BE1019424A5 - Liftsysteem voor een steiger. - Google Patents

Liftsysteem voor een steiger. Download PDF

Info

Publication number
BE1019424A5
BE1019424A5 BE2010/0442A BE201000442A BE1019424A5 BE 1019424 A5 BE1019424 A5 BE 1019424A5 BE 2010/0442 A BE2010/0442 A BE 2010/0442A BE 201000442 A BE201000442 A BE 201000442A BE 1019424 A5 BE1019424 A5 BE 1019424A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
scaffolding
lift
guide
beams
unit
Prior art date
Application number
BE2010/0442A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Keersmaekers Marc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE2010/0442A priority Critical patent/BE1019424A5/nl
Application filed by Keersmaekers Marc filed Critical Keersmaekers Marc
Priority to ES11719996.8T priority patent/ES2556902T3/es
Priority to HUE11719996A priority patent/HUE025649T2/en
Priority to AU2011279563A priority patent/AU2011279563B2/en
Priority to PCT/BE2011/000012 priority patent/WO2012006689A1/en
Priority to DK11719996.8T priority patent/DK2563991T3/en
Priority to US13/810,440 priority patent/US9580919B2/en
Priority to PL11719996T priority patent/PL2563991T3/pl
Priority to EP11719996.8A priority patent/EP2563991B1/en
Priority to CA2805655A priority patent/CA2805655C/en
Priority to PCT/BE2011/000048 priority patent/WO2012006694A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1019424A5 publication Critical patent/BE1019424A5/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66BELEVATORS; ESCALATORS OR MOVING WALKWAYS
    • B66B9/00Kinds or types of lifts in, or associated with, buildings or other structures
    • B66B9/16Mobile or transportable lifts specially adapted to be shifted from one part of a building or other structure to another part or to another building or structure
    • B66B9/187Mobile or transportable lifts specially adapted to be shifted from one part of a building or other structure to another part or to another building or structure with a liftway specially adapted for temporary connection to a building or other structure
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/18Scaffolds primarily resting on the ground adjustable in height
    • E04G1/20Scaffolds comprising upright members and provision for supporting cross-members or platforms at different positions therealong
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/18Scaffolds primarily resting on the ground adjustable in height
    • E04G1/22Scaffolds having a platform on an extensible substructure, e.g. of telescopic type or with lazy-tongs mechanism
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/24Scaffolds primarily resting on the ground comprising essentially special base constructions; comprising essentially special ground-engaging parts, e.g. inclined struts, wheels

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Movable Scaffolding (AREA)

Abstract

Een liftsysteem voor gebruik in een steigerkolom van een steiger, de steigerkolom omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak gedefinieerd zijnde door twee stellen van telkens vier liggers die gelijke rechthoeken vormen die zich in hoofdzaak in horizontale vlakken bevinden en die door middel van staanders aan hun corresponderende hoeken met elkaar verbonden zijn, het liftsysteem omvattende; - een lifteenheid; - een frame dat ingericht is om gemonteerd te worden aan een deel van de steiger en dat ingericht is om intern aan de steigerkolom een hijsmiddel te dragen; en - een hijsmiddel dat aan een eerste uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met het frame en aan een tweede uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met de lifteenheid, en dat ingericht is om het stijgen of dalen van de lifteenheid in de steiger aan te sturen; en werkwijzen voor gebruik van het liftsysteem.

Description

Liftsysteem voor een steiger
Beschrijving
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het vakgebied van steigers.
Achtergrond
Amerikaans octrooi US 4,809,814 beschrijft een stelling bestaande uit een paar op een afstand van elkaar opgestelde vakwerktorens. Een verticaal verplaatsbaar werkplatform is aangebracht rondom de torens, en kan stijgen en dalen door zich vast te haken aan verschillende niveaus van de torens.
Amerikaanse octrooien US 5,259,479 en US 5,579,865 beschrijven eveneens rond een toren aangebrachte verticaal verplaatsbare werkplatforms.
De genoemde platforms bewegen zich niet in een steigerkolom van een steiger.
De stand der techniek omvat lift systemen voor gebruik in combinatie met steigers.
Verschillende problemen bestaan voor bestaande liftsystemen. Zo kan een lift onvoldoende stabiel of instabiel zijn in de steiger. De installatie van een lift in een steiger kan ook een substantiële aanpassing van het steigermateriaal aan het gebruik van een bepaalde lift noodzakelijk maken, wat invloed kan hebben op verschillende aspecten van de steiger inrichting zelf; gewicht, sterkte, draagkracht, transporteerbaarheid, handelbaarheid, snelheid van opstellen van een steiger zijn daar enkele voorbeelden van.
De lift kan ook substantieel ingericht zijn voor gebruik in combinatie met één specifiek steiger type, zodat de lift niet gebruikt kan worden voor andere steigertypes.
De liften kunnen ook een relatief geringe draagkracht hebben. Het veiligheidsaspect bij het gebruik van een steiger lift is ook zeer belangrijk.
Het is gekend dat het opbouwen en afbreken van een steiger zeer arbeidsintensief is. Dit betekent dat er relatief veel tijd verloren gaat bij het opstellen van in het bijzonder grotere steigers. Verder is de fysieke last voor mensen die de steigers opstellen zwaar, zodat velen die taak ook slechts een beperkt deel van hun leven kunnen uitvoeren.
Er is een nood aan alternatieve liftsystemen die op zijn minst enkele van de hierboven vermelde problemen oplossen.
Samenvatting van de uitvinding
Voor het doeleinde van de onderhavige uitvinding werd gebruik gemaakt van de volgende terminologie : - in deze beschrijving worden de termen "vertikaal" en "horizontaal" gebruikt. Deze termen dienen geïnterpreteerd te worden als volgt; de richting die in hoofdzaak evenwijdig loopt met richting van de zwaartekracht is de verticale richting, terwijl de richting die loodrecht op deze richting staat de horizontale richting uitmaakt.
- het "bevestigen op een bepaalde hoogte" van het eerste en tweede deel, refereert naar de hoogte waar het respectievelijke deel, in het bijzonder de overeenstemmende bevestigingsmiddelen, bevestigd worden aan of koppelen met de steiger. In typische uitvoeringsvormen kan dit overeenstemmen met een hoogte van een liggerniveau van de steiger.
In een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een lifteenheid om te stijgen en af te dalen in een steiger beschreven, de steiger omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak gedefinieerd zijnde door staanders en liggers, die deze staanders ten opzichte van elkaar vastzetten, omvattende - een eerste deel dat ingericht is om op verscheidene hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een eerste stel bevestigingsmiddelen; - een tweede deel dat ingericht is om op verscheidene hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een tweede stel bevestigingsmiddelen; - een afstandsregelmiddel dat ingericht is om een variatie van de afstand tussen het eerste stel van bevestigingsmiddelen en het tweede stel van bevestigingsmiddelen aan te drijven.
In voorkeursuitvoeringsvormen bevestigt het tweede deel zich bij voorkeur nooit op lagere hoogte dan het eerste deel bij gebruik van de lifteenheid.
De steiger omvat bij voorkeur ten minste één steigervak. Een steigervak kan gedefinieerd worden als omvattende twee paar van vier liggers die gelijke rechthoeken vormen die zich in hoofdzaak in horizontale vlakken bevinden, en die door middel van (bijvoorbeeld vier) staanders aan hun corresponderende hoeken met elkaar verbonden zijn.
De lifteenheid kan zodanig ingericht zijn dat de relatieve afstand tussen het eerste deel en het tweede deel kan vergroot worden en verkleind worden. Zo is het afstandsregelmiddel bij voorkeur in staat om het tweede deel en het eerste deel aangedreven uit elkaar te drijven.
Wanneer enkel het eerste deel bevestigd is zal deze afstandvergroting gepaard gaan met het omhoog duwen van het tweede deel terwijl een afstandverkleining gepaard zal gaan met het laten zakken van het tweede deel ten opzichte van het eerste deel. Wanneer enkel het tweede deel bevestigd is, correspondeert het verkleinen van de afstand tussen het tweede deel en het eerste deel met het naar boven trekken van het eerste deel. Een afstandvergroting tussen het eerste deel en het tweede deel betekent in dit geval het laten zakken van het eerste deel onder het tweede deel.
De bevestiging kan bijvoorbeeld gebeuren aan of op de liggers en/of staanders van de steiger.
In voorkeursuitvoeringsvormen is de lifteenheid ingericht om een klimbeweging te maken in de steiger door een of meerdere keren de volgende opeenvolging van stappen uit te voeren: - het tweede stel van bevestigingsmiddelen ten opzichte van een bevestigde eerste stel van bevestigingsmiddelen naar boven te duwen; - het tweede stel van bevestigingsmiddelen te bevestigen boven het eerste stel van bevestigingsmiddelen; - het eerste stel van bevestigingsmiddelen ten opzichte van een bevestigd tweede stel van bevestigingsmiddelen naar boven te trekken in de richting van het bevestigde tweede stel van bevestigingsmiddelen; en - het bevestigen van het eerste stel van bevestigingsmiddelen.
Vooraleer een bevestigd eerste of tweede stel van bevestigingsmiddelen opnieuw kan worden verplaatst, kan het nodig zijn dat de bevestigingsmiddelen van dat stel eerst worden losgemaakt of losgekoppeld van de steiger (bijvoorbeeld van de ligger of staander).
In voorkeursuitvoeringsvormen is de lifteenheid verder ingericht om tijdens de klimbeweging het eerste stel van bevestigingsmiddelen telkens te bevestigen op de voorgaande hoogte van het tweede stel van bevestigingsmiddelen.
In voorkeursuitvoeringsvormen is de lifteenheid verder ingericht om tijdens de klimbeweging het eerste stel van bevestigingsmiddelen tijdelijk te laten uitstijgen boven het tweede stel van bevestigingsmiddelen, vooraleer het eerste stel van bevestigingsmiddelen te bevestigen.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het eerste deel een eerste stel van bevestigingsmiddelen die zich samen op bepaalde hoogtes in de steiger kunnen bevestigen, en omvat het tweede deel een tweede stel van bevestigingsmiddelen die zich samen op bepaalde hoogtes in de steiger kunnen bevestigen.
De verscheidene hoogtes kunnen bijvoorbeeld overeenstemmen met de ligger niveaus van de staander, of met de hoogtes van de zogenaamde rozet-niveaus van een steiger van het Layher™ type.
De verscheidene hoogtes kunnen bijvoorbeeld ook overeenstemmen met de niveaus van gaten die in de staanders aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld beschreven in W02010/045693 op naam van de Aanvraagster. De specificatie van een dergelijke type staander, alsook ander steigermateriaal erin beschreven, wordt hierbij door referentie overgenomen uit W02010/054693. Alle uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen uitgevoerd worden op het steigermateriaal beschreven in deze aanvrage, of kunnen in de context van een dergelijk steigermateriaal gebruikt worden.
De bevestigingsmiddelen van het eerste en/of tweede stel van bevestigingsmiddelen kunnen verschillende vormen aannemen.
Ze kunnen bijvoorbeeld koppelstructuren van het klauw-type omvatten. De koppelstructuren kunnen bijvoorbeeld ingehaakt worden over de liggers.
De bevestigingsmiddelen van eenzelfde stel zijn bij voorkeur aangebracht of tijdelijk positioneerbaar nabij de staanders van een steigervak/steigerkolom. In voorkeursuitvoeringsvormen zijn er vier bevestigingsmiddelen die geassocieerd zijn met de vier staanders respectievelijk, waarbij de bevestigingsmiddelen gekoppeld kunnen worden met de telkens 2 liggers gekoppeld met de respectievelijke staanders.
De eerste stel en/of de tweede stel bevestigingsmiddelen kunnen ingericht zijn om te bevestigen aan ten minste twee liggers op een zelfde niveau van eenzelfde steigervak.
De eerste stel en/of de tweede stel bevestigingsmiddelen kunnen ingericht zijn om te bevestigen aan de 4 liggers van een zelfde niveau van eenzelfde steigervak.
Elk van de bevestigingsmiddelen van de eerste stel en/of de tweede stel bevestigingsmiddelen ingericht is om te bevestigen aan twee van de vier liggers van een zelfde niveau van een steigervak, waarbij die twee liggers aangrenzend zijn.
Elk van de bevestigingsmiddelen van eerste stel en/of de tweede stel bevestigingsmiddelen kan ingericht zijn om te bevestigen aan ten minste twee liggers op een zelfde niveau van eenzelfde steigervak.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, omvatten de afstandsregelmiddelen één of meerdere uitrekbare en intrekbare cilinders. Deze cilinders kunnen bijvoorbeeld van het hydraulische, pneumatische of elektrische type zijn.
In alternatieve uitvoeringsvormen kan het afstandsregelmiddel een schaarlift omvatten.
In nog andere uitvoeringsvormen kan het afstandsregelmiddel één of meerdere rechtop staande lopende ketting- of band-systemen omvatten waarop het tweede stel van bevestigingsmiddelen zijn aangebracht.
In nog andere uitvoeringsvormen omvat het afstandsregelmiddel één of meerdere draadspindels.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten de afstandmiddelen die hierboven beschreven worden respectievelijk vier cilinders, lopende ketting- of bandsystemen of draadspindels die in hoofdzaak rechtop staan, één nabij elke hoek van het steigervak/de steigerkolom. Onderaan kunnen de cilinders, lopende ketting- of bandsystemen of draadspindels draaibaar omheen een draaipunt of draaias gemonteerd zijn op het eerste deel, zodat een wegtuimelen rondom het draaipunt/de draaias naar het binnenste van het steigervak toe mogelijk is. Bovenaan kunnen de cilinders, lopende ketting- of bandsystemen of draadspindels de bevestigingsmiddelen van het tweede stel van bevestigingsmiddelen omvatten.
In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de bevestigingsmiddelen van het eerste en het tweede stel van bevestigingsmiddelen ingericht om in een positie gebracht te worden die toelaat van bij het variëren van de afstand tussen het eerste stel en het tweede stel van bevestigingsmiddelen, niet gehinderd te worden door obstakels. Bij voorkeur kunnen de posities van de bevestigingsmiddelen van het eerste en/of tweede stel van bevestigingsmiddelen tijdens het stijgen of afdalen, i.e. tijdens het variëren van de afstand ertussen, op dergelijke wijze veranderen.
Deze obstakels kunnen liggers omvatten of bestaan uit liggers. Deze liggers kunnen behoren tot het erboven/eronder liggende niveau van de steiger. Deze obstakels kunnen ook spiekoppen of rozetten omvatten van bijvoorbeeld staanders van het Layher™-type.
Deze obstakels kunnen ook koppelstructuren omvatten voor liggers die ingericht zijn op de staanders van de steiger. Deze obstakels voor de bevestigingsmiddelen van het eerste of tweede deel kunnen respectievelijk ook bevestigingsmiddelen van het tweede of eerste deel zijn.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de bevestigingsmiddelen van het eerste en/of tweede stel ingericht om ingetrokken te kunnen worden of weg te tuimelen naar het centrale deel van de lifteenheid toe.
Ze kunnen ook wegdraaibaar zijn, bijvoorbeeld in een in hoofdzaak horizontaal vlak.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zijn de bevestigingsmiddelen van het eerste en tweede stel van bevestigingsmiddelen ingericht om in een positie gebracht te worden die toelaat om elkaar niet te hinderen, tijdens het variëren van de afstand tussen het eerste stel en het tweede stel van bevestigingsmiddelen waarbij het eerste stel en het tweede stel naast elkaar bewegen in de hoogterichting.
Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat de staander verder geleidingsmiddelen om de beweging van de lifteenheid in de steigerkolom langsheen de staanders te geleiden.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het eerste deel een werkvloer.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het tweede deel een werkvloer.
Het eerste deel of het tweede deel kan verder een basisplatform omvatten dat aandrijfmiddelen omvat van het afstandsregelmiddel.
Het basisplatform kan omvat zijn in het eerste deel en de werkvloer in het tweede deel. Het basisplatform kan omvat zijn in het tweede deel en de werkvloer in het eerste deel.
Een lifteenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding, kan verder verplaatsingsmiddelen omvatten die ingericht zijn om te koppelen met een railsysteem, het railsysteem ingericht zijnde om aangebracht te kunnen worden binnenin en doorheen ten minste twee horizontaal aangrenzende steigervakken om een horizontale verplaatsing van de lifteenheid doorheen de aangrenzende steigervakken te geleiden.
In een tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt er een werkwijze beschreven om met een lifteenheid volgens één der uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding die geplaatst wordt in een steiger, te stijgen in deze steiger, de werkwijze omvattende - het bevestigen van een eerste stel van fixâtiemiddelen op een eerste hoogte in de steiger; - het laten toenemen van de afstand tussen het eerste stel en het tweede stel, het tweede stel hierbij omhoog duwend in de steiger tot op een tweede hoogte die groter is dan de eerste hoogte; - het bevestigen van het tweede stel in de steiger, op de tweede hoogte ; - het laten afnemen van de afstand tussen het tweede stel en het eerste stel, door het eerste stel vanuit een derde hoogte, omhoog te trekken naar het bevestigde tweede stel toe; - het bevestigen van het eerste stel op een vierde hoogte in de steiger, de vierde hoogte groter zijnde dan de derde hoogte.
In voorkeursuitvoeringsvormen is het hoogteverschil tussen de eerste hoogte en de tweede hoogte gelijk aan het hoogteverschil tussen de derde hoogte en de vierde hoogte.
In voorkeursuitvoeringsvormen de eerste hoogte en de derde hoogte gelijk zijn en waarin de tweede en de vierde hoogte gelijk zijn.
In voorkeursuitvoeringsvormen de eerste en de tweede hoogte overeenkomen met de hoogtes van twee opeenvolgende niveaus van liggers in een steiger.
In voorkeursuitvoeringsvormen is het hoogteverschil tussen de eerste hoogte en de tweede hoogte gelijk aan het hoogteverschil tussen de derde hoogte en de vierde hoogte en zijn de eerste hoogte en de derde hoogte gelijk en de tweede en de vierde hoogte gelijk.
In een derde aspect van de onderhavige uitvinding wordt er een werkwijze beschreven om met de lifteenheid volgens het eerste aspect, geplaatst zijnde in een steigerkolom van een steiger, af te dalen in deze steiger, omvattende - het bevestigen van het tweede stel van bevestigingsmiddelen op een vierde hoogte in de steiger; - het laten toenemen van de afstand tussen het bevestigde tweede stel van bevestigingsmiddelen en het eerste stel van bevestigingsmiddelen, het eerste stel van bevestigingsmiddelen hierbij omlaag brengend in de steiger tot op een derde hoogte die lager is dan de vierde hoogte; - het bevestigen van het eerste stel van bevestigingsmiddelen in de steiger, op de derde hoogte; - het laten afnemen van de afstand tussen het eerste stel van bevestigingsmiddelen en het tweede stel van bevestigingsmiddelen, door het tweede stel van bevestigingsmiddelen vanuit een tweede hoogte, te laten zakken naar het bevestigde eerste stel van bevestigingsmiddelen toe;het bevestigen van het tweede stel van bevestigingsmiddelen op een eerste hoogte in de steiger, de eerste hoogte kleiner zijnde dan de tweede hoogte.
In voorkeursuitvoeringsvormen is het hoogteverschil tussen de eerste hoogte en de tweede hoogte gelijk aan het hoogteverschil tussen de derde hoogte en de vierde hoogte.
In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de eerste hoogte en de derde hoogte gelijk en zijn de tweede en de vierde hoogte gelijk.
In voorkeursuitvoeringsvormen komen de eerste en de tweede hoogte overeen met de hoogtes van twee opeenvolgende niveaus van liggers in een steiger.
In voorkeursuitvoeringsvormen van het tweede of derde aspect van de onderhavige uitvinding, omvat de werkwijze verder het tijdelijk verplaatsen van de bevestigingsmiddelen van het tweede deel of het eerste deel om tijdens het naar boven of naar beneden bewegen in de steiger obstakels te vermijden.
Het valt op te merken dat bij het afdalen in een steiger volgens bepaalde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, het laten zakken van het tweede stel van koppelingsmiddelen en het eerste stel van koppelingsmiddelen door de respectievelijke koppelstructuren te ontkoppelen met de corresponderende liggers, een "uithef" actie kan omvatten die de onderkant van de koppelstructuren van de respectievelijke bevestigingsmiddelen eerst verheffen tot een niveau dat boven het bovenoppervlak van de respectievelijke liggers ligt. Dit in het bijzonder wanneer de koppelstructuren onderaan één of meerdere uitsparingen omvatten die over de respectievelijke liggers dienen aangebracht te worden.
In een vierde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze beschreven om een steiger op te bouwen, omvattende : a. het plaatsen van de lifteenheid volgens het eerste aspect in het hoogste steigervak van een steigerkolom, zodat het tweede deel bevestigd is aan het bovenste liggerniveau van het steigervak; b. Het opbouwen van een nog hoger steigervak bovenop het voordien hoogste steigervak, waarbij een nieuw nog hoger liggerniveau wordt gecreëerd; c. Het laten klimmen van de lift naar het nieuw gecreëerde liggerniveau volgens de werkwijze volgens het tweede aspect van de onderhavige uitvinding.
In een vij fde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze beschreven om een steiger af te breken, omvattende : a. Het plaatsen van de lifteenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding in het hoogste steigervak van een steigerkolom, zodat het tweede deel bevestigd is aan het onderste liggerniveau van het steigervak; b. Het afbreken van de staanders en bovenliggende liggers van het steigervak; c. Het laten afdalen van de lifteenheid naar het eerstvolgende onderliggend liggerniveau volgens de werkwijze het derde aspect van de onderhavige uitvinding.
In een zesde aspect van de onderhavige uitvinding wordt een liftsysteem beschreven voor gebruik in een steigerkolom van een steiger, de steigerkolom omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak gedefinieerd zijnde door twee stellen van telkens vier liggers die gelijke rechthoeken vormen die zich in hoofdzaak in horizontale vlakken bevinden en die door middel van staanders aan hun corresponderende hoeken met elkaar verbonden zijn, het liftsysteem omvattende ; - een lifteenheid; - een frame dat ingericht is om gemonteerd te worden aan een deel van de steiger en dat ingericht is om intern aan de steigerkolom een hijsmiddel te dragen; en - een hijsmiddel dat aan een eerste uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met het frame en aan een tweede uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met de lifteenheid, en dat ingericht is om het stijgen of dalen van de lifteenheid in de steiger aan te sturen.
In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de steigervakken in hoofdzaak gedefinieerd door staanders, en een onderste stel en een bovenste stel van liggers die de staanders onderaan en bovenaan respectievelijk met elkaar verbinden, en is het frame ingericht om gemonteerd te worden aan of op het bovenste stel van liggers en/of de staanders van een bovenste steigervak. Zo kan het frame bijvoorbeeld ingericht zijn om te koppelen met verbindingspennen die in het bovenste uiteinde van staanders aangebracht zijn/aanwezig zijn, typisch om te koppelen met bovenliggende staanders.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het liftsysteem verder geleidingsmiddelen om de beweging van de lifteenheid te geleiden in de steigerkolom.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten de geleidingsmiddelen een steigergedeelte en een liftgedeelte.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingsbanen langsheen één of meerdere staanders. Langs elk van de staanders kan een geleidingsbaan aanwezig zijn. Deze geleidingsbanen kunnen geïntegreerd zijn met de staanders. Ze kunnen ook koppel- en ontkoppelbaar zijn met de staanders, waarbij ze ingericht kunnen zijn om te koppelen met een bepaald bestaand type staander, zoals bijvoorbeeld de staanders van het Layher™ type.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingsbanen die aangebracht zijn parallel met de staanders, en bevestigd zijn aan de liggers.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat liftgedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen die ingericht zijn om samen te kunnen werken met de geleidingsbanen aan de steiger.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen.
In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de geleidingswielen gemonteerd aan de liggers.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het liftgedeelte van de geleidingsmiddelen ten minste één geleidingsbaan die parallel met de staanders aangebracht is en die ingericht is om samen te werken met geleidingswielen aan de steiger wanneer de lifteenheid in de steiger is geplaatst.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het liftsysteem twee geleidingsbanen die aan tegenoverliggende zijden van de lifteenheid zijn aangebracht, die samenwerken met respectievelijke geleidingswielen op de staander, waarbij de geleidingswielen en de geleidingsbanen ingericht zijn om op een dergelijke wijze samen te werken dat het ontstaan van een afwijking van de richting van de geleidingsbanen ten opzichte van de richting van de staanders wordt tegengegaan of vermeden.
In voorkeursuitvoeringsvormen hebben de aanwezige geleidingsbanen een lengte die groot genoeg is om in gebruik steeds samen te werken met geleidingswielen van ten minste twee opeenvolgende liggerniveaus.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het hijsmiddel een takel.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat het hijsmiddel een omgekeerde takel.
De takels of omgekeerde takels kunnen geschikte stand der techniek takels zijn. Zo kunnen het kettingtakels of staaldraadtakels zijn. De takels kunnen bijvoorbeeld electrisch, pneumatisch of manueel aangedreven zijn.
Verder kan het hijsmiddel bijvoorbeeld ook een blokkeermiddel omvatten om veiligheidredenen. Dit bijvoorbeeld om te voorkomen dat de getakelde lifteenheid naar beneden zou kunnen glijden bij een defect van het hijsmiddel. Hiertoe kan het hijsmiddel naast een takel of omgekeerde takel één of meerdere extra geleidingskabels of kettingen omvatten.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de lifteenheid een bovenframe dat ingericht is om te koppelen met het hij smiddel.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de lifteenheid een werkvloer, en geschiedt de koppeling tussen het hijsmiddel en de lifteenheid onder de werkvloer, het hijsmiddel hierbij door een opening in de werkvloer gaande.
In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de werkvloer een stapelmiddel voor steigermateriaal, het stapelmiddel de opening omvattende.
In voorkeursuitvoeringsvormen bevat de lifteenheid een bovenframe bevat dat zich bevindt boven de werkvloer, het bovenframe ingericht zijnde om het hijsmiddel te begeleiden.
In voorkeursuitvoeringsvormen is de lifteenheid een lifteenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.
Een lifteenheid volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding, kan verder verplaatsingsmiddelen omvatten die ingericht zijn om te koppelen met een railsysteem, het railsysteem ingericht zijnde om aangebracht te kunnen worden binnenin en doorheen ten minste twee horizontaal aangrenzende steigervakken om een horizontale verplaatsing van de lifteenheid doorheen de aangrenzende steigervakken te geleiden.
In een zevende aspect van de onderhavige uitvinding wordt een verplaatsingssysteem beschreven voor een verplaatsbare eenheid, voor gebruik binnenin een steiger die ten minste twee naast elkaar aangrenzende steigervakken omvat, dat toelaat van de verplaatsbare eenheid doorheen ten minste twee aan elkaar grenzende, naast elkaar liggende, steigervakken te verplaatsen.
De verplaatsbare eenheid is hierbij ingericht en van geschikte dimensies om langsheen één, twee of meerdere geleidingsbanen, zoals bijvoorbeeld rails, doorheen de steiger te kunnen bewegen in hoofdzakelijk horizontale richting.
Deze geleidingsbanen zijn bij voorkeur ingericht om aan de liggers bevestigd te kunnen worden van eenzelfde liggerniveau, bij voorkeur doorheen tenminste twee aangrenzende, naast elkaar liggende, steigervakken.
De verplaatsbare eenheid kan een lifteenheid zijn volgens een der uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, die verplaatsingsmiddelen omvat, zoals bijvoorbeeld wielmechanismen, die ingericht zijn om geleid te worden langsheen de geleidingsbanen.
De verplaatsbare eenheid kan ook een onafhankelijke draageenheid (e.g. een draagwagen, trolley) zijn die in de steiger kan geplaatst kan worden en die verplaatsingsmiddelen omvat, zoals bijvoorbeeld wielmechanismen, die ingericht zijn om geleid te worden langsheen de geleidingsbanen. Een dergelijke trolley kan gebruikt worden om een lifteenheid volgens één der uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te dragen en te verplaatsen.
Een eerste stel van geleidingsbanen of rails van het verplaatsingssysteem kan verder wisselmiddelen omvatten, die toelaten van de verplaatsbare eenheid naar een tweede stel van geleidingsbanen te geleiden.
In voorkeursuitvoeringsvormen maakt het tweede stel van geleidingsbanen een in hoofdzaak rechte hoek met het eerste stel.
In bepaalde uitvoeringsvormen kan het tweede stel van geleidingsbanen bijvoorbeeld vooraan uit de steiger komen en het eerste stel van geleidingsbanen verbinden met een grondniveau. Een lifteenheid met verplaatsingsmiddelen kan dan bijvoorbeeld vanop het grondniveau via het tweede stel geleidingsbanen omhoog geleid worden naar de wissels, en zo naar het eerste stel van geleidingsbanen.
Verdere aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. De eigenschappen van de volgconclusies, eigenschappen van een der volgconclusies en een der eigenschappen van andere volgconclusies kunnen samengevoegd worden en als geschikt worden beschouwd voor de vakman, en niet enkel in de specifieke combinaties zoals bepaald door de conclusies.
Korte beschrijving van de tekeningen
De begeleidende tekeningen worden gebruikt om uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding te illustreren.
In figuur 1 worden uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding afgeheeld. De steigerlift is in de steiger geplaatst zodanig dat het tweede deel/de werkvloer bevestigd is ten opzichte van een eerste niveau van liggers in de steiger, terwijl het eerste deel/basisplatform door middel van het (hoofd)afstandsregelmiddel op een positie wordt gehouden onder de werkvloer, zonder hierbij, in deze tussenstap, verbonden te zijn met de steiger.
Figuren 2-6 illustreren het aspect van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarbij het basisplatform naar de werkvloer wordt getrokken door middel van het hoofdafstandsregelmiddel, na hetwelke zowel de werkvloer als het basisplatform bevestigd zijn aan een eerste niveau van liggers.
Figuren 8-11 illustreren het vervolg van een werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarbij, nadat het eerste deel/basisplatform bevestigd werd aan de liggers van niveau 1, het tweede deel/de werkvloer naar boven wordt gedreven door middel van het hoofdafstandsregelmiddel tot een niveau waarbij er bevestigingvan de bevestigingsmiddelen van de werkvloer met de liggers van het erboven volgende niveau kan geschieden. Figuur 12 illustreert een uitvoeringsvorm van een koppelstructuur van (de bevestigingsmiddelen) van de werkvloer.
Figuur 13 illustreert een uitvoeringsvorm van een koppelstructuur van (de bevestigingsmiddelen) van het basisplatform.
Figuren 14 tot 18 illustreren een meer eenvoudige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 19 illustreert een uitvoeringsvorm volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding.
Figuur 20 toont een zijaanzicht en een perspectiefbeeld van een frame volgens uitvoeringsvormen van het zesde aspect van de onderhavige uitvinding.
Figuur 21 toont een perspectivisch beeld van een steigerdeel van een geleidingsmiddel van een liftsysteem volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding.
In Figuur 22 toont een perspectiefzicht van een steiger met lifteenheid en railsysteem waarmee een lifteenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verplaatst kan worden doorheen de steiger.
Figuur 23A is een schematisch bovenaanzicht van een wissel voor het railsysteem van Figuur 22.
Figuur 23B is een schematisch perspectiefzicht van een verplaatsingswiel van de lifteenheid, geplaatst op een rail ter hoogte van het wisselsysteem.
Verwijzingssymbolen zijn zodanig gekozen dat ze dezelfde zijn voor vergelijkbare of dezelfde elementen of eigenschappen in verschillende figuren of tekeningen.
Beschrijving van illustratieve voorbeelden
De bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden door de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer ze wordt gelezen in combinatie met de respectievelijke tekeningen.
De beschrijving van de aspecten van de onderhavige uitvinding wordt volbracht door middel van specifieke uitvoeringsvormen en met verwijzing naar maar niet beperkt tot bepaalde tekeningen. De afgebeelde figuren zijn slechts schematisch en zouden als niet beperkend moeten worden beschouwd. Bijvoorbeeld bepaalde elementen of eigenschappen kunnen buiten proportie of schaal zijn voorgesteld in verhouding tot andere elementen.
In figuur 1 wordt een eerste voorbeeld afgebeeld van een inrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.
In figuur 1 wordt een steigerconstructie 5 afgebeeld die een aantal steigervakken omvat die een steigerkolom vormen. De steiger is opgebouwd uit staanders 7 (714, 712, 723, 734) en liggers 6 (61, 62, 63, 64) die deze steigervakken definiëren; een steigervak omvat onderaan vier liggers die vier staanders met elkaar verbinden, en bevat ook bovenaan vier liggers die dezelfde staanders met elkaar verbinden, zodanig dat een typisch balkvormige structuur voor de steigervakken wordt bekomen.
De steiger afgebeeld in figuur 1 omvat staanders met vierkante dwarsdoorsneden die verder voorzien zijn van openingen, waarin de liggers kunnen aangrijpen. Dit is echter niet noodzakelijk vereist voor het gebruik van een lifteenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uivinding. De lifteenheden volgens aspecten van de onderhavige uitvinding kunnen evenzeer gebruikt worden in combinatie met andere, stand der techniek steigerconstructie-elementen, zoals in combinatie met steigers van het Layher™-type, zoals erkend zal worden door de vakman. De opeenvolgende niveaus van liggers in de steiger worden aangeduid met LO, LI, L2, .... De steigerlift omvat een tweede deel dat een werkvloer 2 omvat, met een werkoppervlak 21, dat zich boven een actief gedeelte 22 van de werkvloer bevindt. Het actieve gedeelte omvat bevestigingsmiddelen voor de werkvloer, die bijvoorbeeld vier uitrekbare en intrekbare armen 821 omvat, alsook koppelstructuren 822 ingericht om te koppelen met de liggers van een steiger. In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten de bevestigingsmiddelen 82 van de werkvloer verder ook afstandscorrectiemiddelen 823, die ingericht zijn om de werkvloer steeds in een horizontale positie te plaatsen, ook wanneer er, typisch zeer kleine, hoogteverschillen zouden zijn tussen de liggers in de vier hoeken van een steigervak op een in hoofdzaak zelfde niveau. In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de uitrekbare/intrekbare armen van de werkvloer 821 verder ook heroriënteerbaar en/of verplaatsbaar in een in hoofdzaak horizontaal vlak. Zo kan het naar binnen gerichte uiteinde van de armen 823 draaibaar omheen een draaipunt gemonteerd zijn. De werkvloer kan bovenaan ook voorzien zijn van een leuning die als steun kan dienen voor de gebruiker, en kan ook voorgedefinieerde opslagvakken of opslagmiddelen omvatten waarin steigermateriaal op een vooraf gedefinieerde manier kan aangebracht of gestapeld worden.
Het hoofdafstandsregelmiddel 4, dat ingericht is om de afstand te variëren tussen de werkvloer en het eerste deel dat een basisplatform omvat, wordt hier belichaamd door een schaarlift. Andere hoofdafstandsregelmiddelen die dezelfde functie kunnen vervullen kunnen ook gebruikt worden, zoals erkend zal worden door de vakman. Voorbeelden hiervan kunnen bijvoorbeeld (bijvoorbeeld rechtopstaande) cilinders, (bijvoorbeeld rechtopstaande) lopende ketting- of band-systemen, of (bijvoorbeeld rechtopstaande) draadspindels zijn. Een schaarlift kan ingericht worden op een wijze die verder het aanbrengen van verdere componenten van het basisplatform niet in de weg staat. Zo is er in voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een aandrijfmiddel aanwezig in (bijvoorbeeld op het draagoppervlak of bovenoppervlak) het basisplatform, zoals bijvoorbeeld een motor of hydraulisch aandrijfsysteem. Ook kan het basisplatform de nodige elektronica omvatten. Verder kan een dergelijke schaarlift eenvoudig hydraulisch aangedreven worden.
De schaarlift (of hoofdafstandsregelmiddel 4) zorgt voor de verbinding met het basisplatform 3/eerste deel. Het basisplatform kan een draagoppervlak 31 omvatten (niet afgebeeld), alsook een actief gedeelte van het basisplatform 32. Het actief gedeelte 32 van het basisplatform omvat, analoog aan het actief gedeelte van de werkvloer 22, bevestigingsmiddelen 83. Deze bevestigingsmiddelen 83 omvatten, bijvoorbeeld vier, gelijkaardige uitrekbare/intrekbare armen 831, die bij voorkeur ook kunnen roteren rond een draaipunt aan hun naar binnen gerichte uiteinde. Ze omvatten verder ook koppelstructuren voor het basisplatform 832, ingericht om te bevestigen aan de liggers van een steiger, en bij voorkeur ook afstandscorrectiemiddelen 833. Deze uitrekbare/intrekbare armen 831 zijn in voorkeursuitvoeringsvormen bij voorkeur ook heroriënteerbaar of verplaatsbaar, analoog aan de armen 821 van de werkvloer.
In figuur 2 wordt een detailafbeelding getoond van de bevestigingsmiddelen 82 van de werkvloer, wanneer deze zijn bevestigd aan een eerste niveau van liggers van de steiger. De uitrekbare/intrekbare arm 821 is verbonden met het afstandscorrectiemiddel 823 dat verder verbonden is met de koppelstructuur 822, die gekoppeld is met twee aangrenzende liggers 61 en 64, nabij de staander 714. Het binnenoppervlak van de koppelstructuur raakt hier of sluit bij voorkeur aan aan het oppervlak van de staander, om zodoende de beweging van de werkvloer in een horizontaal vlak te blokkeren ten opzichte van de staander. Merk op dat elk van de vier bevestigingsmiddelen 82 op gelijkaardige wijze ingericht zijn ten opzichte van de respectieve staanders, en dat de positie van de werkvloer bijgevolg bevestigd is in een horizontaal vlak door de vier staanders. De koppelstructuur 822 is bij voorkeur aan de onderzijde voorzien van een uitsparing 824 die ingericht is om aan te grijpen aan de betreffende liggers. Voor liggers met een cirkelvormige doorsnede, zoals afgebeeld in figuur 2, kan een cirkelvormige uitsparing aangewezen zijn, terwijl voor liggers met bijvoorbeeld een rechthoekige doorsnede, een overeenstemmende rechthoekige uitsparing aangewezen kan zijn. De vakman kan andere aan de specifieke liggers ingerichte koppelstructuren ontwikkelen. Verder is het niet strikt noodzakelijk dat het binnenoppervlak van deze koppelstructuur 822 aangrenst aan het oppervlak van de staander, maar kan deze koppelstructuur ook aangrijpen aan twee aangrenzende liggers 61, 64 op een afstand van het respectievelijk oppervlak van de staander die overeenstemt met een afstand groter dan bijvoorbeeld de rozet van een staander van het Layher™-type.
In figuur 3 wordt het resultaat afgebeeld van de actie waarbij het hoofdafstandsregelmiddel 4 het onderliggend basisplatform/eerste deel naar boven trekt zodanig dat de koppelstructuren 832 van het basisplatform het eerste niveau van de liggers overstijgen al dan niet ook gebruikmakend van een uitrekken van het afstandscorrectiemiddel 833 van het basisplatform, en op een positie in de steiger waar deze koppelstructuur 832 niet geblokkeerd zou worden door de liggers 61 en 64. Dit wordt bereikt door de koppelstructuur van het basisplatform 832 en het afstandscorrectiemiddel 833 naar het centrum van het steigervak te bewegen door middel van het intrekken van de respectievelijke armen 831. Eenmaal dit niveau bereikt is, en de eventuele obstakels zijn omzeild, kan, zoals afgebeeld in figuur 4, de koppelstructuur 832 van het basisplatform, samen met het afstandscorrectiemiddel 833 van het basisplatform terug naar buiten toe verschoven worden door middel van het uitrekken van de corresponderende arm 831. Hierbij bevindt de onderkant van de koppelstructuur van het fixatiemiddel van het basisplatform zich boven het bovenniveau van de corresponderende liggers.
Zoals in figuur 5 geïllustreerd is, wordt de koppelstructuur 832 vervolgens gekoppeld met de liggers 61 en 64 door bijvoorbeeld de overstemmende uitsparingen in de koppelstructuur over deze liggers aan te brengen. Dit kan geschieden door het hoofdafstandsregelmiddel 4 en/of het afstandscorrectiemiddel 833 te variëren.
In voorkeursuitvoeringsvormen zal het buitenoppervlak 8022 van de koppelstructuur 822 aangrenzen aan het binnenoppervlak 8320 van de koppelstructuur 832, zoals afgebeeld in figuur 6. Dergelijke configuratie verbetert de stabiliteit van de lifteenheid in de steiger. Het contactoppervlak tussen de oppervlakken 8022 en 8320 kan verder voorzien zijn van een gepast materiaal, ingericht om onder geringe slijtage, het naast elkaar glijden van de koppelstructuren 822 en 832 te vergemakkelijken (bijvoorbeeld een glijmiddel zoals vet of een gepast kunststof materiaal).
In figuur 7 wordt de lifteenheid in de steiger afgebeeld in de positie overeenstemmend met de figuren 5 en 6.
In figuur 8 wordt het verdere verloop van het klimproces verder geïllustreerd. In deze fase van de werkwijze blijft het basisplatform bevestigd aan het eerste niveau van liggers, terwijl de werkvloer 2 ten opzichte van het basisplatform 3 naar boven wordt gestuwd door middel van het afstandsregelmiddel 4. Het afstandscorrectiemiddel 823 en de koppelstructuur 822 blijven hier in eerste instantie op dezelfde horizontale positie, in dit geval aangrenzend aan de staander 714. Dit betekent dat de intrekbare/uitrekbare armen 821 van de werkvloer eerst onveranderd blijven. Om vervolgens mogelijk obstakels te omzeilen kunnen de bevestigingsmiddelen verplaatst worden door de intrekbare/uitrekbare arm 821 in te trekken (zie figuur 9), hierbij het afstandscorrectiemiddel 823 en koppelstructuur 822 van het basisplatform verwijderend van de staander, bij voorkeur naar het binnenste van het steigervak toe. De bevestigingsmiddelen 82 kunnen echter op alternatieve wijze van de plaats veranderd worden zodanig dat bij het naar boven bewegen van de werkvloer obstakels worden vermeden. In het bijzonder kunnen deze obstakels uitsteeksels van de staander, of koppelstukken aangebracht aan de staander, zoals liggers of rozetten, die omzeild worden door de bevestigingsmiddelen tijdelijk op een andere locatie te positioneren. Figuur 10 beeldt een detail af van het "achtergelaten" basisplatform op het eerste niveau van liggers. Merk op dat de koppelstructuur 832 niet aangrenst met de staander (dit telkens op gelijkaardige en gesynchroniseerde wijze voor de vier staanders van de steiger). Verder wordt er ook geïllustreerd dat de koppelstructuur 832 gekoppeld is met een bijvoorbeeld cilindrische staaf die aangedreven wordt door een zuiger, omvat in het afstandscorrectiemiddel 833. Deze cilindrische staaf is in voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding roteerbaar in de zuiger omheen zijn longitudinale as. Het valt op te merken dat de koppeling van de twee uitsparingen 834 aangebracht aan de onderzijde van de L-structuur die de koppelstructuur 832 vormt op symmetrisch vooraf bepaalde plaatsen is aangebracht ten opzichte van de cilindervormige staaf, en dat deze uitsparingen kunnen zorgen voor een "automatische" afstandsinstelling ten opzichte van de staander. Dit is een effect dat werkt ten opzichte van één staander, maar wordt versterkt wanneer de vier koppelstructuren 832 nabij de vier staanders op dergelijke wijze worden bevestigd zodat een zeer veilige bevestiging van de werkvloer in de staander, in het bijzonder ten opzichte van de liggers van een bepaald niveau, ontstaat. Verder kan het langs zijn longitudinale as roteerbaar gemonteerd zijn van de cilindervormige staaf van het afstandscorrectiemiddel 833 ervoor zorgen dat een automatische rotatie van de koppelstructuur 832 plaatsvindt opdat een koppeling met de liggers kan worden bekomen wanneer de uitsparingen oorspronkelijk niet perfect zijn opgelijnd met de respectievelijke liggers. Dit effect laat toe deze lifteenheid te gebruiken voor verschillende dimensies van steigervakken. Ook het pivoteerbaar gemonteerd zijn van de intrekbare/uitrekbare armen 831 van het basisplatform laat toe de dimensies van het basisplatform aan te passen in functie van de steigervakgrootte. Een samenspel van een pivoterende beweging en het uittrekken/intrekken van de respectievelijke armen 831 van het basisplatform en de automatische rotatie van het afstandscorrectiemiddel 832 laat dus een eenvoudige aanpassing toe voor verschillende groottes van steigervakken.
Het valt op te merken dat dezelfde eigenschappen gelden voor de bevestigingsmiddelen 82 van de werkvloer, mutatis mutandis.
In figuur 11 wordt het eindresultaat getoond van de actie geïllustreerd in figuren 9 en 10 waarbij de werkvloer/het tweede deel wordt omhoog gestuwd ten opzichte van het bevestigde basisplatform/eerste deel 3, door de hoofdafstandsregelmiddelen 4, zonder hierbij enige obstakels, in het bijzonder de liggers van het volgende (bijvoorbeeld tweede) liggerniveau te ontmoeten.
In deze fase van de werkwijze volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen de uitrekbare armen 821 van het basisplatform opnieuw uitgerekt worden zodanig dat de koppelstructuren 822 opnieuw kunnen koppelen met de liggers 6 nabij de hoeken van de steigervakken gedefinieerd door de staanders 7. Dit proces wordt niet expliciet afgebeeld, maar resulteert opnieuw in de fase afgebeeld in figuur 1, zij het op het volgende (tweede) niveau, en waarbij verder het basisplatform 3 nog bevestigd is aan het vorige niveau van liggers (bijvoorbeeld het eerste niveau).
In figuren 12A en 12B wordt een detailafbeelding getoond van een deel van de bevestigingsmiddelen 82 van de werkvloer/het tweede deel (de arm is niet afgebeeld). Een afstandcorrectiemiddel 823 dat ingericht is om verbonden te worden met de arm 821 is verder verbonden met een staafvormig element dat aangedreven in en uit kan schuiven. Het staafvormig element omvat aan zijn andere uiteinde een koppelstructuur 822, die uitsparingen 824 omvat die ingericht zijn om over (koppelstructuren van) de liggers aan te grijpen. Een glijmiddel 825 is aangebracht op de interne wand van de koppelstructuur, om de beweging langsheen de staander te vergemakkelijken. De koppelstructuur kan een in hoofdzaak L-vormig element zijn waarbij de twee uitsparingen 824 aangebracht zijn aan de onderzijde van de twee respectieve benen van de L. De benen van de L zijn bij voorkeur even lang.
In figuur 13 wordt een detailafbeelding getoond van een deel van de bevestigingsmiddelen 83 van het basisplatform/het eerste deel (de arm is niet afgebeeld). Een afstandcorrectiemiddel 833 dat ingericht is om verbonden te worden met de arm 831 is verder verbonden met een staafvormig element dat aangedreven in en uit kan schuiven. Het staafvormig element omvat aan zijn andere uiteinde een koppelstructuur 832, die uitsparingen 834 omvat die ingericht zijn om over (koppelstructuren van) de liggers aan te grijpen. Een glijmiddel 835 is aangebracht op de interne wand van de koppelstructuur, om de beweging langsheen de koppelstructuur van de werkvloer te vergemakkelijken. De koppelstructuur kan een in hoofdzaak L-vormig element zijn waarbij de twee uitsparingen 824 aangebracht zijn aan de onderzijde van de twee respectieve benen van de L. De benen van de L zijn bij voorkeur even lang.
De werkwijze kan dan herhaald worden om verder te klimmen met de lifteenheid naar een bovenliggend niveau door, door middel van het hoofdafstandsregelmiddel 4, het basisplatform 3 opnieuw naar boven te trekken tot op het eerstvolgende (in dit geval derde) liggerniveau, een fase die overeenstemt met de fase afgebeeld in figuur 1.
De intrekbare/uitrekbare armen 831 en 821 die omvat zitten in de respectieve bevestigingsmiddelen 83 en 82 kunnen uit een aantal verschillende (bijvoorbeeld twee, drie, vier) in en uit elkaar schuifbare delen bestaan. Dit in- en uitschuiven van de armen kan bijvoorbeeld hydraulisch aangedreven zijn. In voorkeursuitvoeringsvormen gebeurt het intrekken/uitrekken van de armen van werkvloer of basisplatform gelijktijdig (synchroon) en op dezelfde manier. Dit om bijvoorbeeld evenwichtsredenen, hydraulische redenen of omdat de vier verschillende armen van het basisplatform of de werkvloer respectievelijk, wanneer ze zijn bevestigd aan de liggers, bij voorkeur hoofdzakelijk dezelfde draagkarakteristieken hebben.
In figuren 14-18 wordt een tweede voorbeeld van een lifteenheid, en zijn werking, geïllustreerd. Deze lifteenheid is eenvoudiger van opzet. De werking ervan wordt verder geïllustreerd in steigermateriaal van het Layher™-type. In tegenstelling tot de lifteenheid van het eerste voorbeeld, omvat het tweede deel (II) van deze lifteenheid geen werkvloer. De werkvloer is omvat in het eerste deel (I) van de lifteenheid. Het eerste deel omvat een eerste stel van bevestigingsmiddelen 83, die ingericht zijn om te bevestigen/koppelen met de liggers van een zelfde steigervak, bijvoorbeeld de liggers van niveau L0. Deze bevestigingsmiddelen 83 omvatten hier een aantal klauwen, gelijkaardig aan de klauwen van het eerste voorbeeld, maar deze klauwen zijn hier draaibaar om een draaipunt met het eerste deel verbonden zodanig dat de klauwen kunnen weg tuimelen rondom dit draaipunt. Elk van deze draaipunten is hier aangebracht nabij de vier hoeken van het eerste deel of van de lifteenheid. In plaats van een werkvloer die deel uitmaakt van het tweede deel, wat het geval was voor het eerste voorbeeld, omvat het tweede deel hier geen werkvloer. Het tweede deel omvat hier een tweede stel bevestigingsmiddelen 82, die ingericht zijn om te koppelen met of te bevestigen aan of op de liggers van een bovenliggend niveau, bijvoorbeeld het niveau Li. Het tweede deel, hier in hoofdzaak bestaande uit de tweede stel bevestigingsmiddelen 82, is verbonden met het eerste deel 1 door middel van vier cilinders die aangebracht zijn tussen het eerste deel en het tweede deel. Dit bij voorkeur nabij de hoeken van het steigervak, om de werkvloer zo veel mogelijk vrij te houden. De cilinders zijn hierbij bij voorkeur verticaal geplaatst langsheen de staanders 7 die de steigervakken definiëren, en kunnen door in te trekken of uit te strekken de afstand tussen het eerste en tweede deel variëren, waardoor een klimbeweging, analoog aan de klimbeweging uiteengezet voor het eerste voorbeeld, kan bekomen worden. Deze cilinders kunnen bijvoorbeeld hydraulisch of pneumatisch aangedreven worden. Deze cilinders zijn een interessant alternatief voor de schaarverbinding zoals beschreven voor de eerste uitvoeringsvorm. In alternatieve uitvoeringsvormen kunnen ook andere afstandsregelmiddelen gekozen worden, zoals erkend zal worden door de vakman. De werkvloer 2 kan verder ook voorzien zijn van leuningen. De plaatsing van deze leuningen is bij voorkeur zo dat bij opwaartse klimbeweging van de lifteenheid in de steiger, deze leuningen niet worden gehinderd door elementen van de lifteenheid en/of steiger.
In figuur 14 wordt de toestand van de lifteenheid afgebeeld waarbij het tweede stel van bevestigingsmiddelen is gekoppeld met liggers van het niveau Li van een steiger van het Layher™-type. Onderaan zijn de bevestigingsmiddelen van het eerste deel nog gekoppeld met de liggers van het onderliggende niveau L0. Figuren 15-18 illustreren een klimbeweging van een dergelijke lifteenheid in een steiger, analoog aan het proces geïllustreerd voor de lifteenheid van het eerste voorbeeld.
In figuur 15 zijn de koppelingsmiddelen van de bevestigingsmiddelen 83 weg getuimeld omheen hun respectievelijke draaipunten zodanig dat het eerste deel van de lifteenheid vrij komt van het liggerniveau L0. In deze toestand hangt de lifteenheid aan de liggers van niveau Li waarmee hij gekoppeld is door middel van de tweede stel bevestigingsmiddelen 82. Het afstandsregelmiddel bestaande uit vier uitrekbare cilinders kan op het ogenblik het eerste deel naar boven trekken, resulterend in de toestand zoals afgebeeld in figuur 16. Hier bevinden de bevestigingsmiddelen 83 van het eerste deel zich nabij de bevestigingsmiddelen 82 van het tweede deel. De bevestigingsmiddelen van het tweede deel 82 zijn nog steeds gekoppeld met de liggers van het niveau Lx van de steiger. Het eerste stel van bevestigingsmiddelen 83 kan nu terug om het draaipunt verdraaid worden zodanig dat ze in een positie gebracht worden van waaruit ze gekoppeld kunnen worden met de liggers van het eerste niveau Li door het eerste deel opnieuw wat te laten zakken. Hierbij hinderen de bevestigingsmiddelen van het eerste en het tweede deel elkaar niet (figuur 17, figuur 18).
Merk op dat het niet steeds noodzakelijk is dat de klimbeweging een "inhef" beweging omvat. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de gebruikte bevestigingsmiddelen en/of koppelstructuur ervan.
Op dit ogenblik zijn de bevestigingsmiddelen van het eerste deel 83 bevestigd aan/gekoppeld met de liggers van het niveau Lx en kan de steiger naar boven toe verder opgebouwd worden door staanders 7 aan te brengen in de hoeken en deze te verbinden met een nieuw niveau L2 van liggers 6. In deze toestand kan het afstandsregelmiddel 4 opnieuw het tweede stel bevestigingsmiddelen naar boven toe bewegen in de richting van de liggers van het tweede niveau L2 en kunnen de bevestigingsmiddelen 82 van het tweede deel opnieuw gekoppeld worden met liggers van het volgende niveau L2( waardoor we opnieuw in de toestand, geïllustreerd in figuur 14 terechtkomen, zij het in een hoger vak van de steiger. De bevestigingsmiddelen 82 van het tweede stel zijn ingericht om weg te draaien rondom de lengte-as van de afstandsmiddelen, hier cilinders, om hierbij obstakels te vermijden tijdens de klimbeweging (zie bijvoorbeeld Fig.
19) .
De liften volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding kunnen bij voorkeur gebruikt worden voor het oprichten of afbreken van steigerconstructies. Zo kan de lifteenheid naar een hoogste niveau van een bestaande steiger (mogelijk het grondniveau) gebracht worden, waarbij de lifteenheid beladen is met steigermateriaal om verdere opbouw van de steiger mogelijk te maken, waarna een volgend steigervak en een volgend niveau van de steiger kan worden opgebouwd door de arbeidskracht die zich bovenop een werkvloer bevindt. Deze arbeidskracht kan een persoon zijn, maar kan ook een robotarm zijn die op gepaste wijze is gepositioneerd en geprogrammeerd om de opbouw van de steiger op automatische wijze te laten verlopen. Eenmaal het volgende steigervak is opgebouwd, kan de lifteenheid naar het volgende niveau van liggers klimmen en kan een verder vak worden opgebouwd, enz.
Bij het afbreken van de steiger kan de lifteenheid (in het bijzonder de werkvloer) op het op één na hoogste liggerniveau van de steiger worden bevestigd, zodat een arbeidskracht de liggers en staanders van het omringende bovenste steigervak kan afbreken en stockeren op een werkvloer. Hierna kan de lifteenheid opnieuw afzakken naar het eronder liggende, nu bovenste geworden, steigervak, om ook dit steigervak af te breken en het steigermateriaal op te slaan op de werkvloer van de lift. Op dergelijke wijze kan een hele steigerkolom eenvoudig worden afgebroken.
In bepaalde uitvoeringsvormen kan er gewenst zijn dat het bruikbare oppervlak / bovenoppervlak van de aanwezige werkvloer dicht aansluit bij de staanders en liggers van de steiger. Zo kan het een groter dergelijk oppervlak voor een grotere laadcapaciteit zorgen. In voorkeursuitvoeringsvormen kan dit oppervlak rondom van de steigerstructuur gescheiden zijn door een afstand van ongeveer 10 cm. Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen bijgevolg verder nog geleidingsmiddelen omvatten (niet afgebeeld) die aangebracht zijn aan of op de koppelstructuren van (de bevestigingsmiddelen van) de werkvloer en/of aan of op de koppelstructuren van (de bevestigingsmiddelen van) het basisplatform om de beweging van deze koppelstructuren te geleiden langs de staanders van de steiger. Deze geleidingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld geleidingswielen omvatten die, in gebruik, bij het naar beneden of naar boven bewegen van werkvloer en/of basisplatform tenminste tijdelijk aanleunen tegen de staanders van de steiger. Op deze wijze kan de slingerstabiliteit van de lifteenheid in de steiger verhoogd worden.
Het valt op te merken dat het afstandsregelmiddel zoals beschreven in bepaalde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zowel een hoofdafstandsmiddel (bijvoorbeeld afstandsregelmiddel van het schaarlift type) kan omvatten, maar optioneel ook afstandscorrectiemiddelen. Het door samenwerking van beide middelen zijn dat de gepaste afstandsvariatie tussen werkvloer en basisplatform kan bereikt worden. Zo kan een relatief klein aandeel in de afstandsvariatie veroorzaakt worden door gebruik te maken van de afstandscorrectiemiddelen, terwijl typisch het grootste deel van de afstandsvariatie veroorzaakt kan worden door de hoofdafstandmiddelen. De vakman zal erkennen dat het genereren van kleine afstandsverschillen met bijvoorbeeld een schaarlift minder eenvoudig kan gebeuren zonder schokken te veroorzaken dan dat dit met andere afstandcorrectiemiddelen kan geschieden.
Verder kan het ook opgemerkt worden dat in bepaalde uitvoeringsvormen, het bevestigen of het losmaken van de bevestigingsmiddelen aan de liggers gepaard kan gaan met het in- of uitheffen van de koppelstructuur over/weg van de liggers ook, en bij voorkeur, kan verwezenlijkt worden door de afstandscorrectiemiddelen. Deze in- of uithefbeweging of dit proces kan gezien worden als deel van het bevestigings/ontkoppelingsproces. Merk op dat de afstandscorrectiemiddelen verder ingericht zijn om een hoofdzakelijk horizontale plaatsing van de werkvloer/het basisplatform in de steiger te bekomen door de hoogte van de 4 hoeken van de werkvloer/het basisplatform fijn te regelen.
In figuren 19-21 wordt een voorbeeld van een liftsysteem volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding geïllustreerd, en zijn werking. Figuur 19 illustreert drie boven elkaar liggende steigervakken van een steigerkolom.
Als steigermateriaal is hier materiaal van het Layher™-type gebruikt, maar zoals ook eerder aangegeven, kunnen andere types van steigermateriaal gebruikt worden, zoals erkend zal worden door de vakman. Het liftsysteem voor gebruik in de steigerkolom van de steiger omvat een lifteenheid, een frame 65 dat ingericht is om gemonteerd te worden aan een deel van de steiger en dat ingericht is om intern aan de steigerkolom een hijsmiddel te dragen, en een hijsmiddel (niet afgeheeld) dat aan een eerste uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met het frame en aan een tweede uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met de lifteenheid. Door middel van het hijsmiddel kan het stijgen of dalen van de lifteenheid in de steiger aangestuurd worden. De lifteenheid omvat in dit geval een bovenframe 291, dat ook ingericht is om gekoppeld te worden met het tweede uiteinde van het hijsmiddel. Door de aanwezigheid van een bovenframe waaraan het hijsmiddel bevestigd kan worden kan de gebruiker, die zich op een werkvloer 2 van de lifteenheid bevindt, niet gestoord worden door het hijsmiddel. Het hijsmiddel is bijvoorbeeld een takel of een omgekeerde takel. Een takel omvat typisch een aandrijfmechanisme dat verbonden is met een ketting of kabel. Bij sommige gekende takels kan het mechanisme de ketting of kabel gecontroleerd naar boven trekken of naar beneden laten. Bij het optrekken kan de naar boven gehaalde kabel kan deze bijvoorbeeld opgerold worden of kan de naar boven gehaalde de ketting in een kettingzak vallen. Bij andere gekende takels kan het mechanisme zelf over een hangende ketting of kabel lopen, waarbij de kabel of ketting blijft hangen of waarbij deze wordt meegenomen, tijdens het naar boven bewegen van het mechanisme over de kabel of de ketting. Het voordeel van het gebruik van een omgekeerd takel is dat de gebruiker sneller kan tussenkomen bij eventuele problemen met het hijsmiddel, aangezien het aandrijfmechanisme in de buurt van de gebruiker kan blijven. In alternatieve uitvoeringsvormen kan het bovenframe 291 in plaats van zelf ingericht te zijn om te koppelen met het hijsmiddel, eerder een geleidingsmiddel omvatten voor de kabel van het hijsmiddel. Het geleidingsmiddel kan bijvoorbeeld een opening omvatten die in een dwarsbalk, die deel uitmaakt van het bovenframe van de lifteenheid, is aangebracht. In andere uitvoeringsvormen kan het hijsmiddel bevestigd worden aan de lifteenheid, door doorheen een opening in de werkvloer 2 van de lifteenheid te lopen en onder de werkvloer bevestigd te worden met deze lifteenheid. In het geval van het gebruik van een omgekeerde takel kan het aandrijfmechanisme bijvoorbeeld aangebracht zijn onder deze werkvloer.
Verder omvat het liftsysteem geleidingsmiddelen 292, 600 om de beweging van de lifteenheid te geleiden in de steigerkolom. Deze geleidingsmiddelen kunnen gedeeltelijk aan de lifteenheid (liftgedeelte) en gedeeltelijk aan de steiger (steigergedeelte) aangebracht worden. Het liftgedeelte en het steigergedeelte kunnen dan samenwerken om de geleiding van de lifteenheid in de steigerkolom te verzekeren. In het afgebeeld voorbeeld omvat het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen 600 die aangebracht zijn aan de liggers 6 van de steiger. Verschillende geleidingswielen 600 zijn hierbij verticaal boven elkaar aangebracht op de zich boven elkaar bevindende liggers. Dergelijke geleidingsmiddelen 600 kunnen aangebracht zijn op de liggers die zich aan tegenovergestelde zijden van de steigervakken bevinden, bijvoorbeeld op de breedteliggers, of op de lengteliggers. Dergelijke steigergedeeltes van de geleidingsmiddelen kunnen ook aangebracht zijn op zowel de lengteliggers als de breedteliggers.
De lifteenheid omvat in dit voorbeeld verder een geleidingsbaan 292 die aan de lifteenheid gemonteerd is, en die ingericht is om samen te werken met de geleidingswielen 600 aan de liggers. Door aan weerszijden van de lifteenheid een dergelijke geleidingsbaan 292 te voorzien, kan de lifteenheid doorheen de steigerkolom geleid worden. De lengte van deze geleidingsbanen, die zijdelings en volgens de richting van de staanders (in hoofdzakelijk verticale richting) zijn vastgezet aan de lifteenheid, is bij voorkeur langer dan tweemaal de hoogte van een steigervak. Op dergelijke wijze werkt de geleidingsbaan 292 op elk ogenblik samen met twee boven elkaar liggende geleidingswielen 600.
Om de stabiliteit van het liftsysteem te verhogen, kunnen deze geleidingsbanen ook langer worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld langer dan driemaal, viermaal de hoogte van een steigervak. Anderzijds is het ook mogelijk van additionele liggers te plaatsen tussen de standaard liggerniveaus in.
Dit kan bijvoorbeeld op halve hoogte van een steigervak, maar kan ook op andere tussenliggende hoogte. Dergelijke additionele liggers kunnen voorzien worden van een steigergedeelte van de geleidingsmiddelen. In dergelijke gevallen kunnen de geleidingsbanen aan de steigereenheid korter gemaakt worden, bijvoorbeeld korter dan de hoogte van een steigervak. De aanwezigheid van dergelijke additionele liggers kan ook voor een verhoogde stabiliteit zorgen.
Verder zijn de geleidingsbanen en de geleidingswielen bij voorkeur ingericht om op een dergelijke manier samen te werken zodat een afwijking van de parallelle richting met de staanders, zijnde een afwijking van de verticale richting, van de geleidingsbaan 292 tegen wordt gegaan of wordt vermeden. Hiervoor kunnen de geleidingswielen en de geleidingsbanen een vooraf bepaalde op elkaar afgestemde en/of overeenstemmende vormgeving hebben. In dit voorbeeld zijn aan elk van de twee breedterichtingen van de lifteenheid geleidingsbanen 292 aangebracht (nabij de linker- en rechterzijvlakken van de steigerkolom). Het is ook mogelijk dat deze geleidingsbanen aan de lengterichting van de lifteenheid worden aangebracht (nabij de voor- en achtervlakken van de steigerkolom) of langs zowel de lengterichting als de breedterichting van de lifteenheid/steiger. Ook is het mogelijk dat meerdere geleidingsbanen en geassocieerde stellen van geleidingswielen aangebracht worden langs een zelfde vlak van de steigerkolom.
In figuur 20 wordt het frame 65 verder in zijaanzicht en perspectiefaanzicht afgebeeld. Het frame omvat bijvoorbeeld langwerpige balkstructuren 650 die ingericht zijn om de zware last van de lifteenheid, een of meerdere personen en een substantiële hoeveelheid steigermateriaal te kunnen dragen. Daarom zal de balk 650 typisch een veel grotere draagkracht hebben dan de typische liggers 6.
Twee dergelijke draagbalken 650 worden bijvoorbeeld in H-vormige configuratie verbonden door middel van een dwarsbalk 652. Deze kan bijvoorbeeld aangebracht worden bovenop de draagbalken 650 door in uitkepingen 653 te vallen aangebracht in koppelstukken 651 die met elk van de draagbalken 650 is verbonden. Het valt op te merken dat in voorkeursuitvoeringsvormen het frame demontabel is. Verder valt op te merken dat in voorkeursuitvoeringsvormen de draagbalken aan een eerste uiteinde een eerste koppelstructuur 651 en aan een tweede uiteinde een verschillende tweede koppelstructuur 652 omvatten. Deze koppelstructuren kunnen bij voorkeur niet gelijk maar complementair zijn, zodanig dat bij het aanbrengen van frames op hetzelfde niveau van twee aangrenzende steigervakken, deze frames tegelijk kunnen koppelen/bevestigd worden met/aan dezelfde staanders/liggers (bijvoorbeeld aan de verbindingspen van de respectievelijke staanders). De koppelstructuren 651 en 652 kunnen bijvoorbeeld een bus omvatten die over de verbindingspen van een staander kan passen. Aan het ene uiteinde kan de busstructuur zich bovenaan bevinden, terwijl dit aan het andere uiteinde onderaan kan zijn, zodat ze aansluiten boven elkaar komen te liggen wanneer ze zijn gekoppeld met een staander. Een hulpstuk dat bijvoorbeeld overeenstemt met een koppelstructuur 651 (bijvoorbeeld een losse holle bus), maar niet verbonden is met een frame, kan hierbij gebruikt worden nabij het uiteinde van het eerste frame met koppelstructuur 652 van een sequentie van elkaar opvolgende frames, nabij de respectievelijke staander, om een horizontale, gepaste positie van het frame te bekomen.
In figuur 21 wordt verder een steigergedeelte 600 van een geleidingsmiddel afgebeeld, in de vorm van aan de ligger monteerbare geleidingswielen. De afgeheelde geleidingswielen omvatten bevestigingsmiddelen 601 ingericht om aan de liggers van de steiger bevestigd te worden, alsook geleidingswielen 603 die door middel van een profiel 602 en een as 604 gedragen worden en verbonden worden met de bevestigingsmiddelen 601. Merk op dat de afgebeelde dubbele geleidingswielen toelaten twee liften in aangrenzende steigervakken te gebruiken. Indien een dergelijk gecombineerd gebruik niet voorzien is, kan een gelijkaardig steigergedeelte van de geleidingsmiddelen slechts één geleidingswiel 603 omvatten dat door middel van een profiel 602 en een as 604 verbonden is met bevestigingsmiddelen 601 die ingericht zijn om bevestigd te worden aan de liggers.
Het valt op te merken dat het in figuur 19 afgebeelde liftsysteem een liftsysteem is dat overeenstemt met een liftsysteem zoals werd uiteengezet in het tweede voorbeeld overeenstemmend met de uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.
Dit is echter niet noodzakelijk. Wel levert het gecombineerd gebruik van beide systemen additionele voordelen. Zo kan de "klimlift" van het tweede (of eerste) voorbeeld, volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding, gebruikt worden om een steigerkolom op te bouwen. Wanneer de lifteenheid een deel van de steiger heeft opgebouwd door telkens naar een bovenaan bijgebouwd steigervak op te klimmen en daarboven telkens opnieuw een steigervak bij te bouwen, en het steigermateriaal aanwezig in de lifteenheid totaal is opgebruikt, kan bijvoorbeeld het frame 65 gemonteerd worden. Dit frame is bij voorkeur demontabel, maar kan ook als geheel bestaan en bevestigd worden bovenaan de steigerkolom. Het hijsmiddel kan aangebracht worden tussen het frame en de lifteenheid, waarna het takelsysteem kan worden gebruikt om de lifteenheid te laten stijgen of afdalen in de schacht gevormd door de steigerkolom. Daartoe kan de lifteenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding eventueel in beperkte mate omgebouwd worden. Deze ombouwing kan het verwijderen van de afstandsmiddelen en/of het eerste stel van bevestigingsmiddelen en/of het tweede stel van bevestigingsmiddelen omvatten wanneer deze demonteerbaar zijn uitgevoerd. Meer bij voorkeur kunnen de afstandsmiddelen en/of het eerste stel van bevestigingsmiddelen en/of het tweede stel van bevestigingsmiddelen in posities gebracht worden zodanig dat ze niet interfereren met het liftsysteem volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding.
De montage van de geleidingswielen 600 of alternatieve elementen aan de liggers of staanders in een dergelijk scenario geschiedt bij voorkeur, op het ogenblik dat de "klimlift" zich in de nabijheid bevindt, tijdens het opbouwen van de steiger. De geleidingsbanen 292 aan de lifteenheid kunnen initieel aanwezig zijn aan de lifteenheid, maar kunnen ook achteraf gemonteerd worden wanneer de "klimlift" zou worden omgebouwd tot het liftsysteem met frame en takel volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding.
Wanneer een lifteenheid volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding, bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm van het tweede voorbeeld, de lifteenheid vormt van het liftsysteem volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding, of is omgevormd tot een liftsysteem volgens het zesde aspect van de onderhavige uitvinding, kan dit liftsysteem gebruikt worden om bijvoorbeeld snel nieuw steigermateriaal op de laden op een lager liggend niveau, bijvoorbeeld het grondniveau. Deze lift kan dan, volgeladen met steigermateriaal, snel terug naar het bovenste gedeelte van de steigerkolom opgehesen, bijvoorbeeld opgetakeld worden, waarna het liftsysteem opnieuw kan gebruikt worden als een lifteenheid volgens het tweede voorbeeld of volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding.
In alternatieve uitvoeringsvormen kunnen de geleidingsmiddelen aan de steiger bestaan uit geleidingsbanen, en kan het liftgedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen omvatten. In dergelijke uitvoeringsvormen dienen de geleidingsbanen echter doorheen de hele lengte van de steigerkolom door te lopen. Dergelijke geleidingsbanen zouden langsheen en parallel met alle staanders van de steigerkolom kunnen aangebracht worden.
Deze geleidingsbanen kunnen geïntegreerd zijn met de staanders, maar kunnen ook afzonderlijk bestaan en ingericht zijn om te koppelen met verschillende bestaande types staander, zoals bijvoorbeeld staanders van het Layher™-type. Dergelijke geleidingsbanen kunnen anderzijds ook parallel met de staanders en bevestigd aan de liggers aangebracht zijn doorheen de steigerkolom.
Verder kunnen er in plaats van geleidingswielen als steigergedeelte of als liftgedeelte van de geleidingsmiddelen, ook andere structuren/elementen gebruikt worden die voor een in hoofdzaak gelijkaardige geleiding kunnen zorgen. Zo kunnen als alternatief voor geleidingswielen bijvoorbeeld geleidingsblokken aangebracht worden langsheen de liggers en/of staanders, of aan de lifteenheid, die respectievelijk samenwerken met de geleidingsbanen aan de lifteenheid of staanders/liggers.
Deze blokken kunnen aan het contactoppervlak dat ingericht is om te koppelen met de geleidingsbanen een geschikt glijmiddel / glijdend materiaal omvatten.
In bepaalde uitvoeringsvormen kunnen de geleidingsmiddelen enkel een liftgedeelte omvatten. Dit liftgedeelte kan bijvoorbeeld bestaan uit geleidingsbanen zoals hierboven werden beschreven. Dergelijke geleidingsbanen kunnen op zich al voor een bepaalde mate van geleiding zorgen doordat zij in hun verticale oriëntatie door de liggers (of eventuele additionele liggers) worden tegengehouden tijdens een eventuele zijwaartse beweging.
Verder valt het op te merken dat de liften volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen voorzien zijn van verplaatsingsmiddelen (zie Figuur 22) . De verplaatsingsmiddelen kunnen een aantal (bijvoorbeeld vier) wielmechanismes 99 omvatten die al dan niet aangedreven kunnen worden en die ingericht zijn om voort te bewegen (bijvoorbeeld om te rijden) op een railsysteem 9 dat op een bepaald liggerniveau (bijvoorbeeld het grondniveau LO) kan worden aangebracht doorheen de steigerconstructie. Op deze wijze kan deze lifteenheid via het bepaalde niveau (bijvoorbeeld het grondniveau LO) eenvoudig verplaatst worden doorheen de hele steigerconstructie, in het bijzonder naar naburige steigerkolommen. Dit railsysteem omvat bij voorkeur ten minste twee rails 90 die ingericht zijn om bevestigd te worden aan de liggers 6 van de steiger, en anderzijds ingericht zijn om te koppelen met de verplaatsingsmiddelen van de lifteenheid (bijvoorbeeld met wielen 93 van de wielmechanismes 99 van de lifteenheid). Verder kan het railsysteem 9 voorzien zijn van wissels 91, die bijvoorbeeld manueel versteld kunnen worden, of die versteld kunnen worden door middel van het aangedreven draaien van de ermee gekoppelde wielen 93/wielmechanismes 99 van de lifteenheid langsheen een in hoofdzaak verticale as 990, deze rotatie plaatsvindend op een locatie overstemmend met dergelijke wissel 91 (Zie figuren 23A en 23B). Elk van de wielmechanismes kan een verticale as 990 omvatten die verbonden is door middel van een frame 992 met de rotatieas 991 van een wiel 93.
Deze wissels 91 kunnen bijvoorbeeld een vrij om een as 94 roteerbare schijf of schijfdeel 92 omvatten die/dat voorzien is van een met het systeem van het railtype compatibel raildeel 93, en aldus ingericht is om de wielen 93 van de lifteenheid te ontvangen. De schijf kan bij voorkeur roteerbaar gemonteerd zijn rondom de symmetrieas 94 van de schijf. Met het systeem van het railtype compatibel raildeel kan bijvoorbeeld een gelijksoortig stuk rail zijn.
Verder kan, bijvoorbeeld wanneer de lifteenheid zelf geen wielmechanismen of andere verplaatsingsmiddelen omvat, het hierboven beschreven railsysteem ook gecombineerd worden met een onafhankelijke draageenheid (e.g. een draagwagen) die in de steiger geplaatst kan worden, die de hierboven beschreven wielmechanismen of andere verplaatsingsmiddelen omvat om geleid te worden langsheen het railsysteem doorheen de steiger, en waarop de lifteenheid kan rusten.
Het kan verder opgemerkt worden dat de meeste steigers dimensies hebben die van het rechthoek- of vierkant type zijn. Zo kunnen ze rechthoekig zijn en een standaard lengte hebben van bijvoorbeeld 2 of 3 meter, en een standaard breedte van bijvoorbeeld 1, 1.25, 1.5, 2 meter. Andere afmetingen zijn natuurlijk ook mogelijk, en zijn dus niet uitgesloten. De (variabele) dimensies van de lifteenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen bijgevolg bij voorkeur corresponderen met één of meerdere van deze "standaard" afmetingen.
In een verder aspect van de onderhavige uitvinding kunnen twee lifteenheden of liftsystemen volgens uitvoeringsvormen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding aangebracht worden in twee aangrenzende steigerkolommen. In dergelijke situaties zijn de bevestigingsmiddelen en/of geleidingsmiddelen van beide lifteenheden of liftsystemen, in het bij zonder langs het grensvlak van de twee steigerkolommen, bij voorkeur gekozen op een manier dat deze niet met elkaar interfereren bij het bevestigen aan de steiger op eenzelfde liggerniveau. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk van de bevestigingsmiddelen van een eerste lift, langs de kant van het grensvlak, te bevestigen aan de twee tegenoverstaande liggers die aangrenzen aan de ligger in het grensvlak, en niet aan deze ligger in het grensvlak zelf, terwijl de bevestigingsmiddelen van de tweede lifteenheid langs de kant van het grensvlak kunnen bevestigen aan de ligger in het grensvlak. Ingerichte koppelstructuren kunnen hiervoor gebruikt worden langs de kant van het grensvlak.
In de bovenstaande beschrijving werden voorbeelden van koppelstructuren 822 en 832 en bevestigingsmiddelen 82 en 83 besproken. In verdere uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen verder ook blokkeringsmiddelen (niet afgebeeld) omvat zijn in de koppelstructuren, die na het inhaken van deze koppelstructuren over de liggers, de bevestiging ten· opzichte van de liggers additioneel beveiligt door een eventueel ongewenst uithaken van de bevestigingsmiddelen verder onmogelijk te maken.
In de beschrijving van bepaalde uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding, zijn verschillende eigenschappen soms gegroepeerd in een enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan met als doel bij te dragen tot het begrip van een of meer van de verschillende inventieve stappen. Dit mag niet geïnterpreteerd worden alsof alle eigenschappen van de groep noodzakelijk aanwezig zijn om een specifiek probleem op te lossen. Inventieve aspecten bevinden zich niet in alle eigenschappen van zulke groep eigenschappen aanwezig in de beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm.
Terwij1 sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige maar geen andere eigenschappen inbegrepen in andere uitvoeringsvormen omvatten, zijn combinaties of eigenschappen van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld om zich binnen het bereik van de uitvinding te bevinden, en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals begrepen zou worden door vakman.
Terwijl de beginselen van de uitvinding hierboven beschreven zijn in verband met specifieke uitvoeringsvormen, moet het duidelijk begrepen worden dat deze beschrijving slechts gemaakt is bij wijze van voorbeeld, en niet beperkend is voor het bereik van bescherming die bepaald is door de toegevoegde conclusies.

Claims (20)

1. Een liftsysteem voor gebruik in een steigerkolom van een steiger, de steigerkolom omvattende ten minste één steigervak, elk steigervak gedefinieerd zijnde door twee stellen van telkens vier liggers die gelijke rechthoeken vormen die zich in hoofdzaak in horizontale vlakken bevinden en die door middel van staanders aan hun corresponderende hoeken met elkaar verbonden zijn, het liftsysteem omvattende ; - een lifteenheid; - een frame dat ingericht is om gemonteerd te worden aan een deel van de steiger en dat ingericht is om intern aan de steigerkolom een hijsmiddel te dragen; en - een hijsmiddel dat aan een eerste uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met het frame en aan een tweede uiteinde ervan ingericht is om gekoppeld te worden met de lifteenheid, en dat ingericht is om het stijgen of dalen van de lifteenheid in de steiger aan te sturen.
2. Een liftsysteem volgens conclusie 1, waarin de steigervakken in hoofdzaak gedefinieerd zijn door staanders, en een onderste stel en een bovenste stel van liggers die de staanders onderaan en bovenaan respectievelijk met elkaar verbinden, en waarin het frame ingericht is om gemonteerd te worden aan of op het bovenste stel van liggers en/of staanders van een bovenste steigervak.
3. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies, dat verder geleidingsmiddelen omvat om de beweging van de lifteenheid te geleiden in de steigerkolom.
4. Een liftsysteem volgens conclusie 3, waarin de geleidingsmiddelen een steigergedeelte en een liftgedeelte omvatten.
5. Een liftsysteem volgens conclusie 4, waarin het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingsbanen langsheen één of meerdere staanders omvat.
6. Een liftsysteem volgens conclusie 4 of 5, waarin het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingsbanen omvat die aangebracht zijn parallel met de staanders, en bevestigd zijn aan de liggers.
7. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies 4 tot 6, waarbij het liftgedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen omvat die ingericht zijn om samen te kunnen werken met de geleidingsbanen aan de steiger.
8. Een liftsysteem volgens conclusie 4, waarin het steigergedeelte van de geleidingsmiddelen geleidingswielen omvat.
9. Een liftsysteem volgens conclusie 8, waarin de geleidingswielen gemonteerd zijn aan de liggers.
10. Een liftsysteem volgens één der conclusies 8 of 9, waarin het liftgedeelte van de geleidingsmiddelen ten minste één geleidingsbaan omvat die parallel met de staanders aangebracht is en die ingericht is om samen te werken met geleidingswielen aan de steiger wanneer de lifteenheid in de steiger is geplaatst.
11. Een liftsysteem volgens conclusie 10, omvattende twee geleidingsbanen die aan tegenoverliggende zijden van de lifteenheid zijn aangebracht, die samenwerken met respectievelijke geleidingswielen op de staander, waarbij de geleidingswielen en de geleidingsbanen ingericht zijn om op een dergelijke wijze samen te werken dat het ontstaan van een afwijking van de richting van de geleidingsbanen ten opzichte van de richting van de staanders wordt tegengegaan.
12. Een liftsysteem volgens één der conclusies 10 of 11, waarbij de aanwezige geleidingsbanen een lengte hebben die groot genoeg is om in gebruik steeds samen te werken met geleidingswielen van ten minste twee opeenvolgende liggerniveaus.
13. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies, waarin het hijsmiddel een takel omvat.
14. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies, waarin het hijsmiddel een omgekeerde takel omvat.
15. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de lifteenheid een bovenframe omvat, het bovenframe ingericht zijnde om te koppelen met het hijsmiddel.
16. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies 1 tot 14, waarbij de lifteenheid een werkvloer omvat, en waarbij de koppeling tussen het hijsmiddel en de lifteenheid onder de werkvloer geschiedt, het hijsmiddel hierbij door een opening in de werkvloer gaande.
17. Een liftsysteem volgens conclusie 16, waarbij de werkvloer een stapelmiddel voor steigermateriaal bevat, het stapelmiddel de opening omvattende.
18. Een liftsysteem volgens conclusie 16, waarbij de lifteenheid een bovenframe bevat dat zich bevindt boven de werkvloer, het bovenframe ingericht zijnde om het hijsmiddel te begeleiden.
19. Een liftsysteem volgens één der voorgaande conclusies, de lifteenheid omvattende: - een eerste deel dat ingericht is om op verschillende hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een eerste stel van bevestigingsmiddelen; - een tweede deel dat ingericht is om op verschillende hoogtes aan de steiger bevestigd te kunnen worden door middel van een tweede stel bevestigingsmiddelen; en - een afstandsregelmiddel dat ingericht is om een variatie van de afstand tussen het eerste stel van bevestigingsmiddelen en het tweede stel van bevestigingsmiddelen aan te drijven.
20. Een liftsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarin de lifteenheid verder verplaatsingsmiddelen omvat die ingericht zijn om te koppelen met een railsysteem, het railsysteem ingericht zijnde om aangebracht te kunnen worden binnenin en doorheen ten minste twee horizontaal aangrenzende steigervakken om een horizontale verplaatsing van de lifteenheid doorheen de aangrenzende steigervakken te geleiden.
BE2010/0442A 2010-07-16 2010-07-16 Liftsysteem voor een steiger. BE1019424A5 (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0442A BE1019424A5 (nl) 2010-07-16 2010-07-16 Liftsysteem voor een steiger.
HUE11719996A HUE025649T2 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffolding
AU2011279563A AU2011279563B2 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffold with scaffolding elements and methods for erection thereof
PCT/BE2011/000012 WO2012006689A1 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffold with scaffolding elements and methods for erection thereof
ES11719996.8T ES2556902T3 (es) 2010-07-16 2011-03-17 Andamio con elementos de andamio y métodos para montaje de los mismos
DK11719996.8T DK2563991T3 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffolding with a scaffolding elements and method for erecting thereof
US13/810,440 US9580919B2 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffold with scaffolding elements and methods for erection thereof
PL11719996T PL2563991T3 (pl) 2010-07-16 2011-03-17 Rusztowanie z elementami rusztowania i sposoby jego wznoszenia
EP11719996.8A EP2563991B1 (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffold with scaffolding elements and methods for erection thereof
CA2805655A CA2805655C (en) 2010-07-16 2011-03-17 Scaffold with scaffolding elements and methods for erection thereof
PCT/BE2011/000048 WO2012006694A1 (en) 2010-07-16 2011-07-15 Lift system for use in a scaffold

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201000442 2010-07-16
BE2010/0442A BE1019424A5 (nl) 2010-07-16 2010-07-16 Liftsysteem voor een steiger.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019424A5 true BE1019424A5 (nl) 2012-07-03

Family

ID=43639458

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0442A BE1019424A5 (nl) 2010-07-16 2010-07-16 Liftsysteem voor een steiger.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1019424A5 (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4809814A (en) * 1988-04-01 1989-03-07 St Germain Jean Scaffolding
US5259479A (en) * 1991-10-15 1993-11-09 Gestion Des Brevets Fraco Ltee Self-raising cantilever-type work platform assembly
US5579865A (en) * 1994-02-23 1996-12-03 Butler; J. Frank Scaffold
WO1998050301A1 (en) * 1997-05-05 1998-11-12 Les Produits Fraco Limitee Self erecting scaffolding
US6182791B1 (en) * 1998-06-19 2001-02-06 James L. Cope Adjustable scaffolding and lift carriage and support member therefor
GB2425563A (en) * 2005-04-27 2006-11-01 Andrew C Owens Guardrail protection system for scaffolding towers
US20070187184A1 (en) * 2006-02-10 2007-08-16 Nasuti Michelle L Scissors lift utility tray assembly
GB2461782A (en) * 2008-07-18 2010-01-20 Product Solutions Catalysis Lt A scaffolding side frame

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4809814A (en) * 1988-04-01 1989-03-07 St Germain Jean Scaffolding
US5259479A (en) * 1991-10-15 1993-11-09 Gestion Des Brevets Fraco Ltee Self-raising cantilever-type work platform assembly
US5579865A (en) * 1994-02-23 1996-12-03 Butler; J. Frank Scaffold
WO1998050301A1 (en) * 1997-05-05 1998-11-12 Les Produits Fraco Limitee Self erecting scaffolding
US6182791B1 (en) * 1998-06-19 2001-02-06 James L. Cope Adjustable scaffolding and lift carriage and support member therefor
GB2425563A (en) * 2005-04-27 2006-11-01 Andrew C Owens Guardrail protection system for scaffolding towers
US20070187184A1 (en) * 2006-02-10 2007-08-16 Nasuti Michelle L Scissors lift utility tray assembly
GB2461782A (en) * 2008-07-18 2010-01-20 Product Solutions Catalysis Lt A scaffolding side frame

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9410329B2 (en) Lift unit for ascending and descending a scaffold
US10428536B2 (en) Scaffold system
EP2878731B1 (en) Bridge maintenance vehicle with hinge-connected type hanging bracket and capable of avoiding bridge-side obstacles
CN110004834B (zh) 一种用于挂索施工的自动爬升平台
CN109826411B (zh) 一种建筑用爬架及其运行方法
WO2012006694A1 (en) Lift system for use in a scaffold
CN114645614A (zh) 一种基于轨道装置快速移动高空作业平台
BE1019424A5 (nl) Liftsysteem voor een steiger.
BE1019305A5 (nl) Een lifteenheid voor een steiger, werkwijzen om met de lifteenheid te stijgen en af te dalen in een steiger, werkwijzen om een steiger op te bouwen, en werkwijzen om een steigen af the breken.
CN210031529U (zh) 一种用于挂索施工的自动爬升平台
CN212151270U (zh) 移动平台式吊篮平台
CN211769900U (zh) 一种防摆动起重机
CN2499442Y (zh) 升降式安全出入装置
KR101800622B1 (ko) 다단 승강형 족장
CN209468698U (zh) 桥梁高空作业吊篮
CN214328569U (zh) 一种桥梁作业平台
CN216006633U (zh) 台车
CN114104939B (zh) 一种钢构架吊装工艺、吊装设备及辅助装置
CN115075533B (zh) 一种可水平移动的施工吊篮装置
BE1019884A5 (nl) Ligger voor gebruik in een steiger.
CN109468963A (zh) 桥梁高空作业吊篮及桥梁高空施工方法
BE1019882A4 (nl) Stabiliserend element voor een steiger.
CN114438878A (zh) 钢箱梁拱桥维修用行走作业平台
CN112252205A (zh) 一种桥梁作业平台
CN116122142A (zh) 一种双幅桥梁检修车