staander waarmee het steunmiddel is verbonden en de in de breedterichting naburige staander.In embodiments of the present invention, a support means is described which comprises a girder part of a longitudinal girder which, when the support means is connected to a post in a scaffold, protrudes substantially on both sides in the longitudinal direction of the scaffold, from the plane defined by the upright to which the support means is connected and the upright adjacent the width direction.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin het liggerdeel ten minste 30 cm, tenminste 40cm, ten minste 50 cm, ten minste 60 cm uitsteekt aan één of beide kanten.In embodiments of the present invention, a supporting means is described in which the beam member protrudes at least 30 cm, at least 40 cm, at least 50 cm, at least 60 cm on one or both sides.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin de uiteinden van het liggerdeel ingericht zijn om verbonden te kunnen worden met een ligger voor de steiger.In embodiments of the present invention, a support means is described in which the ends of the beam part are adapted to be connected to a beam for the scaffolding.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin de uiteinden van de liggerdelen een eerste en een tweede bevestigingspunt, bvb draadstangelement, omvatten op vaste posities, waarvan de lengterichting parallel is met de lengterichting van het liggerdeel.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein the ends of the beam members comprise a first and a second attachment point, e.g. threaded rod element, at fixed positions, the length direction of which is parallel to the length direction of the beam part.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin de uiteinden van de liggerdelen een koppelplaat omvatten die in hoofdzaak vlak is en waarvan het hoofdoppervlak loodrecht staat op de lengterichting van het liggerdeel, de koppelplaat omvattende het eerste en het tweede bevestigingspunt.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein the ends of the beam members comprise a coupling plate that is substantially flat and whose main surface is perpendicular to the longitudinal direction of the beam member, the coupling plate comprising the first and the second attachment point.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin het steunmiddel een eerste en een tweede bevestigingspunt omvat om, wanneer gekoppeld aan een staander, gekoppeld te worden met een breedteligger.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein the support means comprises a first and a second attachment point to be coupled to a width girder when coupled to an upright.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin het ligger deel ingericht is om deel uit te kunnen makende van een geleidingsmiddel doorheen een steiger waarlangs een overeenstemmend en erdoor geleid verplaatsbaar platform verplaatst kan worden in in hoofdzaak horizontale richting.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein the girder member is adapted to be part of a guide means through a scaffolding along which a corresponding and guided movable platform can be moved in substantially horizontal direction.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin het geleidingsoppervlak van het liggerdeel, gevormd wordt door in hoofdzaak twee langwerpige rechthoekige vlakken die onder een in hoofdzaak rechte hoek staan.In embodiments of the present invention, a support means is described in which the guide surface of the beam member is formed by substantially two elongated rectangular surfaces that are at a substantially right angle.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin het geleidingsoppervlak van het liggerdeel gevormd wordt door langwerpige staven met vierkante dwarsdoorsnede.In embodiments of the present invention, a support means is described in which the guide surface of the beam member is formed by elongated bars of square cross-section.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarbij deze staven, wanneer de steunmiddelen zijn gemonteerd in de steiger, twee diagonaal tegenoverstaande longitudinale ribben omvatten die in eenzelfde vertikaal vlak lopen.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein, when the support means are mounted in the scaffolding, these rods comprise two diagonally opposed longitudinal ribs running in the same vertical plane.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steunmiddel beschreven, waarin elk draadstangelement is voorzien van een overeenstemmende moer, en verder omvattende een verwijderbaar blokkeermiddel dat het ongewild loskomen van de moer van het draadstangelement voorkomt.In embodiments of the present invention, a support means is described, wherein each threaded rod element is provided with a corresponding nut, and further comprising a removable blocking means that prevents the nut from being accidentally released from the threaded rod element.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarbij ten minste één staander met vierkante dwarsdoorsnede die in ten minste twee tegenoverstaande longitudinale vlakken gaten omvat, waarmee twee steunmiddelen volgens één der voorgaande uitvoeringsvormen verbonden zijn. Door bijvoorbeeld steunmiddelen aan te brengen aan de interne zijde van de staander, en aan de externe zijde (zijnde aan de buitenkant van de steiger; eventueel met behulp van gemeenschappelijke bouten, maar bijvoorbeeld ook op verschillende hoogten met verschillende bouten), voor twee opeenvolgende staanders in de lengterichting, kan een lengteligger extern met deze opeenvolgende staanders worden verbonden. Dit kan zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van de steiger gebeuren voor eenzelfde steigervak of steigerkolom. Op deze manier kan er een lokale breder steigervak of steigerkolom opgebouwd worden, wat van nut is bijvoorbeeld wanneer een liftsysteem gebruikt wordt in deze kolom, in combinatie met een afzonderlijk verplaatsbaar platform in de vorm van een verrijdbare wagen(zie Figuur 10).In embodiments of the present invention a scaffold is described, wherein at least one upright with square cross-section comprising holes in at least two opposite longitudinal planes, to which two support means according to one of the preceding embodiments are connected. By, for example, providing support means on the internal side of the upright, and on the external side (being on the outside of the scaffolding; possibly with the aid of common bolts, but also at different heights with different bolts for example), for two consecutive uprights in the longitudinal direction, a length girder can be connected externally to these successive uprights. This can be done both at the front and at the rear of the scaffolding for the same scaffolding section or column. In this way, a locally wider scaffolding compartment or scaffolding column can be built up, which is useful, for example, when an elevator system is used in this column, in combination with a separately movable platform in the form of a mobile trolley (see Figure 10).

In een vierde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger, een zogenaamde "plooibare diagonaal" beschreven omvattende, ten minste twee ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen of staven die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger.In a fourth aspect of the present invention a stabilizing element for use in a scaffold, a so-called "foldable diagonal" is described comprising at least two mutually orientable arms or rods which are each connected at a first end to a common folding means and at another end comprise a connecting means adapted to be attached to elements of the scaffolding.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, omvattende ten minste vier ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen of staven die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described, comprising at least four mutually orientable arms or bars which are each connected at one first end to a common folding means and at another end comprise a connecting means that is arranged to be attached to elements of the scaffolding.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, dat ingericht is om de armen te kunnen oriënteren zodanig dat ze in hoofdzaak parallel komen te liggen waarbij hun eerste uiteinden en hun tweede uiteinden respectievelijk samenvallen. De twee of vier armen of staven kunnen dus samengevouwen worden, zodat ze korter worden, en nog steeds horizontaal gestockeerd kunnen worden.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described which is adapted to be able to orient the arms such that they come to lie substantially parallel with their first ends and their second ends coinciding respectively. The two or four arms or bars can thus be folded together, so that they become shorter and can still be stored horizontally.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, waarin het oriëntatiemiddel een centrale ringstructuur omvat en waarbij de eerste uiteinden van de armen een ringstructuur omvatten die elk met deze ring als kettingschakels zijn verbonden (in elkaar geschakelde schakels). Dit zorgt voor een stevige verbinding, en laat een samenvouwen van de twee of vier armen toe.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described, wherein the orientation means comprises a central ring structure and wherein the first ends of the arms comprise a ring structure which are each connected to this ring as chain links (interconnected links) . This ensures a firm connection, and allows a folding of the two or four arms.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te kunnen worden aan de staanders van de steiger.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described, wherein the second ends of the arms are adapted to be attached to the uprights of the scaffold.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te kunnen worden aan steunmiddelen voor liggers van de steiger, de steunmiddelen bevestigd zijnde aan respectievelijke staanders.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described, wherein the second ends of the arms are adapted to be attached to support means for girders of the scaffold, the support means being attached to respective uprights.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een stabiliserend element voor gebruik in een steiger beschreven, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te worden aan gaten in de staanders of steunmiddelen door middel van een bevestigingsmiddel zoals een draadstangelement of een pin.In embodiments of the present invention, a stabilizing element for use in a scaffold is described, wherein the second ends of the arms are adapted to be attached to holes in the posts or support means by means of a fastening means such as a threaded rod element or a pin.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, omvattende ten minste één steigervak en ten minste één stabiliserend element zoals hierboven beschreven werd, waarbij elk van de tweede uiteinden van de armen van het stabiliserend element vastgemaakt is nabij één van de vier hoeken van het frontvlak van een steigervak gevormd door de twee staanders en twee lengteliggers die het vlak definiëren. Het gebruik van dergelijke diagonalen laat toe van de stabiliteit van de steiger te vergroten, en de diagonalen zijn horizontaal stockeerbaar. De opplooibare diagonalen met vier armen omvatten, eigenlijk twee diagonalen in één, en zorgen voor extra sterkte van de steigerstructuur die in de stand der techniek dikwijls verwezenlijkt werd door diagonalen in de breedterichting te plaatsen. Dit is in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet of slechts beperkt mogelijk aangezien er verrijdbare platforms worden gebruikt.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, comprising at least one scaffolding compartment and at least one stabilizing element as described above, wherein each of the second ends of the arms of the stabilizing element is secured near one of the four corners of the front face of a scaffold section formed by the two uprights and two longitudinal beams defining the plane. The use of such diagonals makes it possible to increase the stability of the scaffolding, and the diagonals can be stored horizontally. The foldable diagonals with four arms actually comprise two diagonals in one, and provide additional strength of the scaffolding structure that was often realized in the prior art by placing diagonals in the width direction. This is not possible or only to a limited extent in embodiments of the present invention since mobile platforms are used.

In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt een steiger beschreven, waarin de centrale ringstructuur in een vlak ligt dat in hoofdzaak parallel is met het frontvlak van de steiger.In embodiments of the present invention, a scaffold is described, wherein the central ring structure is in a plane that is substantially parallel to the front face of the scaffold.

In het kader van deze beschrijving wordt gerefereerd naar bevestigingspunten. Deze bevestigingspunten zijn in voorkeursuitvoeringsvormen een draadstang of draadstangelement. Deze draadstang(elementen) kunnen bijvoorbeeld ook bouten of bout-elementen zijn, zoals bijvoorbeeld een uiteinde van een bout dat schroefdraad omvat. Het gebruik van alternatieve, bevestigingsmiddelen of koppelmiddelen, die de functionaliteiten zoals beschreven voor de bouten (of draadstangen) en moeren voor de onderhavige uitvinding nabootsen is niet uitgesloten.In the context of this description, reference is made to fixing points. In preferred embodiments, these attachment points are a threaded rod or threaded rod element. These threaded rod (elements) can for instance also be bolts or bolt elements, such as for example an end of a bolt comprising screw thread. The use of alternative fasteners or coupling means which mimic the functionalities as described for the bolts (or threaded rods) and nuts for the present invention is not excluded.

Verdere aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. De eigenschappen van de volgconclusies, eigenschappen van een der volgconclusies en een der eigenschappen van andere volgconclusies kunnen samengevoegd worden en als geschikt worden beschouwd voor de vakman, en niet enkel in de specifieke combinaties zoals bepaald door de conclusies.Further aspects of the present invention are described in the subclaims. The properties of the subclaims, properties of one of the subclaims and one of the features of other subclaims can be combined and considered suitable for those skilled in the art, and not only in the specific combinations as defined by the claims.

Korte beschrijving van de tekeningenBrief description of the drawings

De begeleidende tekeningen worden gebruikt om uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te illustreren.The accompanying drawings are used to illustrate embodiments of the present invention.

Figuur IA is een perspectiefzicht van een steigerconcept volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Figuur 1B betreft een bovenaanzicht van een dergelijke steiger, waarin en diagonaal aanwezig in een horizontaal vlak in één van de vakken, wordt afgeheeld.Figure 1A is a perspective view of a scaffolding concept according to embodiments of the present invention. Figure 1B is a top view of such a scaffolding, in which and diagonally present in a horizontal plane in one of the compartments is lowered.

Figuren 2A tot 21 tonen details van Figuur IA.Figures 2A to 21 show details of Figure IA.

Figuren 3A tot 3D tonen voor-, boven-, achter- en zijaanzicht van een steunblokligger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figures 3A to 3D show front, top, rear, and side views of a support block girder according to embodiments of the present invention.

Figuren 4A tot 4D zijn respectievelijk een vooraanzicht, een achteraanzicht, een doorsnedenzicht volgens de lijn A-A op Figuur 4A, en een zijaanzicht van een halve steunblokligger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Figuur 5A toont een zijaanzicht van een lengteligger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Figuur 5B is een vooraanzicht van het koppelmiddel van de ligger, die twee sleuven omvat.Figures 4A to 4D are a front view, a rear view, a cross-sectional view along the line A-A in Figure 4A, and a side view of a half support block girder according to embodiments of the present invention. Figure 5A shows a side view of a length girder according to embodiments of the present invention. Figure 5B is a front view of the beam's coupling means, which comprises two slots.

Figuren 6A tot 6F illustreren uitvoeringsvormen van een verbindingsligger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Fig. 6A toont een perspectiefzicht, Fig. 6B een doorsnedenzicht volgens de lijn C-C in Fig. 6C. Fig. 6C is een zij zicht. Fig. 6D en E zijn kopaanzichten van de ligger. Fig. 6F een bovenaanzicht.Figures 6A to 6F illustrate embodiments of a connecting girder according to embodiments of the present invention. FIG. 6A shows a perspective view, FIG. 6B is a sectional view along the line C-C in FIG. 6C. FIG. 6C is a side view. FIG. 6D and E are end views of the beam. FIG. 6F a top view.

Figuren 7 en 8A tot 8C illustreren twee types van paren van sleuven in de koppelingsmiddelen van de liggers volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figures 7 and 8A to 8C illustrate two types of pairs of slots in the joining means of the beams according to embodiments of the present invention.

Figuren 9A en 9B tonen een vooraanzicht en een doorsnedenzicht volgens de richting A-A aangegeven in het vooraanzicht van een koppelplaat van een steunblok, steunblokligger of verlengligger. Het koppelmiddel van een halve steunblokligger is analoog.Figures 9A and 9B show a front view and a cross-sectional view in the direction A-A indicated in the front view of a coupling plate of a support block, support block girder or extension girder. The coupling means of half a supporting block girder is analogous.

Figuur 10 toont een bovenaanzicht van een niet-regulier opgebouwde steiger waarin een bepaalde steigerkolom een grotere breedte heeft dan de standaard steigervakken.Figure 10 shows a top view of a scaffolding that is not built up in a regular manner, in which a specific scaffolding column has a greater width than the standard scaffolding compartments.

Figuren 11A, 11D en 11E tonen respectievelijk een vooraanzicht, een bovenaanzicht en een perspectiefzicht van een verlengligger volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding. Figuren 11 B en 11C tonen vooraanzichten van koppelingsmiddelen die geschikt zijn om te koppelen met de koppelingsmiddelen van de verlengligger.Figures 11A, 11D and 11E show a front view, a top view and a perspective view of an extension beam according to embodiments of the present invention, respectively. Figures 11B and 11C show front views of coupling means suitable for coupling with the coupling means of the extension beam.

Beschrijving van illustratieve voorbeeldenDescription of illustrative examples

De bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden door de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer ze wordt gelezen in combinatie met de respectievelijke tekeningen.The above and other advantageous features and objects of the invention will become more apparent and the invention will be better understood by the following detailed description when read in conjunction with the respective drawings.

De beschrijving van de aspecten van de onderhavige uitvinding wordt volbracht door middel van specifieke uitvoeringsvormen en met verwijzing naar maar niet beperkt tot bepaalde tekeningen. De afgebeelde figuren zijn slechts schematisch en zouden als niet beperkend moeten worden beschouwd. Bijvoorbeeld bepaalde elementen of eigenschappen kunnen buiten proportie of schaal zijn voorgesteld in verhouding tot andere elementen.The description of the aspects of the present invention is accomplished by means of specific embodiments and with reference to, but not limited to, certain drawings. The figures shown are only schematic and should be considered as non-limiting. For example, certain elements or properties may be presented out of proportion or scale in relation to other elements.

In figuur IA wordt een steiger volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding afgeheeld. De steiger omvat rijen en kolommen (I,II,III) van steigervakken. Elk van deze steigervakken wordt in hoofdzaak gedefinieerd door corresponderende staanders 6, lengteliggers 4L en dwarsliggers 4B. Verder kunnen de steigervakken ook verstevigd worden door het gebruik van diagonalen 8. De staanders omvatten onderaan typisch een voetvijzel 7.In Figure 1 A scaffolding according to preferred embodiments of the present invention is lowered. The scaffolding comprises rows and columns (I, II, III) of scaffolding compartments. Each of these scaffolding compartments is essentially defined by corresponding uprights 6, longitudinal beams 4L and sleepers 4B. Furthermore, the scaffolding compartments can also be reinforced by the use of diagonals 8. The uprights typically comprise a foot jack 7 at the bottom.

De liggers 4L, 4B zijn volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verbonden met steunmiddelen of steunblokken 50, 51, 52. Ook kan een verlengligger 4VL aangebracht worden tussen bijvoorbeeld een steunblok 52 en een hoofdligger 4L. Deze steunblokken 50, 51, 52 zijn op hun beurt verbonden met de staanders 6. De steunblokken 50, 51, 52 zijn verder ook ingericht om te koppelen met de liggers 4B, die twee naburige staanders in de breedteligging met elkaar verbinden. Het gebruik van de steunblokliggers 50, 51, 52 laat toe van de liggers binnenin het vak gedefinieerd door zijn respectievelijke staanders aan te brengen; met andere woorden, de liggers kunnen aan de binnenkant gepositioneerd zijn van de steiger gedefinieerd door de staanders, met andere woorden aan de kant van de staanders die naar binnen wijst in de steiger. Bij voorkeur zijn deze liggers ook ingericht om als geleidingsmiddel te dienen voor een er door geleid verplaatsbaar platform. Het verplaatsbaar platform, typisch omvattende een wielinrichting 31, een werkvloer 33 en een reling 32, kan verplaatst worden over dit geleidingsoppervlak van de lengteliggers. Dit door de wielen van de wieleninrichting 31 te laten samenwerken met de rails gevormd door onder andere de lengteliggers, alsook delen van de steunblokken. De steunblokken kunnen hiertoe zelf voorzien zijn van een raildeel of liggerdeel dat samen met een geleidingsoppervlak van de liggers 4L een continue rail doorheen de steigerconstructie vormen op een bepaald liggerniveau. Dit kan bijvoorbeeld op elk liggerniveau zijn. Een verrijdbaar platform kan de plaats innemen van de werkvloeren voor een bepaald Steigerniveau. Verschillende types steunblokken worden hierbij beschreven; de smalle steunblokken, 52, de halve steunblokliggers 51, en de steunblokliggers 50. Deze elementen zullen later in meer detail worden beschreven. Bij voorkeur is het verplaatsbaar platform een liftkooi of een klimlift, die respectievelijk in de Belgische octrooiaanvragen 2010/0442 en 2010/0443 beschreven werden. In BE2010/0442 van deze aanvragen werd een zogenaamde klimlift beschreven die toelaat om in een steiger omhoog en omlaag te klimmen. Bij het opklimmen of afdalen in de steiger kan deze klimlift opbouwmateriaal voor de steiger transporteren. In BE2010/0443 wordt een liftkooi beschreven die een alternatief platform beschrijft dat toelaat om in verticale richting omhoog en omlaag te bewegen in een steigerkolom. Deze respectievelijke klimlift of liftkooi-inrichtingen zijn dan bij voorkeur voorzien van geleidingsmiddelen 31, die kunnen samenwerken met de rails gevormd door lengteliggers 4L en de respectievelijke steunblokken of steunblokliggers 50, 51, 52. Bij voorkeur is het horizontaal verplaatsbaar platform ook een verticaal verplaatsbaar platform, of kan het op een dergelijk verticaal verplaatsbaar platform verplaatst worden (alsook vanaf het verticaal verplaatsbaar platform in de steiger gebracht worden).According to preferred embodiments of the present invention, the girders 4L, 4B are connected to support means or support blocks 50, 51, 52. An extension girder 4VL can also be arranged between, for example, a support block 52 and a main girder 4L. These support blocks 50, 51, 52 are in turn connected to the uprights 6. The support blocks 50, 51, 52 are furthermore also adapted to connect to the beams 4B, which connect two adjacent uprights in the width position with each other. The use of the support block beams 50, 51, 52 makes it possible to fit the beams inside the compartment defined by its respective uprights; in other words, the beams may be positioned on the inside of the scaffolding defined by the uprights, in other words on the side of the uprights pointing inwards in the scaffolding. These beams are preferably also adapted to serve as a guide means for a platform that can be moved through it. The movable platform, typically comprising a wheel device 31, a work floor 33 and a railing 32, can be moved over this guide surface of the longitudinal beams. This by allowing the wheels of the wheel device 31 to cooperate with the rails formed by, among other things, the longitudinal beams, as well as parts of the support blocks. To this end, the support blocks can themselves be provided with a rail part or beam part which together with a guide surface of the beams 4L form a continuous rail through the scaffolding construction at a certain beam level. This can be, for example, at any beam level. A mobile platform can take the place of the work floors for a certain Scaffolding level. Different types of support blocks are described here; the narrow support blocks, 52, the half support block beams 51, and the support block beams 50. These elements will be described in more detail later. The movable platform is preferably a lift car or a climbing lift, which are described in Belgian patent applications 2010/0442 and 2010/0443 respectively. BE2010 / 0442 of these applications described a so-called climbing lift that allows you to climb up and down in a scaffolding. When climbing or descending into the scaffolding, this climbing lift can transport building material for the scaffolding. BE2010 / 0443 describes an elevator car that describes an alternative platform that allows to move up and down in a vertical direction in a scaffolding column. These respective climbing lifts or lift cage devices are then preferably provided with guide means 31, which can cooperate with the rails formed by longitudinal beams 4L and the respective supporting blocks or supporting block beams 50, 51, 52. Preferably, the horizontally movable platform is also a vertically movable platform or can it be moved on such a vertically displaceable platform (as well as being brought into the scaffolding from the vertically displaceable platform).

In uitvoeringsvormen volgens aspecten van de onderhavige uitvinding, is het mogelijk om een steiger op een alternatieve, snelle en efficiënte manier op te bouwen, met behulp van een hierboven vermelde klimlift of alternatieve inrichting die toelaat om materiaal verticaal te transporteren in een steigerkolom. Om de gedachten te vestigen, zullen we aannemen dat de steigerkolom II een kolom is waarin de klimlift 3 zich verticaal kan verplaatsen.In embodiments according to aspects of the present invention, it is possible to build a scaffold in an alternative, fast and efficient manner, using an above-mentioned climbing lift or alternative device that allows to transport material vertically in a scaffolding column. To establish the thoughts, we will assume that the scaffolding column II is a column in which the climbing lift 3 can move vertically.

Bij het opbouwen van de steigers volgens de stand der techniek, reiken de lengteliggers typisch van staander tot staander, of ze reiken althans vanuit hun eerste uiteinde dat zich nabij de eerste staander bevindt (bijvoorbeeld de rozet van een Layher ™ staander) tot een gelijkaardige positie op een naburige staander. Hierbij zijn de lengteliggers moeilijk horizontaal stapelbaar, zonder essentiële ruimte vrij te laten voor het personeel dat de steiger opbouwt. Het onder een hoek of verticaal stapelen van het steigermateriaal is minder evident. Door steunblokken in de vorm van steunblokliggers 50 of halve steunblokliggers 51 te gebruiken kan de totale afstand tussen twee naburige staanders in de lengterichting substantieel groter worden gemaakt dan de standaardlengte van een lengteligger 4L. Wanneer dergelijke liggers horizontaal worden gestapeld op de klimlift of een alternatieve werkvloer die verrijdbaar is op de rails, kan aan beide zijden van de horizontaal gestapelde liggers 4L een persoon geplaatst worden. Samen kunnen ze op eenvoudige wijze de ligger 4L naar boven tillen en koppelen met de steunblokliggers.When assembling the scaffolding according to the prior art, the longitudinal beams typically extend from upright to upright, or at least from their first end that is near the first upright (e.g. the rosette of a Layher ™ upright) to a similar position on a neighboring stand. Hereby the longitudinal beams are difficult to stack horizontally, without leaving essential space free for the personnel building the scaffolding. Stacking the scaffolding material at an angle or vertically is less evident. By using support blocks in the form of support block girders 50 or half support block girders 51, the total distance between two adjacent uprights in the longitudinal direction can be made substantially greater than the standard length of a longitudinal girder 4L. When such beams are stacked horizontally on the climbing lift or an alternative work floor that is mobile on the rails, a person can be placed on both sides of the horizontally stacked beams 4L. Together they can easily lift the beam 4L upwards and connect it to the support block beams.

Doordat het verplaatsbaar platform zich langs de rails van een bepaald niveau kan verplaatsen in hoofdzakelijk horizontale richting kan een volledige rij van steigervakken snel en efficiënt opgebouwd worden door met een verplaatsbaar platform 3 te verrijden op de bovenste liggers van de onderliggende rij van steigervakken. Eenmaal een volgend niveau van steigervakken op dergelijke wijze is opgebouwd kan het verplaatsbaar platform opnieuw op een klimliftinrichting geplaatst worden dat zich in de bredere steigerkolom II bevindt, of kan bij voorkeur, wanneer de klimlift zelf als verplaatsbaar platform dient, deze klimlift terug in de steigerkolom II geplaatst worden. De klimlift kan dan, eventueel met een verplaatsbaar platform 3 erop geplaatst, een verder niveau opklimmen in de steiger en op gelijkaardige wijze de volgende rij van steigervakken opbouwen. Wanneer het steigermateriaal opgebruikt is, kan de klimlift via de, eventueel bredere, steigerkolom II terug afdalen naar het grondniveau om materiaal voor verdere opbouw op te laden. De vakman zal erkennen dat het steigersysteem volgens aspecten van de onderhavige uitvinding wel degelijk een zeer snelle, efficiënte en dus minder kostintensieve oplossing betreft voor het opbouwen van steigerconstructies. In voordelige uitvoeringsvormen is de klimliftinrichting zelf het verrijdbaar platform.Because the movable platform can move along the rails of a certain level in a substantially horizontal direction, a complete row of scaffolding compartments can be assembled quickly and efficiently by moving with a movable platform 3 on the upper beams of the underlying row of scaffolding compartments. Once a next level of scaffolding compartments has been built up in such a way, the movable platform can be placed again on a climbing lift device which is located in the wider scaffolding column II, or, preferably, when the climbing lift itself serves as a movable platform, this climbing lift can be returned to the scaffolding column II be placed. The climbing lift can then, possibly with a movable platform 3 placed on it, climb a further level in the scaffolding and build up the next row of scaffolding boxes in a similar way. When the scaffolding material is used up, the climbing lift can descend back to the ground level via the possibly wider scaffolding column II to load material for further construction. Those skilled in the art will recognize that the scaffolding system according to aspects of the present invention is indeed a very fast, efficient and therefore less cost-intensive solution for building scaffolding structures. In advantageous embodiments, the climbing lift device itself is the mobile platform.

Nadat de hele steiger op een dergelijke efficiënte manier opgebouwd is, kan de klimlift bijvoorbeeld omgebouwd worden tot een liftkooisysteem of liftsysteem, of kan na het verwijderen van de klimlift, een dergelijke liftsysteem aangebracht worden in een bepaalde steigerkolom. Het liftsysteem omvat bij voorkeur een geleidingsmiddel voor de geleiding van een horizontaal verplaatsbaar platform. Een dergelijke geleiding kan bijvoorbeeld verwezenlijkt worden door railelementen, van het type dat gebruikt voor de liggers en steunblokliggers, te gebruiken die ingericht zijn op een vloerdeel van het liftsysteem. Op één of meerdere niveaus van de steiger kunnen dan verrijdbare platforms aangebracht worden op bepaalde werkzaamheden aan bvb. een gebouw te verrichten. Daardoor is het niet noodzakelijk meer dat werkvloeren aangebracht moeten worden in de steiger, wat een hele tijdsbesparing oplevert. Deze verrijdbare platforms kunnen permanent op bepaalde of alle niveaus van de steiger worden aangebracht tijdens werken. Het is ook mogelijk dat één of meerdere verplaatsbare platformen tijdens de werken nog van niveau in de steiger veranderd worden door gebruik te maken van het liftsysteem. In bepaalde uitvoeringsvormen wordt een liftsysteem in een regulier uitgebouwde steiger gebruikt, en zijn de horizontaal verplaatsbare platformen ingericht om de wielen in de dwarsrichting in te trekken/uit te strekken. In alternatieve uitvoeringsvormen kan ten minste één bredere steigerkolom opgebouwd worden, waarin achteraf het liftsysteem aangebracht zal worden. De breedte van het liftplatform kan dan relatief groter zijn, en dit laat toe van horizontaal verplaatsbare platforms te gebruiken die constante wielbasis hebben en dus eenvoudiger zijn van constructie (zie Figuur 10).After the entire scaffolding has been assembled in such an efficient manner, the climbing lift can for instance be converted into a lift cage system or lift system, or after removal of the climbing lift, such a lift system can be fitted in a specific scaffolding column. The elevator system preferably comprises a guide means for guiding a horizontally displaceable platform. Such a guide can for instance be realized by using rail elements, of the type used for the beams and supporting block beams, which are arranged on a floor part of the elevator system. On one or more levels of the scaffolding, mobile platforms can then be applied to certain work on, for example. to perform a building. As a result, it is no longer necessary for work floors to be installed in the scaffolding, which saves a lot of time. These mobile platforms can be installed permanently at certain or all levels of the scaffolding during work. It is also possible that one or more movable platforms are still changed in level in the scaffolding during use by using the lift system. In certain embodiments, a lift system is used in a regularly extended scaffold, and the horizontally displaceable platforms are adapted to extend / extend the wheels in the transverse direction. In alternative embodiments, at least one wider scaffolding column can be built up, in which the elevator system will be fitted afterwards. The width of the elevator platform can then be relatively larger, and this makes it possible to use horizontally movable platforms that have a constant wheel base and are therefore simpler in construction (see Figure 10).

In een alternatief opbouwscenario, waarbij het geleidingssysteem enkel aangebracht wordt in een bepaald, bvb. het onderste niveau, van een steiger, typisch voor gebruik met steigermateriaal dat op zich geen geleidingssysteem omvat, e.g. Layher™ systemen, kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van een klimlift, een volledige steigerkolom opgebouwd worden tot op een vooraf bepaalde hoogte. Daarna kan de klimlift terug afdalen naar het grondniveau en verrijden op de rails aangebracht in het onderste niveau van de steiger, naar bijvoorbeeld de aangrenzende steigerkolom. Deze kan op gelijkaardige wijze weer vertikaal opgebouwd worden, enz. Op dergelijke wijze kunnen ook bestaande Steigersystemen verbeterd worden, bijvoorbeeld in de zin dat de opbouw/afbouw ervan kan versneld worden.In an alternative set-up scenario, in which the guidance system is only installed in a specific, e.g. the lower level, of a scaffolding, typical for use with scaffolding material that does not comprise a guiding system per se, e.g. Layher ™ systems, can for instance be built up to a predetermined height by using a climbing lift. The climbing lift can then descend back to the ground level and travel on the rails installed in the lower level of the scaffolding, for example to the adjacent scaffolding column. This can be rebuilt vertically in a similar way, etc. In this way, existing Scaffolding systems can also be improved, for example in the sense that their construction / dismantling can be accelerated.

De vakman zal erkennen dat uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding niet enkel de hierboven vermelde, maar eigenlijk een volledig gamma van nieuwe opbouwscenario's voor steigers toelaat.Those skilled in the art will recognize that embodiments of the present invention allow not only the aforementioned, but actually a full range of new scaffolding construction scenarios.

Het gebruik van een halve steunblokligger 51 is typisch voordelig nabij een uiteinde van de steigerconstructie (bijvoorbeeld links of rechts), waar geen verdere aanbouw meer gewenst is. Verder kunnen de steunblokelementen 50, 51, 52 hoe dan ook gekoppeld worden met verdere liggers of verlengliggers. Dit kan gebeuren doormiddel van verscheidene mechanismen, waarvan er enkele later worden beschreven. Ook de verbinding tussen de breedteliggers 4B en de betreffende steunblokken 50, 51, 52 kan geschieden door middel van dezelfde koppelmechanismen.The use of half a supporting block girder 51 is typically advantageous near an end of the scaffolding structure (e.g. left or right), where no further extension is desired. Furthermore, the support block elements 50, 51, 52 can in any case be coupled to further beams or extension beams. This can be done through various mechanisms, some of which are described later. The connection between the width members 4B and the respective support blocks 50, 51, 52 can also be made by means of the same coupling mechanisms.

In Figuur 1B wordt een bovenaanzicht afgebeeld van de steiger uit Figuur IA. Het meest rechtse vak omvat hierbij een diagonaal volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding.Figure 1B shows a top view of the scaffolding of Figure IA. The right-most box herein comprises a diagonal according to embodiments of the present invention.

In Figuren 2A tot 2G worden details van Figuur 1 afgebeeld. Figuur 2A toont een perspectiefzicht van een halve steunblokligger 51 die gekoppeld is met een staander 6 in de lengterichting van de steiger and met een breedteligger 4B in de breedterichting. Figuur 2B is analoog maar illustreert het gebruik van een volledige steunblokligger 50. In Figuur 2C wordt de koppeling tussen een lengteligger 4L en een verlengligger 4VL in meer detail afgebeeld. Figuur 2D toont de andere kant van de verlengligger 4VL, die aan een steunblok 52 is gekoppeld. Steunblok 52 is verbonden met de staander 6, en is gekoppeld met een breedteligger 4B. Aan de andere kant van het steunblok, in de lengterichting, bestaat er een koppeling met een lengteligger 4L. Dit laatste type koppeling wordt ook afgebeeld in Figuur 2E, zij het aan de andere kant van de laatst vermelde lengteligger 4L.Details of Figure 1 are shown in Figures 2A to 2G. Figure 2A shows a perspective view of a half supporting block girder 51 which is coupled to a post 6 in the longitudinal direction of the scaffolding and to a width girder 4B in the width direction. Figure 2B is analogous but illustrates the use of a full support block girder 50. In Figure 2C the coupling between a length girder 4L and an extension girder 4VL is shown in more detail. Figure 2D shows the other side of the extension beam 4VL, which is coupled to a support block 52. Support block 52 is connected to the upright 6, and is coupled to a width girder 4B. On the other side of the support block, in the longitudinal direction, there is a coupling with a length girder 4L. This latter type of coupling is also shown in Figure 2E, albeit on the other side of the last mentioned longitudinal beam 4L.

De specifieke eigenschappen van de verschillende koppelmiddelen die gebruikt worden wordt hierna in meer detail beschreven. Figuur 2E illustreert verder ook een diagonaal 8 als voorbeeld van een stabiliserend element.The specific properties of the various coupling agents used are described in more detail below. Figure 2E also illustrates a diagonal 8 as an example of a stabilizing element.

De diagonaal 8 omvat ten minste twee, hier vier, ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen 81 (bvb staven) die elk aan een eerste uiteinde 811 verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel 82 en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel (812, 813, 814, 815, 816, 817) omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger. Het eerste uiteinde van de armen 81 kan hiertoe bijvoorbeeld eindigen op een ringstructuur, die als een kettingschakel geschakeld is met een centrale ring 82. Aan de tweede uiteinden van de oriënteerbare armen kan bijvoorbeeld een analoge ringstructuur 812 gekoppeld zijn met een gat 815 in een koppelplaatje in een eerste deel 814 van het verbindingsmiddel. Het verbindingmiddel kan bijvoorbeeld ook een tweede deel 816 omvatten dat bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijk onder een hoek verschillend van 180 graden staan met het eerste deel 814. Deze hoek is bijvoorbeeld vooraf bepaald in functie van de grootte van respectievelijke typische steigerdimensies, en in functie van waar precies de koppeling tussen het koppelplaatje en de steiger, bijvoorbeeld staander, steunblok of steunblokligger dient te gebeuren. De hoek kan zo bepaald worden dat het eerste deel 814 in het verlengde komt te liggen van de corresponderende staaf 81 wanneer de diagonaal in een overeenstemmend steigervak is geplaatst.The diagonal 8 comprises at least two, here four, mutually orientable arms 81 (e.g. bars) which are each connected at a first end 811 to a common folding means 82 and at a different end a connecting means (812, 813, 814, 815, 816, 817) which is adapted to be attached to elements of the scaffolding. For this purpose, the first end of the arms 81 may, for example, terminate on a ring structure which is connected as a chain link with a central ring 82. At the second ends of the orientable arms, for example, an analog ring structure 812 may be coupled to a hole 815 in a coupling plate in a first part 814 of the connecting means. The connecting means may, for example, also comprise a second part 816 which is, for example, but not necessarily at an angle different from 180 degrees with the first part 814. This angle is, for example, predetermined as a function of the size of respective typical scaffolding dimensions, and as a function of where exactly the coupling between the coupling plate and the scaffolding, for example upright, supporting block or supporting block beam, must take place. The angle can be determined so that the first part 814 comes to be in line with the corresponding rod 81 when the diagonal is placed in a corresponding scaffolding compartment.

Het tweede deel omvat typisch een haakvormige uitsnijding 817 die toelaat van achter een draadstang, bijvoorbeeld van een bout, vast te haken. Na een dergelijk vasthaken kan doormiddel van een moer, of de bout, het tweede deel 816 tegen de staander aangespannen worden en de diagonaal lokaal vastgezet. Het gebruik van een haakvormige uitsnijding laat een eenvoudige koppeling met de draafstang toe. Dit wordt geïllustreerd in figuren 2F, 2G, 2H en 21.The second part typically comprises a hook-shaped cutout 817 that allows to be hooked from behind a threaded rod, for example of a bolt. After such a hooking, by means of a nut or the bolt, the second part 816 can be tightened against the upright and the diagonal secured locally. The use of a hook-shaped cut-out allows a simple coupling with the trotting rod. This is illustrated in Figures 2F, 2G, 2H and 21.

In voorkeursuitvoeringsvormen kan voor elke arm 81, het vlak waarin de ringstructuur aan het eerste uiteinde 811 zich uitstrekt (het vlak gedefinieerd door deze ringstructuur) loodrecht staan op het vlak waarin de tweede ringstructuur 812 zich uitstrekt. Op die manier kunnen de centrale ring 82 en de ringstructuren 812 in een vlak komen te liggen parallel met het vlak gedefinieerd door de rechthoek die de diagonaal overspant in de steiger.In preferred embodiments, for each arm 81, the plane in which the ring structure at the first end 811 extends (the plane defined by this ring structure) may be perpendicular to the plane in which the second ring structure 812 extends. In this way, the central ring 82 and the ring structures 812 can come to lie in a plane parallel to the plane defined by the rectangle spanning the diagonal in the scaffolding.

De twee of vier armen 81 kunnen samengevouwen worden dankzij de centrale ringstructuur 82, het oriëntatiemiddel. Hierdoor kan de lengte van de diagonaal gereduceerd worden, wat een horizontale stapeling van de diagonaal op een werkplatform, horizontaal en/of verticaal verplaatsbaar platform mogelijk maakt.The two or four arms 81 can be folded together thanks to the central ring structure 82, the orientation means. As a result, the length of the diagonal can be reduced, which makes horizontal stacking of the diagonal possible on a work platform, horizontally and / or vertically movable platform.

Verder levert een diagonaal, die uitgevoerd wordt met vier armen 81 zoals beschreven, een extra stabiliteitsfactor wanneer deze vergeleken wordt met de situatie waarin twee onafhankelijke diagonaal elkaar zouden kruisen of in eikaars buurt zouden worden aangebracht, omdat er een herverdeling van de krachten kan geschieden aan het oriëntatiemiddel, e.g. de centrale ring 82.Furthermore, a diagonal, which is equipped with four arms 81 as described, provides an additional stability factor when compared with the situation in which two independent diagonal would intersect or be arranged in close proximity to each other, since a redistribution of forces can occur to the orientation means, eg the central ring 82.

In figuren 3A tot 3D worden de steunblokliggers 50 in meer detail afgeheeld. Figuur 3A toont een vooraanzicht, figuur 3B een bovenaanzicht, figuur 3C een achteraanzicht en figuur 3D een zijaanzicht van deze steunblokligger. In voorkeursuitvoeringsvormen vormt het bovenoppervlak 501 van de steunblokligger een geleidingsoppervlak voor een verplaatsbaar platform. Dit is echter niet noodzakelijk. De steunblokligger volgens deze uitvoeringsvorm omvat een centrale steunblok 502, die voorzien is van twee uitsparingen 5021 en 5022 aan zijn achterzijde. Het centrale steunblok kan bijvoorbeeld een stuk holle vierkante of rechthoekige buis omvatten, dat voorzien wordt van de nodige openingen en koppelingsmiddelen. Het centrale steunblok 502 kan dan koppelen met twee bouten die doorheen de staander 6 worden bevestigd, door aan de achterkant van de staander te koppelen met respectievelijk moeren. De koppen van de betreffende bouten kunnen hierbij in het steunblok 502 schuiven achter een achteroppervlak 5023 van het centrale steunblok 502. Door de moeren aan te vijzen aan de achterkant van de staander kan het centrale steunblok, kan de steunblokligger dus gefixeerd worden aan de staander 6. Het centrale steunblok is verder voorzien van een koppelingsmiddel ingericht om te koppelen met dwarsliggers 4B, die in meer detail beschreven zullen worden. Dit koppelingsmiddel omvat bij voorkeur twee draadstangelementen 5024A en 5024B die voorzien kunnen worden van moeren 5025A en 5025B na het koppelen van de draadstangen 5024A en 5024B met sleuven in de koppelmiddelen van de dwarsliggers 4B zoals later zal worden beschreven, en het aanspannen van de moeren 5025A en 5025B, kan de dwarsligger 4B vastgemaakt worden aan het steunblok 502. Het centrale steunblok 502 is verder verbonden met ten minste één langwerpig liggerdeel 50A dat in bepaalde uitvoeringsvormen een deel van een rail, een geleidingsmiddel voor een verplaatsbaar platform, kan vormen. Dit raildeel 50A strekt zich uit aan beide zijden van het centrale steunblok 502. Dit kan bijvoorbeeld aan weerszijden een afstand van bijvoorbeeld 30, 40, 50, 60 of meer centimeter betreffen. Aan het uiteinde van het liggerdeel 50A worden koppelingsmiddelen voorzien om te koppelen met rijbalkliggers zoals later zal worden beschreven (in het bijzonder rijbalkliggers die twee sleuven omvatten). De koppelingsmiddelen aan beide uiteinden van het raildeel 50A omvatten hier een plaatelement dat voorzien is van twee draadstangelementen, een eerste draadstangelement 5026A dat zich boven een tweede draadstangelement 5026B bevindt, waarmee rijbalkliggers kunnen gekoppeld worden, op een gelijkaardige manier als degene beschreven voor de koppeling tussen de draadstangelementen 5024A en 5024B. Verder kan de steunblokligger ook een onderste liggerdeel 50B omvatten die zich eveneens aan weerszijden van het centrale steunblok 502 uitstrekt, en mogelijk ook verder is verbonden met het raildeel 50A door middel van additionele verbindingselementen 503. Het onderste raildeel 50B is ook verbonden met het centrale steunblok 502, alsook met de koppelingsmiddelen aan de uiteinden van de steunblokligger, bijvoorbeeld met de koppelingsplaten die de draadstangelementen omvatten. Op dergelijke wijze wordt er een versterkte steunblokligger, of zoals later beschreven wordt, een hiermee overeenstemmende versterkte rijbalkligger gevormd. De draadstangelementen 5026A en 5026B en de overeenstemmende moeren 5027A en 5027B staan op vooraf bepaalde vaste posities. Dit laat toe om te koppelen met het koppelingsmiddel aan het einde van rijbalkliggers die later worden beschreven.In Figures 3A to 3D, the support block girders 50 are lowered in more detail. Figure 3A shows a front view, Figure 3B a top view, Figure 3C a rear view and Figure 3D a side view of this support block girder. In preferred embodiments, the top surface 501 of the support block girder forms a guide surface for a movable platform. However, this is not necessary. The support block girder according to this embodiment comprises a central support block 502, which is provided with two recesses 5021 and 5022 on its rear side. The central supporting block can for instance comprise a piece of hollow square or rectangular tube, which is provided with the necessary openings and coupling means. The central support block 502 can then couple with two bolts that are fastened through the upright 6, by coupling with nuts at the rear of the upright. The heads of the respective bolts can herein slide into the support block 502 behind a rear surface 5023 of the central support block 502. By pointing the nuts at the rear of the upright the central support block, the support block girder can thus be fixed to the upright 6 The central support block is further provided with a coupling means adapted to couple with sleepers 4B, which will be described in more detail. This coupling means preferably comprises two threaded rod elements 5024A and 5024B which can be provided with nuts 5025A and 5025B after coupling the threaded rods 5024A and 5024B with slots in the coupling means of the sleepers 4B as will be described later, and tightening the nuts 5025A and 5025B, the cross girder 4B can be attached to the support block 502. The central support block 502 is further connected to at least one elongated girder part 50A which in certain embodiments can form a part of a rail, a guide means for a movable platform. This rail part 50A extends on both sides of the central support block 502. This can for instance concern a distance of, for example, 30, 40, 50, 60 or more centimeters on either side. Coupling means are provided at the end of the beam part 50A for coupling to tramline beams as will be described later (in particular tramline beams comprising two slots). The coupling means at both ends of the rail part 50A here comprise a plate element which is provided with two threaded rod elements, a first threaded rod element 5026A which is located above a second threaded rod element 5026B, with which girder beams can be coupled, in a manner similar to that described for the coupling between the threaded rod elements 5024A and 5024B. Furthermore, the support block girder can also comprise a lower girder part 50B which also extends on either side of the central support block 502, and possibly also further connected to the rail part 50A by means of additional connecting elements 503. The lower rail part 50B is also connected to the central support block 502, as well as with the coupling means at the ends of the support block girder, for example with the coupling plates comprising the threaded rod elements. In such a way, a reinforced support block girder, or as described later, a corresponding reinforced girder girder is formed. The threaded rod elements 5026A and 5026B and the corresponding nuts 5027A and 5027B are in predetermined fixed positions. This allows for coupling with the coupling means at the end of tram beam members which are described later.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het raildeel 50A een staaf met vierkante dwarsdoorsnede die gekanteld is. De staaf kan hierbij, wanneer de steunblokligger geïnstalleerd is in de steiger, verbonden zijn met de rest van de steunblokligger door middel van één longitudinale rib, waarbij deze longitudinale rib en de diametraal tegenovergestelde longitudinale rib in een zelfde verticaal vlak liggen. De twee andere, ook diametraal tegenovergestelde longitudinale ribben, bevinden zich dan typisch in een in hoofdzaak horizontaal vlak. Het gebruik van een dergelijk liggerdeel 50A (dat typisch een raildeel betreft, in bepaalde uitvoeringsvormen) laat toe om op eenvoudige wijze een verbinding tussen het liggerdeel 50A en de rest van het steunmiddel te verwezenlijken (bvb. gemakkelijk lasbaar) en laat ook toe om op een eenvoudige wijze een vergrendelingsmechanisme tussen de wielinrichting 31 van een verplaatsbaar platform 3 en het liggerdeel 50A te verwezenlijken. Merk op dat de spoed van de betreffende draadstangen 5024A, 5024B, 5026A, 5026B en van hun overeenstemmende moeren 5025A, 5025B, 5027A, 5027B, relatief groot wordt gekozen in voorkeursuitvoeringsvormen zodat een kleine verdraaiing van de respectievelijke moeren kan zorgen voor een fixatie van de steunblokligger aan de rijbalkligger die verder zal worden beschreven.In preferred embodiments, the rail member 50A includes a square cross-sectional bar that is tilted. In this case, when the support block girder is installed in the scaffolding, the rod can be connected to the rest of the support block girder by means of one longitudinal rib, said longitudinal rib and the diametrically opposite longitudinal rib being in the same vertical plane. The two other longitudinally ribs, also diametrically opposite, are then typically located in a substantially horizontal plane. The use of such a beam part 50A (which typically concerns a rail part, in certain embodiments) allows a simple connection between the beam part 50A and the rest of the support means (e.g. easily weldable) and also allows realize a locking mechanism between the wheel device 31 of a movable platform 3 and the girder part 50A in a simple manner. Note that the pitch of the respective threaded rods 5024A, 5024B, 5026A, 5026B and of their corresponding nuts 5025A, 5025B, 5027A, 5027B, is chosen relatively large in preferred embodiments so that a small rotation of the respective nuts can cause a fixation of the nuts. supporting block girder on the tram beam girder that will be described further below.

In de figuren 4A-4D worden zogenaamde halve steunblokliggers 51 afgebeeld. Deze halve steunblokliggers zijn volledig gelijkaardig aan de steunblokliggers geïllustreerd in figuren 3 en 4, maar hierbij strekken de liggerdelen 51A en 51B zich slechts uit langs één kant van het centrale steunblokdeel 512. Het centrale steunblokdeel 512 omvat in de richting tegengesteld aan de richting waarin de liggerdelen 51A en 51B zich uitstrekken, draadstangelementen 5126A en 5126B, en corresponderende moeren 5127A en 5127B. Hierdoor kan het centrale steunblok 512 gekoppeld worden met bijvoorbeeld rijbalkliggers die later worden beschreven.In the figures 4A-4D, so-called half supporting block beams 51 are shown. These half support block beams are completely similar to the support block beams illustrated in Figures 3 and 4, but the beam parts 51A and 51B only extend along one side of the central support block part 512. The central support block part 512 comprises in the direction opposite to the direction in which the beam members 51A and 51B extend, threaded rod elements 5126A and 5126B, and corresponding nuts 5127A and 5127B. As a result, the central support block 512 can be coupled to, for example, girder beams which are described later.

In figuren 5A-5C wordt een ligger (bvb. rijbalkligger) voor gebruik in een steiger, volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding beschreven. De ligger 4L omvat aan elk van zijn uiteinden een koppelmiddel 4L4. Het koppelmiddel omvat bij voorkeur geleidingssleuven 4LS1 en 4LS2 die ingericht zijn om bij het plaatsen van de ligger achtereenvolgens respectievelijk een eerste draadstangelement en een tweede draadstangelement te kunnen ontvangen die zich op vaste posities bevinden. Deze draadstangelementen zijn bij voorkeur ingericht aan een uiteinde van de steunblokken of steunblokliggers, die eerder beschreven werden, in de lengterichting van de steiger. De rijbalkligger omvat bij voorkeur een eerste staaf 4LA die in hoofdzaak de lengte van de ligger definieert, en die gekoppeld is met de koppelmiddelen 4L4 aan zijn uiteinden.In Figures 5A-5C, a girder (e.g., girder girder) for use in a scaffolding, according to preferred embodiments of the present invention, is described. The beam 4L comprises a coupling means 4L4 at each of its ends. The coupling means preferably comprises guide slots 4LS1 and 4LS2 which are adapted to successively receive a first threaded rod element and a second threaded rod element at fixed positions when the beam is placed. These threaded rod elements are preferably arranged at one end of the support blocks or support block girders, which have been previously described, in the longitudinal direction of the scaffolding. The tram beam girder preferably comprises a first rod 4LA which substantially defines the length of the girder, and which is coupled to the coupling means 4L4 at its ends.

In voorkeursuitvoeringsvormen kan deze staaf dienen als geleidingsmiddel voor een verplaatsbaar platform (bijvoorbeeld gevormd door twee parallelle staven, twee parallelle liggers). De staaf kan bijvoorbeeld een vierkante dwarsdoorsnede omvatten. De eerste staaf 4LA met vierkante dwarsdoorsnede kan zo georiënteerd zijn dat ze met twee diametraal tegenovergestelde lengteribben in een in hoofdzaak verticaal vlak ligt, zoals ook beschreven voor de steunbalkligger. De twee andere diametraal tegenoverstaande lengteribben liggen dan in een in hoofdzaak horizontaal vlak. Het gebruik van een hierdoor gevormd geleidingsoppervlak in combinatie met wielen aan een verplaatsbaar platvorm die een complementaire geleidingsoppervlak vormen,zorgt voor een verhoogde stabiliteit van het verplaatsbaar platform op de gevormde rails, de complementaire geleidingsoppervlakken van de wielen van een verplaatsbaar platform kunnen bijvoorbeeld in hoofdzaak een complementaire radiale uitsparing omvatten (V-groef).In preferred embodiments, this bar can serve as a guide means for a movable platform (for example, formed by two parallel bars, two parallel beams). The rod can for instance comprise a square cross-section. The first bar 4LA with square cross-section can be oriented such that it lies in a substantially vertical plane with two diametrically opposite longitudinal ribs, as also described for the girder beam. The two other diametrically opposed longitudinal ribs then lie in a substantially horizontal plane. The use of a guide surface formed by this in combination with wheels on a movable platform forming a complementary guide surface provides an increased stability of the movable platform on the formed rails, the complementary guide surfaces of the wheels of a movable platform can for instance substantially be include complementary radial recess (V-groove).

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de rijbalkligger ook een tweede verbindingselement, zoals een verbindingsstaaf 4LB, die aan zijn uiteinde ook verbonden is met de koppelingsmiddelen 4L4 en die tussenin ook verbonden is met het eerste verbindingselement, de eerste staaf 4LA, door middel van steunstructuren 4L3. Door deze "dubbele liggerstructuur" te gebruiken verhoogt de draagkracht van de ligger, wat in het bijzonder zeer relevant kan zijn in het geval dat er een relatief grote last gedragen dient te worden door de rijbalkligger. Dit is in het bijzonder het geval wanneer er gebruik wordt gemaakt van een verrijdbare klimlift, of een verrijdbaar platform, dat typisch een substantiële hoeveelheid steiger-, bouw- en ander materiaal, alsook werkpersoneel zal moeten dragen en verrijden.In preferred embodiments, the tram beam girder also comprises a second connecting element, such as a connecting rod 4LB, which is also connected at its end to the coupling means 4L4 and which in between is also connected to the first connecting element, the first rod 4LA, by means of support structures 4L3. By using this "double girder structure" the bearing capacity of the girder increases, which can be particularly relevant in the case that a relatively large load has to be carried by the girder girder. This is particularly the case when use is made of a mobile climbing lift, or a mobile platform, which will typically have to carry and move a substantial amount of scaffolding, construction and other material, as well as work personnel.

Om te kunnen koppelen met de draadstangelementen van de steunblokken en/of steunblokliggers, zoals eerder beschreven, omvat de rijbalkligger (meer algemeen de lengteligger) alsook de breedteligger, aan zijn kop een aangepaste structuur. Deze structuur omvat een in hoofdzaak vlakke plaat 4L4S die in bepaalde uitvoeringsvormen deel kan uitmaken van een beugelstructuur, die in hoofdzaak twee sleuven 4LS1 en 4LS2 omvat. De geleidingssleuven 4LS1 en 4LS2 zijn bijvoorbeeld voorzien in een koppelplaat die in hoofdzaak vlak is en waarvan het hoofdoppervlak loodrecht staat op de lengterichting van de ligger. De vaste positie van de eerste en tweede draadstang aan de steunblokken of steunblokliggers, is bij voorkeur zodanig dat ze parallel loopt met de lengterichting van de liggers wanneer de geleidingssleuven de draadstangelementen ontvangen en aldus een koppeling wordt gevormd tussen de ligger en de steunblok of steunblokligger. De sleuven kunnen bij voorkeur een onderste sleuf 4LS1 omvatten en een bovenste sleuf 4LS2, waarbij de bovenste sleuf hoger ligt dan de onderste. De onderste sleuf 4LS1 is in hoofdzaak recht en strekt zich in hoofdzaak verticaal uit vanuit de onderste rand van de koppelplaat naar boven toe over een vooraf bepaalde afstand. Wanneer een rijbalkligger, of een breedteligger, gekoppeld wordt met de draadstangelementen van de steunmiddelen, zoals steunblokken of steunblokliggers, zoals eerder beschreven, kan dit bij voorkeur gebeuren door de onderste sleuf 4LS1 te laten koppelen met de onderste draadstang aan de respectievelijke steunblokken of steunblokliggers. Eenmaal de ligger, typisch identiek aan beide uiteinden, gekoppeld wordt met de respectievelijke eerste draadstangen, kan deze ligger hierop tijdelijk steunen. Een koppeling met de tweede sleuf 4LS2 kan dan op verschillende wijzen bereikt worden naargelang het type sleuf voor 4LS2.In order to be able to connect to the threaded rod elements of the support blocks and / or support block beams, as described earlier, the road beam beam (more generally the longitudinal beam) as well as the width beam comprises an adapted structure at its head. This structure comprises a substantially flat plate 4L4S which, in certain embodiments, can form part of a bracket structure, which substantially comprises two slots 4LS1 and 4LS2. The guide slots 4LS1 and 4LS2 are provided, for example, in a coupling plate which is substantially flat and whose main surface is perpendicular to the longitudinal direction of the beam. The fixed position of the first and second threaded rod on the support blocks or support block beams is preferably such that it runs parallel to the longitudinal direction of the beams when the guide slots receive the threaded rod elements and thus a coupling is formed between the beam and the support block or support block beam. The slots may preferably comprise a lower slot 4LS1 and an upper slot 4LS2, the upper slot being higher than the lower one. The lower slot 4LS1 is substantially straight and extends substantially vertically from the lower edge of the coupling plate upwards over a predetermined distance. When a tram beam girder, or a width girder, is coupled to the threaded rod elements of the support means, such as support blocks or support block girders, as previously described, this can preferably be done by having the lower slot 4LS1 coupled with the lower threaded rod to the respective support blocks or support block girders. Once the beam, typically identical at both ends, is coupled to the respective first threaded rods, this beam can temporarily rest on it. Coupling with the second slot 4LS2 can then be achieved in different ways depending on the type of slot for 4LS2.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm, voor bovenste sleuven van het eerste type, strekt de bovenste sleuf 4LS2 zich uit vanuit een zijdelingse rand van de koppelplaat, en omvat de bovenste sleuf een ingangsopening die op een hoogte ligt die aangepast is om overeen te stemmen met de vooraf bepaalde positie van de tweede bout ten opzichte van de eerste bout. De bovenste sleuf strekt zich bij voorkeur verder naar boven gekromd uit. De sleuf omvat een onderste rand 4LS22, en een bovenste rand 2LS21 die op een hoogste punt, aan het einde van de sleuf 4LS2 samenkomen. De posities van de uiteinden van de onderste en bovenste sleuf zijn bij voorkeur zo afgestemd dat ze gelijktijdig de respectievelijke eerste en tweede draadstang kunnen ontvangen nabij hun respectievelijke uiteinden. Verder omvat de bovenste rand (of bovenste geleidingsoppervlak) van de sleuf 4LS2 van de bovenste sleuf lokaal een neerwaarts gerichte dip 4LS23.According to a first embodiment, for upper slots of the first type, the upper slot 4LS2 extends from a lateral edge of the coupling plate, and the upper slot comprises an entrance opening at a height adapted to correspond to the predetermined determined position of the second bolt relative to the first bolt. The upper slot preferably extends further upwardly curved. The slot includes a lower edge 4LS22, and an upper edge 2LS21 that meet at a highest point, at the end of the slot 4LS2. The positions of the ends of the lower and upper slots are preferably adjusted so that they can simultaneously receive the respective first and second threaded rod near their respective ends. Furthermore, the upper edge (or upper guide surface) of the slot 4LS2 of the upper slot locally comprises a downwardly facing dip 4LS23.

Deze dip 4LS23 blokkeert de doorgang van de tweede draadstang in de tweede sleuf 4LS2 in eerste instantie, na een beperkte ontvangst van de tweede draadstang door de tweede sleuf tengevolge van een rotatie van de ligger rondom de eerste bout. Het tijdelijk blokkeren van de tweede draadstang door deze dip 4LS23 kan opgeheven worden door de ligger licht op de tillen. Dit bij voorkeur over een afstand die kleiner is dan de lengte van de onderste sleuf, zodat de koppeling met de onderste sleuf met de eerste draadstang niet wordt opgeheven. Het licht optillen van de ligger zorgt dan in combinatie met een verdere rotatie van de ligger rond de eerste bout voor de finale koppeling tussen de twee sleuven en de respectievelijke draadstangen. Hierbij corresponderen de posities van de draadstangen bij voorkeur met de uiteinden van de sleuven 4LS1 en 4LS2. In het bijzonder kunnen hierbij de oppervlakken 4LS11, 4LS24 die de rand aan het einde van de respectievelijke sleuven 4LS1 en 4LS2 definiëren, rusten op de respectievelijke draadstangen. De verbinding tussen de verbindingselementen (bvb. Verbindingsstaven) 4LA en 4LB, met de koppelplaten van de koppelmiddelen 4L4 gebeurt bijgevolg op locaties die verschillen van de locaties van de sleuven 4LS1, 4LS2, om de koppeling met de draadstangelementen door middel van de sleuven niet te hinderen. Zo kan de bovenste staaf 4LA bevestigd zijn aan de koppelplaat, boven de tweede sleuf, en kan de onderste staaf 4LB bevestigd zijn tussenin de eerste sleuf en de tweede sleuf. De tweede staaf kan bijgevolg nabij zijn uiteinden opwaarts gebogen zijn, terwijl het zich weg van zijn uiteinden op een constante afstand van de eerste staaf bevindt.This dip 4LS23 initially blocks the passage of the second threaded rod into the second slot 4LS2, after a limited reception of the second threaded rod by the second slot due to a rotation of the beam around the first bolt. The temporary blocking of the second threaded rod by this dip 4LS23 can be canceled by lifting the beam lightly. This preferably over a distance that is smaller than the length of the lower slot, so that the coupling with the lower slot with the first threaded rod is not canceled. The light lifting of the beam then in combination with a further rotation of the beam around the first bolt ensures the final coupling between the two slots and the respective threaded rods. The positions of the threaded rods here preferably correspond to the ends of the slots 4LS1 and 4LS2. In particular, the surfaces 4LS11, 4LS24 defining the edge at the end of the respective slots 4LS1 and 4LS2 can rest on the respective threaded rods. The connection between the connecting elements (e.g. Connecting rods) 4LA and 4LB, with the coupling plates of the coupling means 4L4 is therefore made at locations that differ from the locations of the slots 4LS1, 4LS2, in order not to prevent the coupling with the threaded rod elements by means of the slots hinder. For example, the upper bar 4LA may be attached to the coupling plate, above the second slot, and the lower bar 4LB may be attached between the first slot and the second slot. The second rod can therefore be bent upwardly near its ends, while being away from its ends at a constant distance from the first rod.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, wordt een koppelingsmiddel van het beugeltype gebruikt als koppelingsmiddel voor de breedteliggers (ook dwarsliggers of verbindingsliggers genoemd) 4B. Een dergelijke structuur laat toe van binnenin de beugel respectievelijke moeren aan te spannen om de koppeling met respectievelijke steunblokken of steunblokliggers te verwezenlijken. Een dergelijke ligger kan dezelfde koppelstructuren met sleuven omvatten zoals deze beschreven worden voor de rijbalkligger of lengteligger. Figuur 6A toon een perspectief beeld, figuur 6B toont een dwarsdoorsnede volgens de lijn C-C uit figuur 6C. Figuur 6C toont een zijaanzicht van de verbindingsligger. De figuren 6D en 6E tonen zijaanzichten van de koppelingsmiddelen en figuur 6F toont een bovenaanzicht van de verbindingsligger. De breedteliggers kunnen ook zonder beugelstructuur uitgevoerd worden, bijvoorbeeld met enkel een vlakke koppelplaat zoals beschreven voor de lengteliggers.In preferred embodiments of the present invention, a bracket-type coupling means is used as a coupling means for the width girders (also called sleepers or connecting girders) 4B. Such a structure makes it possible to tighten respective nuts from inside the bracket in order to realize the coupling with respective support blocks or support block girders. Such a girder may comprise the same coupling structures with slots as described for the girder girder or longitudinal girder. Figure 6A shows a perspective view, Figure 6B shows a cross-section along the line C-C from Figure 6C. Figure 6C shows a side view of the connecting girder. Figures 6D and 6E show side views of the coupling means and Figure 6F shows a top view of the connecting girder. The width girders can also be designed without a bracket structure, for example with only a flat coupling plate as described for the length girders.

Verder valt op te merken dat de ruimte gecreëerd door de bovenste staven of verbindingselementen 4LA met vierkante dwarsdoorsnede, niet vereist is voor de breedteliggers, aangezien deze typisch niet gebruikt worden als geleidingsmiddel voor een verplaatsbaar platform. Zo kunnen de verbindingselementen 4BA ook een cirkelvormige of andere doorsnede hebben. Verder worden de breedteliggers 4B bij voorkeur zo uitgevoerd dat het bovenoppervlak van het bovenste verbindingselement 4BA lager, bij voorkeur substantieel lager, ligt dan de hoogte van de bovenkant van het verbindingsdeel 4LA, om de doorgang van een verplaatsbaar platform niet te hinderen. De verbindingsligger is bij voorkeur ook van het dubbele ligger type, en omvat bijgevolg ook een verbindingsdeel 4BB, dat bijvoorbeeld uitgevoerd kan worden als een cilindervormige staaf. De verbindingsdelen 4BA en 4BB zijn bij voorkeur met elkaar verbonden door middel van steunstructuren 4B3. Deze verbindingsligger 4B wordt in meer detail beschreven in figuren 6A-6F.Furthermore, it is to be noted that the space created by the upper bars or connecting elements 4LA with square cross-section is not required for the width girders, since these are typically not used as guide means for a movable platform. The connecting elements 4BA can thus also have a circular or other cross-section. Furthermore, the width girders 4B are preferably designed so that the upper surface of the upper connecting element 4BA is lower, preferably substantially lower, than the height of the top of the connecting part 4LA, so as not to obstruct the passage of a movable platform. The connecting girder is preferably also of the double girder type, and therefore also comprises a connecting part 4BB, which can for instance be designed as a cylindrical rod. The connecting parts 4BA and 4BB are preferably connected to each other by means of support structures 4B3. This connecting girder 4B is described in more detail in figures 6A-6F.

In figuren 7A en 7B wordt het koppelingsmiddel dat bij voorkeur gebruikt zal worden voor de breedteliggers 4B in meer detail getoond. Zo is in figuur 7A ook de uitsparing of opening 4L4U, 4B4U zichtbaar die onderaan de beugel is aangebracht, om de doorgang van moeren of houtkoppen toe te laten.In figures 7A and 7B, the coupling means that will preferably be used for the width girders 4B is shown in more detail. For example, in Figure 7A the recess or opening 4L4U, 4B4U is also visible, which is arranged at the bottom of the bracket, to allow the passage of nuts or wood heads.

In figuur 8 wordt een alternatief koppelingsmiddel afgeheeld, dat kan gebruikt wordt voor zowel lengteliggers als breedteliggers om te koppelen met de draadelementen van de steunblokken of steunblokliggers. Het koppelingsmiddel dat hier afgeheeld wordt, is van het beugeltype en kan bij voorkeur gebruikt worden voor breedteliggers 4B. De koppelingsmiddelen kunnen ook, bij voorkeur voor de lengteliggers, een enkele plaat omvatten. Er is dan geen sprake van de uitsparing 4L4U. De sleuven 4LS1, 4PS1, 4LS2 en 4PS2 kunnen identiek zijn aan deze beschreven voor figuur 8. Het koppelmiddel omvat een bovenste sleuf 4LS2, 4BS2, die zich uitstrekt vanuit een zijdelingse rand van de koppelplaat (beugel), en die een ingangsopening omvat die op een hoogte ligt die aangepast is om overeen te stemmen met de vooraf bepaalde positie van de tweede draadstang van het steunblok of de steunblokliggers ten opzichte van de eerste draadstang. Verder strekt de bovenste sleuf zich in deze uitvoeringsvormen van een tweede type voor de tweede sleuven, uit volgens een naar boven krommende cirkelboog. De kromming van de cirkelboog stemt overeen met de rotatie van de ligger omheen de eerste draadstang. Bij voorkeur omvat de koppelplaat aan de achterzijde dan ook een uitsparing 4LS24, 2BS24 die nabij het uiteinde van de cirkelvormige bovenste sleuf 4LS2, 4BS2 een moer kan ontvangen die gekoppeld is met de bovenste draadstang, wanneer deze moer wordt aangeschroefd. Op deze manier kan een ongewenst loskomen van de koppeling ten gevolge van een eventuele ongewenste rotatie van de ligger, voorkomen worden.In Figure 8, an alternative coupling means is healed, which can be used for both length girders and width girders to connect to the wire elements of the support blocks or support block girders. The coupling means healed here is of the bracket type and can preferably be used for width girders 4B. The coupling means may also comprise, preferably for the longitudinal beams, a single plate. There is then no question of the recess 4L4U. The slots 4LS1, 4PS1, 4LS2 and 4PS2 can be identical to those described for Figure 8. The coupling means comprises an upper slot 4LS2, 4BS2, which extends from a lateral edge of the coupling plate (bracket), and which has an entrance opening which lies at a height adapted to correspond to the predetermined position of the second threaded rod of the supporting block or the supporting block beams with respect to the first threaded rod. Furthermore, the upper slot in these embodiments of a second type extends for the second slots, according to an upwardly curved circular arc. The curvature of the circular arc corresponds to the rotation of the beam around the first threaded rod. Preferably, the coupling plate therefore also has a recess 4LS24, 2BS24 at the rear which, near the end of the circular upper slot 4LS2, 4BS2, can receive a nut which is coupled to the upper threaded rod when this nut is screwed. In this way an undesired release of the coupling as a result of a possible undesired rotation of the beam can be prevented.

In Figuur 9A toont een vooraanzicht van een koppelplaat zoals die omvat kan zijn aan het uiteinde van een steunblokligger 50, halve steunblokligger 51 of verlengligger 4VL. Om de gedachten te vestigen wordt bijvoorbeeld een kop 504 van een steunblokligger 50 beschouwd (zie ook figuur 3A). Mutâtis mutandis komt dit ook overeenkomen met de configuratie van draadstangelementen aan een steunblok 52. Figuur 9B toont een doorsnedezicht volgens de snede A-A in Figuur 9A. De bouten of draadstangelementen 5043 zijn aangebracht in gaten 5041 in de plaat 504. De gaten 5041 omvatten hiervoor schroefdraad 5042 waarin het eerste longitudinaal deel van de bout 5042 met een eerste diameter dl kan vastgedraaid worden. Een tweede longitudinaal deel van de bout heeft een bredere diameter d2, waarbij de overgang van het deel met diameter dl naar her deel met diameter d2 getrapt gebeurt. Hierdoor zorgt het deel met diameter d2 voor een blokkerende werking vanaf een bepaalde diepte van inschroeven van de bout in de opening 5041. De bout omvat hier geen klassieke "kop", maar omvat een opening 5046, bijvoorbeeld een zeskantige opening maar om het even welke gekende vorm van opening, waarin een schroefmiddel als een schroevendraaier of sleutel kan in aangrijpen om het inschroeven van de bout te verwezenlijken. Een moer 5045 kan dan samenwerken met een schroefdraad op uitstekende deel van de bout.In Figure 9A shows a front view of a coupling plate as may be included at the end of a support block girder 50, half support block girder 51 or extension girder 4VL. To establish the thoughts, for example, a head 504 of a support block girder 50 is considered (see also Figure 3A). Mutâtis mutandis, this also corresponds to the configuration of threaded rod elements on a support block 52. Figure 9B shows a cross-sectional view along the cut A-A in Figure 9A. The bolts or threaded rod elements 5043 are provided in holes 5041 in the plate 504. The holes 5041 for this purpose comprise thread 5042 in which the first longitudinal part of the bolt 5042 with a first diameter d1 can be tightened. A second longitudinal part of the bolt has a wider diameter d2, the transition from the part with diameter d1 to the part with diameter d2 being done in steps. As a result, the part with diameter d2 provides a blocking effect from a certain depth of screwing in the bolt into the opening 5041. The bolt here does not comprise a classical "head", but comprises an opening 5046, for example a hexagonal opening but any known form of opening, in which a screw means such as a screwdriver or wrench can engage to realize screwing in of the bolt. A nut 5045 can then cooperate with a thread on the projecting part of the bolt.

De vakman zal erkennen dat alternatieve systemen om de bout te bevestigen mogelijk zijn. Zo kan de bout eventueel ook doorheen een opening in een plaat aangebracht worden en door middel van een moer of ander element met schroefdraad langs de achterkant van de opening vastgezet worden.Those skilled in the art will recognize that alternative systems for fixing the bolt are possible. Thus, the bolt can optionally also be provided through an opening in a plate and be fixed along the rear of the opening by means of a nut or other threaded element.

Figuren 11A tot 11E illustreren de verlengligger 4VL. Een dergelijke ligger kan gebruikt worden om bijvoorbeeld aan een steunblok 52, of aan de zijde zonder liggerdeel van een halve steunblokligger 51, achteraf toch een steigervak aan te bouwen met een lengte substantieel groter dan de lengte van de lengteligger 4L. Hiertoe omvat de verlengligger aan een eerste uiteinde een eerste koppelmiddel 4VL41 en aan een tweede uiteinde een tweede koppelmiddel 4VL42. Twee verbindingsdelen 4VLA (bovenste) en 4VLB (onderste) verbinden deze twee koppelmiddelen, en zijn met elkaar verbonden door middel van steunmiddelen 4VL3. De structuur aan het tweede uiteinde 4VL42 stemt overeen met de structuur van het koppelmiddel 504 van de ligger zoals bijvoorbeeld beschreven in Figuren 5A en 5B, 8B. De structuur aan het eerste uiteinde stemt bijvoorbeeld overeen met de structuur aan het uiteinde van het liggerdeel van een steunbalkligger, zoals bijvoorbeeld beschreven in verband met Figuren 3A of 4A.Figures 11A to 11E illustrate the extension beam 4VL. Such a girder can be used, for example, to subsequently build on a support block 52, or on the side without girder part of a half support block girder 51, a scaffolding section with a length substantially greater than the length of the longitudinal girder 4L. For this purpose, the extension beam comprises a first coupling means 4 VLL41 at a first end and a second coupling means 4 VLL42 at a second end. Two connecting parts 4VLA (upper) and 4VLB (lower) connect these two coupling means, and are connected to each other by means of support means 4VL3. The structure at the second end 4VL42 corresponds to the structure of the beam coupling means 504 as described, for example, in Figures 5A and 5B, 8B. The structure at the first end corresponds, for example, to the structure at the end of the girder part of a support beam girder, as described, for example, in connection with Figures 3A or 4A.

Merk op dat de koppelingsmiddelen van de lengte- en breedteliggers zoals beschreven in de onderhavige uitvinding, ook met elkaar gekoppeld kunnen worden door middel van bouten en moeren. Dit laat toe om, indien gewenst, twee of meerdere lengte- of breedteliggers met elkaar te koppelen en zodoende langere liggerelementen te vormen.Note that the coupling means of the length and width girders as described in the present invention can also be coupled to each other by means of bolts and nuts. This allows, if desired, to couple two or more longitudinal or width girders together and thus to form longer girder elements.

In de beschrijving van bepaalde uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding, zijn verschillende eigenschappen soms gegroepeerd in een enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan met als doel bij te dragen tot het begrip van een of meer van de verschillende inventieve stappen. Dit mag niet geïnterpreteerd worden alsof alle eigenschappen van de groep noodzakelijk aanwezig zijn om een specifiek probleem op te lossen. Inventieve aspecten bevinden zich niet in alle eigenschappen van zulke groep eigenschappen aanwezig in de beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm.In the description of certain embodiments of the present invention, various features are sometimes grouped in a single embodiment, figure, or description thereof for the purpose of contributing to the understanding of one or more of the various inventive steps. This should not be interpreted as if all the properties of the group are necessarily present to solve a specific problem. Inventive aspects are not present in all features of such group features in the description of a specific embodiment.

Terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige maar geen andere eigenschappen inbegrepen in andere uitvoeringsvormen omvatten, zijn combinaties of eigenschappen van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld om zich binnen het bereik van de uitvinding te bevinden, en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals begrepen zou worden door vakman.While some embodiments described herein include some but no other features included in other embodiments, combinations or features of different embodiments are intended to be within the scope of the invention, and to form different embodiments, as would be understood by those skilled in the art.

Terwij1 de beginselen van de uitvinding hierboven beschreven zijn in verband met specifieke uitvoeringsvormen, moet het duidelijk begrepen worden dat deze beschrijving slechts gemaakt is bij wijze van voorbeeld, en niet beperkend is voor het bereik van bescherming die bepaald is door de toegevoegde conclusies.While the principles of the invention have been described above in connection with specific embodiments, it is to be clearly understood that this description is made by way of example only, and is not limitative of the scope of protection defined by the appended claims.

Claims (9)

1. Een stabiliserend element voor gebruik in een steiger, omvattende, ten minste twee ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger.A stabilizing element for use in a scaffold, comprising at least two mutually orientable arms connected at a first end to a common folding means and at a different end comprising a connecting means adapted to be attached to elements of the scaffolding. 2. Een stabiliserend element volgens conclusie 1, omvattende tenminste vier ten opzichte van elkaar oriënteerbare armen die elk aan een eerste uiteinde verbonden zijn met een gemeenschappelijk plooimiddel en aan een ander uiteinde een verbindingsmiddel omvatten dat ingericht is om bevestigd te worden aan elementen van de steiger.A stabilizing element according to claim 1, comprising at least four mutually orientable arms which are each connected at a first end to a common folding means and at a different end comprise a connecting means which is adapted to be attached to elements of the scaffolding . 3. Een stabiliserend element volgens conclusie 1 of 2, dat ingericht is om de armen te kunnen oriënteren zodanig dat ze in hoofdzaak parallel komen te liggen waarbij hun eerste uiteinden en hun tweede uiteinden respectievelijk samenvallen.A stabilizing element according to claim 1 or 2, which is adapted to be able to orient the arms such that they come to lie substantially parallel, their first ends and their second ends coinciding respectively. 4. Een stabiliserend element volgens een der voorgaande conclusies, waarin het oriëntatiemiddel een centrale ringstructuur omvat en waarbij de eerste uiteinden van de armen een ringstructuur omvatten die elk met deze ring als kettingschakels zijn verbonden.A stabilizing element according to any one of the preceding claims, wherein the orientation means comprises a central ring structure and wherein the first ends of the arms comprise a ring structure which are each connected to this ring as chain links. 5. Een stabiliserend element volgens een één der voorgaande conclusies, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te kunnen worden aan de staanders van de steiger.A stabilizing element according to any one of the preceding claims, wherein the second ends of the arms are adapted to be attached to the uprights of the scaffolding. 6. Een stabiliserend element volgens een één der voorgaande conclusies, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te kunnen worden aan steunmiddelen voor liggers van de steiger, de steunmiddelen bevestigd zijnde aan respectievelijke staanders.A stabilizing element according to any one of the preceding claims, wherein the second ends of the arms are adapted to be attached to support means for beams of the scaffolding, the support means being attached to respective uprights. 7. Een stabiliserend element volgens een der voorgaande conclusies, waarin de tweede uiteinden van de armen ingericht zijn om bevestigd te worden aan gaten in de staanders of steunmiddelen door middel van een draadstangelement of een pin.A stabilizing element according to any one of the preceding claims, wherein the second ends of the arms are adapted to be fixed to holes in the posts or support means by means of a threaded rod element or a pin. 8. Een steiger omvattende ten minste één steigervak en ten minste één stabiliserend element volgens één der conclusies 2 tot 7, waarbij elk van de tweede uiteinden van de armen van het stabiliserend element vastgemaakt is nabij één van de vier hoeken van het frontvlak van een steigervak gevormd door de twee staanders en twee lengteliggers die het vlak definiëren.A scaffold comprising at least one scaffolding compartment and at least one stabilizing element according to any of claims 2 to 7, wherein each of the second ends of the arms of the stabilizing element is fixed near one of the four corners of the front face of a scaffolding compartment formed by the two uprights and two longitudinal beams defining the plane. 9. Een steiger volgens conclusie 8, waarin de centrale ringstructuur in een vlak ligt dat in hoofdzaak parallel is met het frontvlak van de steiger.A scaffold according to claim 8, wherein the central ring structure is in a plane that is substantially parallel to the front face of the scaffolding.
BE2011/0165A 2011-03-17 2011-03-17 STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING. BE1019882A4 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0165A BE1019882A4 (en) 2011-03-17 2011-03-17 STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201100165 2011-03-17
BE2011/0165A BE1019882A4 (en) 2011-03-17 2011-03-17 STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019882A4 true BE1019882A4 (en) 2013-02-05

Family

ID=44640570

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0165A BE1019882A4 (en) 2011-03-17 2011-03-17 STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1019882A4 (en)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB473023A (en) * 1936-03-03 1937-10-04 Archibald Milne Hamilton Improvements in the construction of buildings with metal skeletons
AU608319B2 (en) * 1987-05-05 1991-03-28 Domus Quadrotec Pty Ltd Building construction system and method
EP1477622A1 (en) * 2003-05-12 2004-11-17 Mills Crossed bar guard rail for scaffolding
AU2005205833A1 (en) * 2004-09-07 2006-03-30 Aldo Bevacqua A structural assembly
WO2007106923A1 (en) * 2006-03-20 2007-09-27 Aldo Bevacqua A structural assembly

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB473023A (en) * 1936-03-03 1937-10-04 Archibald Milne Hamilton Improvements in the construction of buildings with metal skeletons
AU608319B2 (en) * 1987-05-05 1991-03-28 Domus Quadrotec Pty Ltd Building construction system and method
EP1477622A1 (en) * 2003-05-12 2004-11-17 Mills Crossed bar guard rail for scaffolding
AU2005205833A1 (en) * 2004-09-07 2006-03-30 Aldo Bevacqua A structural assembly
WO2007106923A1 (en) * 2006-03-20 2007-09-27 Aldo Bevacqua A structural assembly

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10329781B2 (en) Safety barrier netting system
DK2563991T3 (en) Scaffolding with a scaffolding elements and method for erecting thereof
US9528285B2 (en) Safety barrier netting system with rigid panel net supports and stopper mechanisms
US7090051B2 (en) Self-raising platform assembly
US7971408B2 (en) Stairtower and method for erecting the same
US10435895B2 (en) Adjustable platform extension bracket for work platform systems and related methods
US7735606B1 (en) Scaffold support platform
KR100841240B1 (en) Built-up scaffold for construction field
KR101884626B1 (en) Scaffold connected by the rack method
JP2009541612A (en) Construction site stairs
EP3585944B1 (en) Crowd control and management barriers
US6527081B1 (en) Embankment stairway
US9938720B2 (en) Support structure module and modular beam structure
KR20150127559A (en) The Folding Suspended Scaffoldings
KR102558279B1 (en) Safety work structure for construction of post-type footbridge and deck roads
BE1019882A4 (en) STABILIZING ELEMENT FOR A SCAFFOLDING.
BE1019884A5 (en) LIGGER FOR USE IN A SCAFFOLDING.
BE1019883A5 (en) SUPPORT FOR USE IN A SCAFFOLDING.
JP6520533B2 (en) Overhead crane support device and load receiving member
AU2008100567A4 (en) A scaffolding stand for use in a formwork support system
CN219081073U (en) Assembled externally hung protection system
CN217145966U (en) Track foundation and suspension type track system convenient for transferring personnel
ES2211513T3 (en) PERFECTED SCENARIO.
BE1019424A5 (en) LIFE SYSTEM FOR A SCAFFOLDING.
BE1019305A5 (en) A LIFE UNIT FOR A SCAFFOLD, METHODS OF INCREASING WITH THE LIFE UNIT AND DESCENDING IN A SCAFFOLD, METHODS OF BUILDING UP A SCAFFOLD, AND METHODS OF DRAWING UP A SCAFFOLD.