BE1019395A3 - Paneel met verbeterde koppelmiddelen. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een nieuw vloer- of wand paneel met verbeterde koppelmiddelen en tot doel heeft om aan de tekortkomingen van het "fall down" bevestigingssysteem een oplossing te bieden.

Description

PANEEL MET VERBETERDE KOPPELMIDDELEN

Deze uitvinding heeft betrekking op een paneel met verbeterde koppelmiddelen. Het paneel kan zowel een vloer - als wandpaneel zijn.

Bij de verbinding van vloerdelen niet gebruik makend van lijmtechnieken zijn er meerdere systemen bekend die zich onderscheiden op de manier hoe de vloerdelen samengebracht kunnen worden. De grote groepen zijn de volgende:

Voor de lanze zijde van het vloerdeel: a) een vloerdeel horizontaal en het andere vloerdeel via een hoek verbinden met het eerste vloerdeel; b) een vloerdeel horizontaal en het andere vloerdeel via een roterende beweging met het eerste vloerdeel verbinden.

Meest bekende voorliggende systemen zijn beschreven in volgende octrooipublicaties: BE 9600527; BE 9700344; EP 0843763 en EP 1026341.

Voor de korte zijde van het vloerdeel éénmaal de lamse verbinding reeds is gerealiseerd: a) het samenbrengen via een horizontale beweging van beide vloerdelen ten opzichte van mekaar de zogenaamde “snap-verbinding”; b) een vloerdeel horizontaal en het andere vloerdeel via een verticale beweging met het eerste vloerdeel verbinden. De zogenaamde “fall-down of push-down” verbindingen.

Een belangrijk nadeel van de horizontale beweging, meer bekend als de snap-beweging, van de vloerdelen ten opzichte van mekaar is het feit dat er enerzijds een hulpstuk en hamer voor nodig zijn en dat de kracht uitgevoerd via het “samenkloppen” van de vloerdelen kan aanleiding geven tot beschadiging van de decoratieve toplaag. Hetzelfde fenomeen kan zich voordoen met het niet correct hanteren van het hulpstuk, dat beschadiging van de uitstekende tand aan het andere uiteinde van het te verbinden vloerdeel moet voorkomen. Bij het gebruik van de hamer voor de horizontale beweging van de vloerdelen ten opzichte van mekaar moet er met een gedoseerde kracht geklopt worden op het op een correcte manier geplaatste hulpstuk om een degelijke verbinding te realiseren. Daarenboven is het eveneens belangrijk dat het bewegende vloerdeel gelijkmatig naar het andere vloerdeel wordt gebracht om eveneens beschadiging te voorkomen. Uit de praktijk blijkt dat dit omwille van de puntbelasting van hamer eveneens praktisch onmogelijk is.

Omwille van de beschreven problematiek met de horizontale snap-verbinding is er een gebruiksvriendelijke technologie in ontwikkeling namelijk de verticale verbinding van het te bevestigen paneel ten opzichte van het horizontaal geplaatst paneel. Meer bepaald de fall-down of push-down technologie. Met deze technologie wordt de problematiek omtrent het gebruik van hulpstukken en het gedoseerd samenbrengen met een hamer grotendeels opgelost.

In de meest voorkomende gekende technieken blijft er echter nog een probleem omtrent eventuele beschadiging van de 2-decorzijden omwille van de verticale schuur-beweging gedurende het “falldown”-process ten opzichte van mekaar.

Een ander veel voorkomend probleem is het feit dat de verbinding weinig opwaartse krachten omwille van oneffenheden in de vloer kan opvangen. Dikwijls is namelijk de kracht met de welke de vloerdelen samengebracht worden immers ook de kracht met dewelke deze terug van mekaar kunnen loskomen (Cfr EP 0085196 en EP 0562402). Omwille van het feit dat de vloerdelen met een eenvoudige druk met de duim naar beneden gedrukt worden is deze relatief lage kracht dezelfde waarmee deze vloerdelen terug van mekaar kunnen loskomen. Om dit laatste probleem te verbeteren zijn er reeds bepaalde versies bekend die gebruik maken van inzetstukjes die uit een ander materiaal dan het vloerdeel zelf zijn vervaardigd(cff EP 1 650 375 en EP 1 415 056).

Deze uitvinding heeft nu tot doel om aan de bovenvermelde tekortkomingen van het “fall down” bevestigingssysteem een oplossing bieden.

Om de eigenschappen van deze uitvinding te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van het vloerpaneel overeenkomstig de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij : figuren 1 t/m 5: toont de verbinding tussen twee vloerdelen overeenkomstig een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; figuur 6: toont de verbinding tussen twee vloerdelen overeenkomstig een alternatieve uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

De voorliggende met elkaar te verbinden elementen 1 en Γ zijn vloerdelen hoofdzakelijk opgebouwd uit MDF, een verbinding van houtvezel met een polymeer of uitsluitend uit een polymeer. De mogelijk aan te wenden materialen voor de vloerdelen 1 en Γ is afhankelijk van de mechanische eigenschappen, meer bepaald de flexibiliteit van het beweegbaar deel Γ7. De vloerdelen hebben een decoratieve afwerking aan de bovenzijde 11 en Γ1 met aan het uiteinde van elke decorzijde een kritisch punt 12 en Γ2 dat aanleiding kan geven tot beschadiging bij het samenbrengen van de vloerdelen. Beide vloerdelen 1 en Γ hebben verbindingsmiddelen respectievelijk 120 en Γ20 bestaande uit een inkeping respectievelijk IA en l’D en een uitstekend deel respectievelijk 1B en l’C. Het uitstekend deel l’C van het verbindingsmiddel Γ20 van vloerdeel Γ is daarenboven voorzien van een beweegbaar deel Γ7 dat integraal deel uitmaakt van het verbindingsmiddel 1 ’20 dat op zijn beurt integraal deel uitmaakt van het vloerdeel Γ.

Het beweegbaar deel Γ7 heeft een dubbele functie. Het zal er enerzijds voor zorgen dat tijdens de verbinding en de bijhorende neerwaardse beweging van vloerdeel Γ tov vloerdeel 1 de uiteinden van de decorzijden 12 en Γ2 pas op het allerlaatse moment tijdens het verbindingsproces met mekaar in contact kunnen komen. Daarenboven zal het beweegbaar deel Γ7 na ingrijping in de uitsparing 111 deel uitmakend van de inkeping IA van het verbindingsmiddel 120 zorgen voor een eerste vergrendeling van vloerdeel 1 met vloerdeel Γ.

Het voorliggend ontwerp voorziet echter ook in een extra vergrendeling. Het is namelijk zo dat afhankelijk van het basismateriaal van de te verbinden vloerdelen het beweegbaar deel Γ7 naar maatvoering toe moet kunnen wijziging. Voor een hard minder flexibel basismateriaal voorziet het voorliggend ontwerp namelijk de mogelijkheid om het beweegbaar deel Γ7 te voorzien van een andere vormgeving dan voor een zachter meer flexibel materiaal, en dit zonder grote invloed te hebben op de kracht K die noodzakelijk is om de vloerdelen samen te brengen en de kracht F die de vloerdelen terug van mekaar zou kunnen scheiden of punt 12 zou kunnen laten bewegen ten opzichte van punt Γ2 na plaatsing.

De extra vergrendeling van de vloerdelen 1 en Γ wordt op de volgende manier gerealiseerd. Na de verticale beweging H van vloerdeel 1 ’ t.o.v. vloerdeel 1 over de afstand El ontstaat er een contact tussen de schuine zijde Γ4 van de inkeping l’D van het verbindingsmiddel Γ20 en de schuine zijde 14 van het uitstekend deel 1B van het verbindingsmiddel 120. Het beweegbaar deel Γ7 is eveneens tijdens deze verticale beweging nog in zijn originele vormgeving en is nog niet onderhevig aan buiging. Het beweegbaar deel Γ7 fungeert tijdens de verticale verplaatsing H over de afstand El van vloerdeel Γ t.o.v. vloerdeel 1 als afstandhouder tussen de einde van de decoratieve zijden 12 en Γ2. Het uiteinde Γ3 van het beweegbaar deel Γ7 maakt tijdens de verplaatsing H over de afstand El contact met de zijde 17 deel uitmakend van vloerdeel 1.

Tijdens de schuine verplaatsing in de richting Z over de afstand E2 van vloerdeel 1 t.o.v. vloerdeel Γ over de schuine zijden 14 en Γ4 wordt de extra vergrendeling gerealiseerd. Het uitstekend deel 1B van het verbindingsmiddel 120 van het vloerdeel 1 is namelijk voorzien van een schuine zijde 15. Zo is ook de inkeping l’D van het verbindingsmiddel Γ20 voorzien van een schuine zijde Γ5. Tijdens de schuine verplaatsing in de richting Z zal de schuine zijde Γ5 zich verplaatsen langs de schuine zijde 15. Het uitstekend deel Γ30 onder de schuine zijde Γ5 van vloerdeel Γ bevindt zich nu onder het deel 130 van vloerdeel 1 en zal extra weerstand bieden tegen een opwaartse kracht F omwille van bepaalde oneffenheden van de vloer FL.

Tijdens deze verplaatsing in de richting Z over de afstand E2 gaat ook het beweegbaar deel 1 ’7 zich verplaatsen X in de uitsparing 1 ’6 van het uitstekend deel l’C. Dit om een verplaatsing in de schuine richting Z van vloerdeel Γ t.o.v. van vloerdeel 1 mogelijk te maken. Naarmate het beweegbare deel 1 ’7 zich verplaatst in de uitsparing 1 ’6 gaan nu ook pas de uiteinden decorzijden 12 en Γ2 naar elkaar toe bewegen.

Op het einde van de verplaatsing Z over de afstand E2 zal de onderzijde Γ10 van het uitstekend deel l’C contact maken met de bovenzijde 110 van de inkeping IA. Net voor dit contact zal ook het beweegbaar deel Γ7 zich verplaatsen in de uitsparing 111 deel uitmakend van de inkeping IA. Het beweegbaar deel 1’7 zal terug zijn oorspronkelijke positie innemen en de uitsparing Γ6 neemt ook terug zijn oorspronkelijke vorm aan. Eenmaal dit gebeurd is er terug een vergrendeling gerealiseerd omwille van het contact van de bovenzijde Γ9 van het beweegbaar deel Γ7 met de zijde 19 van vloerdeel 1.

Om de opwaartse kracht F omwille van vloeroneffenheden op te vangen zijn er ondertussen 2 vergrendelingen gerealiseerd, namelijk één omwille van het contact tussen de schuine wand 15 en Γ5 en één omwille van het contact tussen de schuine wand Γ9 van het beweegbaar deel Γ7 met de schuine zijde 19 van vloerdeel 1. De dubbele vergrendeling is gerealiseerd.

Het is ook pas op het einde van het volledige verbindingsproces en de beweging van vloerdeel Γ t.o.v. vloerdeel 1 over de verticale afstand El en de verplaatsing E2 onder een hoek dat de decoruiteinden 12 en Γ2 met mekaar in contact komen en er dus geen kans op beschadiging van deze decoruiteinden bestaat daar deze niet over mekaar moeten schuren tijdens het verbindingsproces en zonder kracht met mekaar aansluiten éénmaal de verbinding reeds gerealiseerd is.

Eveneens dient opgemerkt dat tijdens het ganse verbindingsproces een kracht K in verticale richting is uitgeoefend en dat de vormgeving van de verbindingsmiddelen 120 en Γ20 een beweging in de verticale richting H en de beweging onder hoek Z autonoom tot stand heeft doen komen.

Omwille van de dubbele vergrendeling zal de kracht F om de verbinding te ontgrendelen merkelijk hoger moeten zijn dan de kracht K die noodzakelijk was om de verbinding te realiseren, hetgeen basiskenmerken uit de industrie zijn voor een eenvoudige hoogkwalitatieve verbinding tussen vloerdelen.

Daarenboven maakt de extra vergrendeling ter hoogte van de schuine zijde 15 en F5 het mogelijk om, via een eenvoudige verandering van de maatvoering van het beweegbaar deel 1 ’7 door een eenvoudige verplaatsing van een frees, zonder extra investeringen verschillende type vloerdelen opgebouwd uit uiteenlopende materialen met verschillende mechanische eigenschappen met mekaar te verbinden zonder de verbindingskracht te moeten hypothekeren.

Claims (1)

1. Profieistrip (1) omvattende een zichtzijde (11) en een uitstekend verbindingsmiddel (120) bestaande uit een inkeping (IA) en een uitstekend deel (1B), profielstrip (1’) omvattende een zichtzijde (l’l) en een uitstekend verbindingsmiddel (Γ20 ) in het verlengde van de zichtzijde (l’l) bestaande uit een inkeping (l’D) en een uitstekend deel (l’C) waarbij het uitstekend deel (1B) en de inkeping (l’D) voorzien zijn van schuine zijden respectievelijk (15) en (Γ5) waarbij bij schuifcontact tussen beide schuine zijden (15) en (Γ5) een eerste vergrendeling van de aanliggende profielstrippen (1,1’) tegen een kracht (F) in tegenovergestelde richting t.o.v. de vergrendelingskracht (K) gerealiseerd wordt en een beweegbaar flexibel deel (Γ7 ) deel uitmakend van het uitstekend deel (l’C) of uitstekend deel (1B) zoals aangehaald in een andere mogelijke uitvoeringsvorm conform figuur 6 waarbij het beweegbaar deel (Γ7) deel uitmakend van het uitstekend deel (l’C) enerzijds fungeert als afstandshouder tussen de uiteinden van de zichtzijden (11) en (l’l) respectievelijk (12) en (Γ2) tijdens het verbinden van de profielstrippen en anderzijds fungeert als tweede vergrendeling tussen de profielstrippen (1,1’) tegen een kracht (F) in tegenovergestelde richting dan de vergrendelingskracht (K) door ingrijping in de uitsparing (111) met het kenmerk dat de profielstrippen (1,1’) met elkaar verbonden worden door het uitoefenen van een vergrendelingskracht (K) haaks op de zichtzijde (l’l) van profielstrip (Γ), waarbij profielstrip (1’) tijdens het uitoefenen van deze vergrendelingskracht (K) initieel over een afstand (El) in de richting (H) evenwijdig aan de opstaande zijde (17) en hoofdzakelijk haaks op decorzijde (11) van profielstrip (1) zal bewegen om vervolgens over een afstand (E2) in de richting (Z) evenwijdig met de schuine zijden (14) en (Γ4) en onder een hoek ten opzichte van de zichtzijde (l’l) te bewegen.