BE1018083A5 - Zonnewering. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een zonnewering(1), omvattende minstens twee bevestigingsprofielen(2),

Description

ZONNEWERING

Deze uitvinding betreft een zonnewering voorzien om vast aan een gebouw te monteren, omvattende minstens een eerste en een tweede bevestigingsprofiel, die scharnierbaar zijn voorzien rond een as dwars op hun lengterichting van een eerste stand naar een tweede stand ten opzichte van het gebouw en omgekeerd, en omvattende lamellen die roteerbaar zijn bevestigd nagenoeg dwars op en tussen het eerste en het tweede bevestigingsprofiel.

Een zongericht gebouw of woning met grote glaspartijen in het zuiden biedt veel voordelen. Tijdens de herfst, winter en lente geniet je van de voordelen van de binnenkomende zonnewarmtestralen. Maar in de zomer kan het tot een oncomfortabel binnenklimaat leiden en storende lichtreflecties kunnen het hele jaar door optreden.

Structurele zonnewering en zonneschermen gaan die oververhitting tegen. In het bijzonder de buitenzonnewering houdt de zonnestralen zo goed mogelijk tegen voordat ze in contact komen met glasoppervlaktes en er doorheen gaan. Zonnestralen omvatten zowel UV-straling, zichtbaar licht als warmtestraling. Vooral de ongewenste warmtestraling van de zon en de storende lichtinval worden zo goed mogelijk tegengehouden of bijgestuurd. Zo is er minder kans op oververhitting (slecht zomercomfort) en op verblinding of onaangename reflecties in tv- of computerschermen (slecht visueel comfort).

Deze uitvinding heeft betrekking op structurele zonnewering met lamellen (ook wel constructieve zonnewering genoemd).

Dergelijke zonnewering wordt meestal vast aan een gebouw bevestigd in een welbepaalde stand, die gekozen wordt tussen volledig horizontaal, geheld of volledig verticaal, waarbij de lamellen ofwel vast in deze zonnewering zijn voorzien en dit meestal in een stand waarbij ze in de zomerperiode zo veel mogelijk directe zonnestraling tegenhouden, ofwel verdraaibaar in deze zonnewering zijn voorzien, waarbij men de hoeveelheid invallend zonlicht of invallende zonnestraling kan regelen of het uitzicht kan verbeteren.

Wanneer men de hoeveelheid invallend zonlicht of zonnestraling wenst te vergroten, zal men met deze laatste zonnewering echter minder directe zonnestraling tegenhouden, waarbij men ook meer ongewenste warmte en storende lichtinval met verblinding of onaangename reflecties als gevolg dient toe te laten.

Om de directe zonnestraling tegen te kunnen houden op een moment dat men toch voldoende lichtinval wenst te hebben of een optimaal uitzicht op de omgeving wenst te bekomen, kan men een zonnewering zoals beschreven in NL8203764 aanwenden. Deze zonnewering bestaat uit twee delen, elk voorzien van lamellen. In een eerste stand van deze zonnewering bevinden deze delen zich verticaal onder elkaar, waarbij de lamellen zoals de hierboven beschreven gekende zonneweringen roteerbaar zijn voorzien. In een tweede stand van de zonnewering bevinden deze delen zich horizontaal boven elkaar, waarbij de zonnewering een luifel ten opzichte van het gebouw vormt. Om van de eerste stand naar de tweede stand over te gaan, dient men echter de lamellen zo te verdraaien dat de zonnewering voor een volledige verduistering zorgt. Dit is echter meestal ongewenst. Vooral in kantoorgebouwen en dergelijke is het ongewenst om wanneer meer lichtinval vereist is een kantoor eerst volledig te verduisteren, vooraleer men opnieuw licht kan laten invallen.

Om te voorzien in een dergelijke zonnewering die steeds lichtinval kan verzekeren, zou gebruik van het werkingsprincipe van de zonnewering uit LIS 2,380,928 overwogen kunnen worden. Hierin wordt een zonnewering uit twee delen beschreven, die elk voorzien zijn van lamellen. Deze twee delen kunnen van een eerste stand waarbij ze als verduistering dienen naar een tweede stand gebracht worden, waarbij ze een luifel vormen. Het bovenste deel omvat ten opzichte van elkaar verschuifbare lamellen die in de eerste stand opengeschoven naast elkaar een verduisteringsvlak vormen. Het onderste deel omvat lamellen die roteerbaar zijn bevestigd nagenoeg dwars op en tussen twee bevestigingsprofielen, waarbij de genoemde roteerbare lamellen zodanig roteerbaar zijn voorzien ten opzichte van deze bevestigingsprofielen dat bij het scharnieren van de bevestigingsprofielen van de eerste stand naar de tweede stand en omgekeerd, deze roteerbare lamellen simultaan roteren zodat ze steeds verticaal blijven staan. Een veersysteem is voorzien om de overgang tussen de eerste en de tweede stand en omgekeerd mogelijk te maken. Niet alleen vergt dit systeem regelmatig onderhoud. De werking ervan zal door het veersysteem ook afwijken in de tijd. Bovendien is dit systeem niet eenvoudig aan te passen wanneer een andere stand van de roteerbare lamellen is gewenst, zoals bijvoorbeeld een stand waarbij steeds lichtinval is verzekerd.

Het doel van deze uitvinding is dan ook te voorzien in een zonnewering met een eenvoudig werkingsprincipe, die steeds lichtinval kan verzekeren en waarbij deze lichtinval regelbaar is, terwijl directe zonnestraling steeds zo goed mogelijk tegengehouden wordt en het uitzicht op de omgeving maximaal blijft.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een zonnewering, voorzien om vast aan een gebouw te monteren, omvattende minstens een eerste en een tweede bevestigingsprofiel, die scharnierbaar zijn voorzien rond een as dwars op hun lengterichting van een eerste stand naar een tweede stand ten opzichte van het gebouw en omgekeerd, en omvattende lamellen die roteerbaar zijn bevestigd nagenoeg dwars op en tussen het eerste en het tweede bevestigingsprofiel, waarbij de genoemde roteerbare lamellen zodanig roteerbaar zijn voorzien ten opzichte van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel dat bij het scharnieren van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel van de eerste stand naar de tweede stand en omgekeerd, minstens een deel van deze roteerbare lamellen simultaan roteren van een eerste rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen naar een tweede rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen en omgekeerd, waarbij het simultaan roteren van de lamellen wordt bewerkstelligd door de scharnierende beweging van de bevestigingsprofielen, waarbij de zonnewering één of meerdere monteerprofielen omvat, voor het vast monteren van de zonnewering aan het gebouw, waaraan de genoemde bevestigingsprofielen scharnierbaar van hun eerste stand naar hun tweede stand en omgekeerd zijn gemonteerd, en waarbij de zonnewering in of ter hoogte van deze monteerprofielen één of meerdere geleidingssleuven omvat, waarbij één of meerdere lamellen of een geleidingsprofiel van deze zonnewering, waaraan minstens twee van deze roteerbare lamellen roteerbaar zijn bevestigd, geleidend in deze één of meerdere geleidingssleuven is voorzien, om de beweging van deze lamellen en/of dit geleidingsprofiel bij instellen van de zonnewering te geleiden.

Bij voorkeur roteren hierbij alle roteerbare lamellen simultaan met de scharnierende beweging van de genoemde bevestigingsprofielen.

De rotatiehoek van de lamellen van een dergelijke zonnewering ten opzichte van het gebouw kan zo gekozen worden dat deze lamellen de felste directe zonnestraling tegenhouden, waarbij wel indirect licht doorgelaten wordt. Op deze manier kan met dit minstens een deel van de roteerbare lamellen in elke positie van de zonnewering de directe zonnestraling tegengehouden worden vooraleer het in contact komt met glasoppervlaktes. De kans op verblinding of op reflecties wordt verhinderd. Wanneer deze zonnewering zich bij de eerste stand van de bevestigingsprofielen dicht tegen en nagenoeg evenwijdig met beglazing van het gebouw bevindt en bij de tweede stand als een luifel ten opzichte van de beglazing is gepositioneerd, kan men om meer lichtinval te krijgen de bevestigingsprofielen naar de tweede stand scharnieren (met een maximaal uitzicht op de omgeving) of een tussenstand. Om meer te verduisteren scharniert men de bevestigingsprofielen naar de eerste stand. Om een optimaal visueel contact met de omgeving te bekomen, scharniert men de bevestigingsprofielen naar de tweede stand, waarbij de zonnewering zich als een luifel ten opzichte van de beglazing bevindt.

Het simultaan roteren van deze lamellen met de scharnierende beweging van de bevestigingsprofielen kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Dit zou bijvoorbeeld met behulp van een actuatoraansturing kunnen gerealiseerd worden, waarbij beide bewegingen, namelijk het roteren van de lamellen en het scharnieren van de bevestigingsprofielen, tegelijk aangestuurd worden. Bij voorkeur wordt volgens deze uitvinding het simultaan roteren van de lamellen echter bewerkstelligd door de scharnierende beweging van de bevestigingsprofielen. Dit kan bijvoorbeeld door beide bewegingen mechanisch te koppelen, maar zou evengoed elektronisch uitgewerkt kunnen worden.

Dankzij de geleiding van de lamellen en/of een geleidingsprofiel in geleidingssleuven wordt de beweging van de lamellen op een bijzonder eenvoudige manier gekoppeld aan de beweging van de bevestigingsprofielen, zodat bij scharnieren van deze bevestigingsprofielen, de lamellen simultaan zullen roteren.

Bij voorkeur zijn volgens deze uitvinding de genoemde roteerbare lamellen roteerbaar ten opzichte van een eerste rotatieas volgens hun lengterichting aan de bevestigingsprofielen voorzien en omvat de zonnewering minstens één geleidingsprofiel, waaraan minstens twee van deze roteerbare lamellen elk roteerbaar ten opzichte van een tweede rotatieas volgens hun lengterichting zijn bevestigd.

Met een dergelijk geleidingsprofiel zorgt men ervoor dat deze minstens twee lamellen synchroon bewegen.

Bij voorkeur hebben de lamellen van een zonnewering volgens deze uitvinding verder een nagenoeg vaste rotatiehoek ten opzichte van het gebouw. Dit betekent dat bij alle mogelijke posities van de bevestigingsprofielen de lamellen zodanig verdraaid zijn ten opzichte van deze bevestigingsprofielen, dat hun rotatiehoek ten opzichte van het gebouw steeds nagenoeg gelijk blijft. Deze rotatiehoek van de lamellen wordt dan bij voorkeur dwars op de richting van het direct zonlicht bij de hoogste stand van de zon op het gemiddeld warmste moment van het jaar gekozen, en dit op de locatie waar deze zonnewering wordt bevestigd. De positionering kan afgeleid worden uit zonnebaancurven. De stand van de zon varieert namelijk van uur tot uur en van dag tot dag. Deze verschillende posities van de zon worden grafisch voorgesteld in een zonnediagram. De zonnebaancurven zijn afhankelijk van de positie op de wereldbol. Deze zonnebaancurven zijn gebaseerd op de zonnetijd, waarbij de hoogste stand van de zon op het middaguur valt, zodat deze verder gecorrigeerd dienen te worden naar de lokale tijdzone en/of zomer- en wintertijd.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van een zonnewering volgens deze uitvinding is deze voorzien om voor een verticale beglazing van een gebouw bevestigd te worden. Hierbij is dan bij voorkeur de genoemde eerste stand een nagenoeg verticale stand, waarbij de zonnewering zich nagenoeg evenwijdig met de beglazing van het gebouw bevindt, en is de genoemde tweede stand een nagenoeg horizontale stand, waarbij de zonnewering als een luifel ten opzichte van de beglazing is gepositioneerd.

Bij een verdere specifieke uitvoeringsvorm van een zonnewering volgens deze uitvinding maken de genoemde bevestigingsprofielen deel uit van een frame waarbinnen de lamellen zich uitstrekken.

Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een zonnewering volgens deze uitvinding is de stand van de genoemde bevestigingsprofielen traploos instelbaar in elke stand tussen de eerste en de tweede stand.

Op deze manier kan men het indirect invallende zonlicht optimaal naar wens regelen.

Het genoemde eerste bevestigingsprofiel en het genoemde tweede bevestigingsprofiel zijn bij een bijzonder specifieke uitvoeringsvorm elk uit twee of meerdere ten opzichte van elkaar scharnierbaar bevestigde deelprofielen opgebouwd. Het aantal deelprofielen wordt hierbij bij voorkeur gekozen in functie van de richting van het directe zonlicht. Bij voorkeur hebben deze deelprofielen namelijk een lengte waarbij de zonnewering in elke stand de directe zonnestraling over de volledige oppervlakte van de beglazing kan tegenhouden.

Voorkeurdragend bevinden zich hierbij, in de genoemde eerste stand de deelprofielen van het eerste bevestigingsprofiel, respectievelijk de deelprofielen van het tweede bevestigingsprofiel nagenoeg in eikaars verlengde en bevinden zich in de genoemde tweede stand de deelprofielen van het eerste bevestigingsprofiel, respectievelijk de deelprofielen van het tweede bevestigingsprofiel onder nagenoeg een nulhoek ten opzichte van elkaar.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van een dergelijke zonnewering waarbij de bevestigingsprofielen uit twee of meerdere deelprofielen zijn opgebouwd, zijn de genoemde roteerbare lamellen roteerbaar tussen een eerste en een tweede deelprofiel van de genoemde deelprofielen bevestigd en omvat de zonnewering lamellen die vast, d.i. in de betekenis van onverdraaibaar, tussen de overige deelprofielen zijn bevestigd. Bij voorkeur bevinden de roteerbare lamellen zich in het gedeelte van de zonnewering dat steeds naar de zon toe is gericht. In dat geval kan het volstaan dat enkel de lamellen in dit gedeelte steeds zo goed mogelijk dwars op het directe zonlicht worden gedraaid om de directe zonnestraling in elke stand over de volledige oppervlakte van de beglazing waarvoor de zonnewering is bevestigd tegen te houden. De vaste lamellen bevinden zich dan bij voorkeur zo goed mogelijk dwars op het direct zonlicht in de positie waarbij de zonnewering zich nagenoeg evenwijdig met deze beglazing bevindt.

Bij voorkeur is een zonnewering volgens deze uitvinding verder voorzien van aandrijfmiddelen om de stand van de bevestigingsprofielen automatisch in te stellen. De genoemde aandrijfmiddelen omvatten hierbij in een specifieke uitvoeringvorm een elektrische motor.

Verder omvatten deze aandrijfmiddelen bij voorkeur instelmiddelen en/of regelmiddelen om de in te stellen stand van de bevestigingsprofielen te bepalen.

Als instelmiddelen heeft men bij voorkeur in het gebouw een bediening waarbij men de naar omstandigheden of naar voorkeur van de personen die zich in het gebouw bevinden gewenste stand van de zonnewering kan instellen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer men meer lichtinval wenst, of wanneer men een beter uitzicht op de omgeving wenst, of wanneer de zonnewering als luifel een hindernis vormt voor voertuigen die langs het gebouw voorbij moeten, enz.

Als regelmiddelen kan de zonnewering deel uitmaken van een klimaatregelsysteem dat het klimaat in het gebouw regelt. Indien het gebouw opgewarmd dient te worden, kan de zonnewering automatisch ingesteld worden om meer zonnewarmte binnen te laten vallen terwijl men de zonnestraling optimaal zal tegenhouden wanneer de temperatuur in het gebouw beperkt dient te worden.

De genoemde regelmiddelen omvatten meer specifiek één of meerdere sensoren om één of meerdere omgevingsfactoren op te meten als één of meerdere regelparameters op basis waarvan de regelmiddelen de in te stellen stand van de bevestigingsprofielen bepalen.

Zo kan men bijvoorbeeld bij stormweer de zonnewering automatisch laten sluiten. Hoewel een zonnewering volgens deze uitvinding voldoende robuust kan uitgevoerd worden om bestand te zijn tegen alle mogelijke weersomstandigheden, kan het in uitzonderlijke gevallen of in gebieden met extreme weersomstandigheden gewenst zijn om de kwetsbare verdraaibare onderdelen bij stormweer in een positie te brengen waarbij de zonnewering optimaal weerstand biedt tegen deze extreme weersomstandigheden.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een zonnewering volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvoeringsvormen aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een zonnewering volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de bevestigingsprofielen in de eerste stand; figuur 2 de zonnewering uit figuur 1 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de bevestigingsprofielen in een stand tussen de eerste en de tweede stand; figuur 3 de zonnewering uit figuur 1 en 2 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de bevestigingsprofielen in de tweede stand; figuur 4 een tweede uitvoeringsvorm van een zonnewering volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de bevestigingsprofielen in de eerste stand; figuur 5 de zonnewering uit figuur 4 in dwarsdoorsnede is weergegeven met de bevestigingsprofielen in een stand tussen de eerste en de tweede stand; figuur 6 de zonnewering uit figuur 4 en 5 in dwarsdoorsnede is weergegeven, met de bevestigingsprofielen in de tweede stand.

De zonneweringen (1), zoals afgebeeld in de figuren 1 tot en met 6, omvatten monteerprofielen (5) en zijn voorzien om vast aan een gebouw te monteren met behulp van deze monteerprofielen (5). De afgebeelde zonneweringen (1) zijn voorzien om voor een verticale beglazing van een gebouw gemonteerd te worden.

Verder omvatten deze zonneweringen (1) een eerste bevestigingsprofiel (2) en een tweede bevestigingsprofiel (2), waarbij telkens slechts één van deze bevestigingsprofielen (2) is afgebeeld, gezien de dwarsdoorsnede doorheen de lamellen (3), (8) tussen beide bevestigingsprofielen (2) is genomen. Deze bevestigingsprofielen (2) zijn scharnierbaar rond een as (A) dwars op hun lengterichting gemonteerd aan de monteerprofielen (5). Op deze manier zijn deze bevestigingsprofielen (2) scharnierbaar van een eerste stand naar een tweede stand ten opzichte van het gebouw en omgekeerd.

Daarnaast omvatten deze bevestigingsprofielen (2) lamellen (3) die roteerbaar zijn bevestigd nagenoeg dwars op en tussen het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2).

De genoemde roteerbare lamellen (3) zijn zodanig roteerbaar voorzien ten opzichte van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2) dat bij het scharnieren van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2) van de eerste stand naar de tweede stand en omgekeerd, de lamellen (3) simultaan roteren van een eerste rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen (2) naar een tweede rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen (2) en omgekeerd.

Hiertoe zijn de lamellen (3) van de uitvoeringsvorm van een zonnewering (1) zoals afgebeeld in de figuren 1 tot en met 3 roteerbaar voorzien ten opzichte van een eerste rotatieas (B) volgens hun lengterichting aan de bevestigingsprofielen (2) voorzien. De zonnewering (1) omvat verder een geleidingsprofiel (4) waaraan deze roteerbare lamellen (3) roteerbaar ten opzichte van een tweede rotatieas (C) volgens hun lengterichting zijn bevestigd. In de monteerprofielen (5) is een geleidingssleuf (6) voorzien. De bovenste lamel (3) is aan één uiteinde met behulp van een pin geleidend voorzien in deze geleidingssleuf (6). Op deze manier bewegen alle lamellen (3) synchroon, doordat hun beweging enerzijds geleid wordt door de bevestigingsprofielen (2), en anderzijds door het geleidingsprofiel (4) en door de geleidingssleuf (6).

Door het deel van de monteerprofielen (5) dat voorzien is van de geleidingssleuf (6) onder een andere hoek aan het gebouw te bevestigen of door vorm van de geleidingssleuven (6) aan te passen, kan men op een eenvoudige manier ook de rotatiehoek van de lamellen (3) instellen ten opzichte van het gebouw. Deze rotatiehoek van de lamellen (3) ten opzichte van het gebouw wordt bij voorkeur zo gekozen dat deze lamellen (3) de felste directe zonnestraling (9) tegenhouden, waarbij wel indirect of diffuus licht (10) wordt doorgelaten. De geleidingssleuven (6) zijn bij deze uitvoeringsvorm zo uitgevoerd dat de roteerbare lamellen (3) in elke stand van de zonnewering (1) nagenoeg een vaste rotatiehoek aannemen ten opzichte van het gebouw.

De verandering van de rotatiehoek van de lamellen (3) ten opzichte van de bevestigingsprofielen (2) tijdens het scharnieren van deze bevestigingsprofielen van hun eerste stand naar hun tweede stand of omgekeerd, wordt bepaald door de vorm van deze geleidingssleuven (6).

Naast een dergelijke mechanische koppeling tussen de scharnierende beweging van de bevestigingsprofielen (2) van hun eerste stand naar hun tweede stand en omgekeerd en de draaibeweging van de lamellen (3), kan het simultaan roteren van de lamellen (3) met de scharnierende beweging van de bevestigingsprofielen (2) op meerdere manieren gerealiseerd worden. In de figuren 4 tot en met 6 werd noch de aansturing van de bevestigingsprofielen (2), noch de aansturing van de lamellen (3) afgebeeld. Deze aansturing zou bijvoorbeeld met behulp van één of meerdere actuatoraansturingen gerealiseerd kunnen worden.

Het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2) van de zonnewering uit de figuren 4 tot en met 6 zijn beide uit twee ten opzichte van elkaar scharnierbaar bevestigde deelprofielen (7a, 7b) opgebouwd. Bij voorkeur hebben deze deelprofielen (7a, 7b) een lengte waarbij de zonnewering in elke stand de directe zonnestraling (9) over de volledige oppervlakte van de beglazing kan tegenhouden. In de eerste stand van de bevestigingsprofielen (2) bevinden deze deelprofielen (7a, 7b) van het eerste bevestigingsprofiel (2), respectievelijk van het tweede bevestigingsprofiel (2) zich in eikaars verlengde, zoals afgebeeld werd in figuur 4. In de tweede stand van de bevestigingsprofielen (2), bevinden deze deelprofielen (7a, 7b) zich onder een scherpe hoek (a) en bij voorkeur nagenoeg een nulhoek ten opzichte van elkaar, zoals afgebeeld is in figuur 6.

Bij deze uitvoeringsvorm van een zonnewering (1) zoals afgebeeld in de figuren 4 tot en met 6, zijn de genoemde roteerbare lamellen (3) voorzien tussen de bovenste deelprofielen (7a). De zonnewering (1 ) omvat verder ook lamellen (8) die vast, d.i. in de betekenis van onverdraaibaar, tussen de onderste deelprofielen (7b) zijn bevestigd.

Op deze manier, kan men door slechts de helft van de oppervlakte van de zonnewering (1) te voorzien van roteerbare lamellen (3) toch verzekeren dat in elke stand van de zonnewering (1) de directe zonnestraling (9) zo goed mogelijk tegengehouden wordt, terwijl indirect of diffuus licht (10) doorgelaten wordt.

Bij voorkeur wordt de beweging van de bevestigingsprofielen (2) gemotoriseerd aangestuurd, waarbij de stand van de genoemde bevestigingsprofielen (2) nog meer bij voorkeur traploos instelbaar is in elke stand tussen de eerste en de tweede stand.

De in te stellen stand van de bevestigingsprofielen (2) zou verder bijvoorbeeld vast ingesteld kunnen worden op basis van het tijdstip in de dag of zou bepaald kunnen worden deel uitmakend van een klimaatregelsysteem of zou naar wens aangepast kunnen worden, enz. Hiertoe zijn de aandrijfmiddelen van de zonnewering (1) bij voorkeur voorzien van instelmiddelen en/of regelmiddelen.

Claims (13)

1. Zonnewering (1), voorzien om vast aan een gebouw te monteren, omvattende minstens een eerste bevestigingsprofiel (2) en een tweede bevestigingsprofiel (2), die scharnierbaar zijn voorzien rond een as (A) dwars op hun lengterichting van een eerste stand naar een tweede stand ten opzichte van het gebouw en omgekeerd, en omvattende lamellen (3) die roteerbaar zijn bevestigd nagenoeg dwars op en tussen het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2), waarbij de genoemde roteerbare lamellen (3) zodanig roteerbaar zijn voorzien ten opzichte van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2) dat bij het scharnieren van het eerste en het tweede bevestigingsprofiel (2) van de eerste stand naar de tweede stand en omgekeerd, minstens een deel van deze roteerbare lamellen (3) simultaan roteren van een eerste rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen (2) naar een tweede rotatiehoek ten opzichte van de bevestigingsprofielen (2) en omgekeerd, waarbij het simultaan roteren van de lamellen (3) wordt bewerkstelligd door de scharnierende beweging van de bewegingsprofielen (2), met het kenmerk dat deze één of meerdere monteerprofielen (5) omvat, voor het vast monteren van de zonnewering (1) aan het gebouw, waaraan de genoemde bevestigingsprofielen (2) scharnierbaar van hun eerste stand naar hun tweede stand en omgekeerd zijn gemonteerd, en waarbij de zonnewering (1) in of ter hoogte van deze monteerprofielen (5) één of meerdere geleidingssleuven (6) omvat, waarbij één of meerdere lamellen (3) of een geleidingsprofiel (4) van de zonnewering (1), waaraan minstens twee van deze roteerbare lamellen roteerbaar zijn bevestigd, geleidend in deze één of meerdere geleidingssleuven (6) is voorzien, om de beweging van deze lamellen (3) en/of dit geleidingsprofiel (4) bij instellen van de zonnewering (1) te geleiden.

2. Zonnewering (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de genoemde roteerbare lamellen (3) roteerbaar ten opzichte van een eerste rotatieas (B) volgens hun lengterichting aan de bevestigingsprofielen (2) zijn voorzien en dat de zonnewering (1) minstens één geleidingsprofiel (4) omvat, waaraan minstens twee van deze roteerbare lamellen (3) elk roteerbaar ten opzichte van een tweede rotatieas (C) volgens hun lengterichting zijn bevestigd.

3. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de roteerbare lamellen (3) een nagenoeg vaste rotatiehoek hebben ten opzichte van het gebouw bij het scharnieren van de bevestigingsprofielen (2).

4. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde eerste stand een nagenoeg verticale stand is en de genoemde tweede stand een nagenoeg horizontale stand is.

5. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde bevestigingsprofielen (2) deel uitmaken van een frame waarbinnen de roteerbare lamellen (3) zich uitstrekken.

6. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de stand van de genoemde bevestigingsprofielen (2) traploos instelbaar is in elke stand tussen de eerste en de tweede stand.

7. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het genoemde eerste bevestigingsprofiel (2) en het genoemde tweede bevestigingsprofiel (2) elk uit twee of meerdere ten opzichte van elkaar scharnierbaar bevestigde deelprofielen (7a, 7b) zijn opgebouwd.

8. Zonnewering (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat in de genoemde eerste stand de deelprofielen (7a, 7b) van het eerste bevestigingsprofiel (2), respectievelijk de deelprofielen (7a, 7b) van het tweede bevestigingsprofiel (2) zich nagenoeg in eikaars verlengde bevinden en in de genoemde tweede stand de deelprofielen (7a, 7b) van het eerste bevestigingsprofiel (2), respectievelijk de deelprofielen (7a, 7b) van het tweede bevestigingsprofiel (2) zich onder nagenoeg een nulhoek ten opzichte van elkaar bevinden.

9. Zonnewering (1) volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat de genoemde roteerbare lamellen (3) roteerbaar tussen een eerste en een tweede deelprofiel (7a) van de genoemde deelprofielen (7a, 7b) zijn bevestigd en de zonnewering (1) lamellen (8) omvat die vast tussen de overige deelprofielen (7b) zijn bevestigd.

10. Zonnewering (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze voorzien is van aandrijfmiddelen om de stand van de bevestigingsprofielen (2) automatisch in te stellen.

11. Zonnewering (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de genoemde aandrijfmiddelen een elektrische motor omvatten.

12. Zonnewering (1) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de genoemde aandrijfmiddelen instelmiddelen en/of regelmiddelen omvatten om de in te stellen stand van de bevestigingsprofielen (2) te bepalen.

13. Zonnewering (1) volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de genoemde regelmiddelen één of meerdere sensoren omvatten om één of meerdere omgevingsfactoren op te meten als één of meerdere regelparameters op basis waarvan de regelmiddelen de in te stellen stand van de bevestigingsprofielen (2) bepalen.