BE1019710A3 - Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. - Google Patents

Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1019710A3
BE1019710A3 BE2010/0748A BE201000748A BE1019710A3 BE 1019710 A3 BE1019710 A3 BE 1019710A3 BE 2010/0748 A BE2010/0748 A BE 2010/0748A BE 201000748 A BE201000748 A BE 201000748A BE 1019710 A3 BE1019710 A3 BE 1019710A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
selection element
shed
selection
forming device
selector
Prior art date
Application number
BE2010/0748A
Other languages
English (en)
Inventor
James Anthony Graham
Matthew Theoblad
Bram Vanderjeugt
Medts Frederik De
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE2010/0748A priority Critical patent/BE1019710A3/nl
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to ES11799239T priority patent/ES2721175T3/es
Priority to PT191551274T priority patent/PT3495537T/pt
Priority to EP11799239.6A priority patent/EP2655711B1/en
Priority to TR2019/05812T priority patent/TR201905812T4/tr
Priority to ES19155127T priority patent/ES2883636T3/es
Priority to PL11799239T priority patent/PL2655711T3/pl
Priority to PT11799239T priority patent/PT2655711T/pt
Priority to US13/996,962 priority patent/US9091001B2/en
Priority to EP19155127.4A priority patent/EP3495537B1/en
Priority to CN201180061289.2A priority patent/CN103547721B/zh
Priority to PL19155127T priority patent/PL3495537T3/pl
Priority to PCT/EP2011/006456 priority patent/WO2012084213A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019710A3 publication Critical patent/BE1019710A3/nl
Priority to US14/740,777 priority patent/US9498564B2/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • D03C3/20Electrically-operated jacquards
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C1/00Dobbies
    • D03C1/005Electronic dobbies
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C13/00Shedding mechanisms not otherwise provided for
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M2205/00General characteristics of the apparatus
    • A61M2205/33Controlling, regulating or measuring
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M2205/00General characteristics of the apparatus
    • A61M2205/33Controlling, regulating or measuring
    • A61M2205/3368Temperature
    • A61M2205/3372Temperature compensation
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61MDEVICES FOR INTRODUCING MEDIA INTO, OR ONTO, THE BODY; DEVICES FOR TRANSDUCING BODY MEDIA OR FOR TAKING MEDIA FROM THE BODY; DEVICES FOR PRODUCING OR ENDING SLEEP OR STUPOR
    • A61M2205/00General characteristics of the apparatus
    • A61M2205/36General characteristics of the apparatus related to heating or cooling
    • A61M2205/366General characteristics of the apparatus related to heating or cooling by liquid heat exchangers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Braiding, Manufacturing Of Bobbin-Net Or Lace, And Manufacturing Of Nets By Knotting (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Knitting Machines (AREA)
  • Sewing Machines And Sewing (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een gaapvormingsinrichting met elastisch vervormbare selectie-elementen (1); (28a)-(28f) die in een onvervormde stand of in een vervormde stand kunnen geplaatst worden, elektromagnetische selectoren (2) die aanstuurbaar zijn om elk selectie-element (1) in opeenvolgende weefcycli in één van deze standen te plaatsen of te houden, en presenteermiddelen (3) om selectie-elementen (1) in elke weefcyclus mechanisch te vervormen in de richting van een selector (2), tot in een presenteerstand waarbij ze door een aanslag (4) op een afstand van de selector (2) gehouden worden. De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het aldus positioneren van selectie-elementen van een gaapvormingsinrichting.

Description

GAAPVORMINGSINRICHTING VOOR EEN WEEFMACHINE
Deze uitvinding betreft een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine omvattende een aantal elastisch vervormbare selectie-elementen waarvan elk selectie-element naar keuze in een onvervormde stand of in een vervormde stand kan geplaatst worden om de positie van minstens één kettingdraad te bepalen, een aantal elektromagnetische selectoren die aanstuurbaar zijn om elk selectie-element in opeenvolgende weefcycli in één van de genoemde standen te plaatsen of te houden, zodat de kettingdraden in overeenstemming met een vooraf bepaald weefpatroon worden gepositioneerd, en presenteermiddelen die voorzien zijn om in elke weefcyclus op een aantal onvervormde selectie-elementen een mechanische kracht uit te oefenen waardoor deze selectie-Clementen in de richting van een bijhorende selector worden vervormd.
Gedurende het weven van een weefsel op een weefinachine worden de kettingdraden gedurende de opeenvolgende weefcycli gepositioneerd ten opzichte van het niveau waarop in elke cyclus een inslagdraad wordt ingebracht. De posities van de kettingdraden in de opeenvolgende weefcycli worden hierbij zodanig bepaald dat het weefprocéde een weefsel met een vooraf bepaald weefpatroon oplevert. Deze positionering van kettingdraden ten opzichte van het inslaginbrengniveau op een weefmachine, de gaapvorming genoemd, wordt automatisch gerealiseerd door middel van een gaapvormingsinrichting.
Bij een gekende gaapvormingsinrichting van het jacquard-type loopt elke te positioneren kettingdraad doorheen een heveloog van een hevel. Elke hevel is onderaan verbonden met een terugtrekveer die een neerwaarts gerichte kracht uitoefent op de hevel, en is bovenaan via een hamaskoord verbonden met het zich hoger bevindend uiteinde van een takelkoord van een takelsysteem. Het takelsysteem omvat twee in verticale richting verplaatsbare haken. De positie van deze samenwerkende haken bepaalt de hoogte van het takelkoorduiteinde, en dus ook van het heveloog en de erdoor lopende kettingdraden. Elke haak kan door een respectievelijk mes in verticale richting verplaatst worden. Deze twee messen worden tot een op en neergaande beweging, onderling in tegenfase, aangedreven. Elke haak omvat een elastisch vervormbaar gedeelte, een selectie-element genoemd, dat in een niet-selectiestand of een selectie-stand kan gebracht worden door het aansturen van een electromagnetische selector. In de selectiestand haakt het selectie-element in op een vast haakvormig uitsteeksel waardoor de haak op een vaste hoogte wordt gehouden en dus niet door zijn mes wordt meegenomen. Als het selectie-element in de niet-selectiestand staat kan het niet inhaken op het haakvormig uitsteeksel en wordt de haak door een neerwaarts bewegend mes meegenomen. Door de haken op die manier te positioneren in de opeenvolgende weefcycli kan een kettingdraad, via het takelkoord en de hevel, in de vereiste opeenvolgende posities gebracht worden om een weefsel met het gewenste weefpatroon te realiseren.
Er bestaan ook gaapvormingsinrichtingen met een flexibele strip die op een vaste hoogte is bevestigd en door een elektromagnetische selector kan vervormd worden en zo kan gepositioneerd worden ten opzichte van een haak. Dit type selectie-elementen kan naar keuze in een selectiestand gebracht worden waarbij een bijhorende haak aan het selectie-element kan vasthaken en op een vaste hoogte wordt weerhouden, of in een niet-selectiestand gebracht worden waarbij deze haak niet wordt weerhouden door het selectie-element en door een mes wordt meegenomen.
De elektromagnetische selectoren omvatten een solenoïde bestaande uit een kern van magnetiseerbaar materiaal waarrond elektrisch geleidende wikkelingen gewikkeld zijn en één of meerdere polen. Het geheel omvat doorgaans een kunststof behuizing. Als een elektrische stroom door de wikkelingen wordt gestuurd, wordt een magnetische flux opgewekt zodat via één of meerdere krachtleverende polen van de selector een vervormende magnetische kracht wordt uitgeoefend op een bijhorend selectie-element.
Door het aansturen van de selector om een selectie-element al of niet magnetisch te beïnvloeden en te vervormen kan het selectie-element in de gewenste selectiestand of niet-selectiestand gebracht worden.
Het is gekend om gaapvormingsinrichtingen te voorzien van presenteermiddelen die de onvervormde selectie-elementen in elke weefcyclus een weinig in de richting van hun respectievelijke selector duwen, zodat de magnetisch beïnvloedbare delen van deze selectie-elementen dichter bij de krachtleverende polen worden gebracht. Hierdoor bekomt men een minder brede luchtspleet tussen de magnetisch beïnvloedbare delen van de selectie-elementen en de selector-polen, met als gevolg dat er minder elektrische energie vereist is om de selectie-elementen te vervormen.
Dit resulteert in een reductie van het energieverbruik van de talrijke selectoren in de gaapvormingsinrichting. Dit is onder meer het geval met de gaapvormingsinrichting volgens EP 0 529 025 waar de elastisch vervormbare selectie-elementen door een op en neer bewegend mes in de richting van de selector worden geduwd.
De keten van samenwerkende componenten in een gaapvormingsinrichting: hevel, terugtrekveer, hamaskoord, takel, selector* haak en haakgeleidingsmiddelen, is in een dergelijke jacquardmachine in veelvoud aanwezig. Al deze componenten vertonen geometrische afwijkingen die bijvoorbeeld het gevolg zijn van onnauwkeurigheden bij de productie en/of zijn niet nauwkeurig gepositioneerd en/of zijn onderhevig aan onderling verschillende krachtinwerkingen, met als gevolg dat de posities van deze componenten niet exact bepaald zijn en onderling vrij grote verschillen vertonen. In het bijzonder geldt dit voor de positie van de verschillende selectie-elementen wanneer deze door de presenteermiddelen naar de selector toe vervormd zijn.
Dit leidt ertoe dat de selectie-elementen in onderling zeer verschillende posities ten opzichte van de bijhorende selector-polen worden gepresenteerd, met als gevolg dat de breedtes van de luchtspleten tussen verschillende selectie-elementen en de bijhorende selector-polen onderling sterk verschillen. Deze onnauwkeurige positionering leidt tot fouten bij het selecteren van selectie-elementen met weeffouten en weefinachine-stilstanden als gevolg. De betrouwbaarheid van deze gaapvormingsinrichtingen laat dus te wensen over. Om deze betrouwbaarheid te verhogen kan een hogere magnetische flux opgewekt worden maar dit doet dan weer het energieverbruik toenemen.
Het doel van deze uitvinding is te verhelpen aan de hoger aangeduide nadelen door te voorzien in een zeer betrouwbare en tevens energiezuinige gaapvormingsinrichting.
{
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een gaapvormingsinrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij, volgens deze uitvinding, de presenteermiddelen voorzien zijn om de selectie-elementen mechanisch te vervormen tot in een presenteerstand waarbij ze door een aanslag op een afstand van een bijhorende selector verwijderd gehouden worden.
De presenteermiddelen volgens deze uitvinding kunnen uitgevoerd zijn als beweegbare elementen die tijdens hun beweging op de vast opgestelde selectie-elementen een mechanische kracht uitoefenen, maar kunnen ook uitgevoerd zijn als vast opgestelde elementen terwijl de selectie-elementen bewegen en tegen de vast opgestelde presenteermiddelen aanstoten, zodat de vaste presenteermiddelen op de bewegende selectie-elementen een vervormende mechanische reactiekracht uitoefenen. Een uitvoering waarbij zowel de presenteermiddelen als de selectie-elementen bewegen en ten opzichte van elkaar bewegen is eveneens realiseerbaar.
De selectie-elementen zijn bij voorkeur uitgevoerd als strips of dunne stroken uit een buigzaam materiaal, en omvatten doorgaans ook openingen om de selectie-elementen een ideale flexibiliteit en reactietijd te geven.
Een aanslag in de zin van deze uitvinding is elke hindernis of weerhoudmiddel, ongeacht zijn positie, dat zo is opgesteld of met het selectie-element is verbonden dat het de bewegingsvrijheid van een selectie-element in die mate kan beperken dat dit selectie-element op een welbepaalde afstand van de selector verwijderd wordt gehouden. Volgens deze uitvinding moet een aanslag dus niet noodzakelijk op het selectie-element of op de selector of in de nabijheid van de selectorpolen zijn voorzien. Een aanslag kan ook deel uitmaken van een ander onderdeel of een afzonderlijk opgesteld onderdeel zijn, ongeacht zijn positie ten opzichte van de selectorpolen. Ook weerhoudmiddelen die met het selectie-element verbonden zijn en het tegenhouden als het een welbepaalde positie ten opzichte van de selector bereikt heeft kunnen die functie vervullen en dus aanzien worden als een aanslag.
Door alle selectie-elementen te presenteren tot in een presenteerstand die alleen bepaald wordt door de positie van een aanslag wordt de positie van de gepresenteerde selectie-elementen ten opzichte van hun respectievelijke selectorpolen niet langer beïnvloed door de hoger genoemde afwijkingen in geometrie, positie en belasting van de verschillende componenten van de inrichting. Deze positionering is hierdoor veel nauwkeuriger zodat de selectie-elementen in een nagenoeg gelijke positie ten opzichte van de bijhorende selectorpolen gepresenteerd worden. Men bekomt bij de verschillende selectie-elementen dus een luchtspieet die veel minder onderlinge verschillen vertoont, waardoor deze gaapvormingsinrichting veel betrouwbaarder is dan de gekende gaapvormingsinrichtingen die een presentatie van elastische selectie-elementen voorzien. Met andere woorden, hierdoor is de zekerheid dat de toegepaste elektrische stroom voldoende is om het selectie-element in de gewenste stand te plaatsen, veel groter dan bij de gekende gaapvormingsinrichtingen.
We benadrukken hierbij voor alle duidelijkheid dat de elektromagnetische selector reeds kan aangestuurd worden vooraleer het presenteren van de selectie-elementen beëindigd is. Het belang van de presentatie is immers dat de selectie-elementen uiteindelijk allemaal in een positie komen waarbij de toegepaste elektrische stroom met grote zekerheid voldoende is om de selectie-elementen in de gewenste stand te plaatsen of the houden. Het tijdstip waarop men de selectorspoel begint te bekrachtigen speelt hierbij geen enkele rol.
Het presenteren van de selectie-elementen zorgt voor een reductie van het energieverbruik doordat de breedte van de luchtspleet kleiner gemaakt wordt. Dus, door elke aanslag zo te plaatsen dat de magnetisch beïnvloedbare delen van de in de presenteerstand geplaatste selectie-elementen zich op een zeer kleine afstand van de selectorpolen bevinden, bekomt men een gaapvormingsinrichting die ook nog bijzonder energiezuinig is.
Als meerdere selectie-elementen gepresenteerd worden door middel van eenzelfde duwmiddel dat een gelijkaardig bewegingstraject oplegt aan deze selectie-elementen of door middel van verschillende duwmiddelen die zelf volgens eenzelfde bewegingstraject bewegen, dan zullen de selectie-elementen, als gevolg van de hoger aangeduide vorm- en positieafwijkingen, niet gelijktijdig maar op verschillende tijdstippen één na één in contact komen met hun aanslag. Dit betekent dat ervoor moet gezorgd worden dat het bewegingstraject voldoende lang is om alle selectie-elementen tegen een respectievelijke aanslag te duwen. De presentatiebeweging moet immers voortgezet worden totdat uiteindelijk ook het allerlaatste selectie-element tegen een aanslag aanligt. Het gevolg is dat de selectie-elementen die eerder met hun aanslag in contact komen in de richting van hun selector geduwd worden met een grotere kracht dan nodig is om het selectie-element met zijn aanslag in contact te brengen, en hierdoor verder worden vervormd. In deze octrooiaanvraag duiden we dit aan met de term ‘over-presenteren’ of‘over-presentatie’.
De gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding omvat in een eerste bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm minstens één op en neer beweegbaar mes en een aantal gaapvormingselementen die in opeenvolgende weefcycli door een mes kunnen meegenomen worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen, terwijl elk selectie-element op een vaste hoogte opgesteld is en voorzien is om een bijhorend gaapvormingselement op een vaste hoogte te weerhouden, en terwijl elk selectie-element voorzien is om in de ene stand het bijhorende gaapvormingselement op een vaste hoogte te weerhouden en in de andere stand dit gaapvormingselement niet te weerhouden en met een mes te laten meebewegen.
Een dergelijke gaapvormingsinrichting werkt bijvoorbeeld met selectie-elementen die uitgevoerd zijn als dunne elastisch vervormbare stroken of strips uit een materiaal dat magnetisch beïnvloedbaar is, en met het ene uiteinde vast bevestigd zijn en zich vanaf dat uiteinde uitstrekken naast een elektromagnetische selector. Elk selectie-element kan door het al of niet bekrachtigen van de bijhorende selector in de ene of de andere stand gebracht worden om een bijhorend gaapvormingselement (zoals een haak) al of niet op een vaste hoogte te weerhouden.
De selectie-elementen zijn bijvoorbeeld voorzien van inhaakmiddelen die in de selectiestand met complementaire inhaakmiddelen aan het gaapvormingselement kunnen samenwerken zodat het gaapvormingselement op een vaste hoogte wordt weerhouden. De selectie-elementen kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn van een inhaakopening waarin een haakvormig gedeelte of een uitsteeksel van een gaapvormingselement kan inhaken. Omgekeerd kunnen ook de gaapvormingselementen een opening omvatten, terwijl de selectie-elementen voorzien zijn van een haakvormig gedeelte of een uitsteeksel
In een tweede bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat deze gaapvormingsinrichting minstens één op en neer beweegbaar mes, terwijl elk selectie-element deel uitmaakt van een gaapvormingselement dat in opeenvolgende weefcycli door een mes kan meegenomen worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen, en terwijl elk gaapvormingselement voorzien is om in de ene stand van het selectie-element op een vaste hoogte weerhouden te worden en om in de andere stand van het selectie-element door een mes meegenomen te worden.
Een dergelijke gaapvormingsinrichting werkt bijvoorbeeld met selectie-elementen die uitgevoerd zijn als dunne elastisch vervormbare stroken of strips uit een materiaal dat magnetisch beïnvloedbaar is, en met het ene uiteinde vast bevestigd zijn aan, of deel uitmaken van, een op en neer beweegbaar gaapvormingselement, terwijl het andere uiteinde vrij is. Het selectie-element kan dus een elastisch vervormbaar gedeelte van een gaapvormingselement zijn.
Gedurende de door het mes opgelegde bewegingen van het gaapvormingselement komt het selectie-element in elke weefcyclus in een positie waarbij het zich naast een elektromagnetische selector uitstrekt. In die positie kan het selectie-element, door het aansturen van de bijhorende selector, in de ene of de andere stand gebracht worden. Op een vaste hoogte worden bijvoorbeeld inhaakmiddelen voorzien waarop de in de ene stand gebrachte selectie-elementen inhaken zodat de ermee verbonden gaapvormingselementen op een vaste hoogte worden weerhouden. In de andere stand kunnen de selectie-elementen niet op deze inhaakmiddelen inhaken.
In de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding zijn de respectievelijke selecteren bij voorkeur voorzien van een aanslag met een naar een bijhorend selectie-element gericht contactoppervlak, zodat elk selectie-element, wanneer het in de presenteerstand is geplaatst, tegen het contactoppervlak van een aanslag van een bijhorende selector aanligt en hierdoor op een afstand van een pooloppervlak van deze selector wordt gehouden.
In deze gaapvormingsinrichting kunnen ook de respectievelijke selectie-elementen voorzien worden van een aanslag met een naar de bijhorende selector gericht contactoppervlak, zodat elk selectie-element, wanneer het in de presenteerstand is geplaatst, met het contactoppervlak van zijn aanslag tegen een bijhorende selector aanligt en hierdoor op een afstand van een pooloppervlak van deze selector wordt gehouden.
Het overpresenteren van een selectie-element heeft tot gevolg dat het selectie-element verder dan nodig (d.i. verder dan nodig om met zijn aanslag in contact te komen) in de richting van de selector wordt vervormd. Hierbij wordt het selectie-element gebogen terwijl het tegen de aanslag aanligt. De aanslag fungeert als steunpunt en verdeelt het selectie-element als het ware in twee delen: het gedeelte waarop de kracht wordt uitgeoefend om het selectie-element naar de selector toe te vervormen en het andere gedeelte dat, aan de andere zijde van de aanslag gelegen, bijvoorbeeld met een vast opgesteld onderdeel of met een op en neer beweegbaar gaapvormingselement verbonden is. Het uitoefenen van de genoemde kracht heeft tot gevolg dat het selectie-element een gebogen vorm aanneemt met de aanslag als steunpunt, en om in die stand te komen beweegt het gedeelte waarop de kracht wordt uitgeoefend naar de selector-polen toe, terwijl het andere gedeelte van de selector-polen weg beweegt.
Door het overpresenteren wordt het gedeelte waarop de kracht wordt uitgeoefend dus naar een selectorpool toe verplaatst zodat de tussenliggende luchtspleet nauwer wordt. De magnetische kracht die op die plaats wordt uitgeoefend op het selectie-element zal dus toenemen. Om ervoor te zorgen dat deze overpresentatie nagenoeg geen invloed heeft op de totale magnetische kracht die via de selectorpolen wordt uitgeoefend op het selectie-element, wordt de aanslag zo geplaatst dat zijn contactoppervlak zich in de ruimte bevindt tussen de evenwijdige dwarsvlakken die de zone van de krachtleverende pooloppervlakken begrenzen.
Het contactoppervlak van de aanslag is dan in de zone van de pooloppervlakken voorzien als de aanslag op de selector is voorzien, of in de presenteerstand tegen deze zone aanliggend als de aanslag op het selectie-element is voorzien. Hierdoor heeft het overpresenteren tot gevolg dat het gedeelte van het selectie-element waarop de kracht wordt uitgeoefend dichter bij een pooloppervlak komt, terwijl het andere gedeelte, aan de andere zijde van de aanslag, door de buiging van het selectie-element, verder van een pooloppervlak wordt gebracht. De gemiddelde luchtspleet-breedte of het luchtvolume tussen de magnetisch beïnvloedbare delen van de selectie-elementen enerzijds en de bijhorende selectorpolen anderzijds blijft hierdoor ongeveer gelijk, zodat ook de totale magnetische kracht slechts zeer weinig of niet verandert.
Bij voorkeur wordt elke aanslag zo geplaatst dat zijn contactoppervlak zich in een middendeel van de genoemde ruimte bevindt, waarbij dit middendeel centraal tussen de genoemde dwarsvlakken ligt en begrensd wordt door twee evenwijdige grensvlakken met een tussenafstand die de helft is van de tussenafstand tussen deze dwarsvlakken.
De magnetisch beïnvloedbare delen van het selectie-element die zich aan weerszijden van de aanslag tegenover een pooloppervlak bevinden kunnen hierdoor ongeveer dezelfde lengte hebben. Als de overpresentatie een bepaalde verkleining van het luchtvolume aan de ene zijde van de aanslag teweegbrengt, wordt aan de andere zijde van de aanslag een nagenoeg gelijke vergroting van het luchtvolume bekomen. Het totale luchtvolume tussen de magnetisch beïnvloedbare delen van de selectie-elementen enerzijds en de bijhorende selectorpolen anderzijds verandert hierdoor zeer weinig, zodat de invloed van de overpresentatie op de totale magnetische kracht die op de selectie-elementen wordt uitgeoefend, zeer beperkt is.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het contactoppervlak van de aanslag een hoofdzakelijk convex gebogen oppervlak. Hierdoor is er tussen het selectie-element en de aanslag (als deze op de selector is voorzien) of tussen de selector en de aanslag (als deze op het selectie-element is voorzien) een minimaal contactoppervlak en kan het tot stand komen en verbreken van het contact alsook de verdere vervorming van een tegen de aanslag aanliggend selectie-element, onder meer bij over-presentatie, zeer soepel verlopen met een minimum aan slijtage en energieverlies.
Het genoemde contactoppervlak kan geheel of gedeeltelijk convex gebogen zijn. Bij voorkeur is het oppervlak convex volgens de lengterichting van het selectie-element. Een convex verloop volgens een richting loodrecht op deze lengterichting laat een goed contact toe als het pooloppervlak van de selector en het contactoppervlak van het selectie-element niet perfect evenwijdig lopen volgens die loodrechte richting. Bovendien is de positie van het contact beter bepaald, waardoor het fysische gedrag van het selectie-element éénduidig bepaald is, aangezien de lengtes tussen houdpunt en contactpunt, en tussen contactpunt en vrije uiteinde, vastliggen. Een convex verloop volgens deze twee onderling loodrechte richtingen of volgens één of meerdere andere richtingen is echter ook mogelijk. Een oppervlak dat geheel of gedeeltelijk bolvormig is uitgevoerd is het meest voordelig.
In een ideale gaapvormingsinrichting worden de verschillende selectie-elementen bij hun presentatie tot net tegen de aanslag vervormd, zodat er geen overpresentatie vereist is. Zoals hoger reeds vermeld zullen in de praktijk echter dikwijls meerdere selectie-elementen gepresenteerd worden door duwmiddelen die volgens eenzelfde bewegingstraject bewegen, en dan zullen de selectie-elementen, als gevolg van de hoger aangeduide vorm- en positieafwijkingen, niet gelijktijdig maar gedurende die presentatie op verschillende tijdstippen één na één in contact komen met hun aanslag. Om de presentatie van alle selectie-elementen tegen hun respectievelijke aanslagen te verzekeren gedurende het bewegingstraject van de duwmiddelen moet er overgepresenteerd worden.
Bij voorkeur wordt elk selectie-element aan het ene uiteinde met een onderdeel van de gaapvormingsinrichting verbonden terwijl het andere uiteinde vrij is. Om de vereiste energie voor de overpresentatie en de met de overpresentatie samengaande extra wrijving en slijtage tot een minimum te beperken en om terzelfdertijd ook de reactietijd van het selectie-element te verhogen is het selectie-element bij voorkeur uitgevoerd - met een magnetisch beïnvloedbare zone die zich in de presenteerstand hoofdzakelijk uitstrekt tegenover de zone van de bijhorende selector waarin de pooloppervlakken zich uitstrekken, en - met een flexibele (elastisch vervormbare) zone, waarvan de stijfheid lager is dan de stijfheid van de magnetisch beïnvloedbare zone, en die tussen de magnetisch beïnvloedbare zone en het vrije uiteinde gelegen is.
Als de presenteermiddelen een mechanische kracht uitoefenen die op het selectie-element aangrijpt in de nabijheid van het vrije uiteinde ervan, zorgt bovengenoemde flexibele zone ervoor dat de bijkomende vervorming van het selectie-element, bij over-presentatie ervan, zeer weinig energie vereist. De zeer geringe stijfheid van de flexibele zone wordt bekomen door één of meerdere van de volgende maatregelen: een verminderde materiaalsectie, het voorzien van uithollingen, uitsparingen en/of materiaal-weglatingen.
Bij voorkeur omvat elk selectie-element, vanaf het ene tot het andere uiteinde de volgende zones: a. een stijve zone in de omgeving van het ene uiteinde; b. een eerste flexibele zone die een lagere stijfheid (weerstand tegen buiging) heeft dan de stijve zone, en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de reactiesnelheid van het selectie-element bij het aansturen van de bijhorende selector om het selectie-element in de vervormde of de onvervormde stand te brengen; c. een magnetisch beïnvloedbare zone met een grotere stijfheid dan de eerste flexibele zone, d. een voorbij de magnetisch beïnvloedbare zone gelegen tweede flexibele zone die een kleinere stijfheid heeft dan de magnetisch beïnvloedbare zone, en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de hoeveelheid energie die vereist is om een tegen een aanslag aanliggend selectie-element verder in de richting van de selector te vervormen; en e. een eindzone aan het vrije uiteinde, waar een einddeel een contactoppervlak voor de presenteermiddelen vormt.
De sectie van de eerste flexibele zone wordt hoofdzakelijk bepaald in functie van de gewenste reactietijd en de maximale magnetische kracht die op het selectie-element kan uitgeoefend worden. De sectie van de magnetisch beïnvloedbare zone wordt hoofdzakelijk bepaald door de maximale magnetische flux doorheen het materiaal, maar de gewenste stijfheid bepaalt mee de verhouding tussen de dikte en de breedte van deze sectie. De sectie van de tweede flexibele zone wordt hoofdzakelijk zo bepaald dat het selectie-element in deze zone een zeer geringe stijfheid heeft zodat het overpresenteren van selectie-elementen zeer weinig energie vereist. Het contactoppervlak van het einddeel is bij voorkeur vrij groot om slijtage van de contactoppervlakken van de selectie-elementen en de presenteermiddelen beperkt te houden.
Bij deze gaapvormingsinrichting is elk selectie-element bij voorkeur aan het ene uiteinde met een onderdeel van de gaapvormingsinrichting verbonden terwijl het andere uiteinde vrij is, waarbij het presenteermiddel en het selectie-element onderling beweegbaar zijn volgens de lengterichting van het selectie-element, en waarbij het presenteermiddel minstens één eerste geleidingsflank omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element gedurende de beweging in contact komt met de geleidingsflank en gedurende de verdere beweging deze geleidingsflank volgt, zodat het vrije uiteinde in een zijwaartse richting wordt geduwd en het selectie-element vervormd wordt.
Met een dergelijke gaapvormingsinrichting kan de presentatie van een groot aantal selectie-elementen op doeltreffende wijze gerealiseerd worden. De door middel van deze geleidingsflank gerealiseerde vervorming is bij voorkeur voldoende om het selectie-element in de presenteerstand te brengen.
Bij voorkeur is het presenteermiddel solidair met een onderdeel dat tot een op- en neergaande beweging kan worden aangedreven, terwijl het selectie-element op een vaste hoogte is bevestigd aan een vast onderdeel van de gaapvormingsinrichting. Zo kan het presenteermiddel bijvoorbeeld verbonden zijn met, of deel uitmaken van, een mes of een gaapvormingselement, zoals een haak. De inrichting kan daarbij zo uitgevoerd zijn dat de geleidingsflank van het presenteermiddel tijdens de opgaande beweging tegen het onderste vrije uiteinde van het vast bevestigde selectie-element aanstoot. Tijdens de verdere opwaartse beweging van het presenteermiddel schuift het vrije uiteinde van het selectie-element over de omhoog bewegende geleidingsflank en wordt het vrije uiteinde geleidelijk aan zijwaarts verplaatst naar de selector toe. Hierdoor wordt het selectie-element vervormd om het in de presenteerstand te brengen. Het materiaal waaruit het selectie-element bestaat is bij voorkeur verenstaal.
In een variante uitvoeringsvorm is de situatie omgekeerd: het selectie-element is nu solidair met een onderdeel dat tot een op- en neergaande beweging kan worden aangedreven, terwijl het presenteerelement op een vaste hoogte is bevestigd aan een vast onderdeel van de gaapvormingsinrichting. Zo kan het selectie-element bijvoorbeeld verbonden zijn met, of deel uitmaken van, een gaapvormingselement, zoals een haak. De inrichting kan zo uitgevoerd zijn dat het buigzame selectie-element tijdens de opgaande beweging met zijn bovenste vrije uiteinde tegen de geleidingsflank van het vast bevestigde presenteermiddel aanstoot. Tijdens de verdere opwaartse beweging van het selectie-element volgt het vrije uiteinde de geleidingsflank waardoor het geleidelijk aan zijwaarts verplaatst wordt naar de selector toe. Hierdoor wordt het selectie-element vervormd om het in de presenteerstand te brengen.
Bij voorkeur wordt de gaapvormingsinrichting uitgevoerd met een presenteermiddel dat een tweede geleidingsflank omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element, gedurende de verdere beweging voorbij de eerste geleidingsflank, in contact komt met deze tweede geleidingsflank en deze tweede geleidingsflank volgt zodat het selectie-element eerst verder naar de selector toe wordt geduwd en verder wordt vervormd en vervolgens gedurende de verdere beweging nagenoeg dezelfde vervorming behoudt.
Zoals hoger vermeld zorgt de eerste geleidingsflank ervoor dat het selectie-element vervormd wordt tot in de presenteerstand of in de nabijheid ervan. De tweede geleidingsflank heeft nu een eerste deel dat zorgt voor een bijkomende vervorming zodat het selectie-element, zelfs bij een afwijkende positionering en/of bij afwijkende vorm of afmetingen, zeker tot tegen de aanslag wordt geduwd. Voor een aantal selectie-elementen zal dit leiden tot overpresentatie zoals hoger uiteengezet.
Vervolgens moet er voldoende tijd zijn om de geselecteerde gaapvormingselementen te laten in samenwerking komen met hun inhaakmiddelen om ze op een vaste hoogte te weerhouden. Hiervoor moeten de selectie-elementen gedurende korte tijd tijdens de verdere beweging van de presenteermiddelen of tijdens hun eigen beweging ten opzichte van de presenteermiddelen in hun vervormde stand gehouden worden.
Om dit te realiseren omvat de tweede geleidingsflank een tweede deel dat zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element, gedurende de verdere beweging voorbij het eerste deel, in contact komt met dit tweede deel en dit tweede deel volgt zodat het selectie-element gedurende de verdere beweging nagenoeg dezelfde eerder gerealiseerde vervorming behoudt. Deze te behouden vervorming is bij voorkeur de door het eerste deel gerealiseerde vervorming.
De eerste geleidingsflank en het eerste en het tweede deel van de tweede geleidingsflank kunnen als een ononderbroken flank uitgevoerd zijn of uit twee of drie deelflanken bestaan met tussenliggende onderbrekingen. Het eerste deel van de tweede geleidingsflank kan bijvoorbeeld samen met de eerste geleidingsflank een ononderbroken flank vormen terwijl het tweede deel van de tweede geleidingsflank als een afzonderlijke flank voorzien is. De afzonderlijke tweede geleidingsflank kan ook alleen het eerste of het tweede deel van de flank omvatten, terwijl het andere deel wordt weggelaten.
Als het tweede deel van de tweede geleidingsflank op het presenteermiddel ten opzichte van de bewegingsrichting een kleine helling heeft (een helling die kleiner is dan de helling van het selectie-element op die plaats t.o.v. de bewegingsrichting) of evenwijdig loopt met deze bewegingsrichting, dan wordt het selectie-element gedurende de verdere beweging over dit tweede deel verder vervormd, aangezien het contactpunt steeds dichter bij het houdpunt komt te liggen, maar dan wrijft bovendien het selectie-element bij elke beweging over een zeer beperkte zone aan het begin van deze geleidingsflank. Doordat de selectie-elementen doorgaans uit een harder materiaal vervaardigd zijn dan de presenteermiddelen leidt dit tot een versnelde plaatselijke slijtage van de presenteermiddelen, met een wijzigende presenteerstand als bijkomend gevolg.
Als men een geleidingsflank met een grotere hellingshoek voorziet (een helling die iets groter is dan de helling van het selectie-element op die plaats t.o.v. de bewegingsrichting) zal het uiteinde van het selectie-element het hellende oppervlak van de geleidingsflank volgen, zodat het selectie-element over een langer traject over het presenteermiddel wrijft. Het probleem van de versnelde plaatselijke slijtage is hiermee opgelost. Het nadeel hiervan is echter dat het selectie-element tijdens deze beweging verder wordt vervormd terwijl dit niet nodig is. Het presenteermiddel en de aanslag worden hierdoor onnodig belast. Deze onnodige vervorming van een groot aantal selectie-elementen verhoogt het energieverbruik en de slijtage van onderdelen.
Dit nadeel wordt verholpen door het selectie-element aan de naar de geleidingsflanken gerichte zijde te voorzien van een uitsteeksel, zodat enkel het uitsteeksel gedurende de beweging in contact komt met de eerste en/of de tweede geleidingsflank en over het oppervlak van deze flank verschuift.
Het hierboven gestelde probleem kan zich voordoen in elke gaapvormingsinrichting waar een flexibel of roteerbaar bevestigd selectie-element door één of meerdere geleidingsflank(en) van een positioneerelement wordt vervormd of geroteerd. De in de vorige paragraaf vermelde technische maatregelen bieden dan even goed een oplossing. Deze octrooiaanvraag behelst dus ook een gaapvormingsinrichting die het in bovenstaande paragraaf aangeduide kenmerk heeft zonder dat de hoger aangeduide kenmerken volgens conclusies 1 tot 20 voorzien zijn.
De term uitsteeksel slaat hier op elk zijdelings uitstekend gedeelte van het selectie-element. Dit kan bijvoorbeeld een verdikking, een uitstulping of een ombuiging zijn van het materiaal van het selectie-element, maar ook een element dat aan het selectie-element is bevestigd wordt aanzien als een uitsteeksel in de zin van deze uitvinding.
Door het uitsteeksel wordt het selectie-element op een afstand van de geleidingsflank gehouden. Bij een geleidingsflank die evenwijdig loopt met de bewegingsrichting of een kleine hellingshoek vertoont, zal het materiaal van het selectie-element hierdoor niet enkel over de beperkte beginzone van deze flank verschuiven. Het contact wordt gevormd door het uitsteeksel en dit uitsteeksel kan over een langer traject ongehinderd over de geleidingsflank verschuiven.
Bij voorkeur heeft de tweede geleidingsflank tenminste een deel dat nagenoeg evenwijdig is aan de richting van de relatieve beweging tussen het selectie-element en het presenteermiddel. Een dergelijke geleidingsflank laat toe om het selectie-element gedurende een deel van de beweging in dezelfde vervormde stand te houden. Zoals hoger uiteengezet biedt dit het voordeel dat het selectie-element niet onnodig wordt vervormd gedurende de verdere relatieve beweging van het presenteermiddel en het selectie-element, die nodig is om het inhaken van het gaapvormingsmiddel te verzekeren.
In een uitvoeringsvorm die de voorkeur geniet omvat het selectie-element in de nabijheid van het vrije uiteinde een opening zodat, wanneer het uiteinde van het selectie-element in contact is met een geleidingsflank van het presenteermiddel, een randgedeelte van het presenteermiddel dat zich tussen deze contactplaats en het begin van de geleidingsflank uitstrekt, zich in de genoemde opening bevindt.
Deze opening is bij voorkeur tevens de inhaakopening om het weerhouden van de gaapvormingselementen te realiseren. Doordat het zich langs de geleidingsflank uitstrekkende randgedeelte van het presenteermiddel zich in de opening kan bevinden, kan het uiteinde over een langer traject ongehinderd in contact blijven met het selectie-element. Dit kenmerk wordt bij voorkeur toegepast in combinatie met het hoger besproken uitsteeksel, maar kan ook toegepast worden bij selectie-elementen zonder een dergelijk uitsteeksel.
Bij voorkeur omvat elk selectie-element aan zijn vrije uiteinde een volgens een stompe hoek omgebogen en naar het vertikaal vlak van de selector toe lopend einddeel.
De onderlinge posities van de samenwerkende selectie-elementen en presenteer-middelen kunnen variëren, bijvoorbeeld als gevolg van trillingen of afwijkende dimensies of afwijkende posities bij montage van onderdelen. Het naar het presenteermiddel gerichte oppervlak van het einddeel kan fungeren als een contactoppervlak voor het presenteermiddel. Hierdoor zal het presenteermiddel steeds op doeltreffende wijze in contact komen met het selectie-element om dit laatste in de gewenste presenteerstand te brengen. Bovendien zorgt het schuin verlopende contactoppervlak voor een minder bruusk contact tussen het presenteermiddel en het selectie-element. Bij het tot stand komen van het contact zal het contactoppervlak van het selectie-element over het geleidingsoppervlak van het presenteermiddel verschuiven, zodat de impact van dit eerste contact beperkt blijft en het selectie-element bijvoorbeeld niet weggeslagen wordt.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding minstens één eenheid die minstens twee selectie-elementen omvat die zich vanaf hun vrije uiteinde naast elkaar uitstrekken en aan het andere uiteinde met elkaar verbonden zijn, bij voorkeur doordat ze als een geheel met een gemeenschappelijk brugdeel zijn uitgevoerd. Een dergelijke eenheid is sneller en gemakkelijker te monteren en te vervangen dan een aantal afzonderlijke selectie-elementen.
De selectiemiddelen en hun bijhorende presenteermiddelen zijn bij voorkeur ook zo voorzien dat er minstens twee groepen kunnen onderscheiden worden, waarbij, in dezelfde weefcyclus beschouwd, het tijdstip waarop de selectie-elementen van een groep in contact komen met hun respectievelijke presenteermiddelen verschilt van het tijdstip waarop de selectie-elementen van de andere groep(en) in contact komen met hun respectievelijke presenteermiddelen.
Doordat het contact tussen de selectie-elementen en hun presenteermiddelen niet langer voor alle selectie-elementen op het zelfde tijdstip plaatsvindt wordt het door dit contact veroorzaakte lawaai en trillingen in machine-onderdelen ook meer gespreid in de tijd.
Verder geniet het ook de voorkeur om de gaapvormingsinrichting te voorzien van een aantal gaapvormingselementen met bijhorende inhaakmiddelen die voorzien zijn om de gaapvormingselementen op een vaste hoogte te weerhouden, en om deze gaapvormingselementen en inhaakmiddelen zo te voorzien dat er minstens twee groepen kunnen onderscheiden worden, waarbij, in dezelfde weefcyclus beschouwd, het tijdstip waarop de gaapvormingselementen van een groep inhaken op hun respectievelijke inhaakmiddelen verschilt van het tijdstip waarop de gaapvormingselementen van de andere groep(en) inhaken op hun respectievelijke inhaakmiddelen.
Hierdoor wordt het ogenblik van contact tussen gaapvormingselementen en bijhorende inhaakmiddelen in de tijd gespreid, hetgeen de lawaaihinder en de trillingen in machineonderdelen verder reduceert.
Deze uitvinding betreft voorts ook een werkwijze voor het door middel van elektromagnetische selectoren bepalen van de stand van elastisch vervormbare selectie-elementen van een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, waarbij elk selectie-element naar keuze in een onvervormde stand of in een vervormde stand kan geplaatst of gehouden worden om de positie van minstens één kettingdraad te bepalen, en waarbij in opeenvolgende weefcycli, de onvervormde selectie-elementen onder invloed van een mechanische kracht vervormd worden in de richting van een bijhorende selector, en de selectoren aangestuurd worden om op een aantal van de selectie-elementen een magnetische kracht uit te oefenen om deze selectie-elementen in de vervormde stand te plaatsen of te houden,
Een dergelijke werkwijze is gekend. De nadelen van deze werkwijze zijn identiek aan de hoger aangeduide nadelen van de bekende gaapvormingsinrichtingen. Om aan deze nadelen te verhelpen en om een zeer betrouwbare en energiezuinige werkwijze te bekomen worden de onvervormde selectie-elementen mechanisch vervormd tot in een presenteerstand waarbij elk selectie-element door een aanslag op een afstand van een bijhorende selector verwijderd gehouden wordt.
Zoals hoger reeds aangehaald betreft deze octrooiaanvraag ook een gaapvormingsinrichting voor een weefinachine die niet noodzakelijk de hoger omschreven en de in conclusies 1 tot 20 genoemde kenmerken heeft. Een dergelijke gaapvormingsinrichting omvat dan minstens één elastisch vervormbaar of roteerbaar bevestigd selectie-element met een vrij uiteinde, en een positioneermiddel om het selectie-element naar een vervormde of geroteerde stand te brengen, waarbij het positioneermiddel en het selectie-element onderling beweegbaar zijn volgens de lengterichting van het selectie-element, en waarbij het positioneermiddel minstens één geleidingsflank omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element gedurende dé genoemde beweging met de geleidingsflank in contact komt en gedurende de verdere beweging deze flank volgt, zodat het selectie-element in een vervormde of geroteerde stand wordt gebracht of gehouden.
Als men op het positioneermiddel een geleidingsflank voorziet die ten opzichte van de bewegingsrichting een kleine helling heeft (een helling die kleiner is dan de helling van het selectie-element op die plaats t.o.v. de bewegingsrichting) of evenwijdig loopt met deze bewegingsrichting, wrijft het selectie-element bij elke beweging over een zeer beperkte beginzone van deze geleidingsflank. Doordat de selectie-elementen doorgaans uit een harder materiaal vervaardigd zijn dan de positioneermiddelen leidt dit tot een versnelde plaatselijke slijtage van deze positoneermiddelen, met een wijzigende positionering als bijkomend gevolg.
Als men een geleidingsflank met een grotere hellingshoek voorziet (een helling die iets groter is dan de helling van het selectie-element op die plaats t.o.v. de bewegingsrichting) zal het uiteinde van het selectie-element het hellende oppervlak van de geleidingsflank volgen, zodat het selectie-element over een langer traject over het presenteermiddel wrijft. Het probleem van de versnelde plaatselijke slijtage is hiermee opgelost. Het nadeel hiervan is echter dat het selectie-element tijdens deze beweging verder wordt vervormd terwijl dit niet nodig is. De onnodige vervorming van een groot aantal selectie-elementen verhoogt het energieverbruik.
Dit nadeel wordt opgelost door het selectie-element aan de naar de geleidingsflank gerichte zijde te voorzien van een uitsteeksel, zodat enkel het uitsteeksel gedurende de beweging in contact komt met de geleidingsflank en over het oppervlak van deze flank verschuift.
De term uitsteeksel slaat hier op elk zijdelings uitstekend gedeelte van het selectie-element. Dit kan bijvoorbeeld een verdikking, een uitstulping of een ombuiging zijn van het materiaal van het selectie-element, maar ook een element dat aan het selectie-element wordt bevestigd wordt aanzien als een uitsteeksel in de zin van deze uitvinding.
Door het uitsteeksel wordt het selectie-element op een afstand van de geleidingsflank gehouden. Bij een geleidingsflank die evenwijdig loopt met de bewegingsrichting of een kleine hellingshoek vertoont, zal het selectie-element hierdoor niet enkel over de beperkte beginzone van deze flank verschuiven. Het contact wordt gevormd door het uitsteeksel en dit uitsteeksel kan over een langer traject ongehinderd over de geleidingsflank verschuiven.
De normale opstelling van een flexibel selectie-element is zodanig dat het selectie-element, wanneer het door de selector in een toestand is gebracht om het gaapvormingselement te weerhouden, vanaf zijn ombuigpunt min of meer recht is tot aan het aanhaakpunt waarmee het gaapvormingselement wordt weerhouden.
Bovendien zal het selectie-element in een voordelige uitvoering ook min of meer evenwijdig zijn met de bewegingsrichting van het gaapvormingselement ten gevolge van het bewegen van de messen. Min of meer evenwijdig betekent dat, tussen ombuigpunt en aanhaakpunt van de selectie-elementen, de raaklijnen aan deze selectie-elementen in een vlak waarin een punt van het selectie-element door de presenteermiddelen verplaatst wordt, niet meer dan 20 graden afwijken ten opzichte van de evenwijdige aan de bewegingsrichting van het gaapvormingselement, bij voorkeur niet meer dan 10 graden en liefst minder dan 5, bijv 0, 1 of 2 graden.
Dit laat toe van de buigspanning in het selectie-element zeer laag te houden en mogelijk op 0 te brengen. In het geval van een uitvoering met een selectie-element dat niet vast met het gaapvormingselement is verbonden zorgt dit er ook voor dat het selectie-element onder inwerking van de veerkracht die inwerkt op het gaapvormingselement niet ver vervormt en bijvoorbeeld ook niet tot tegen de aanslag op de selector kan worden getrokken. Dit zou de aanslag immers onnodig belasten. Bovendien zal een opstelling waarbij het selectie-element min of meer evenwijdig is met de bewegingsrichting van het gaapvormingselement ten gevolge van de beweging van de messen, zoals hierboven omschreven, ook voordelen bieden voor de inbouwruimte nodig voor het geheel van selectie-elementen, selectoren en gaapvormingselementen, en dus ook voor de compactheid van de gaapvormingsinrichting.
De hierboven omschreven gaapvormingsinrichting heeft dus zoals gezegd niet noodzakelijk de kenmerken van conclusies 1 tot 20 maar we benadrukken evenwel dat deze gaapvormingsinrichting wel kàn voorzien worden van één of meerdere van deze kenmerken, en hierdoor dan uiteraard ook de hoger vermelde effecten en voordelen bekomt.
Bij voorkeur omvat het positioneermiddel een eerste en een tweede geleidingsflank die zo voorzien zijn dat het vrije uiteinde van het selectie-element, gedurende de genoemde beweging eerst met de eerste geleidingsflank in contact komt en deze flank volgt, zodat het vrije uiteinde in zijwaartse richting wordt geduwd en het selectie-element in een vervormde of geroteerde stand wordt gebracht, en dat het vrije uiteinde van het selectie-element gedurende de verdere beweging vervolgens met de tweede geleidingsflank in contact komt en deze tweede geleidingsflank volgt zodat het selectie-element eerst verder vervormt of roteert en vervolgens gedurende de verdere beweging nagenoeg in dezelfde vervormde of geroteerde stand wordt gehouden.
Tenminste een deel van de tweede geleidingsflank is bij voorkeur nagenoeg evenwijdig am de richting van de relatieve beweging tussen het selectie-element en het positioneermiddel. Een dergelijke geleidingsflank laat toe om het selectie-element gedurende een deel van de beweging in dezelfde vervormde of geroteerde stand te houden, zodat onnodige belasting van onderdelen en onnodig energieverbruik wordt vermeden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het selectie-element in de nabijheid van het einddeel een opening die zo voorzien is dat, wanneer het uitsteeksel aan het selectie-element in contact is met een geleidingsflank van het presenteermiddel, een randgedeelte van het presenteermiddel dat zich tussen deze contactplaats en het begin van de geleidingsflank uitstrekt, zich in de genoemde opening bevindt.
Het selectie-element kan aan het vrije uiteinde een volgens een stompe hoek omgebogen en van de geleidingsflanken weg gericht einddeel omvatten.
De onderlinge posities van de samenwerkende selectie-elementen en positioneermiddelen kunnen variëren, bijvoorbeeld als gevolg van trillingen of afwijkende dimensies of afwijkende posities bij montage van onderdelen. Het naar het presenteermiddel gerichte oppervlak van het einddeel kan fungeren als een contactoppervlak voor het presenteermiddel. Hierdoor zal het presenteermiddel steeds op doeltreffende wijze in contact komen met het selectie-element om dit laatste in de gewenste vervormde of geroteerde stand te brengen. Bovendien zorgt het schuin verlopende contactoppervlak voor een minder bruusk contact tussen het presenteermiddel en het selectie-element. Bij het tot stand komen van het contact zal het contactoppervlak van het selectie-element over het geleidingsoppervlak van het presenteermiddel verschuiven, zodat de impact van dit eerste contact beperkt blijft en het selectie-element bijvoorbeeld niet weggeslagen wordt.
Het selectie-element kan voorzien zijn van een inhaakopening waarin een uitsteeksel van een gaapvormingselement of van een vast opgesteld onderdeel kan inhaken. De omgekeerde situatie waarbij het selectie-element een uitsteeksel omvat dat voorzien is om in te haken in een inhaakopening van een gaapvormingselement of van een vast opgesteld onderdeel is echter ook mogelijk. Het genoemde uitsteeksel is bij voorkeur haakvormig.
De hoger genoemde geleidingsflanken kunnen ook op het selectie-element voorzien zijn. Het presenteermiddel omvat dan bijvoorbeeld een recht uitgevoerde flank waarmee het contact maakt met de geleidingsflank op het selectie-element. Gedurende de onderlinge beweging van het presenteermiddel en het selectie-element zal het selectie-element ook bij deze uitvoeringsvorm in zijdelingse richting worden geduwd en vervormd worden.
In de hierna volgende beschrijving worden enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen en onderdelen van een gaapvormingsinrichting volgens de uitvinding meer in detail beschreven. De enige bedoeling van deze gedetailleerde beschrijving is aan te duiden hoe de uitvinding kan gerealiseerd worden en de werking en de bijzondere kenmerken ervan te illustreren en zo nodig te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus niet aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming. Ook het toepassingsgebied van de uitvinding kan op basis van deze beschrijving niet beperkt worden.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan Figuren 1 tot 6 een flexibel houdelement in samenwerking met een elektromagnetische selector en een haak met presenteermiddelen op schematische wijze voorstellen, waarbij - de figuren 1 tot 4 de opeenvolgende fases tonen bij het presenteren van het houdelement door middel van de opwaarts bewegende haak, - figuur 5 de situatie toont waarbij de haak op een vaste hoogte wordt weerhouden door het selectie-element, en - figuur 6 de situatie toont waarbij de haak niet op een vaste hoogte wordt weerhouden; figuren 7 tot 12 hetzelfde voorstellen als figuren 1 tot 6, met als enige verschil dat het houdelement nu aan het uiteinde voorzien is van een uitsteeksel dat contact maakt met de geleidingsflanken van de haak; figuren 13, 14 en 15 telkens dezelfde vier selectie-elementen schematisch voorstellen in samenwerking met een respectievelijke selector en een haak met presenteermiddelen, waarbij deze figuren drie opeenvolgende fases gedurende het presenteren van de selectie-elementen voorstellen; figuren 16 tot 19 schematische voorstellingen zijn van een flexibel houdelement in samenwerking met een elektromagnetische selector en een haak met presenteermiddelen, waarbij de figuren alleen van elkaar verschillen doordat de aanslag op een andere plaats op de selector is voorzien; figuren 20 en 21 schematische voorstellingen zijn van een selectie-element dat deel uitmaakt van een op en neer beweegbare haak in samenwerking met een elektromagnetische selector en een inhaakmiddel, waarbij de aanslag op de selector (fig. 20), respectievelijk op het selectie-element is voorzien (fig.21); figuren 22 en 23 een schematische voorstelling zijn van een vast bevestigd flexibel houdelement samenwerkend met een elektromagnetische selector en een op en neer beweegbare haak, waarbij de aanslag op de selector is voorzien (fig. 22), respectievelijk op het selectie-element is voorzien (fig. 23); figuur 24 een schematische voorstelling is van een vast bevestigd flexibel houdelement in samenwerking met een elektromagnetische selector en een op en neer beweegbare haak met presenteermiddelen, waarbij het houdelement met een chassisonderdeel van de gaapvormingsinrichting is verbonden; figuren 25, 26 en 27 respectievelijk een perspectief aanzicht, een vooraanzicht en een zijaanzicht tonen van een eenheid met zes selectie-elementen; figuur 28 een detail-voorstelling is van het omcirkelde gedeelte van de selectie-elementen op het zijaanzicht van figuur 27; figuren 29 en 30 een schematische voorstelling zijn van een selectie-element dat deel uitmaakt van een op en neer beweegbare haak in samenwerking met een elektromagnetische selector en inhaak- en presenteermiddelen die respectievelijk ééndelig (fig. 29) en als afzonderlijke onderdelen (fig. 30) zijn uitgevoerd.
Bij de op figuren 1 tot 19 schematisch voorgestelde opstellingen is het selectie-element (1) telkens uitgevoerd als een uit flexibel en elastisch vervormbaar materiaal bestaande dunne strip die met het bovenste uiteinde (11) bevestigd is aan een vast onderdeel (12) van de gaapvormingsinrichting. Dit selectie-element (1) is zo bevestigd dat het zich onder een kleine hoek links van de vertikale richting (V) uitstrekt. Aan de linkerzijde van het selectie-element bevindt zich een vast steunelement (5). Wanneer er op het selectie-element (1) geen krachten worden uitgeoefend wordt het selectie-element (1) door zijn veerkracht tegen dit vast steunelement (5) gedwongen, waardoor het een lichte voorspanning heeft die een vervorming naar rechts toe tegenwerkt. Het steunelement (5) zorgt ervoor dat de positie van het selectie-element (1) ten opzichte van de andere onderdelen, vooral het het presenteermiddel (3), gewaarborgd is.
Het selectie-element (1) heeft aan het vrije uiteinde een einddeel (6) dat onder een stompe hoek naar rechts toe is omgebogen, en heeft in de nabijheid van dit einddeel een inhaakopening (7) waarin het kopgedeelte (18) van een haak (3) kan inhaken.
De haak (3), waarvan enkel het bovenste uiteinde is voorgesteld, werkt samen met gekende (niet op de figuren voorgestelde) gaapvormingsmiddelen om in elke weefcyclus één of meerdere kettingdraden te positioneren ten aanzien van het niveau waarop in een weefmachine inslagdraden worden ingebracht. De haak (3) wordt daartoe door een op en neer bewegend mes (niet voorgesteld) meegenomen en daarbij door geleidingsmiddelen (8) op zijn verticale bewegingsbaan gehouden.
Boven de inhaakopening (7) heeft het selectie-element (1) een gesloten deel (9) uit een magnetisch beïnvloedbaar materiaal dat zich tegenover de krachtleverende pooloppervlakken (10) van een elektromagnetische selector (2) bevindt. De elektromagnetische delen van de selector (2) worden op de figuren schematisch voorgesteld door een gearceerde rechthoek, zodat de krachtleverende pooloppervlakken (10) op de tekeningen schematisch zijn voorgesteld door de linker verticale zijde van deze rechthoek. De zone waarin de pooloppervlakken zich bevinden, ook de poolzone genoemd, is de zone die zich uitstrekt tussen de verst van elkaar verwijderde randen van het pooloppervlak of van de meerdere pooloppervlakken. De ruimte tussen de twee evenwijdige dwarsvlakken (A),(B) die samenvallen met deze verst van elkaar verwijderde randen is de ruimte waarin bij voorkeur de aanslag (4) wordt voorzien. De tussenafstand tussen deze dwarsvlakken (A, B) is op figuur 1 met de letter w aangeduid.
Op de figuren, met uitzondering van de figuren 16 tot 19, is de aanslag (4) centraal in de poolzone voorzien, in het middendeel tussen de grensvlakken (C, D) met een tussenafstand (w/2) die de helft is van de tussenafstand (w) tussen de hoger genoemde dwarsvlakken (A, B). De tussenafstand tussen de dwarsvlakken (A,B) en de dichtstbij gelegen grensvlakken is dan ongeveer gelijk aan een tussenafstand w/4.
De aanslag (4) wordt op de selector (2) voorzien in de uitvoeringsvormen volgens figuren 1 tot 19, 20, 22, 24, 29 en 30. Op de uitvoeringsvormen volgens figuren 21 en 23 is de aanslag op het selectie-element (1) voorzien. Telkens is de aanslag (4) uitgevoerd met een contactoppervlak dat op een verticale dwarsdoorsnede een convexe (bolronde) vorm heeft.
Het bovenste gedeelte van de haak (3) is voorzien van geleidingsflanken (13),(14),(15) om het selectie-element (1) naar de selector (2) toe te duwen, m.a.w. te presenteren, gedurende zijn opwaartse beweging. De haak (3) fungeert hier dus als presenteermiddel. Het bovenste gedeelte van de haak (3) is ook voorzien van een uitsparing (16) die bovenaan door een haakvormige rand (17) begrensd is. Zoals verder met verwijzing naar figuur 5 wordt verduidelijkt is het deze haakvormige rand (17) waarmee de haak (3) op de onderste rand (7a) van de inhaakopening (7) van het selectie-element (1) zal steunen als hij in de inhaakopening (7) is ingehaakt.
Gedurende de opwaartse beweging van de haak (3) stoot deze met zijn voorste geleidingsflank (13) tegen het einddeel (6) aan het vrije uiteinde van het selectie-element (1). Het ogenblik waarop het contact tot stand komt is voorgesteld op figuur 1. Naarmate de haak (3) verder naar boven toe wordt gebracht schuift het einddeel (6) verder over deze geleidingsflank (13) waardoor het einddeel (6) naar de selector (2) toe geduwd wordt en het selectie-element (1) wordt vervormd.
Gedurende de verdere opwaartse beweging van de haak (3) (zie figuur 2) komt het einddeel (6) voorbij de uitsparing (16) in contact met de tweede geleidingsflank (14, 15). Een eerste deel (15) van deze tweede geleidingsflank - het deel dat de uitsparing (16) onderaan begrenst - duwt het selectie-element (1) verder naar de selector (2) toe, waardoor het selectie-element verder wordt vervormd. Deze verdere vervorming voorbij het eerste contact met de aanslag (4) wordt uitgevoerd om alle selectie-elementen (1) met zekerheid tot in de presenteerstand te brengen waarbij ze tegen een respectievelijke aanslag (4) aanliggen. Dit zogenaamde ‘overpresenteren’ wordt verder nog duidelijk geïllustreerd aan de hand van de figuren 13 tot 15.
Gedurende de verdere opwaartse beweging van de haak (3) komt het onderste einddeel (6) van het selectie-element (1) in contact met het tweede deel (15) van de tweede geleidingsflank (14, 15). Dit is voorgesteld op figuur 3. De verdere opwaartse beweging van de haak (3) is nodig om de haak in een positie te brengen waarbij zijn kopgedeelte (18) ver genoeg voorbij de onderste rand (7a) van de inhaakopening (7) van het selectie-element (1) is gebracht, om bij het begin van de neerwaartse beweging van de haak (3) zeker te zijn dat dit kopgedeelte (18) goed terechtkomt in de inhaakopening (7) als het bijhorend selectie-element(l) niet door de selector aangetrokken is en terugveert. Het kopgedeelte (18) is het gedeelte vanaf het bovenste uiteinde van de haak dat onderaan door de haakvormige rand (17) wordt begrensd, en dat in zijaanzicht een nagenoeg driehoekige vorm heeft.
Het tweede gedeelte (15) van de tweede geleidingsflank (14, 15) is hellend ten aanzien van de verticale richting (V). Deze hellingshoek moet groter zijn dan de helling van het selectie-element (1) op die plaats, zodat het onderste einddeel (6) van het selectie-element (1) ongehinderd het hellende geleidingsvlak (15) kan volgen tot in de positie die op figuur 4 is voorgesteld. Dit zorgt voor een verdere vervorming van het selectie-element (1), tot de haak zijn uiterste punt heeft bereikt, zoals opgelegd door de beweging van de messen.
De selector (2) wordt aangestuurd om het selectie-element (1) al dan niet aan te trekken. Om het selectie-element (1) aan te trekken en in een positie tegen de aanslag (4) te houden wordt een elektrische stroom door de selectorspoel gestuurd. Deze bekrachtiging van de selectorspoel kan reeds aanvangen vooraleer de presentatie en de over-presentatie beëindigd zijn.
Als het selectie-element (1) niet door de selector (2) is aangetrokken (zie figuur 5) veert het terug naar de stand van figuur 1, bij het terug naar beneden bewegen van de haak. Hierbij komt het kopgedeelte (18) van de haak (3) in de inhaakopening (7) van het selectie-element terecht. Doordat de haak (3) verder neerwaarts verplaatst wordt komt hij uiteindelijk in de positie van figuur 5 waarbij de haakvormige rand (17) op de onderste rand (7a) van de inhaakopening (7) rust.
Als het selectie-element (1) daarentegen wel is aangetrokken (zie figuur 6) kan de haak (3) gedurende zijn neerwaartse beweging niet in de inhaakopening (7) van het selectie-element (1) inhaken, zodat hij verder het neerwaarts bewegende mes volgt. Wanneer een haak inhaakt in de inhaakopening, zal hij na de neerwaartse beweging en bij het terug opwaarts bewegen van het bijhorende mes gedeeltelijk de bovenstaande cyclus ondergaan. Het bijhorende mes zal de haak meenemen, zodat deze verder opwaarts beweegt voorbij het inhaakpunt van het selectie-element, waardoor dit laatste uiteindelijk voorbij de uitsparing in contact met het eerste deel (14) van de tweede geleidingsflank (14, 15), met een verloop en bijhorende selectiemogelijkheden zoals hierboven reeds beschreven voor een haak die de volledige beweging van het mes had meegevolgd.
Volgens deze uitvinding werd ook een uitvoeringsvorm ontwikkeld waarmee de onnodige verdere vervorming door het tweede deel (15) van de tweede geleidingsflank (14, 15) wordt vermeden. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de figuren 7 tot 12 die dezelfde situaties tonen als op de figuren 1 tot 6.
Om de bijkomende vervorming door het tweede deel (15) van de geleidingsflank te vermijden moet dit flankdeel (15) nagenoeg evenwijdig lopen aan de bewegingsrichting (V) van de haak (3).
Om ervoor te zorgen dat het einddeel (6) van het selectie-element (1) gedurende het volledige traject van de verdere beweging over dit flankdeel (15) kan verschuiven voorziet men een naar de geleidingsflank (14, 15) gericht uitsteeksel (19) aan het einddeel (6) van het selectie-element (1). Het uitsteeksel (19) wordt gevormd doordat het selectie-element (1) naar het vrije uiteinde toe van de selector weg wordt omgebogen om dan met het laatste eindgedeelte terug schuin naar de selector (2) toe te lopen. Het uitsteeksel wordt gevormd door het naar de geleidingsflanken (13), (14,15) gerichte materiaal in de aldus gevormde bocht.
Op figuur 10 is op de met een pijl (P) aangewezen plaats te zien dat een zich langs de flank (15) uitstrekkend randgedeelte van de haak (3) zich in de inhaakopening (7) van het selectie-element (1) bevindt als het einddeel (6) voorzien van het uitsteeksel (19) over deze geleidingsflank (15) verschuift. De plaats, de vorm en de grootte van de inhaakopening (7) zijn zo bepaald dat de randen van de opening (7) op geen enkel ogenblik in contact kunnen komen met het materiaal van de haak (3). Dit om materiaalafhame of slijtage te vermijden.
Op de figuren 13 tot 15 worden telkens vier op een vaste hoogte bevestigde selectie-elementen (la), (lb), (lc), (ld) van eenzelfde gaapvormingsinrichting getoond op eenzelfde tijdstip in samenwerking met een respectievelijke selector (2a), (2b),(2c),(2d) en een respectievelijke haak (3a),(3b),(3c),(3d) met geleidingsflanken (13, 14, 15).
Op elk van de figuren 13, 14 en 15 worden deze vier selectie-elementen (la),(lb), (lc) ,(ld) voorgesteld op een ander (volgend) tijdstip van de beweging. Door onderlinge verschillen in opstelling, afmetingen, krachtinwerkingen, ... zijn de selectie-elementen ( 1 a),( 1 b),( 1 c),( 1 d) op hetzelfde tijdstip van de beweging echter niet in dezelfde positie ten aanzién van de geleidingsflanken (13, 14, 15) en dus ook niet gelijk gepositioneerd ten aanzien van de aanslag (4). Zo is het meest linkse selectie-element (la) op het tijdstip van figuur 13 nog niet in contact met de haak (3a) terwijl dit op hetzelfde tijdstip wel het geval is voor de andere drie selectie-elementen (lb),(lc),(ld) van figuur 13.
Zo ziet men ook dat het meest rechtse selectie-element (ld) op het tijdstip van figuur 14 reeds in contact is met de aanslag (4), terwijl dit voor de andere selectie-elementen (la), (lb), (lc) op dat tijdstip nog niet het geval is.
Alle selectie-elementen worden gedurende de verdere beweging na het tijdstip van figuur 14 verder vervormd door de geleidingsflanken (13), (14) totdat ze allemaal tegen hun respectievelijke aanslag (4) zijn gebracht op het tijdstip van figuur 15. Aangezien het meest rechtse selectie-element (ld) op het tijdstip van figuur 14 reeds in contact was met de aanslag (4), wordt dit selectie-element (1) overgepresenteerd gedurende zijn verdere verplaatsing door het eerste deel (14) van de tweede geleidingsflank (14, 15).
Aangezien het tweede deel (15) van deze tweede geleidingsflank (14, 15) evenwijdig loopt aan de bewegingsrichting (V), worden de selectie-elementen (la), (lb), (lc), (ld) niet verder vervormd door dit flankdeel (15).
Op de figuren 16 tot 19 wordt, bij de hoger beschreven uitvoering van een vast bevestigd selectie-element (1) in samenwerking met een elektromagnetische selector (2) en een haak (3) met geleidingsvlakken (13,14,15), de aanslag (4) voorzien op in verschillende posities op de selector. In de op figuur 16 getoonde uitvoeringsvorm bevindt de aanslag (4) zich in een centrale positie tussen de dwarsvlakken (A),(B) die de zone van de pooloppervlakken (10) begrenzen. Op figuren 17 en 18 is dit respectievelijk een positie nabij het bovenste (A) en het onderste dwarsvlak (B), terwijl op figuur 19 wordt getoond dat deze positie zich ook buiten de ruimte tussen de genoemde dwarsvlakken (A),(B) kan bevinden.
Op figuren 20 en 21 wordt een selectie-element (1) voorgesteld dat het bovenste gedeelte is van een door een mes (niet voorgesteld) tussen geleidingsmiddelen (36), (37) op en neer beweegbare haak, in samenwerking met een elektromagnetische selector (2) en een op een vaste hoogte bevestigd inhaakmiddel (21). Op figuur 20 is de aanslag (4) op de selector voorzien. Op figuur 21 is de aanslag (4) op het selectie-element (1) voorzien.
Het selectie-element (1) heeft een inhaakopening (23), terwijl het inhaakmiddel (21) een haakvormig uitsteeksel (22) omvat. Het selectie-element (1) kan door (niet voorgestelde) presenteermiddelen in de richting van de selector (2) geduwd worden tot in een presenteerstand. In het geval van figuur 20 ligt het selectie-element (1) dan tegen de aanslag (4). In het geval van figuur 21 ligt de aanslag (4) van het selectie-element tegen de selector (2). Het haakvormig uitsteeksel (22) bevindt zich dan in beide gevallen in de inhaakopening (23).
Een selectie-element (1) dat door de selector (2) is aangetrokken zal gedurende zijn neerwaartse beweging vasthaken op het haakvormig uitsteeksel (22). Een selectie-element (1) dat niet door de selector (2) is aangetrokken zal terugveren naar zijn oorspronkelijke positie waarbij het haakvormig uitsteeksel (22) zich niet meer in de inhaakopening (23) bevindt en zal gedurende de neerwaartse beweging van het mes (niet voorgesteld) mee naar beneden bewegen.
Op figuren 22 en 23 wordt een op een vaste hoogte bevestigd selectie-element (1) voorgesteld in samenwerking met een op en neer beweegbare haak (3) en een elektromagnetische selector (2). In de uitvoeringsvorm van figuur 22 is de aanslag (4) op de selector (2) voorzien. Op de uitvoeringsvorm van figuur 23 is de aanslag (4) op het selectie-element (1) voorzien. Het selectie-element (1) heeft een inhaakopening (7), terwijl de haak (3) een haakvormige kop (24) omvat. Het selectie-element (1) kan door (niet voorgestelde) presenteermiddelen in de richting van de selector (2) geduwd worden tot in een presenteerstand. In het geval van figuur 22 ligt het selectie-element (1) dan tegen de aanslag (4). In het geval van figuur 23 ligt de aanslag (4) van het selectie-element dan tegen de selector (2). De haakvormige kop (24) bevindt zich dan in beide gevallen niet in de inhaakopening (7).
Als het selectie-element (1) door de selector (2) aangetrokken is zal de haak (3) niet kunnen inhaken in de inhaakopening (7) en gedurende zijn neerwaartse beweging met het mes worden meegenomen. Als het selectie-element (1) niet door de selector (2) aangetrokken is zal het terugveren naar een positie waarbij het haakvormig uitsteeksel (24) zich in de inhaakopening (7) bevindt. Gedurende de neerwaartse beweging van het mes (niet voorgesteld) zal de haakvormige kop (24) inhaken in de inhaakopening (7) en zal de haak (3) op een vaste hoogte gehouden worden. Daarbij steunt de haakvormige kop (24) op de onderste rand (7a) van de inhaakopening (7).
Op figuur 24 wordt een selectie-element (1) voorgesteld in samenwerking met een elektromagnetische selector (2) en een op en neer beweegbare haak (3) met geleidingsflanken (13), (14, 15), zoals eerder werd beschreven met verwijzing naar figuren 1 tot 12. Het selectie-element (1) van de uitvoeringsvorm volgens figuur 24 is bevestigd aan een fixeerelement (25) dat door middel van een bout (26) bevestigd is aan het chassis (27) van de jacquardmachine. De krachten die door de kettingdraden en de terugtrekveren op de haken (3) worden uitgeoefend worden via de selectie-elementen (1) overgebracht op een chassisonderdeel (27), en niet op de selector (2) of een ander onderdeel van de selectie-inrichting.
Men kan in de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding eenheden (28) voorzien die meerdere selectie-elementen (28a -28f) omvatten. Zo kan men uit eenzelfde stuk plaatvormig materiaal een aantal naast elkaar liggende selectie-elementen vormen. Een dergelijk ééndelig component (28) met zes selectie-elementen (28a),(28b),(28c),(28d),(28e),(28f) wordt voorgesteld op figuren 25 tot 28.
De zes selectie-elementen zijn uitgevoerd met drie verschillende lengtes zodat de selectie-elementen gedurende eenzelfde weefcyclus op verschillende tijdstippen in contact komen met hun respectievelijke presenteermiddelen. Het in de tijd spreiden van dit ogenblik van contact reduceert lawaaihinder en trillingen in de onderdelen van de inrichting.
Voor de verschillende selectie-elementen (28a)-(28f) van een eenheid zijn ook de respectievelijke onderste randen (7a) van de inhaakopeningen (7) op drie verschillende niveaus voorzien. Hierdoor zullen de bij deze selectie-elementen horende haken gedurende eenzelfde weefcyclus op verschillende tijdstippen inhaken in deze inhaakopeningen (7). Het contact tussen de haakvormige randen of uitsteeksels van de haken en de onderste randen (7 a) van de inhaakopeningen (7) wordt dus ook in de tijd gespreid, hetgeen lawaaihinder en trillingen verder reduceert.
Er zijn naast elkaar twee reeksen selectie-elementen (28a-28c),(28d-28f) voorzien met in elke reeks achtereenvolgens een eerste selectie-element (28a), (28d) waarvan de lengte het kortst is en waarvan de rand (7a) zich op het hoogste niveau bevindt, een tweede selectie-element (28b), (28e) dat iets langer is en waarvan de rand (7a) zich lager bevindt in vergelijking met het eerste selectie-element, en een derde selectie-element (28c),(28f) dat nog langer is en waarvan de rand (7a) zich lager bevindt in vergelijking met het tweede selectie-element. Op figuren 27 en 28 zijn de drie verschillende lengtes het duidelijkst te zien.
Elke eenheid (28) bestaat uit zes naast elkaar in eenzelfde vlak geplaatste selectie-elementen (28a)-(28f) die aan hun bovenste uiteinde een gemeenschappelijk brugdeel (29) hebben waardoor ze één geheel vormen. In dit brugdeel (29) zijn openingen (30) voorzien voor de bevestiging van de eenheid (28) aan een vast onderdeel van de gaapvormingsinrichting.
Op de selectie-elementen (1) kan men vijf verschillende zones (a-e) onderscheiden: - een stijve zone (a) in de omgeving van het uiteinde dat vast bevestigd moet worden, in dit geval het brugdeel (29); - een eerste flexibele zone (b) die een lagere stijfheid heeft dan de stijve zone (a), en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de reactiesnelheid van het selectie-element bij het aansturen van de bijhorende selector om het selectie-element in de vervormde of de onvervormde stand te brengen; - een magnetisch beïnvloedbare zone (c) met een grotere stijfheid dan de eerste flexibele zone (b); - een tweede flexibele zone (d) die voorbij de magnetisch beïnvloedbare zone (c) gelegen is, en die een kleinere stijfheid heeft dan de magnetisch beïnvloedbare zone (c), en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de hoeveelheid energie die vereist is om een tegen een aanslag (4) aanliggend selectie-element (28a)-(28f) verder in de richting van de selector (2) te vervormen; en - een eindzone (e) aan het vrije uiteinde waar een onder een stompe hoek omgebogen einddeel (6) een contactoppervlak voor de presenteermiddelen vormt.
De op de figuren 29 en 30 voorgestelde uitvoeringsvorm omvat een flexibel en elastisch vervormbaar selectie-element (1) dat het bovenste gedeelte is van een op en neer beweegbare haak in samenwerking met een elektromagnetische selector (2) en op een vaste hoogte voorziene inhaak- en presenteermiddelen. In de uitvoeringsvorm volgens figuur 29 is het presenteermiddel (3) op een vaste hoogte bevestigd, en zijn de inhaakmiddelen in hetzelfde onderdeel (3) geïntegreerd. Een haakvormige rand (30) fungeert er als inhaakmiddel, terwijl de geleidingsflanken (31), (32) voor de presentatie van het selectie-element (1) zorgen. Het selectie-element (1) omvat een inhaakopening (33) en een bovenste vrij uiteinde waaraan een naar de geleidingsflanken (31), (32) gericht uitsteeksel (19) is voorzien en een einddeel (6) dat onder een stompe hoek omgebogen is en schuin van deze geleidingsflanken (31),(32) weg gericht is.
Als het selectie-element (1) door de selector (2) wordt aangetrokken kan het niet met de inhaakopening (33) inhaken op de haakvormige rand (30) en beweegt de haak mee met het neerwaarts bewegende mes. Wordt het detectie-element (1) niet aangetrokken door de selector (2), dan kan het wel op deze rand (30) inhaken.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 30 heeft het vast bevestigde presenteermiddel (3) een doorlopende geleidingsflank (34) en omvat het geen inhaakmiddelen. De inhaakmiddelen, in de vorm van een haakvormig uitsteeksel (36), zijn immers voorzien op een afzonderlijk onderdeel (35) dat eveneens op een vaste hoogte bevestigd is.
Bij aantrekking van het selectie-element (1) zal het selectie-element met de inhaakopening (33) inhaken op het haakvormig uitsteeksel (36) zodat de haak op een vaste hoogte wordt gehouden. Als het selectie-element (1) niet wordt aangetrokken zal het niet inhaken op het uitsteeksel (36) en met het neerwaarts bewegende mes mee bewegen.

Claims (25)

1. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine omvattende een aantal elastisch vervormbare selectie-elementen (1); (28a)-(28f) waarvan elk selectie-element (1); (28a)-(28f) naar keuze in een onvervormde stand of in een vervormde stand kan geplaatst worden om de positie van minstens één kettingdraad te bepalen, een aantal elektromagnetische selectoren (2) die aanstuurbaar zijn om elk selectie-element (1) in opeenvolgende weefcycli in één van de genoemde standen te plaatsen of te houden, zodat de kettingdraden in overeenstemming met een vooraf bepaald weefpatroon worden gepositioneerd, en presenteermiddelen (3) die voorzien zijn om in elke weefcyclus op een aantal onvervormde selectie-elementen (1) een mechanische kracht uit te oefenen waardoor deze selectie-elementen (1) in de richting van een bijhorende selector (2) worden vervormd, met het kenmerk dat de presenteermiddelen (3) voorzien zijn om de selectie-elementen (1); (28a)-(28f) mechanisch te vervormen tot in een presenteerstand waarbij ze door een aanslag (4) op een afstand van een bijhorende selector (2) verwijderd gehouden worden.
2. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting minstens één op en neer beweegbaar mes omvat en een aantal gaapvormingselementen (3) die in opeenvolgende weefcycli door een mes kunnen meegenomen worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen, dat elk selectie-element (1) op een vaste hoogte opgesteld is en voorzien is om een bijhorend gaapvormingselement (3) op een vaste hoogte te weerhouden, en dat elk selectie-element (1) voorzien is om in de ene stand het bijhorende gaapvormingselement (3) op een vaste hoogte te weerhouden en in de andere stand dit gaapvormingselement (3) niet te weerhouden en met een mes te laten meebewegen.
3. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting minstens één op en neer beweegbaar mes omvat, dat elk selectie-element (1) deel uitmaakt van een gaapvormingselement (3) dat in opeenvolgende weefcycli door een mes kan meegenomen worden om de positie van één of meerdere kettingdraden te wijzigen, en dat elk gaapvormingselement (3) voorzien is om in de ene stand van het selectie-element (1) op een vaste hoogte weerhouden te worden en om in de andere stand van het selectie-element (1) door een mes meegenomen te worden.
4. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de respectievelijke selectoren (2) voorzien zijn van een aanslag (4) met een naar een bijhorend selectie-element (1) gericht contactoppervlak, zodat elk selectie-element (1), wanneer het in de presenteerstand is geplaatst, tegen het contactoppervlak van een aanslag (4) van een bijhorende selector (2) aanligt en hierdoor op een afstand van een pooloppervlak (10) van deze selector (2) wordt gehouden.
5. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, volgens een van de conclusies 1 tot 3 met het kenmerk dat de respectievelijke selectie-elementen (1) voorzien zijn van een aanslag (4) met een naar de bijhorende selector (2) gericht contactoppervlak, zodat elk selectie-element (1), wanneer het in de presenteerstand is geplaatst, met het contactoppervlak van zijn aanslag (4) tegen een bijhorende selector (2) aanligt en hierdoor op een afstand van een pooloppervlak (10) van deze selector wordt gehouden.
6. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat elke selector (2) één of meerdere krachtleverende pooloppervlakken (10) omvat, dewelke zich uitstrekken in een poolzone die begrensd is door twee evenwijdige dwarsvlakken (A), (B), en dat elke aanslag (4) zo geplaatst is dat zijn contactoppervlak zich in de ruimte tussen de genoemde dwarsvlakken (A, B) bevindt.
7. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de conclusies 4 tot 6 met het kenmerk dat elke aanslag (4) zo geplaatst is dat zijn contactoppervlak zich in een middendeel van de genoemde ruimte bevindt, waarbij dit middendeel centraal tussen de genoemde dwarsvlakken (A, B) ligt en begrensd wordt door twee evenwijdige grensvlakken (C, D) met een tussenafstand (w/2) die de helft is van de tussenafstand (w) tussen deze dwarsvlakken (A, B).
8. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, volgens een van de conclusies 4 tot 7 met het kenmerk dat het contactoppervlak van de aanslag (4) een hoofdzakelijk convex gebogen oppervlak is.
9. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat elk selectie-element (1) aan het ene uiteinde (11) met een onderdeel (12) van de gaapvormingsinrichting verbonden is terwijl het andere uiteinde vrij is, dat elk selectie-element (1) een magnetisch beïnvloedbare zone (c) omvat die zich in de presenteerstand hoofdzakelijk uitstrekt tegenover de zone van de bijhorende selector (2) waarin de pooloppervlakken (10) zich uitstrekken, en dat elk selectie-element (1) tussen de magnetisch beïnvloedbare zone (c) en het vrije uiteinde een flexibele zone (d) omvat met een stijfheid die kleiner is dan de stijfheid van de magnétisch beïnvloedbare zone (c).
10. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens conclusie 9 met het kenmerk dat elk selectie-element vanaf het ene tot het andere uiteinde de volgende zones omvat: a. een stijve zone (a) in de omgeving van het ene uiteinde; b. een eerste flexibele zone (b) die een lagere stijfheid heeft dan de stijve zone (a), en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de reactiesnelheid van het selectie-element (1) bij het aansturen van de bijhorende selector (2) om het selectie-element in de vervormde of de on vervormde stand te brengen; c. een magnetisch beïnvloedbare zone (c) met een grotere stijfheid dan de eerste flexibele zone (b); d. een tweede flexibele zone (d) die voorbij de magnetisch beïnvloedbare zone (c) gelegen is en een kleinere stijfheid heeft dan de magnetisch beïnvloedbare zone (c), en waarvan de flexibiliteit bepalend is voor de hoeveelheid energie die vereist is om een tegen een aanslag (4) aanliggend selectie-element (1) verder in de richting van de selector (2) te vervormen; en e. een eindzone (e) aan het vrije uiteinde waar een einddeel (6) een contactoppervlak voor de presenteermiddelen (3) vormt.
11. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat elk selectie-element (1) aan het ene uiteinde (11) met een onderdeel (12) van de gaapvormingsinrichting verbonden is terwijl het andere uiteinde vrij is, dat het presenteermiddel (3) en het selectie-element (1) onderling beweegbaar zijn volgens de lengterichting van het selectie-element (1), dat het presenteermiddel (3) minstens één eerste geleidingsflank (13),(31) omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element (1) gedurende de beweging in contact komt met de geleidingsflank (13),(31) en gedurende de verdere beweging deze geleidingsflank volgt, zodat het vrije uiteinde in een zijwaartse richting wordt geduwd en het selectie-element (1) vervormd wordt.
12. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens conclusie 11 met het kenmerk dat het presenteermiddel (3) een tweede geleidingsflank (14,15), (32) omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element (1) gedurende de verdere beweging voorbij de eerste geleidingsflank (13),(31) in contact komt met deze tweede geleidingsflank (14,15),(32) en deze tweede geleidingsflank volgt zodat het selectie-element (1) eerst verder naar de selector (2) wordt geduwd en verder wordt vervormd en vervolgens gedurende de verdere beweging nagenoeg dezelfde vervorming behoudt.
13. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens conclusie 12 met het kenmerk dat het selectie-element (1) aan de naar de geleidingsflanken (13),(14),(15),(31),(32) gerichte zijde een uitsteeksel (19) omvat, zodat enkel het uitsteeksel (19) gedurende de beweging in contact komt met de eerste (13),(31) en/of de tweede geleidingsflank (14,15),(32) en over het oppervlak van deze flank verschuift.
14. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens conclusie 12 of 13 met het kenmerk dat minstens een deel (15) van de tweede geleidingsflank (14,15),(32) nagenoeg evenwijdig is aan de richting van de relatieve beweging tussen het selectie-element (1) en het presenteermiddel (3).
15. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de conclusies 11 tot 14 met het kenmerk dat het selectie-element (1) in de nabijheid van het vrije uiteinde een opening (7) omvat, zodat, wanneer het uiteinde van het selectie-element (1) in contact is met een geleidingsflank (13),(14),(15), (31),(32) van het presenteermiddel, een randgedeelte van het presenteermiddel (3) dat zich tussen deze contactplaats en het begin van de geleidingsflank uitstrekt, zich in de genoemde opening (7) bevindt.
16. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de conclusies 11 tot 15 met het kenmerk dat elk selectie-element (1) aan zijn vrije uiteinde een volgens een stompe hoek omgebogen en naar het verticaal vlak van de selector (2) toe lopend einddeel (6) omvat.
17. Gaapvormingsinrichting voor een weefinachine volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting minstens één eenheid (28) omvat die minstens twee selectie-elementen (28a), (28b),(28c),(28d),(28e),(28f) omvat die zich vanaf hun vrije uiteinde naast elkaar uitstrekken en aan het andere uiteinde met elkaar verbonden zijn, bij voorkeur doordat ze als een geheel met een gemeenschappelijk brugdeel (29) zijn uitgevoerd.
18. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de selectie-elementen (1); (28a)-(28f) en hun bijhorende presenteermiddelen (3) zo voorzien zijn dat er minstens twee groepen (28a,28d); (28b,28e); (28c,28f) kunnen onderscheiden worden, waarbij het tijdstip waarop de selectie-elementen van een groep in contact komen met hun respectievelijke presenteermiddelen (3) verschilt van het tijdstip waarop de selectie-elementen van de andere groep(en) in contact komen met hun respectievelijke presenteermiddelen.
19. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting een aantal gaapvormingselementen (3) omvat met bijhorende inhaakmiddelen (7) die voorzien zijn om de gaapvormingselementen (3) op een vaste hoogte te weerhouden, en dat deze gaapvormingselementen (3) en inhaakmiddelen (7) zo voorzien zijn dat er minstens twee groepen kunnen onderscheiden worden, waarbij het tijdstip waarop de gaapvormingselementen van een groep inhaken op hun respectievelijke inhaakmiddelen verschilt van het tijdstip waarop de gaapvormingselementen van de andere groep(en) inhaken op hun respectievelijke inhaakmiddelen.
20. Werkwijze voor het door middel van elektromagnetische selectoren (2) bepalen van de stand van elastisch vervormbare selectie-elementen (1); (28a)-(28f) van een gaapvormingsinrichting voor een weefmachine, waarbij elk selectie- element naar keuze in een onvervormde stand of in een vervormde stand kan geplaatst of gehouden worden om de positie van minstens één kettingdraad te bepalen, en waarbij in opeenvolgende weefcycli, de onvervormde selectie-elementen (1); (28a)-28f) onder invloed van een mechanische kracht vervormd worden in de richting van een bijhorende selector (2), en de selecteren (2) aangestuurd worden om op een aantal van de selectie-elementen (1); (28a)-(28f) een magnetische kracht uit te oefenen om deze selectie-elementen in de vervormde stand te plaatsen of te houden, met het kenmerk dat de onvervormde selectie-elementen (1); (28a)-(28f) mechanisch vervormd worden tot in een presenteerstand waarbij elk selectie-element door een aanslag (4) op een afstand van een bijhorende selector (2) verwijderd gehouden wordt.
21. Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine omvattende minstens één elastisch vervormbaar of roteerbaar bevestigd selectie-element (1); (28a)-(28f) met een vrij uiteinde, en een positioneermiddel (3) om het selectie-element naar een vervormde of geroteerde stand te brengen, waarbij het positioneermiddel en het selectie-element onderling beweegbaar zijn volgens de lengterichting van het selectie-element, en waarbij het positioneermiddel minstens één geleidingsflank (13),(14,15),(31),(32), (34) omvat die zo voorzien is dat het vrije uiteinde van het selectie-element gedurende de genoemde beweging met de geleidingsflank in contact komt en gedurende de verdere beweging deze flank volgt, zodat het selectie-element in een vervormde of geroteerde stand wordt gebracht of gehouden, met het kenmerk dat het selectie-element aan de naar de geleidingsflank(en) gerichte zijde een uitsteeksel (19) omvat, zodat enkel het uitsteeksel (19) gedurende de beweging in contact komt met de geleidingsflank en over het oppervlak van deze flank verschuift.
22. Gaapvormingsinrichting voor een weefinachine volgens conclusie 21 met het kenmerk dat het positioneermiddel (3) een eerste (13), (31) en een tweede geleidingsflank (14,15), (32) omvat die zo voorzien zijn - dat het vrije uiteinde van het selectie-element (1); (28a)-(28f) gedurende de genoemde beweging eerst met de eerste geleidingsflank (13),(31) in contact komt en deze flank volgt, zodat het vrije uiteinde in zijwaartse richting wordt geduwd en het selectie-element in een vervormde of geroteerde stand wordt gebracht, en - dat het vrije uiteinde van het selectie-element (1); (28a)-(28f) gedurende de verdere beweging vervolgens met de tweede geleidingsflank (14,15),(32) in contact komt en deze tweede geleidingsflank volgt zodat het selectie-element eerst verder vervormt of roteert en vervolgens gedurende de verdere beweging nagenoeg in dezelfde vervormde of geroteerde stand wordt gehouden.
23. Gaapvormingsinrichting voor een weefinachine volgens conclusie 22 met het kenmerk dat minstens een deel (15) van de tweede geleidingsflank (14,15) nagenoeg evenwijdig is aan de richting van de relatieve beweging tussen het selectie-element (1); (28a)-(28f) en het positioneermiddel (3).
24. Gaapvormingsinrichting voor een weefinachine volgens een van de conclusies 21 tot 23 met het kenmerk dat het selectie-element (1); (28a)-(28f) in de nabijheid van het einddeel (6) een opening (7) omvat die zo voorzien is dat, wanneer het uitsteeksel (19) aan het selectie-element in contact is met een geleidingsflank van het positioneermiddel, een randgedeelte van het positioneermiddel dat zich tussen deze contactplaats en het begin van de geleidingsflank uitstrekt, zich in de genoemde opening (7) bevindt.
25. Gaapvoraiingsinrichting voor een weefinachine volgens een van de conclusies 21 tot 24 met het kenmerk dat het selectie-element (1); (28a)-(28f) aan het vrije uiteinde een volgens een stompe hoek omgebogen en van de geleidingsflanken weg gericht einddeel (6) omvat.
BE2010/0748A 2010-12-21 2010-12-21 Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine. BE1019710A3 (nl)

Priority Applications (14)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0748A BE1019710A3 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
US13/996,962 US9091001B2 (en) 2010-12-21 2011-12-21 Shed-forming device for a weaving machine
EP11799239.6A EP2655711B1 (en) 2010-12-21 2011-12-21 Shed-forming device for a weaving machine
TR2019/05812T TR201905812T4 (tr) 2010-12-21 2011-12-21 Bir dokuma makinesine yönelik ağızlık-oluşturma cihazı.
ES19155127T ES2883636T3 (es) 2010-12-21 2011-12-21 Dispositivo de formación de calada para una máquina de tejer
PL11799239T PL2655711T3 (pl) 2010-12-21 2011-12-21 Urządzenie formujące przesmyk dla maszyny tkackiej
ES11799239T ES2721175T3 (es) 2010-12-21 2011-12-21 Dispositivo de formación de calada para una máquina de tejer
PT191551274T PT3495537T (pt) 2010-12-21 2011-12-21 Dispositivo de formação de entrelaçamentos de fios para uma máquina de tecelagem
EP19155127.4A EP3495537B1 (en) 2010-12-21 2011-12-21 Shed-forming device for a weaving machine
CN201180061289.2A CN103547721B (zh) 2010-12-21 2011-12-21 用于织机的梭口形成设备
PL19155127T PL3495537T3 (pl) 2010-12-21 2011-12-21 Urządzenie do formowania przesmyku tkackiego dla krosna
PCT/EP2011/006456 WO2012084213A2 (en) 2010-12-21 2011-12-21 Shed-forming device for a weaving machine
PT11799239T PT2655711T (pt) 2010-12-21 2011-12-21 Dispositivo para formação de entrelaçamentos de fios para uma máquina de tecelagem
US14/740,777 US9498564B2 (en) 2010-12-21 2015-06-16 Shed-forming device for a weaving machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0748A BE1019710A3 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
BE201000748 2010-12-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019710A3 true BE1019710A3 (nl) 2012-10-02

Family

ID=44534786

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0748A BE1019710A3 (nl) 2010-12-21 2010-12-21 Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.

Country Status (9)

Country Link
US (2) US9091001B2 (nl)
EP (2) EP3495537B1 (nl)
CN (1) CN103547721B (nl)
BE (1) BE1019710A3 (nl)
ES (2) ES2883636T3 (nl)
PL (2) PL3495537T3 (nl)
PT (2) PT2655711T (nl)
TR (1) TR201905812T4 (nl)
WO (1) WO2012084213A2 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1019710A3 (nl) 2010-12-21 2012-10-02 Wiele Michel Van De Nv Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
BE1021506B1 (nl) * 2012-11-19 2015-12-03 Nv Michel Van De Wiele Module geschikt voor inbouw in een jaquardmachine
EP3112509A1 (en) * 2015-07-02 2017-01-04 NV Michel van de Wiele Connecting member for connecting elements of a shed forming mechanism for a weaving machine with each other
CN111089990A (zh) * 2019-12-25 2020-05-01 奥士康科技股份有限公司 一种三头测试针
IT202000014749A1 (it) * 2020-06-19 2021-12-19 Textilma Ag Gruppo attuatore per una macchina tessile

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1992016678A1 (de) * 1991-03-13 1992-10-01 Textilma Ag Fachbildevorrichtung für eine textilmaschine
WO1992016680A1 (en) * 1991-03-21 1992-10-01 Bonas Machine Company Limited Heald retention device

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4116164A1 (de) 1991-03-13 1992-09-17 Textilma Ag Fachbildevorrichtung fuer eine textilmaschine
FR2691481A1 (fr) * 1992-05-25 1993-11-26 Staubli Verdol Crochet mobile de dispositif de formation de la foule.
DE4429765A1 (de) * 1993-10-19 1996-02-29 Grosse Webereimaschinen Gmbh Platinenantriebseinrichtung für Jacquardmaschine
DE69517107T2 (de) * 1994-06-22 2000-12-21 Wiele Michel Van De Nv Vorrichtung zur Fachbildungsmechanismenwahl durch Biegeelemente
BE1009730A3 (nl) * 1995-10-27 1997-07-01 Wiele Michel Van De Nv Gaapvormingsinrichting voor de selectie van gaapvormingsmiddelen met behulp van piezo-elektrische elementen.
BE1010134A3 (nl) * 1996-04-10 1998-01-06 Wiele Michel Van De Nv Gaapvormingsinrichting voor een textielmachine.
FR2752246B1 (fr) * 1996-08-06 1998-10-09 Staubli Lyon Procede et dispositif de selection des crochets mobiles d'un mecanisme de formation de la foule et metier a tisser du type jacquard
BE1013788A3 (nl) * 2000-10-25 2002-08-06 Wiele Michel Van De Nv Takelloze gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
CN201567410U (zh) * 2009-12-17 2010-09-01 营口惠邦机械有限公司 单动式中开口电子提花龙头选针装置
BE1019154A5 (nl) * 2010-01-15 2012-04-03 Wiele Michel Van De Nv Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine.
CN101858004B (zh) * 2010-06-23 2011-06-29 浙江理工大学 电子提花机的选针装置
BE1019710A3 (nl) 2010-12-21 2012-10-02 Wiele Michel Van De Nv Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1992016678A1 (de) * 1991-03-13 1992-10-01 Textilma Ag Fachbildevorrichtung für eine textilmaschine
WO1992016680A1 (en) * 1991-03-21 1992-10-01 Bonas Machine Company Limited Heald retention device

Also Published As

Publication number Publication date
WO2012084213A2 (en) 2012-06-28
WO2012084213A3 (en) 2013-09-26
EP3495537A1 (en) 2019-06-12
US9498564B2 (en) 2016-11-22
US9091001B2 (en) 2015-07-28
PT3495537T (pt) 2021-08-11
EP3495537B1 (en) 2021-07-07
PL2655711T3 (pl) 2019-09-30
US20130291996A1 (en) 2013-11-07
EP2655711B1 (en) 2019-03-13
CN103547721A (zh) 2014-01-29
CN103547721B (zh) 2016-09-07
EP2655711A2 (en) 2013-10-30
US20150275405A1 (en) 2015-10-01
ES2883636T3 (es) 2021-12-09
PT2655711T (pt) 2019-05-22
ES2721175T3 (es) 2019-07-29
PL3495537T3 (pl) 2021-11-29
TR201905812T4 (tr) 2019-05-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019710A3 (nl) Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
BE1014721A5 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van weefsels met poollussen.
EP0119787B1 (en) Heald control apparatus
US3499473A (en) Jacquard machine with electromagnetically controlled healds
JP3568635B2 (ja) たわみ素子手段により複数の開口装置の選択を行うための機構
RU2261945C2 (ru) Устройство для образования кромки, выполненной перевивочным переплетением
BE1017367A4 (nl) Weefmachine voor het weven van poolweefsels, en set van minstens twee afstandshouders voorzien om naast elkaar gemonteerd te worden in een weefmachine voor het weven van poolweefsels.
CN100362156C (zh) 横机上的磁力式选针装置
BE1019154A5 (nl) Selectie-inrichting voor de gaapvormingsinrichting van een weefmachine.
BE1013788A3 (nl) Takelloze gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
US20170167059A1 (en) Shed forming device for a weaving machine
EP0330624A2 (en) Double-doffing weaving machine provided with improved lifter driving devices
US5782272A (en) Piezoelectric shed selecting device
BE1025414B1 (nl) Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine
EP0982419B1 (en) Shed-forming mechanism for jacquard machines
JP5326149B1 (ja) 電子ジャカード機
JP5723937B2 (ja) 修正された力‐変位特性を有するリレー
EP0808925B1 (en) Heald control mechanism
CN102099518B (zh) 提花机的针钩的选针和引导主体
JP4747308B1 (ja) ジャカード機用横針装置
US6851456B2 (en) Weaving machine for the manufacture of leno cloths
EP0612873A1 (en) Retention mechanism
WO2002048439A1 (fr) Selecteur d'aiguilles de mecanique jacquard

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20221231