BE1015963A3

BE1015963A3 - Verbeterde transportinrichting.

Info

Publication number: BE1015963A3
Application number: BE2004/0165A
Authority: BE
Inventors: Frank Joseph Velghe
Original assignee: Atlantic Engineering Bv Met Be
Priority date: 2004-03-30
Filing date: 2004-03-30
Publication date: 2005-12-06

Abstract

Verbeterde transportinrichting die in hoofdzaak bestaat uit twee nagenoeg evenwijdige tandlatten (3-4) met naar elkaar gerichte tanden (24), die door middel van een eerste aandrijving (5) volgens hun lengterichting heen en weer verschuifbaar zijn aangebracht evenwijdig met een geleiding (2) voor de te transporteren voorwerpen (33) en die tevens door middel van een tweede aandrijving (6) heen en weer naar elkaar toe en van elkaar weg verplaatsbaar zijn tussen respectievelijk een gesloten en een open positie, daardoor gekenmerkt dt de voornoemde tweede aandrijving (6) wordt gevormd door een plaat (15-16) die verdraaibaar is aangebracht op een as (17), en die op een afstand van deze as (17) is voorzien van armen (19-20) die vrij verdraaibaar zijn rond een spil (18).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Verbeterde transportinrichting. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een verbeterde transportinrichting. 



  Meer specifiek heeft de uitvinding betrekking op een verbeterde transportinrichting voor het stapsgewijs en in rechte lijn verschuiven van voorwerpen over een geleiding en dit met een bepaalde afstand tussen de voorwerpen. 



  Zulk een transportinrichting wordt bijvoorbeeld gebruikt in een productielijn om de voornoemde voorwerpen te verplaatsen onder of langs bepaalde werkposten voor het behandelen van de betreffende voorwerpen, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van deksels, voor het bedrukken, voor het verpakken, voor het etiketteren of dergelijke. 



  Men kent reeds zulke transportinrichtingen die in hoofdzaak bestaan uit twee nagenoeg evenwijdige tandlatten met naar elkaar gerichte tanden, die door middel van een eerste aandrijving volgens hun lengterichting heen en weer verschuifbaar zijn aangebracht volgens een richting evenwijdig met een geleiding voor de te transporteren voorwerpen en die tevens door middel van een tweede aandrijving heen en weer naar elkaar toe en van elkaar weg verplaatsbaar zijn tussen respectievelijk een gesloten en een open positie. 



  Bij het gebruik van zulke transportinrichting worden de voorwerpen door de heen- en weergaande beweging van de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 tandlatten één na één gegrepen tussen de twee tandlatten, meer speciaal in de openingen tussen de tanden, waarmee de voorwerpen in de transportinrichting worden verplaatst door de langse beweging van de tandlatten. 



  Een nadeel van zulke bekende transportinrichtingen is dat zij als dusdanig slechts geschikt zijn voor het verplaatsen van voorwerpen met één welbepaalde diameter, aangezien zulk een inrichting niet zelfcentrerend is en dus voorwerpen met verschillende diameters niet noodzakelijk op een gecenterde wijze tussen de tanden en met eenzelfde onderlinge afstand worden gegrepen. 



  Een nadeel dat hieraan verbonden is, is dat telkens wanneer men voorwerpen met een verschillende diameter wenst te behandelen, men telkens een nieuwe aangepaste set van tandlatten dient aan te brengen om ervoor te zorgen dat de voorwerpen steeds op een gecenterde manier en op vaste afstand van elkaar aan de werkposten worden aangeboden, wat leidt tot relatief grote omsteltijden en wat duur is, aangezien men over verschillende sets van tandlatten dient te beschikken. 



  De huidige uitvinding heeft tot doel een antwoord te bieden aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een verbeterde transportinrichting die in hoofdzaak bestaat uit twee nagenoeg evenwijdige tandlatten met naar elkaar gerichte tanden, die door middel van een eerste aandrijving volgens hun lengterichting heen en weer verschuifbaar zijn 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 aangebracht evenwijdig met een geleiding voor de te transporteren voorwerpen en die tevens door middel van een tweede aandrijving heen en weer naar elkaar toe en van elkaar weg verplaatsbaar zijn tussen respectievelijk een gesloten en een open positie, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tweede aandrijving wordt gevormd door een plaat die verdraaibaar is aangebracht op een as, en die op een afstand van deze as is voorzien van armen die vrij verdraaibaar zijn rond een spil,

   waarbij elke tandlat is bevestigd op zulke arm en waarbij terugstelmiddelen zijn voorzien die de voornoemde tandlatten in rust naar de gesloten positie brengen. 



  Dit heeft als voordeel dat zulk een transportinrichting zelfcentrerend is, waarmee bedoeld wordt dat de voorwerpen op gecenterde wijze langs de voornoemde werkposten worden geleid en dit met een vaste tussenafstand tussen de voorwerpen. 



  Een ander voordeel hiervan is dat men bij het overschakelen voor het transport van voorwerpen met een andere afmeting niet telkens aangepaste tandlatten dient te installeren. 



  Bij voorkeur zijn de voornoemde tanden van de tandlatten conisch versmallend naar hun vrije uiteinde uitgevoerd. 



  Dit heeft als voordeel dat een groot aantal afmetingen van voorwerpen kunnen worden gemanipuleerd en dat de voorwerpen altijd tussen vlakke kanten van de voornoemde tanden worden gegrepen, waardoor de kans op beschadiging door de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 aanwezigheid van scherpe hoeken aan de tanden sterk afneemt. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een transportinrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in perspectief een verbeterde transportinrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een uiteengenomen zicht weergeeft van een verbeterde transportinrichting volgens figuur l; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F3 is aangeduid; figuren 4 tot 7 een bovenaanzicht weergeven van de transportinrichting van figuur 1, doch volgens verschillende standen tijdens het gebruik; figuur 8 op grotere schaal in volle lijn het gedeelte weergeeft dat in figuur 4 door F8 is aangeduid en in streeplijn dit gedeelte in verschillende posities. 



  In de figuren 1 en 2 is een verbeterde transportinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven, welke in hoofdzaak bestaat uit een geleiding 2 voor de te transporteren voorwerpen en twee tandlatten 3-4 aan weerszijden van de voornoemde geleiding 2 die worden aangedreven door een eerste aandrijving 5 en een tweede aandrijving 6. 



  De voornoemde eerste aandrijving wordt gevormd door twee evenwijdige stangen 7 die in een onderstel 8 zijn 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 aangebracht en die een geleiding vormen voor twee sleden, respectievelijk 9 en 10, die met elkaar zijn verbonden door een stang 11 en die worden aangedreven door een gemeenschappelijke aandrijfinrichting 12 in de vorm van een kruk- en drijfstangmechanisme 13 en een motor 14. 



  Op elk van de voornoemde sleden 9-10 is een voornoemde tweede aandrijving 6 voorzien in de vorm van een plaat 15- 16 die verdraaibaar is aangebracht op een as 17 onder de voornoemde geleiding 2, waarbij de voornoemde as 17 zich bij voorkeur in het midden van de voornoemde geleiding 2 voor de te transporteren voorwerpen uitstrekt. 



  Op iedere verdraaibare plaat 15-16 zijn twee spillen 18 voorzien op een afstand van de voornoemde as 17, gezien in de langsrichting van de voornoemde geleiding 2, waarbij rond elke spil 18 een verdraaibare arm 19-20 is aangebracht, één en ander zodanig dat één arm 19 zich met zijn vrije uiteinde uitstrekt aan één zijde van de voornoemde geleiding 2 voor de te transporteren voorwerpen en dat de andere arm 20 zich met zijn vrije uiteinde uitstrekt aan de andere zijde van deze geleiding 2. 



  De voornoemde tandlatten 3-4 zijn bevestigd op de uiteinden van de voornoemde armen 19-20, in dit geval door middel van pennen 21-22 die op de armen 19-20 zijn aangebracht en waarop de tandlatten zijn bevestigd door middel van bouten 23 of dergelijke. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Het is duidelijk dat de voornoemde tandlatten 3-4 ook door middel van lijm of dergelijke aan de voornoemde pennen 21- 22 kunnen worden bevestigd. 



  De voornoemde tandlatten 3-4 zijn hierbij zodanig bevestigd dat zij nagenoeg evenwijdig verlopen en dat zij met hun tanden 24 naar elkaar zijn gericht en zich elk aan één zijde van de voornoemde geleiding 2 voor de te transporteren voorwerpen bevinden. 



  De twee voornoemde platen 15-16 zijn in dit geval verbonden door middel van een stang 25 die aan haar beide uiteinden verdraaibaar is verbonden met één van deze platen 15-16. 



  De tweede aandrijving 6 is uitgerust met een bekrachtiging, bijvoorbeeld in de vorm van een cilinder 26 met een mantel die verdraaibaar op de slede 9 is aangebracht en met een zuigerstang 27, waarvan het vrije uiteinde verdraaibaar is bevestigd aan één van de voornoemde verdraaibare platen 15- 16 zodanig dat beide platen 15-16 door deze cilinder 26 kunnen worden verdraaid. 



  In de uitvoeringsvorm volgens de figuren, is de voornoemde cilinder 21 enkelwerkend uitgevoerd en zijn terugstelmiddelen 28 voorzien die de voornoemde tandlatten 3-4 in rust naar de gesloten positie brengen en die in dit geval zijn uitgevoerd in de vorm van een veer 29 die is aangebracht tussen de voornoemde verdraaibare plaat 16 en de voornoemde slede 10. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 De voornoemde terugstelmiddelen 28 kunnen echter ook voorzien zijn tussen de plaat 15 en de slede 9 of kunnen voorzien zijn in de vorm van een terugstelveer in één van beide kamers van de voornoemde cilinder 26. 



  Het is ook niet uitgesloten dat om de voornoemde tweede aandrijving 6 te bekrachtigen door middel van een dubbelwerkende cilinder. 



  In figuur 3 is op vergrote schaal en met gedeeltelijke weglating een gedeelte van een transportinrichting weergegeven, waarbij een aanslag 30 is weergegeven voor de voornoemde verdraaibare plaat 16. 



  In dit geval is de voornoemde aanslag 30 regelbaar uitgevoerd in de vorm van een regelschroef 31 waarvan het vrije uiteinde 32 een aanslag vormt voor de voornoemde verdraaibare plaat 16. 



  Bij voorkeur is een transportinrichting 1 volgens de uitvinding voorzien van een stuurdoos en van detectiemiddelen voor het detecteren van de eindposities van de sleden 9-10 en van de platen 15-16, welke niet in de figuren zijn weergegeven. 



  De werking van zulk een transportinrichting 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en is weergegeven in de figuren 4 tot 7. 



  In figuur 4 bevindt de transportinrichting volgens de uitvinding zich in een uitgangspositie waarbij de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 tandlatten 3-4 zich in gesloten stand bevinden, waarbij er reeds twee te verplaatsen voorwerpen 33 zijn gegrepen door de tandlatten 3-4, welke voorwerpen 33 worden aangevoerd vanaf een transportband 34. 



  Zoals weergegeven zijn de tanden 24 van de tandlatten 3-4 in de gesloten positie geschrankt ten opzichte van elkaar. 



  De motor 14 drijft, al dan niet via een reductiekast, op bekende wijze het kruk- en drijfstangmechanisme 13 aan, zodat de sleden 9-10 over de geleiding in de vorm van de stangen 7 worden verschoven en de tandlatten 3-4 in de transportinrichting 1 worden verplaatst. 



  Hierbij worden de voorwerpen 33 die zich op de voornoemde geleiding 2 van het onderstel 8 bevinden, meegenomen tussen de tanden 24 van de tandlatten 3-4 en aldus verschoven over de voornoemde geleiding 2 van het onderstel 8. 



  Tijdens deze beweging wordt een volgende voorwerp 33 op de voornoemde geleiding 2 van het onderstel 8 geplaatst. 



  Op het einde van deze eerste beweging worden door één of beide sleden 9-10, niet in de figuren weergegeven eerste detectiemiddelen geactiveerd die verbonden zijn met een stuurdoos, waarna de voornoemde stuurdoos een startsignaal geeft aan de tweede aandrijving 6. 



  De enkelwerkende cilinder 26 wordt hierbij bekrachtigd, waardoor de zuigerstang 27 naar buiten beweegt en de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 verdraaibare platen 15-16 laat roteren rond hun respectievelijke assen 17. 



  Als gevolg van deze actie bewegen de tandlatten 3-4 weg van elkaar volgens een gebogen baan A, zoals weergegeven in figuur 6 en meer in detail in figuur 8. 



  Op het einde van deze opengaande beweging A van de voornoemde tandlatten 3-4 worden tweede detectiemiddelen geactiveerd, welke een signaal doorsturen naar de voornoemde stuurdoos. 



  De voornoemde cilinder 26 blijft bekrachtigd, terwijl de eerste aandrijving 5 zich terug in de richting van de aanvangspositie beweegt, volgens de lengterichting van de voornoemde tandlatten 3-4, zoals weergegeven in figuur 7. 



  Op het einde van deze teruggaande slag, worden terug eerste detectiemiddelen geactiveerd, waardoor een signaal naar de voornoemde stuurdoos wordt gestuurd. 



  Wanneer de stuurdoos dit signaal ontvangt zorgt deze ervoor dat de bekrachtiging van de voornoemde cilinder 26 wegvalt. 



  Op dit ogenblik trekken de voornoemde terugstelmiddelen 28 in de vorm van de veer 29 de verdraaibare platen 15-16 terug naar zich toe. 



  De voornoemde verdraaiing van de platen 15-16 wordt via de armen 19-20 overgedragen op de voornoemde tandlatten 3-4, waardoor deze een gebogen sluitbeweging A uitoefenen ten 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 opzichte van elkaar, waarna de transportinrichting 1 zich terug bevindt in de aanvangspositie uit figuur 4. 



  Het is duidelijk dat de sluitbeweging A van de voornoemde tandlatten 3-4 eveneens kan worden gerealiseerd door een tweede enkelwerkende cilinder, die is aangebracht op de slede 10 en die wordt geactiveerd op het ogenblik dat de bekrachtiging van de cilinder 26 wegvalt. 



  Indien de cilinder 26 wordt uitgevoerd in de vorm van een dubbelwerkende cilinder, worden de voornoemde terugstelmiddelen 28 gevormd door de cilinder 26 zelf. 



  Volgens de uitvinding is het mogelijk om voorwerpen 33 met een verschillende diameter te verplaatsen met een verbeterde transportinrichting 1 volgens de uitvinding. 



  De diameter van de voorwerpen 33 die door de transportinrichting 1 dienen te worden gemanipuleerd, kan in dit geval worden ingesteld door middel van de voornoemde aanslag 30. 



  Het vrije uiteinde 32 van de regelschroef 31 fungeert dan als aanslag voor de verdraaibare plaat 16. 



  Door het verdraaien van de regelschroef 31 kan men de onderlinge afstand tussen de tandlatten 3-4 in de gesloten positie bijregelen. 



  Dit heeft als voordeel dat ook drukgevoelige voorwerpen 33 kunnen worden getransporteerd met een transportinrichting 1 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 volgens de uitvinding, zonder dat zij hierbij worden beschadigd door sluitkrachten uitgeoefend door de veer 29 via de tanden 24op de voornoemde voorwerpen 33. 



  Aangezien de bijregeling van de afstand tussen de voornoemde tandlatten 3-4 gebeurt via de verdraaibare platen 15-16, beschrijven de tandlatten 3-4 hierbij een gebogen baan, één en ander zodanig dat de positie en de onderlinge afstand van de centerpunten van voorwerpen 33 met een verschillende diameter, die door zulk een verbeterde transportinrichting 1 volgens de uitvinding worden vastgeklemd, steeds dezelfde is. Dit is in detail weergegeven in figuur 8. 



  Alsdus worden de voorwerpen op een geordende wijze verplaatst met steeds dezelfde vaste afstand tussen de centerpunten van opeenvolgende voorwerpen 33, zodat de voorwerpen 33 steeds op eenzelfde wijze aan een werkpost kunnen worden aangeboden. 



  Zoals blijkt uit figuur 8, vallen de centerpunten van voorwerpen 33 met een verschillende afmeting steeds samen. 



  De beweging van de tandlatten 3 en 4 is in voornoemde voorbeelden aangedreven door een kruk- en drijfstangmechanisme van de lineaire beweging volgens transportrichting en een rotatiebeweging van de platen 15 en 16 via een pneumatische aandrijving. Beide bewegingen kunnen echter ook op andere manieren aangedreven worden, bijvoorbeeld via een "mechanische indexeeraandrijving" waarin beide bewegingen opgenomen zijn en verlopen volgens 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 dezelfde beschreven bewegingscyclus. In dit geval gebeurt de aandrijving door één elektrische motor gekoppeld aan de mechanische indexeerkast met twee uitgaande assen die zodanig is afgesteld dat een gesynchroniseerde lineaire en rotatieve beweging van de latten 15 en 16 wordt bekomen. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een transportinrichting volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1.- Verbeterde transportinrichting die in hoofdzaak bestaat uit twee nagenoeg evenwijdige tandlatten (3-4) met naar elkaar gerichte tanden (24), die door middel van een eerste aandrijving (5) volgens hun lengterichting heen en weer verschuifbaar zijn aangebracht evenwijdig met een geleiding (2) voor de te transporteren voorwerpen (33) en die tevens door middel van een tweede aandrijving (6) heen en weer naar elkaar toe en van elkaar weg verplaatsbaar zijn tussen respectievelijk een gesloten en een open positie, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tweede aandrijving (6) wordt gevormd door een plaat (15-16) die verdraaibaar is aangebracht op een as (17), en die op een afstand van deze as (17) is voorzien van armen (19-20) die vrij verdraaibaar zijn rond een spil (18), waarbij elke tandlat (3-4) is bevestigd op zulke arm (19-20).

2. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van terugstelmiddelen (28) die de voornoemde tandlatten (3-4) in rust naar de gesloten positie brengen.

3. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de tanden (24) van de tandlatten (3-4) conisch versmallend naar hun vrije uiteinde zijn uitgevoerd.

4. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tanden (24) in <Desc/Clms Page number 14> gesloten positie van de tandlatten (3-4) geschrankt zijn opgesteld ten opzichte van elkaar.

5. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tweede aandrijving (6) is voorzien van een bekrachtiging in de vorm van een cilinder (26) .

6. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde cilinder (26) enkelwerkend is.

7. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde terugstelmiddelen (28) zijn uitgevoerd in de vorm van een veer (29) die rechtstreeks of onrechtstreeks met de voornoemde plaat (15- 16) is verbonden.

8. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat er een aanslag (30) is voorzien voor de voornoemde verdraaibare plaat (15-16).

9.- Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde aanslag (30) regelbaar is.

10. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde aanslag (30) is uitgevoerd in de vorm van een regelschroef (31) waarvan het vrije uiteinde (32) een aanslag vormt voor de voornoemde plaat (15-16). <Desc/Clms Page number 15>

11. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde eerste aandrijving (5) bestaat uit een slede (9-10) die heen en weer beweegbaar is aangebracht op een geleiding van een onderstel (8) van de transportinrichting (1) en uit een aandrijfinrichting (12), waarbij de voornoemde verdraaibare plaat (15-16) is aangebracht op deze slede (9-10).

12. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde eerste aandrijfinrichting (12) een kruk- en drijfstangmechanisme (13) bevat.

13.- Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat er detectiemiddelen zijn voorzien voor het detecteren van de eindpositie van de slede (9-10) en van de plaat (15-16).

14.- Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen zijn verbonden met een stuurdoos voor de synchronisatie tussen de eerste en de tweede aandrijving (5-6).

15. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat elk van de voornoemde tandlatten (3-4) op de voornoemde armen (19-20) zijn bevestigd door middel van twee opwaarts gerichte pennen (21-22) op de voornoemde verdraaibare plaat (15-16). <Desc/Clms Page number 16>

16. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat er twee sleden (9-10) zijn voorzien, die elk zijn voorzien van een verdraaibare plaat (15-16) voor de aandrijving van eenzelfde paar tandlatten (3-4).

17.- Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde sleden (9-10) met elkaar zijn verbonden door middel van een stang (11).

18.- Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verdraaibare platen (15-16) met elkaar verbonden zijn door middel van een stang (25) .

19. - Verbeterde transportinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde eerste aandrijving (5) en de tweede aandrijving (6) gemeenschappelijk zijn.