BE1019174A3 - Een maaibord voor een oogstmachine. - Google Patents

Abstract

Een maaibord 10 wordt beschreven voor een oogstmachine die een snijwerktuig en vijzels bevat die aangedreven worden door een aftakas van de oogstmachine d.m.v van respectieve transmissies. Elke transmissie bevat aandrijvende en aangedreven riemschijven (18,22) of kettingwielen die met elkaar gekoppeld zijn door een eindeloze aandrijfriem (20) of -ketting. In de uitvinding is ten minste één van de aandrijvende en aangedreven riemschijven of kettingwielen van de transmissies die het snijwerktuig en de vijzels aandrijven, gekoppeld met een bijbehorende as d.m.v. een torsietrillingscompensator (60), bv. een wrijvingsdemper.

Description

EEN MAAIBORD VOOR EEN OOGSTMACHINE

Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op een maaibord voor een maaidorser of een veldhakselaar, die een door een riem aangedreven snijwerktuig bevat.

Achtergrond van de uitvinding Eén type maaibord dat aangebracht wordt op maaidorsers en hakselaars bevat een haspel die zich dwars ten opzichte van de rijrichting uitstrekt. Een snijwerktuig werkend als een schaar, dat onder de haspel is geplaatst, snijdt de stengels van het gewas af, waarbij verende tanden die uit de roterende opraaphaspel steken de afgesneden stengels oprapen en ze op een vijzel drukken. De vijzel of andere conventionele middelen zoals transportbanden, verplaatst het gewas naar het midden van de oogstmachine, vanwaar het naar het verwerkingsmechanisme van de oogstmachine wordt getransporteerd.

Het snijwerktuig en de vijzel worden aangedreven door een aftakas die aan de voorkant van de oogstmachine is aangebracht, waarbij de haspel afzonderlijk kan worden aangedreven. Als alternatief is het ook mogelijk de vijzel afzonderlijk aan te drijven. De aftakas is verbonden met een aandrijfas die aan een zijde van het maaibord een aandrijvende riemschijf en een aandrijvend kettingwiel draagt. De aandrijvende riemschijf is verbonden met een eindeloze riem die over meerdere losse riemschijven en spanriemschijven naar een aangedreven riemschijf loopt. Deze laatste brengt koppel over op de ingangsas van een zogenaamde wobblebox. De wobblebox is een tandwielkast waarvan de uitgangsas één van de bladen van het snijwerktuig heen en weer doet bewegen wanneer de ingangsas aan het draaien wordt gebracht.

Het kettingwiel op de aandrijfas is d.m.v. een ketting verbonden met een ander kettingwiel dat de vijzels aandrijft. Als alternatief is een riemaandrijving mogelijk.

Een maaibord met dezelfde riemconfiguratie als de voorkeursuitvoeringsvorm van deze uitvinding is beschreven en geïllustreerd in octrooi EP 1653122, dat in deze beschrijving is opgenomen door middel van verwijzing om geen gedetailleerdere beschrijving ervan te moeten geven.

Een probleem dat naar boven komt in bestaande maaiborden van het type dat hierboven beschreven is, is dat het reactiekoppel van de wobblebox niet constant is, maar onderhevig is aan koppelschommelingen wegens de inertie van het snijblad. De resulterende torsietrillingen worden door de eindeloze riem op de aftakas en in het aandrijfsysteem van de oogstmachine overgebracht. Als de vijzel aangedreven wordt door de aftakas kunnen de trillingen ook overgebracht worden via het kettingwiel en de ketting op de riemtransmissie van de vijzels.

Voorwerp van de uitvinding

Naast het veroorzaken van geluid en ruwe loop, kunnen zulke trillingen tot schade leiden aan de functionele onderdelen van zowel het snijwerktuig als de vijzel en het doel van deze uitvinding is dan ook deze problemen te matigen.

Samenvatting van de uitvinding

Volgens deze uitvinding wordt er voorzien in een maaibord voor een oogstmachine die een snijwerktuig en vijzels bevat die aangedreven worden door een aftakas van de oogstmachine d.m.v. overeenkomstige riem- of kettingtransmissies die aandrijvende en aangedreven riemschijven of kettingwielen bevatten die gekoppeld zijn met elkaar door een eindeloze aandrijfriem of -ketting, daardoor gekenmerkt dat ten minste één van de riemschijven of kettingwielen gekoppeld is met een bijbehorende as d.m.v. een torsietrillingscompensator.

Bij voorkeur bevat de demper een wrijvingsdemper, maar andere vormen van dempers, bv. hydraulische dempers, kunnen ook gebruikt worden.

De torsietrillingsdemper kan geïntegreerd worden in een riemschijf maar het is praktischer om de riemschijf op zijn bijbehorende as te ondersteunen door middel van een lager dat de riemschijf vrij laat draaien ten opzichte van de as en om een afzonderlijke demper te verschaffen om koppel over te brengen tussen de riemschijf en de as.

Het lager kan ofwel een wrijvingslager (glijlager) zijn waarin de lageroppervlakken glijden ten opzichte van elkaar, of een wrijvingsarm lager, d.w.z. een lager met rollende lagerelementen, bv. kogels, rollen of naalden.

De torsietrillingsdemper kan een centrale naaf (62) bevatten die via een spievertanding draaibaar gekoppeld is met de bijbehorende as, een schijf gekoppeld om te draaien met de riemschijf die in wrijvingscontact staat met de naaf en veerkrachtig samendrukbare elementen die koppel overbrengen van de naaf op de schijf.

De veerkrachtig samendrukbare elementen zijn bij voorkeur spiraalveren, hoewel ze als alternatief ook gevormd kunnen zijn uit een elastomeer materiaal.

Het is voordelig om samendrukbare elementen te gebruiken die een veerstijfheid hebben die toeneemt met de relatieve verplaatsing van de naaf en de schijf.

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding zal nu verder beschreven worden, bij wijze van voorbeeld met verwijzing naar de bijbehorende tekeningen, waarin:

Figuur 1 een perspectief aanzicht is van een maaibord vanaf één kant met het deksel van de riemtransmissie verwijderd, en

Figuur 2 een doorsnede is door een riemschijf die verbonden is met een torsietrillingsdemper.

Beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm

Een maaibord 10 is weergegeven in Figuur 1, volledig met de haspel 11. Een snijwerktuig met schaarwerking (niet zichtbaar weergegeven in Figuur 1) is opgesteld in de buurt van de grond om de stengels van het gewas af te snijden zodat ze door de tanden op de haspel verzameld kunnen worden. Het gewas wordt aan de vijzels toegevoerd die het gewas naar het midden van het maaibord verplaatsen vanwaar het wordt toegevoerd aan het verwerkingsmechanisme van de oogstmachine.

Het snijwerktuig wordt aangedreven door een zogenaamde wobblebox, waarvan de ingangsas aangedreven wordt door een riemschijf 18. De aandrijfkracht van de riemschijf 18 wordt overgebracht door een riem 20 vanaf een vaste riemschijf 22 die aangedreven wordt door een voorste aftakas van de oogstmachine.

De wobblebox en het snijwerktuig zijn op een beweegbaar subframe aangebracht dat het mogelijk maakt om de afstand tussen het snijwerktuig en de haspel 11 aan het gewas aan te passen. Om het snijwerktuig te kunnen bewegen en tegelijk de spanning in de riem 20 constant te houden, wordt de riem 20 geleid over een systeem van riemschijven 24, 26 en 28. De manier waarin de riemspanning constant wordt gehouden door deze riemgeometrie is in deze context niet relevant, maar is meer in detail beschreven in octrooi EP 1653122.

De vijzels waar hierboven naar verwezen wordt, worden ook aangedreven door dezelfde aftakas, maar de transmissie is niet weergegeven in Figuur 1. Een kettingwiel, aangebracht op de aandrijfas van de riemschijf 22, drijft de vijzels aan.

Zoals tot nu toe beschreven, is het maaibord conventioneel. Het probleem dat deze uitvinding aanpakt, wordt veroorzaakt door het reactiekoppel van de wobblebox. Wegens de inertie (traagheid) van het blad van het snijwerktuig dat heen en weer wordt bewogen door de wobblebox, schommelt het tegenkoppel op de riemschijf 18 en veroorzaakt torsietrillingen van de riemschijf 18. Deze trilling wordt overgebracht door de riem 20 op de aandrijvende riemschijf 22, op de aandrijfas en op de aftakas van de oogstmachine.

Bovendien worden de torsietriüingen overgebracht via het kettingwiel en de ketting die de vijzels aandrijft.

Om deze torsietrillingen te verminderen, stelt deze uitvinding voor om ten minste één van de koppeloverbrengende riemschijven met zijn as te verbinden via een torsietrillingsdemper.

In het ideale geval zou de demper aangebracht moeten worden op de riemschijf 18 om de trillingen doeltreffend bij de bron aan te pakken. Doordat er echter weinig ruimte is in dat onderdeel van het maaibord om er een demper aan te brengen, is het mogelijk hem aan te brengen op de aandrijvende riemschijf 22. Deze zal de trillingen van de aftakas en van de transmissie die de vijzels aandrijft, isoleren. Als een volgende mogelijkheid kan een demper aangebracht worden op een van de kettingwielen van de kettingoverbrenging van de vijzel hoewel dit minder effectief zou zijn. Natuurlijk zal, door dempers op meer dan één riemschijf aan te brengen, het geluid nog meer gedempt worden, maar zal ook de kostprijs verhogen.

Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding waarin de demper is aangebracht tussen de aandrijfas en de riemschijf 22. De figuur toont een dwarsdoorsnede door de riemschijf 22, de bijbehorende as 50 en een demper 60 die koppel overbrengt van de as 50 op de riemschijf 22. In plaats van een riemschijf 22 die een spievertanding bevat en die rechtstreeks wordt aangedreven door de aandrijfas 50, wordt hij ondersteund op de aandrijfas 50 door een rollager 40 zodat hij vrij op de aandrijfas 50 kan draaien.

De demper 60 bevat een centrale naaf 62 waarop een spievertanding is aangebracht en die aangedreven wordt door de aandrijfas 50. De naaf 62 is verbonden om te draaien met twee buitenste schijven 64 door middel van klinknagels 65. Twee binnenste schijven 66 zijn gesandwicht tussen de schijven 64. De binnenste schijven 66 kunnen vrij draaien ten opzichte van de naaf 62, maar zijn gekoppeld met de schijven 64 d.m.v. wrijvingsblokken 68. Een of meerdere schijven 66 strekken zich radiaal verder uit dan de naaf 62 en de buitenste schijven 64, en zijn door bouten 80 met de riemschijf 22 verbonden.

Bovendien zijn er boogvormige holtes rond de omtrek van de twee sets schijven 64 en 66 aangebracht, die elk twee spiraalveren 70 en 72 bevatten.

Bij een constant koppel draaien de schijven 64 en 66 eendrachtig doordat het koppel overgebracht wordt door de wrijvingsblokken 68 en de veren 70 en 72. Bij een plotselinge koppeltoename of -afname slippen de wrijvingsblokken 68 en pogen de schijven 64 en 66 ten opzichte elkaar te draaien. Deze relatieve rotatie wordt tegengegaan door samendrukking van de spiraalveren 70 en 72. Wanneer het koppel weer afneemt, ontspannen de veren 70 en 72 zich, waardoor de schijven 55 in de tegenoverliggende richting ten opzichte van elkaar bewegen, ook nu weer tegengewerkt door de wrijving die opgewekt wordt door de blokken 68.

Op die manier wordt de energie van de koppelschommelingen overgedragen op de veren 70 en 72 en gedissipeerd in de wrijvingsplaten 68. Als gevolg daarvan draaien de riemschijven 22 en de bijbehorende aandrijfas 50 met een gelijkmatiger snelheid en worden de plotselinge koppeltoenames en -afnames geabsorbeerd door energiedissipatie in de demper 60.

De reden om twee veren 70 en 72 te gebruiken is dat de veren verschillende veerconstanten hebben en de weerstand die ze bieden verhoogt naarmate de amplitude van de koppeltoenames-en -afnames toeneemt.

Het voorkeurstype van een torsietrillingsdemper voor gebruik in deze uitvinding en weergegeven in Figuur 2 heeft een bekende constructie en is vollediger beschreven in octrooi GB 2221281. Dit type demper is gewoonlijk te vinden in het midden van koppelingsschijven die gebruikt worden in motorvoertuigen. Er dient echter vermeld te worden dat andere vormen van torsietrillingsdempers gebruikt kunnen worden.

Men kan bijvoorbeeld een beroep doen op hydraulische demping in plaats van op wrijvingsdemping.

Claims (10)

1. Een maaibord (10) voor een oogstmachine die een snijwerktuig en vijzels bevat die aangedreven worden door een aftakas van de oogstmachine d.m.v. overeenkomstige riem- of kettingtransmissies die aandrijvende en aangedreven riemschijven (18, 22) of kettingwielen bevatten die gekoppeld zijn met elkaar door een eindeloze aandrijfriem of -ketting, daardoor gekenmerkt dat ten minste één van de riemschijven (18, 22) of kettingwielen gekoppeld is met een bijbehorende as d.m.v. een torsietrillingscompensator (60).

2. Een maaibord volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de torsietrillingscompensator (60) een wrijvingsdemper bevat.

3. Een maaibord volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de minstens één riemschijf (22) of kettingwiel ondersteund wordt op zijn bijbehorende as (50) door middel van een lager (40) dat de riemschijf (22) of het kettingwiel vrij laat draaien t.o.v. de as (50) en waarbij een afzonderlijke demper (60) is aangebracht om koppel over te brengen van de riemschijf (22) of het kettingwiel op de bijbehorende as (50).

4. Een maaibord volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de torsietrillingsdemper (60) een centrale naaf (62) bevat die draaibaar gekoppeld is met de bijbehorende as (50), een schijf (66) gekoppeld om te draaien met de riemschijf (22) of het kettingwiel en die in wrijvingscontact staat met de naaf (62) en veerkrachtig samendrukbare elementen (70,72) die koppel overbrengen van de naaf (62) op de schijf (66).

5. Een maaibord volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de samendrukbare elementen (70,72) spiraalveren zijn.

6. Een maaibord volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de samendrukbare elementen (70,72) een veerstijfheid hebben die toeneemt met de relatieve verplaatsing van de naaf (62) en de schijf (66).

7. Een maaibord volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat een compensator (60) is aangebracht tussen een riemschijf (18) of kettingwiel en de ingangsas van een wobblebox verbonden met een snijmes.

8. Een maaibord volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat een compensator (60) is aangebracht tussen een aandrijvende riemschijf (22) of aandrijvend kettingwiel, en een aandrijfas (50) die verbonden kan worden met een aftakas van de oogstmachine.

9. Een maaibord volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat een compensator (60) is aangebracht tussen een riemschijf of kettingwiel en de ingangsas van een vijzel.

10. Een maaibord volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat een compensator (60) is aangebracht tussen een riemschijf of kettingwiel en een as die gekoppeld is d.m.v. een transmissie met een aftakas van de oogstmachine.