BE1019277A3 - Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor. - Google Patents

Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor. Download PDF

Info

Publication number
BE1019277A3
BE1019277A3 BE2010/0223A BE201000223A BE1019277A3 BE 1019277 A3 BE1019277 A3 BE 1019277A3 BE 2010/0223 A BE2010/0223 A BE 2010/0223A BE 201000223 A BE201000223 A BE 201000223A BE 1019277 A3 BE1019277 A3 BE 1019277A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
compressor
combustion engine
switching
inlet valve
control
Prior art date
Application number
BE2010/0223A
Other languages
English (en)
Inventor
Kristine Vandebosch
David Verguts
Original Assignee
Atlas Copco Airpower Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Atlas Copco Airpower Nv filed Critical Atlas Copco Airpower Nv
Priority to BE2010/0223A priority Critical patent/BE1019277A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1019277A3 publication Critical patent/BE1019277A3/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C28/00Control of, monitoring of, or safety arrangements for, pumps or pumping installations specially adapted for elastic fluids
    • F04C28/28Safety arrangements; Monitoring
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B49/00Control, e.g. of pump delivery, or pump pressure of, or safety measures for, machines, pumps, or pumping installations, not otherwise provided for, or of interest apart from, groups F04B1/00 - F04B47/00
    • F04B49/02Stopping, starting, unloading or idling control
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04DNON-POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04D27/00Control, e.g. regulation, of pumps, pumping installations or pumping systems specially adapted for elastic fluids
    • F04D27/02Surge control
    • F04D27/0292Stop safety or alarm devices, e.g. stop-and-go control; Disposition of check-valves

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Applications Or Details Of Rotary Compressors (AREA)

Abstract

Compressor die een compressorelement (2) bevat en een verbrandingsmotor (16) voor de aandrijving van het compressorelement (2), waarbij het compressorelement (2) aansluit op een inlaatleiding (4) met daarin een inlaatklep (26), waarbij de verbrandingsmotor (16) een roetfilter (24) bavat, waarbij de compressor (1) een stuurinrichting (47) bevat voor het uitschakelen van de compressor (1), waarbij de compressor (1) detectiemiddelen (39) bevat voor het detecteren van het belast of onbelast werken van de compressor (1) en middelen (40) voor het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor (1) onbelast werkt, waarbij de stuurinrichting (47) een algoritme bevat voor het uitschakelen van de compressor (1) door middel van schakelmiddelen (19) wanneer voornoemde tijdsduur een limietwaarde overschrijdt.

Description

Compressor en werkwijze voor het aansturen van een compressor.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een compressor en op een werkwijze voor het aansturen van een compressor.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een compressor van het type dat voorzien is van een compressorelement en een verbrandingsmotor voor de aandrijving van het voornoemde compressorelement, waarbij het compressorelement aansluit op een inlaatleiding met daarin een inlaatklep, waarbij de voornoemde verbrandingsmotor voorzien is van een roetfilter voor de uitlaatgassen en waarbij de compressor voorzien is van een stuurinrichting voor het uitschakelen van de compressor.
Het is al lang bekend dat bij een onvolledige verbranding van brandstof in de verbrandingsmotor roetdeeltjes worden gevormd die samen met de uitlaatgassen in de atmosfeer worden uitgestoten.
Dergelijke roetdeeltjes vervuilen uiteraard de lucht en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Om de luchtvervuiling enigszins te beperken kan de verbrandingsmotor van een roetfilter worden voorzien zodat de uitstoot van fijn stof zoveel mogelijk wordt beperkt.
Deze roetfilter moet de deeltjes die het gevolg zijn van een onvolledige verbranding tegenhouden zodat de uitgestoten uitlaatgassen minder schadelijke stoffen bevatten.
Op geregelde tijdstippen zullen deze tegengehouden deeltjes worden verbrand. Voor deze zogenaamde regeneratie van de roetfilter waarbij de achtergebleven deeltjes ontbranden, is een hoge temperatuur nodig die alleen onder voldoende belasting van de motor wordt bereikt.
Een compressor die door een verbrandingsmotor wordt aangedreven, kan uiteraard voor tal van toepassingen worden aangewend. Het is daarbij doorgaans zo dat de vraag naar samengeperst gas in de tijd varieert, zodat de compressor van een regelsysteem is voorzien dat bijvoorbeeld het toerental van de motor in functie van de vraag naar samengeperst gas regelt.
In de belaste toestand van de compressor, waarbij er bijvoorbeeld perslucht aan één of meerdere pneumatische gereedschappen wordt geleverd, zal de verbrandingsmotor een voldoende hoog vermogen genereren zodat de temperatuur van de uitlaatgassen voldoende hoog is om een regeneratie van de roetfilter toe te laten.
Wanneer er echter vanuit het verbruikersnet geen vraag naar samengeperst gas bestaat, zal de compressor onbelast draaien.
In deze onbelaste toestand zal de verbrandingsmotor blijven draaien, zij het dan aan een lager toerental dan in de belaste toestand, waarbij de inlaatklep van de compressor gesloten wordt zodat geen gas wordt aangezogen en dus ook niet wordt samengeperst.
Doordat de motor echter blijft draaien, zal er dan ook in deze onbelaste toestand brandstof worden verbruikt.
Dit brandstofverbruik is nadelig vermits hierdoor de werkingskosten van de compressor hoger oplopen en er meer luchtverontreiniging optreedt en dergelijke.
Wanneer deze onbelaste toestand bovendien lang aanhoudt kunnen ook nadelige effecten ter hoogte van de verbrandingsmotor optreden.
Immers, door het lage toerental van de motor zal de temperatuur van de uitgestoten uitlaatgassen zodanig dalen dat regeneratie niet meer mogelijk is, waardoor de in de roetfilter gevangen deeltjes niet meer worden verbrand.
Een nadeel is dan ook dat de roetfilter vroegtijdig zal dichtslibben, waardoor zijn efficiëntie daalt, en vroegtijdig moet worden gereinigd of gewisseld.
Meer geavanceerde systemen zijn gekend die sensoren bevatten voor het meten van de tegendruk en temperatuur in de uitlaatgassen en die een externe warmtebron bevatten teneinde de regeneratie te waarborgen. De voornoemde warmtebron kan daarbij een elektrisch verwarmingselement of een brander zijn.
Deze systemen zijn duurder in aanschaf en veel complexer en beïnvloeden het brandstofverbruik nadelig.
Als alternatief is het ook bekend gebruik te maken van een katalysatorlaag die op de roetfilter is aangebracht, of een nauwkeurig berekende hoeveelheid brandstof in te spuiten en te laten ontbranden in het uitlaatsysteem.
Een verlaging van de ontbrandingstemperatuur van het roet kan worden gerealiseerd door de brandstof van additieven te voorzien, één en ander zodat ook onder een lagere belasting van de motor en dus bij een lagere temperatuur van de uitlaatgassen regeneratie mogelijk blijft.
Een nadeel is dat door de additieven meer assen in de roetfilter worden gevormd, waardoor het rendement van de roetfilter vermindert en de roetfilter sneller vervangen moet worden.
Daarenboven zal de vorming van assen in de roetfilter het motorvermogen negatief beïnvloeden aangezien de achtergebleven deeltjes de stroming van de uitlaatgassen door de roetfilter bemoeilijken zodat het brandstofverbruik toeneemt.
Mechanismen die de ontbrandingstemperatuur beogen te verlagen, vertonen het nadeel dat het motorvermogen negatief wordt beïnvloed en dat zij meer brandstof vergen.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meerdere van de voornoemde en/of andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een compressor van het hierboven genoemde type, waarbij de compressor detectiemiddelen bevat voor het detecteren van het belast of onbelast werken van de compressor en middelen voor het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor onbelast werkt en waarbij de stuurinrichting is voorzien van een algoritme voor het uitschakelen van de compressor door middel van daartoe voorziene schakelmiddelen, wanneer de tijdsduur van onbelaste werking een limietwaarde overschrijdt.
Volgens een voorkeurdragend kenmerk van een compressor volgens de uitvinding omvatten de voornoemde schakelmiddelen een afsluitklep in de brandstoftoevoer naar de voornoemde verbrandingsmotor.
Een voordeel van een compressor volgens de uitvinding is dat, door het afsluiten van de brandstoftoevoer en dus het uitschakelen van de verbrandingsmotor een aanzienlijke besparing op gebied van brandstofverbruik kan worden gerealiseerd en er ook minder schadelijke uitlaatgassen worden uitgestoten.
Een ander voordeel is dat de regeneratie van de roetfilter gewaarborgd blijft, zodat de roetfilter niet kan dichtslibben, wat op zijn beurt het gunstige effect heeft dat de levensduur van de roetfilter aanzienlijk wordt verlengd.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het aansturen van een compressor die is voorzien van een compressorelement en een verbrandingsmotor voor de aandrijving van dit compressorelement, waarbij de verbrandingsmotor voorzien is van een roetfilter voor uitlaatgassen en waarbij de compressor voorzien is van een stuurinrichting voor het uitschakelen van de compressor, waarbij, volgens het specifieke kenmerk van de uitvinding, deze werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - het detecteren van een onbelaste toestand van de compressor; - het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor in onbelaste toestand werkt; en - het door de voornoemde stuurinrichting uitschakelen van de verbrandingsmotor, wanneer deze tijdsduur van onbelaste werking een limietwaarde overschrijdt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een compressor volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een compressor volgens de uitvinding weergeeft waarin een werkwijze volgens de uitvinding kan worden toegepast; de figuren 2 tot 4 varianten weergeven van een compressor volgens figuur 1.
In figuur 1 is schematisch een compressor 1 voorgesteld die voorzien is van een compressorelement 2 voor het samenpersen van een gas of een mengsel van gassen, zoals lucht. Verder in de beschrijving wordt voor de eenvoud enkel over lucht gesproken, doch, de uitvinding is niet als dusdanig beperkt.
In de getoonde uitvoeringsvorm is het compressorelement 2 als een oliegeïnjecteerde schroefcompressor weergegeven, doch de uitvinding is hiertoe niet beperkt.
In het weergegeven voorbeeld is het voornoemd compressorelement 2 voorzien van een luchtinlaat 3 voor het aanzuigen van de samen te persen lucht, waarbij de voornoemde luchtinlaat 3 via een inlaatleiding 4 met een luchtfilter 5 is verbonden.
Het compressorelement 2 is verder voorzien van een persluchtuitlaat 6 die, in dit geval, het samengeperste gas via een leiding 7, naar een olieafscheider 8 leidt. De uitlaat 6 kan daarbij al dan niet via een terugslagventiel uitgeven op voornoemde leiding 7.
Het is voor een vakman duidelijk dat de aanwezigheid van de olieafscheider 8 zeer gewenst is in een dergelijke compressorinrichting 1, doch niet strikt noodzakelijk volgens de uitvinding.
De voornoemde olieafscheider 8 zuivert de perslucht immers van oliedeeltjes, één en ander zodat enkel de gezuiverde perslucht via een persluchtleiding 9 aan een verbruikersnet wordt geleverd. In een praktische uitvoeringsvorm zal in de persluchtleiding 9 bovendien een minimum drukventiel 10 worden voorzien.
In het weergegeven voorbeeld is de compressor 1 voorzien van een gesloten koelmiddelcircuit 11 voor de koeling en smering van het voornoemd compressorelement 2, welk koelmiddelcircuit in dit geval is uitgevoerd in de vorm van een oliecircuit, doch, dat tevens een ander koelmiddel dan olie kan bevatten.
In dit koelmiddelcircuit 11 worden in dit geval oliedeeltjes uit de samengeperste lucht gefilterd door middel van de olieafscheider 8. De verzamelde oliedeeltjes worden via een injectieleiding 12 opnieuw in het compressorelement 2 geïnjecteerd. Daartoe wordt bij voorkeur een injectieventiel 13 op dit compressorelement 2 aangebracht.
In de voornoemde injectieleiding 12 wordt bij voorkeur een oliekoeler 14 aangebracht die in dit geval, doch niet noodzakelijk als een luchtgekoelde warmtewisselaar met een ventilator, is uitgevoerd.
Het is duidelijk dat een andere, al dan niet luchtgekoelde warmtewisselaar kan worden voorzien.
In de voornoemde injectieleiding 12 wordt bij voorkeur tevens een oliefilter 15 aangebracht.
Hoewel niet weergegeven in de figuren zijn varianten denkbaar, zoals beschreven in bijvoorbeeld het octrooischrift BE 1.016.814, waarbij in de injectieleiding 12 een driewegkraan en een extra leiding zijn voorzien, waarbij deze extra leiding de oliekoeler 14 overbrugt. Bij het opstarten van de compressor zal in deze variant de warme olie afkomstig van de olieafscheider 8 niet doorheen de oliekoeler 14 worden geleid maar wel rechtstreeks via de oliefilter 15 opnieuw in het compressorelement 2 worden geïnjecteerd. Op die manier bereikt de temperatuur van de in het compressorelement 2 geïnjecteerde olie snel haar nominale waarde bij het opstarten van de compressor 1.
Volgens de uitvinding wordt de compressor 1 door een verbrandingsmotor 16 aangedreven, bijvoorbeeld in de vorm van een dieselmotor, welke verbrandingsmotor 16 in dit geval eveneens de voornoemde ventilator aandrijft die deel uitmaakt van de voornoemde oliekoeler 14.
De verbrandingsmotor 16 is voorzien van een brandstofpomp 17 die de brandstof uit een niet in de figuur weergegeven brandstoftank via één of meerdere injectoren 18 in de verbrandingsmotor 16 injecteert.
Volgens de uitvinding zijn tevens schakelmiddelen 19 voorzien voor het uitschakelen van de verbrandingsmotor 16, welke schakelmiddelen 19 in dit geval zijn uitgevoerd in de vorm van een in de brandstofleiding geplaatste schakelbare afsluitklep 20 die toelaat de brandstoftoevoer naar de injectoren 18 af te sluiten en aldus de verbrandingsmotor 16 uit te schakelen.
Zoals bekend, is de verbrandingsmotor 16 ook voorzien van een afzonderlijke luchtinlaat 21 die lucht aanzuigt, die in de weergegeven uitvoeringsvorm aansluit op de uitgang van het luchtfilter 5 via een vertakking 22. In een andere niet weergegeven uitvoeringsvorm kan de luchtinlaat 21 ook met een afzonderlijke luchtfilter verbonden zijn.
Verder is de verbrandingsmotor 16 voorzien van een uitlaat 23 via dewelke de bij de verbranding gevormde uitlaatgassen de verbrandingsmotor 16 verlaten, waarbij de gevormde uitlaatgassen door een roetfilter 24 worden geleid alvorens in de atmosfeer te worden uitgestoten.
Dergelijke roetfilter 24 beoogt de uitlaatgassen door te laten en de roetdeeltjes tegen te houden.
In een praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding is de compressor 1 voorzien van een regelsysteem 25 voor het regelen van het debiet perslucht, waarbij het regelsysteem 25 in figuur 1 een persluchtgestuurde inlaatklep 26 omvat.
De persluchtgestuurde inlaatklep 26 is in dit geval op bekende wijze opgebouwd, bijvoorbeeld zoals beschreven in het EP 0.942.173, en omvat een behuizing 27 waarin een klepelement 28 op verschuifbare wijze is voorzien.
De voornoemde inlaatklep 26 bevindt zich bij voorkeur aan de inlaat 3 van het compressorelement 2 en beïnvloedt de aanvoer van het samen te persen gas door verandering van de positie van het klepelement 28.
In figuur 1 bevat de inlaatklep 26 een drukkamer 29 die door een zijde van het klepelement 28 en een deel van de behuizing 27 wordt begrensd.
Het regelsysteem 25 bevat verder een regelventiel 30 met een ingang 31 die via een eerste drukleiding 32 op de voornoemde olieafscheider 8 is aangesloten.
Door het regelventiel 3 0 zal een regeldruk aan de uitgang 33 worden geleverd waarbij de regeldruk een functie is van de werkdruk aan de ingang 31 van het regelventiel 30.
Zoals bekend zal bij overschrijding van een grenswaarde van de werkdruk, een regeldruk worden opgebouwd aan de uitgang 33 die bijvoorbeeld evenredig met de werkdruk stijgt.
De uitgang 33 van het regelventiel 30 is verder, op bekende wijze, via een regelleiding 34 verbonden met de drukkamer 29 van de inlaatklep 26.
Verder is er in de weergegeven uitvoeringsvorm een bypassleiding 35 voorzien tussen de drukleiding 32 en de regelleiding 34 en is in de voornoemde bypassleiding 35 een belastklep 36 aangebracht.
In een praktische uitvoeringsvorm is de voornoemde belastklep 36 een klep die onder normale omstandigheden gesloten is en die elektromagnetisch geschakeld wordt.
De olieafscheider 8 is verder bij voorkeur verbonden met de behuizing 27 van de inlaatklep 26 door middel van een afblaasleiding 37 waarin een afblaasventiel 38 is aangebracht.
Het is duidelijk dat in de gesloten stand van de inlaatklep 2 6 het afblaasventiel 3 8 zal worden geopend door het klepelement 28 en dat in de geopende stand van de inlaatklep 26 het afblaasventiel 38 zal worden gesloten onder invloed van de heersende werkdruk.
In een andere praktische variant van de uitvinding die niet is weergegeven in de figuren, kan de uitgang 33 van het regelventiel 30 via een tweede regelleiding met een pneumatische actuator verbonden zijn, dewelke het motortoerental aanpast in functie van de aangelegde regeldruk. De pneumatische actuator is daartoe verbonden met het gaspedaal van de verbrandingsmotor.
In een andere praktische variant van de uitvinding kan een druksensor met de regelleiding 34 verbonden zijn, waarbij deze druksensor de regeldruk meet en omzet in een elektrisch signaal dat naar een niet in de figuren weergegeven elektronische snelheidsregelaar wordt gestuurd voor het regelen van het toerental van de verbrandingsmotor.
Volgens de uitvinding is de compressor 1 voorzien van detectiemiddelen 39 voor het detecteren van het belast werken of onbelast werken van de compressor 1 en middelen 40 voor het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor 1 onbelast werkt.
De voornoemde detectiemiddelen 39 voor het detecteren van de belastingsgraad kunnen van allerlei aard zijn.
In eerste voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een compressor 1 volgens figuur 1 omvatten de detectiemiddelen 39 een druksensor 41 die in de regelleiding 34 is voorzien én die aldaar de regeldruk opmeet.
In de variant van figuur 2 omvatten de detectiemiddelen 39 een temperatuursensor 42 en een verschildruksensor 43 in de persluchtleiding 9 teneinde het geleverde persluchtdebiet te bepalen.
In de variant van figuur 3 omvatten de detectiemiddelen 39 ook een positiesensor 44 aan de inlaatklep 26 die een signaal genereert dat afhankelijk is van de positie van het klepelement 28.
In een nog andere variant zoals weergegeven in figuur 4 zijn de detectiemiddelen 39 voorzien van een temperatuursensor 45 in de uitlaat 23 van de verbrandingsmotor 16 voor het meten van de temperatuur van de uitlaatgassen.
In dat geval is het ook mogelijk een bijkomende temperatuursensor 46 voor de meting van de omgevingstemperatuur te voorzien aangezien de regeneratie van de roet filter 24 door de temperatuur van de uitlaatgassen en omgevingstemperatuur wordt beïnvloed.
Uiteraard is de uitvinding niet beperkt tot de opgesomde detectiemiddelen 39 of combinaties hiervan en hoeven ook niet alle voornoemde sensoren 41-46 in elke variant allemaal aanwezig te zijn.
Volgens de uitvinding is de compressor 1 voorzien van een stuurinrichting 47, bijvoorbeeld in de vorm van een elektronische module, die voorzien is van een algoritme voor het uitschakelen van de compressor 1 bij middel van het aansturen van de schakelmiddelen 19, die in dit voorbeeld de afsluitklep 20 omvatten, welke schakelmiddelen 19 hiertoe op de voornoemde stuurinrichting 47 zijn aangesloten.
Deze stuurinrichting 47 maakt gebruik van de signalen afkomstig van één of meerdere van de voornoemde sensoren 41-46 en van het signaal afkomstig van de middelen 40 voor het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor 1 onbelast werkt.
De werkwijze voor het aansturen van de compressor 1 is zeer eenvoudig en als volgt.
Wanneer er vanuit het verbruikersnet vraag naar perslucht is, zal het compressorelement 2 een zeker debiet perslucht leveren teneinde aan deze vraag te voldoen.
Indien een groot aantal gereedschappen is aangesloten, zal het compressorelement 2 het maximale debiet perslucht leveren en draait de verbrandingsmotor 16 op hoog toerental zodat ten gepaste tijde de roetfilter 24 kan regenereren door op gecontroleerde wijze de achtergebleven deeltjes te verbranden.
Indien er daarentegen minder gereedschappen in werking zijn, zal het regelsysteem 25 het persluchtdebiet in functie van de vraag aanpassen. De voornoemde aanpassing van het persluchtdebiet kan daarbij door aanpassing van het toerental van de verbrandingsmotor 16 gebeuren en/of door verandering van de stand van de inlaatklep 26 in de inlaatleiding 4.
In beide situaties zal het compressorelement 2 echter belast werken aangezien er perslucht wordt geleverd en bijgevolg blijft de verbrandingsmotor 16 draaien.
Wanneer de vraag naar perslucht wegvalt, zal de verbrandingsmotor 16 in eerste instantie blijven draaien, zij het dan aan lager toerental en werkt de compressor 1 onbelast met de inlaatklep 26 gesloten, één en ander zodat de verbrandingsmotor 16 snel tot maximaal vermogen kan komen, indien er zich opnieuw een grote vraag naar perslucht zou voordoen.
Wanneer de verbrandingsmotor 16 gedurende lange tijd in onbelast regime werkt, zal de temperatuur van de uitlaatgassen dalen waardoor de regeneratie van de roetfilter 21 niet meer mogelijk is.
De werkwijze volgens de uitvinding bevat de stap van het detecteren van een onbelaste toestand van de compressor 1 en het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor 1 in onbelaste toestand draait.
De voornoemde detectie van de onbelaste toestand kan daarbij op verschillende wijzen geschieden.
In zeer eenvoudige uitvoeringsvormen van de uitvinding kan de onbelaste toestand worden bepaald aan de hand van een meting van een fysische parameter, zoals een meting van het persluchtdebiet door een verschildruksensor 43 of een bepaling van de positie van de inlaatklep 2 6 door positiesensor 44.
De voornoemde inlaatklep 26 in de inlaat 3 van het compressorelement 2 is in onbelaste toestand immers gesloten of hoofdzakelijk gesloten.
In andere meer gesofisticeerde toepassingen kan de detectie van de onbelaste toestand gebaseerd zijn op een meting van de stuurdruk in het regelsysteem 25, bijvoorbeeld door druksensor 41 in regelleiding 34.
In een dergelijke compressor 1 met regelsysteem 25 zal de voornoemde pneumatische regeldruk zorgen voor het aansturen van de inlaatklep 26 en van het motortoerental van de verbrandingsmotor 16.
In dat geval zal, wanneer de compressor 1 zich in onbelaste toestand bevindt, de regeldruk een vooropgestelde waarde overschri j den.
Het detecteren van de onbelaste toestand volgt uit een meting van de regeldruk.
Volgens de uitvinding wordt de verbrandingsmotor 16 automatisch uitgeschakeld wanneer de voornoemde tijdsduur van onbelaste werking een limietwaarde overschrijdt.
Hiertoe is de voornoemde stuurinrichting 47 voorzien van een algoritme dat op dit ogenblik de verbrandingsmotor 16 uitschakelt, bijvoorbeeld door middel van de voornoemde schakelmiddelen 19 die in dit geval de afsluitklep 20 in de brandstoftoevoer omvatten.
Immers, in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de stuurinrichting 47 zodanig met de voornoemde afsluitklep 20 verbonden dat deze stuurinrichting 47 voornoemde afsluitklep 20 kan sluiten.
Deze limietwaarde kan vooraf in een geheugenmodule van de stuurinrichting 47 geprogrammeerd zijn of kan ook door de gebruiker handmatig worden ingesteld.
Het is dan ook duidelijk dat ten gevolge van deze uitschakeling van de verbrandingsmotor 16 er geen brandstofverbruik meer optreedt en het dichtslibben van de roetfilter 24 aldus wordt vertraagd of vermeden.
Van zodra er echter vanuit het netwerk opnieuw vraag naar samengeperste lucht is, zal de compressor 1 automatisch terugkerën naar de belaste toestand.
De stuurinrichting 47 kan daarbij het persluchtdebiet aanpassen door bijvoorbeeld het toerental van de verbrandingsmotor 16 aan te passen of de inlaatklep 26 in min of meerdere mate te openen.
Hoewel in de weergegeven uitvoeringsvorm een enkelvoudig compressorelement 2 is weergegeven, is het uiteraard ook mogelijk een meertrapscompressor te voorzien waarbij de compressorelementen uit de verschillende trappen al dan niet door de voornoemde regeling worden aangestuurd.
Het is ook duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot schroefcompressorelementen en dat ook andere types compressorelementen 2 in dergelijke compressor 1 kunnen worden gebruikt. Tevens kan de uitvinding zowel op stationaire als mobiele compressoren 1 worden toegepast.
Bovendien kan de weergegeven compressor 1 voorzien zijn van een inrichting ter voorkoming van de vorming van condensaat in het samengeperste gas.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuur weergegeven uitvoeringsvorm, doch een werkwijze voor het aansturen van een compressor en een compressor volgens de uitvinding kunnen in allerlei varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (11)

1. Compressor die voorzien is van een compressorelement (2) en een verbrandingsmotor (16) voor de aandrijving van het compressorelement (2), waarbij het compressorelement (2) aansluit op een inlaatleiding (4) met daarin een inlaatklep (26), waarbij de voornoemde verbrandingsmotor (16) voorzien is van een roetfilter (24) voor de uitlaatgassen en waarbij de compressor (1) voorzien is van een stuurinrichting (47) voor het uitschakelen van de compressor (1), daardoor gekenmerkt dat de compressor (1) detectiemiddelen (39) bevat voor het detecteren van het belast of onbelast werken van de compressor (1) en middelen (40) voor het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor (1) onbelast werkt en dat de stuurinrichting (47) is voorzien van een algoritme voor het uitschakelen van de compressor (1) door middel van daartoe voorziene schakelmiddelen (19) wanneer deze tijdsduur van onbelaste werking een limietwaarde overschrijdt.
2. Compressor volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde schakelmiddelen (19) een afsluitklep (20) omvatten die in de brandstoftoevoer naar de voornoemde verbrandingsmotor (16) is aangebracht.
3. Compressor volgens conclusie- 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (39) een verschildruksensor (43) omvatten en/of een temperatuursensor (42) in een persluchtleiding (9) die aansluit op een persluchtuitlaat (6) van het voornoemd compressorelement (2).
4. Compressor volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (39) een temperatuursensor (45) omvatten in de uitlaat (23) van de verbrandingsmotor (16).
5. Compressor volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de compressor (1) een regelsysteem (25) bevat dat voorziet in een pneumatische regeldruk voor het aansturen van de inlaatklep (26) en/of van het toerental van de verbrandingsmotor (16).
6. Compressor volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen (39) een druksensor (41) omvatten die de druk kan meten in een regel leiding (34) tussen de inlaatklep (26) en het regelsysteem (25).
7. Werkwijze voor het aansturen van een compressor (1) die is voorzien van een compressorelement (2) en een verbrandingsmotor (16) voor de aandrijving van dit compressorelement (2), waarbij de verbrandingsmotor (16) voorzien is van een roetfilter (24) voor uitlaatgassen en waarbij de compressor (1) voorzien is van een stuurinrichting (47) voor het uitschakelen van de compressor (1), daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze minstens de volgende stappen omvat: - het detecteren van een onbelaste toestand van de compressor (1); - het bepalen van de tijdsduur gedurende dewelke de compressor (1) in onbelaste toestand werkt; en het door de voornoemde stuurinrichting (47) uitschakelen van de compressor (1) wanneer deze tijdsduur van onbelaste werking een limietwaarde overschrijdt.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de stap van het detecteren van de onbelaste toestand het meten van het debiet aan de uitlaat (9) van de compressor (1) omvat.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de stap van het detecteren van de onbelaste toestand het bepalen van de positie van de inlaatklep (26) omvat.
10. Werkwijze volgens één van de conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het detecteren van de onbelaste toestand volgt uit een meting van de regeldruk voorzien door een regelsysteem (25) van de compressor (1) , welke regeldruk dient voor het bedienen van de inlaatklep (26) en/of het instellen van het toerental van de verbrandingsmotor (16); en uit het in onbelaste toestand van de compressor (1) overschrijden van een vooropgestelde waarde door de regeldruk.
11. Werkwijze volgens één van de conclusies 7 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de limietwaarde van het tijdsinterval door de gebruiker ingesteld kan worden.
BE2010/0223A 2010-04-07 2010-04-07 Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor. BE1019277A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0223A BE1019277A3 (nl) 2010-04-07 2010-04-07 Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201000223 2010-04-07
BE2010/0223A BE1019277A3 (nl) 2010-04-07 2010-04-07 Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019277A3 true BE1019277A3 (nl) 2012-05-08

Family

ID=43067220

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0223A BE1019277A3 (nl) 2010-04-07 2010-04-07 Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1019277A3 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3186631A (en) * 1963-10-03 1965-06-01 Jaeger Machine Co Rotary compressor
US5362207A (en) * 1993-06-09 1994-11-08 Ingersoll-Rand Company Portable diesel-driven centrifugal air compressor
US20080166253A1 (en) * 2007-01-05 2008-07-10 Hideki Fujimoto Oilless Screw Compressor

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3186631A (en) * 1963-10-03 1965-06-01 Jaeger Machine Co Rotary compressor
US5362207A (en) * 1993-06-09 1994-11-08 Ingersoll-Rand Company Portable diesel-driven centrifugal air compressor
US20080166253A1 (en) * 2007-01-05 2008-07-10 Hideki Fujimoto Oilless Screw Compressor

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6928809B2 (en) Exhaust gas purification system and method
EP2516824B1 (en) Particulate filter regeneration assist transition period
US7062906B2 (en) Regeneration of particulate filter
US8024919B2 (en) Engine system, operating method and control strategy for aftertreatment thermal management
KR101467657B1 (ko) 디젤 엔진의 배기 정화 장치
JP4692220B2 (ja) 内燃機関の排気浄化装置
JP7181359B2 (ja) ディーゼルエンジンの排気処理装置
JP2006233803A (ja) 電動機付き過給機を有する内燃機関
EP2516830A1 (en) Sulfur detection routine
WO2007040833A2 (en) Regeneration strategy for a filter
CN101208505B (zh) 用于内燃机的排气净化系统
JP2007120397A5 (nl)
EP2143919B1 (en) Particulate filter regeneration system
JP6212650B2 (ja) エンジン駆動型圧縮機における排気ガス後処理装置の再生方法及び該後処理装置を備えたエンジン駆動型圧縮機
BE1019277A3 (nl) Compressor en wekwijze voor het aansturen van een compressor.
JP2008232073A (ja) 排気浄化装置
GB2591776A (en) Improvements in turbocharger efficiency
JP2004225616A (ja) 内燃機関の排気浄化装置
CN103026018B (zh) 内燃机的排气装置
JP2005307878A (ja) 排気浄化装置
EP1918541B1 (en) Operating method for a particulate filter, data processor program product and control apparatus therefore
JP6844512B2 (ja) 異常判定装置
EP1512849A2 (en) Exhaust purifying apparatus and method for purifying exhaust
JP6203658B2 (ja) 排気ガス浄化システム
JP2010077894A (ja) Dpf再生制御装置