BE1019716A3 - Bouwelement voor het vervaardigen van een douche. - Google Patents

Abstract

Bouwelement voor het verwezenlijken van een douche, welk bouwelement (1) in hoofdzaak de kenmerken vertoont van een schaal of ondiepe kuip of dergelijke en daartoe een bodem (2) omvat en een afvoeropening (15) en in de periferie van het bouwelement (1) een overlooprand welke in hoofdzaak een referentievlak (A) definieert, daardoor gekenmerkt dat de overlooprand minstens deels hoofdzakelijk aansluit met de bodem (2) of waarbij de overlooprand minstens deels wordt gevormd door de bodem (2) welke daartoe minstens deels hellend is opgesteld ten opzichte het referentievlak (A) gevormd door de overlooprand.

Description

Bouwelement voor het vervaardigen van een douche.

De huidige uitvinding heeft betrekking op bouwelement voor het vervaardigen van een douche.

Hedendaagse douches worden vaak uitgevoerd als zogenaamde inloopdouches, i.e. waarbij geen hoogteverschil wordt voorzien tussen de douchebodem en de omgevende vloer.

Inloopdouches met gelijkvloerse douchebakken bieden een traploze overgang van vloer naar doucheruimte.

Deze geven een verhoogd gevoel van ruimte en bieden de mogelijkheid doorlopend te worden betegeld met de omgevende vloer.

Het is echter een grote uitdaging zulke douches waterdicht uit te voeren.

Een bestaande werkwijze voor het plaatsen van zulke douchebodem bestaat erin een afvoerelement, bijvoorbeeld een afvoergoot, en de afvoerbuizen op de structurele ondergrond te plaatsen en vervolgens de chape tot tegen het afvoerelement aan te werken.

Vervolgens wordt gebruikelijk een specifieke waterdichting aangebracht op de chape. Zulke waterdichtingslaag bestaat gebruikelijk uit een doek dat enerzijds waterdicht is en, anderzijds, geschikt is om te worden betegeld.

Alternatief bestaan er ook waterdichtingssystemen welke uitgaan van een vloeibaar aan te brengen waterdichtingslaag.

Het doek wordt eerst met de chape verlijmd, en bij het aanbrengen van de tegels wordt aan de bovenaan gelegen zijde een tegellijm voorzien.

Sommige afvoerelementen worden overigens aangeleverd met een daarmee verbonden doek van bovenstaand type.

Zulke afvoerelementen met verbonden doek vereenvoudigt de plaatsing en garandeert een goede hechting van het doek met het afvoerelement.

Een probleem dat zich stelt is echter dat bijkomende doekdelen dienen te worden geplaatst in de ruimere omtrek van het afvoerelement, en dat hechting van deze bijkomende doekdelen vaak tot lekkage leiden.

Een andere tekortkoming bestaat erin dat ter plaatse van de te plaatsen doucheruimte, de chape afhellend dient te worden voorzien, een en ander zodanig dat na betegeling of andere afwerking, bijvoorbeeld met een epoxylaag, het water in de richting van het afvoerelement zal worden geleid.

Het is duidelijk dat een nauwkeurige uitwerking vereist is en dat bij de geringste onnauwkeurigheid dit gevolgen heeft met betrekking tot het eindresultaat.

Esthetische fouten zijn weliswaar ongewenst, maar ze verdwijnen in het niets wanneer ze vergeleken worden met een lek welke zich zou voordoen na afwerking en ingebruikname van de sanitaire inrichting.

Nog een andere beperking dient zich aan wanneer gietvloeren zoals gegoten chapevloeren worden aangewend.

Het is bekend dat gietvloeren zelfnivellerend zijn.

Het materiaal van een gietvloer verspreidt zich zodanig dat een perfect waterpas gelegd vloeroppervlak wordt bekomen.

Het is duidelijk dat de waterpas uitvoering niet gepast is ter plaatse van de eigenlijk doucheruimte.

De huidige uitvinding heeft als doel een oplossing te bieden aan één of meer van de voornoemde en/of andere nadelen.

Hiertoe betreft de uitvinding een bouwelement voor het verwezenlijken van een douche, welk bouwelement in hoofdzaak de kenmerken vertoont van een schaal of ondiepe kuip of dergelijke en daartoe een bodem omvat en een afvoeropening en in de periferie van het bouwelement een overlooprand, waarbij het bouwelement gekenmerkt is door het feit dat de overlooprand minstens deels hoofdzakelijk aansluit met de bodem, of waarbij de overlooprand minstens deels wordt gevormd door de bodem, welke daartoe minstens deels hellend is opgesteld ten opzichte het vlak gevormd door de overlooprand.

De overlooprand wordt gedefinieerd als de rand, welke hier bij voorkeur een vlak vormt, en welke de meest hoog gelegen barrière vormt tegen overstroming wanneer men het bouwelement zou vullen met bijvoorbeeld water, en dit wanneer het bouwelement met het vlak gevormd door de overlooprand horizontaal wordt geplaatst.

Een belangrijk voordeel dat daardoor bekomen wordt bestaat erin dat een douche kan gebouwd worden door het eenvoudig plaatsen van het bouwelement, het aanwerken van het bouwelement met een chape- of gietvloer of dergelijke, en het voorzien van een afwerkingslaag zoals een epoxylaag of tegels of dergelijke, welke werkwijze resulteert in een naadloze overgang tussen vloer en het bouwelement, en dat het bouwelement toch voorziet in een naar de afvoeropening afhellende ondergrond, zonder dat de plaatser daaraan enige aandacht diende te besteden.

Een afwerkingslaag wordt zowel op het bouwelement als in de omgeving ervan aangebracht. Het bouwelement is na aanbrengen van de afwerkingslaag bijgevolg hoofdzakelijk bekleed, al dan niet doch bij voorkeur met hetzelfde afwerkingsmateriaal als de omgevende vloerdelen naast en/of rond het bouwelement.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het bouwelement een hoofdzakelijk vlakke bodem welke bij voorkeur een rechthoekige of vierkante vorm vertoont, waarbij in dat geval drie van de vier zijkanten voorzien zijn van een opstaande rand waarvan de naar boven gerichte flanken een referentievlak vormen, en waarbij de bodem schuin is gericht ten opzichte van dat referentievlak, een en ander zodanig dat de bodem ter plaatse van de vierde zijkant tot aan voornoemd referentievlak reikt en aldaar de overlooprand sluit.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 in perspectief een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een bouwelement volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een aanzicht van het bouwelement in figuur 1 weergeeft volgens pijl F2; figuur 3 een bovenaanzicht van het bouwelement in figuur 1 weergeeft volgens pijl F3; figuren 4 tot 8 aan het bouwelement van figuur 1 toebehorende profielen weergeeft.

Figuren 1 tot 3 geven een bouwelement 1 volgens de uitvinding voor het verwezenlijken van een douche weer.

In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat het bouwelement 1 een hoofdzakelijk vierkante bodem 2, met vier zijden 3, 4, 5 en 6.

Aansluitend met de zijde 3, meer bepaald aan de kant verwijderd van de bodem 2, is een afvoergoot 7 voorzien en aan de twee daarmee aangrenzende zijden 4 en 5 is een groef 8, respectievelijk 9 voorzien welke uitmondt in voornoemde afvoergoot 7.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is de afvoergoot 7 op geïntegreerde wijze uitgevoerd met de overige delen van het bouwelement 1 en maakt er bijgevolg deel van uit.

Verder in de periferie van de afvoergoot 7, i.e. aan de zijde verwijderd van de bodem 2, is een opstaande rand 10 voorzien, en in de periferie van de groeven 8 en 9 zijn daarop aansluitende opstaande randen 11 en 12 voorzien.

In deze uitvoeringsvorm vormen de in de figuur 1 naar boven gerichte flanken 10A, 11A en 12A van de voornoemde opstaande randen 10, 11 en 12 een referentievlak A.

De bodem 2 is hier vlak uitgevoerd en is schuin ten opzichte van het referentievlak A gericht, een en ander zodanig dat de bodem 2 ter plaatse van haar tot nog toe onbesproken zijde 6 hoofdzakelijk tot aan het referentievlak A reikt.

In de afvoergoot 7 is hier centraal een verdieping 13 voorzien. De bodemdelen van de afvoergoot 7 naast de verdieping 13 is hier, hoewel niet noodzakelijk, licht afhellend naar de verdieping 13.

Deze verdieping 13 is hier hoofdzakelijk kuipvormig uitgevoerd en is in het wanddeel 14 dat gericht is naar de zijde 6 van de bodem 2 zoals aangeduid in de figuren 2 en 3, voorzien van een afvoeropening 15.

De verdieping 13 is slechts voorkeurdragend en garandeert de goede werking van een daarin aanbrengbare sifon, welke laatste wenselijk is doch niet noodzakelijk aangezien een afvoeropening op zich kan volstaan.

Het is duidelijk dat de afvoeropening 15 ook elders kan worden voorzien, bijvoorbeeld in de opstaande rand 10, in de bodem van de verdieping 13 of bijvoorbeeld in één van de zijwanden van de afvoergoot 7.

De groeven 8 en 9 vertonen hier een breedte van 1 cm, en de diepte ten opzichte van de naar boven gerichte flanken 11A en 12A van de aanleunende opstaande randen 11 en 12 bedraagt hier eveneens 1 cm. Het is duidelijk dat de opgegeven maten niet beperkend zijn doch slechts bedoeld zijn ter verduidelijking van de weergegeven uitvoeringsvorm.

De schuine opstelling van de bodem 2 ten opzichte van de naar boven gerichte flanken 11A en 12A, i.e. ten opzichte van het referentievlak A, resulteert in het kenmerk dat de groeven 8 en 9 geleidelijk minder diep gelegen zijn ten opzichte van de bodem 2 naarmate men dichter bij de afvoergoot 7 nadert.

De groeven 8 en 9 worden aan hun uiteinden nabij de zijde 6 van de bodem 2 begrensd door opstaande randdelen 16 en 17 waarvan de naar boven gerichte flanken 16A en 17A eveneens in het referentievlak A liggen.

In figuren 4 tot 6 worden drie profielen 18, 19 en 20 weergegeven welke kunnen worden aangewend in combinatie met het bouwelement 1 zoals besproken en zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3.

Merk op dat deze profielen 18 tot 20 een L-vormige sectie vertonen.

Bij de profielen 18 en 19 is aan één van de uiteinden een uitsnijding 21 voorzien, en bij profiel 20 is een uitsnijding 21 voorzien aan beide uiteinden.

De profielen 18 en 19 verschillen van elkaar doordat deze uitsnijding 21 aan tegenover gelegen uiteinde zijn voorzien.

In de figuren 7 en 8 zijn variante profielen 22 en 23 weergegeven van de profielen 18 en 19 zoals weergegeven in de figuren 4, respectievelijk 5. Deze profielen 22 en 23 verschillen meer bepaald van de profielen 18 en 19 doordat het flankdeel dat niet is voorzien van een uitsnijding 21 voorzien is van twee opstaande wanddelen zodat het bovenaan weergegeven gedeelte overeenstemt met een U-profiel.

Aldus verkrijgen de profielen 22 en 23 een hoofdzakelijk μ-vormige sectie.

Ook deze profielen 22 en 23 kunnen worden aangewend in combinatie met het bouwelement 1 zoals besproken en zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3.

De werkwijze voor het plaatsen van zulk bouwelement 1 volgens de uitvinding, eventueel in combinatie met één of meer van de profielen 18 tot 20 en/of 22 en 23 is eenvoudig en kan als volgt plaatsvinden.

Uitgaande van bijvoorbeeld een betonnen vloer als structurele ondergrond en reeds aangebrachte afvoerbuizen, wordt het bouwelement 1 volgens de uitvinding op gepaste hoogte geplaatst, i.e. zodanig dat het referentievlak A hoofdzakelijk samenvalt met het bovenvlak van de aan te brengen chape- of gietvloer.

De hoogte van het referentievlak wordt met andere woorden afgestemd op de beoogde hoogte van de afgewerkte badkamervloer, rekening houdend met de aan te brengen afwerkingslagen, zoals bijvoorbeeld een epoxylaag of een betegeling of dergelijke.

Voor deze uitlijning kunnen gepaste instelbare steunen worden voorzien. Het bouwelement 1 kan daarbij zwevend of vast gemonteerd worden.

De afvoerbuizen worden op gepaste wijze aangesloten op de afvoeropening 15.

In een volgende stap kan de chape- of gietvloer worden aangebracht.

In het geval van een gietvloer zoals een gegoten chapevloer. zal de gegoten substantie zich vanzelf verdelen zodat een waterpas bovenoppervlak wordt bekomen.

Het is daarbij zaak de preciese hoeveelheid te storten, een en andër zodanig dat de gietvloer of chapevloer zonder beduidend hoogteverschil tot aan het referentievlak A reikt.

In het algemeen kan overigens gesteld worden dat de ruimte tussen de structurele of dragende ondergrond en het bouwelement 1 volgens de uitvinding bij voorkeur volledig opgevuld wordt, bijvoorbeeld door middel van de specie aangewend bij het aanbrengen van de gietvloer. Hierdoor worden holtes voorkomen wat de akoestische eigenschappen van het eindresultaat ten goede komt.

Het is duidelijk dat opvulling van de voornoemde ruimte ook kan geschieden door middel van andere materialen zoals bijvoorbeeld poly-urethaan of PUR schuim.

Een chape-vloer vereist meer arbeid voor het plaatsen ervan, doch vertoont het voordeel dat eventuele overschotten eenvoudiger kunnen worden verwijderd. De randen 10, 11, 12, 16 en 17 doen dan dienst als referentie of rei.

Na uitharding bekomt met een waterpas vloer welke ter plaatse van het bouwelement 1 reikt tot aan de opstaande randen 10, 11, 12, 16 en 17 en tot aan de bodem 2 welke ter , plaatse van haar zijde 6 tot aan het referentievlak A reikt.

Meer bepaald sluit de gietvloer hoofdzakelijk aan met de naar boven gerichte flanken 10A, 11A, 12A, 16A en 17A van de respectievelijke randen 10, 11 en 12 of randdelen 16 en 17, en met de bodem 2 waar deze de overlooprand sluit.

De overlooprand wordt gedefinieerd als de rand, hier in het referentievlak A gelegen, welke de meest hoog gelegen barrière vormt tegen overstroming wanneer men het bouwelement 1 volgens de uitvinding, welke de vorm vertoont van een schaal of ondiepe kuip of dergelijke, zou vullen met bijvoorbeeld water, en dit wanneer het bouwelement 1 met het referentievlak A horizontaal wordt geplaatst.

De verdere afwerking van de douche en de vloer verlopen verder eenvoudig, en dat is, in combinatie met de gegarandeerde waterdichtheid van de douchebodem, een belangrijke troef van het bouwelement 1 volgens de uitvinding.

Inderdaad, in het geval tegels worden aangebracht op de half-afgewerkte vloer, dan kunnen de tegels tot op de naar boven gerichte flanken 10A, 11A, 12A, 16A en 17A van de randen 10-17 worden voorzien, zowel daar waar deze randen 10-17 verwijderd gelegen zijn van de muren als ter plaatse van aansluitend muren waar het de muurtegels zijn die tot op deze randen 10-17 kunnen worden voorzien.

Nabij de overgang van de vloer in de bodem 2, i.e. nabij de zijrand 6 van de bodem 2, kunnen de tegels worden geplaatst tot net aan of net voorbij deze overgang.

De bodem 2 zelf kan vervolgens in aansluiting daarmee worden betegeld zodat een naadloze overgang van de vloer naar de douchebak bekomen wordt.

Eventueel kan ter plaatse van de overgang van de vloer in de bodem 2, i.e. nabij de zijrand 6 van de bodem 2, vooraf een waterdicht en betegelbaar doek worden voorzien van het type zoals eerder besproken.

De profielen 18 tot 20 kunnen worden aangewend in toepassingen waarbij het bouwelement 1 in aansluiting met een muur of dergelijke wordt geplaatst.

Daar waar het bouwelement 1 aansluit met een muur kan voorafgaand aan het aanbrengen van de muurtegels een profiel 18, 19 of 20 voorzien worden.

Profielen 18 en 19 zijn bedoeld om te worden aangebracht op de opstaande randen 11, respectievelijk 12, bijvoorbeeld wanneer deze aanleunend tegen een muur worden geplaatst en meer bepaald zodanig dat de uitsnijding 21 samenvalt met en ruimte biedt voor het randdeel 16, respectievelijk 17.

Dankzij de breedte van de groeven 8 en 9 kan zulk profiel 18 en/of 19 op gepaste afstand van de muur of bijhorende zijrand worden voorzien, o.a. in functie van de dikte van de aan te brengen muurtegels.

Deze profielen 18 en/of 19 sluiten aldus de opening tussen de muurtegels en de vloertegels op de bodem 2 visueel af.

De profielen 18 en 19, wanneer voorzien op de opstaande randen 11 en 12, kunnen ook worden aangewend om de gesneden tegelrand van de badkamervloer of de rand van de afwerking van een andere vloerbedekking van de badkamervloer af te werken in combinatie met het bouwelement 1.

Profiel 20 is bedoeld om te worden aangebracht op de opstaande randen 10, bijvoorbeeld wanneer deze aanleunend tegen een muur wordt geplaatst en meer bepaald zodanig dat de uitsnijdingen 21 samenvallen met en ruimte bieden voor de opstaande randen 11 en 12.

Het is duidelijk dat het gebruik van de profielen optioneel is.

Eventueel kan onder zulk profiel en onder de aansluitende muurtegels nog een gepast dichtingsdoek of een gepaste dichtingslaag voorzien worden welke deels op de te betegelen wand wordt voorzien, over de naar boven gerichte flank 11A en/of 12A van de betreffende opstaande randen 11 en/of 12, en tot in de groef 8 en/of 9.

De profielen 18, 19 en/of 20 weerhouden het zicht op zulke eventuele laag.

Merk op dat ook het rooster dat over de afvoergoot kan worden geplaatst kan betegeld worden. Openingen tussen het rooster en het bouwelement 1 laten de afvoer van het water toe.

De profielen 22 en 23 zoals weergegeven in figuur 7 en 8 kunnen worden aangewend om een glaswand of dergelijke te plaatsen, bijvoorbeeld op een rand van het bouwelement 1. Het is duidelijk dat deze profielen 22 en 23 kunnen worden samengesteld uit bijvoorbeeld een L-profiel van het type zoals weergegeven in de figuren 4 tot 6 waarop een U-profiel wordt voorzien.

Het is duidelijk dat zulk bouwelement 1 tevens kan worden ingezet bij toepassingen op houten vloeren of dergelijke.

Het is eveneens duidelijk dat de vorm van de bodem 2 vierkant kan zijn of andere vormen kan aannemen.

Zo is het ook mogelijk dat het bouwelement bestaat uit een ondiepe ronde of ovale schaal waarvan de bodem concaaf is uitgevoerd en langs zijn volledige omtrek een overiooprand definieert. Bij voorkeur wordt op het laagste punt, dat overigens niet noodzakelijk in het centrum is voorzien, een afvoer voorzien.

Een bouwelement 1 volgens de uitvinding hoeft niet noodzakelijk van een hoofdzakelijk vlakke bodem te zijn voorzien. Inderdaad, de bodem kan concaaf gebogen zijn of verschillende vlak uitgevoerde deelvlakken omvatten welke bij voorkeur afhellend zijn opgesteld naar het afvoerpunt waar optioneel een verdieping is voorzien waarin bij voorkeur doch niet noodzakelijk een sifon kan worden aangebracht welke langs de bovenzijde, althans in geplaatste toestand van het bouwelement, kan worden bereikt voor reiniging of dergelijke.

Zulke uitvoeringsvariante met concave bodem of bodem met vlak uitgevoerde deelvlakken is echter minder geschikt voor betegeling aangezien daartoe een integraal vlak uitgevoerde bodem, i.e. bestaande uit één vlak, voorkeurdragend is.

Een concave schaal kan bijvoorbeeld worden aangewend in combinatie met een epoxy-afwerkingslaag of dergelijke te voorzien op een gietvloer of een chapevloer of dergelijke, en doorlopend aan te brengen op het bouwelement.

Hoewel in de besproken en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm het bouwelement 1 op geïntegreerde wijze is uitgevoerd met onder andere de afvoergoot 7, is het duidelijk dat zulke geïntegreerde uitvoering geen vereiste is.

De vermelde subdelen kunnen in gescheiden onderdelen worden aangeleverd.

Zo kan het bouwelement 1 volgens de uitvinding zijn opgebouwd uit een basis schaal, i.e. een vlakke bodem met rondom een opstaande rand welke overal even hoog is uitgevoerd, en waarin een schuin afhellende plaat of een schuin afhellende massieve blok of dergelijke, kortweg invoegelement genoemd, wordt geplaatst waarvan de maximale hoogte hoofdzakelijk overeenstemt met de hoogte van de opstaande rand van de laatste genoemde basis schaal.

Het invoegelement kan enigszins kleiner zijn uitgevoerd dan de basis schaal zodanig dat voorzien wordt in ruimtes welke de functie opnemen van de groeven 8 en 9 en eventueel ook een ruimte welke de functie opneemt van de afvoergoot 7.

Een aldus of anderzijds samengebouwd geheel kan evenwaardig zijn aan het geïntegreerd uitgevoerde bouwelement 1.

Daaraan kan eventueel een afvoergoot 7 of dergelijke worden toegevoegd. -

Het is tenslotte ook duidelijk dat een verdieping 13 en/of een afvoeropening 15 niet centraal dient te worden voorzien in een afvoergoot 7.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringvormen, doch, een bouwelement volgens de uitvinding, kan in velerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (9)

1. Bouwelement voor het verwezenlijken van een douche, welk bouwelement (1) in hoofdzaak de kenmerken vertoont van een schaal of ondiepe kuip of dergelijke en daartoe een bodem (2) omvat en een afvoeropening (15) en in de periferie van het bouwelement (1) een overlooprand welke in hoofdzaak een referentievlak (A) definieert, daardoor gekenmerkt dat de overlooprand minstens deels hoofdzakelijk aansluit met de bodem (2) of waarbij de overlooprand minstens deels wordt gevormd door de bodem (2) welke daartoe minstens deels hellend is opgesteld ten opzichte het referentievlak (A) gevormd door de overlooprand.

2. Bouwelement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de bodem (2) hoofdzakelijk vlak is uitgevoerd en in de periferie ervan voorzien is van opstaande randen (10,11,12,16,17) waarvan de van de bodem (2) verwijderde flanken (10A,11A,12A,16A,17A) het referentievlak (A) vormen, en waarbij de bodem (2) schuin is gericht ten opzichte van voornoemd referentievlak (A) en aldus reikt tot aan het referentievlak (A) en aldaar de overlooprand sluit.

3. Bouwelement volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de bodem (2) een hoofdzakelijk vierzijdige omtrek vertoont, bijvoorbeeld een rechthoekige of vierkante omtrek, en aldus vier zijden (3-6) omvat, waarbij minstens in de periferie van drie van de vier zijden (3-5) een opstaande rand (10,11,12) is voorzien waarvan de van de bodem (2) verwijderde flanken (10A,11A,12A) het referentievlak (A) vormen, en waarbij de bodem (2) schuin is gericht ten opzichte van voornoemd referentievlak (A) en meer bepaald geleidelijk naar het referentievlak (A) evoleert en ermee aansluit ter plaatse van de vierde zijde (6) .

4. Bouwelement volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het bouwelement (1) voorzien is van een afvoergoot (7) of dergelijke.

5. Bouwelement volgens conclusie 3 en 4, daardoor gekenmerkt dat de afvoergoot of dergelijke (7) aansluitend met een zijde (3) van het bouwelement (1) is voorzien, en dat aan de twee daarmee aangrenzende zijden (4,5) van het bouwelement (1) een groef (8,9) is voorzien, en dat in de periferie van de afvoergoot (7), i.e. aan de zijde verwijderd van de bodem (2), de opstaande rand (10) is voorzien, en in de periferie van de groeven (8,9) de opstaande randen (11, 12) zijn voorzien.

6. Bouwelement volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de afvoergoot of dergelijke (7) is voorzien van een verdieping (13) waarin de afvoeropening (15) is voorzien.

7. Bouwelement volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de verdieping voldoende ruim is uitgevoerd voor het erin aanbrengen van een sifon of dergelijke welke via de bovenzijde van een geplaatst bouwelement (1) bereikbaar is voor reiniging of dergelijke.

8. Profiel voor het gebruik in combinatie met een bouwelement (1) volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van L-vormige sectie, waarbij minstens één van de flanken aan minstens één van de uiteinden is voorzien van uitsnijding (21).

9. Profiel voor het gebruik in combinatie met een bouwelement (1) volgens één of meer van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van μ-vormige sectie, waarbij minstens de uitstekende flank aan minstens één van de uiteinden is voorzien van uitsnijding (21).