<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het vervaardigen van borstels Deze uitvinding betreft een inrichting voor het vervaardigen van borstels, meer speciaal een inrichting die bestaat uit een transportmiddel ; of meer werktuigen die langs het transportmiddel zijn opgesteld ; borstelhouders die op het transportmiddel zijn aangebracht.
Bij zulke inrichtingen worden de te bewerken borstellichamen in de borstelhouders bevestigd, en worden deze borstellichamen met behulp van het transportmiddel, achtereenvolgens tegenover de verschillende posten gepositioneerd, waar de borstellichamen al dan niet worden onderworpen aan een bewerking.
Tot op heden is het gebruikelijk als transportmiddel een carrousel of een ketting toe te passen, waarbij langs een ketting meestal vijf posten zijn voorzien, terwijl langs de omtrek van een carrousel, afhankelijk van het type, maximaal drie of vier posten kunnen worden voorzien.
Een eerste type carrousel is de zogenaamde driehoekige carrousel, waarrond maximaal drie posten worden voorzien. In de meest courante bekende inrichtingen zijn deze posten werkposten, meer bepaald een laad- en lospost, waar de te bewerken borstellichamen op de voornoemde borstelhouders worden bevestigd en waar de afgewerkte borstellichamen na bewerking terug worden verwijderd van de borstelhouders ; een werkpost voorzien van een boorwerktuig voor het aanbrengen van gaten in de borstellichamen ; is een
<Desc/Clms Page number 2>
werkpost voorzien van een vulwerktuig voor het aanbrengen van vezelbundels in de voornoemde gaten.
Het tweede type is de zogenaamde vierkante carrousel, waarrond maximaal vier posten kunnen worden voorzien. Meestal omvatten deze een laad- en lospost; een werkpost met een boorwerktuig ; een werkpost met een vulwerktuig ; een werkpost met een snijwerktuig voor het op lengte brengen van de voornoemde vezelbundels.
Een nadeel van de bekende inrichtingen is dat ze nauwelijks of niet kunnen worden omgevormd van het ene voornoemde type naar het andere type, vermits de bouw van een vierkante carrousel sterk verschilt van die van een driehoekige carrousel, waarbij bovendien de hoeken verschillen waarover deze carrousels tussen twee posten dienen te worden verdraaid.
Inderdaad, een driehoekige carrousel draait steeds over een hoek van 120 , terwijl een vierkante carrousel tussen twee werkstappen over 90 dient te worden verdraaid, wat impliceert dat de posten die langs de omtrek van beide carrousels in andere posities zijn voorzien.
Een ander nadeel is dat, voor het vervaardigen van borstels met een inrichting waarin een carrousel is voorzien, langs wiens omtrek meer posten kunnen worden voorzien dan nodig voor het vervaardigen van de betreffende borstels, men in de meeste gevallen evenveel borstelhouders aan de omtrek moet bevestigen dan het maximaal aantal posten die rond de carrousel kunnen worden opgesteld.
<Desc/Clms Page number 3>
Inderdaad, wanneer men van bijvoorbeeld een vierkante carrousel één van de vier borstelhouders verwijdert, zal de bekende inrichting één vierde van haar productiviteit verliezen.
Dit laatstgenoemde nadeel is meteen ook het belangrijkste bij het gebruik van een bekende inrichting, waarbij een ketting wordt toegepast als transportmiddel.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het vervaardigen van borstels door opeenvolgende bewerkingen, die hoofdzakelijk bestaat uit een aantal borstelhouders die op een transportmiddel zijn aangebracht en die verplaatsbaar zijn tussen verschillende posten die langs het transportmiddel zijn voorzien, meer speciaal werkposten waaraan een bewerking kan worden uitgevoerd, en/of wachtposten waar de borstelhouders in een wachtpositie kunnen worden geplaatst, waarbij het transportmiddel is voorzien van middelen die toelaten de borstelhouders onafhankelijk van elkaar te verplaatsen.
Een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat niet alle borstelhouders gelijktijdig over eenzelfde afstand dienen te worden verplaatst door het transportmiddel.
Hierdoor wordt het mogelijk één of meer borstelhouders tegenover een betreffende post te vergrendelen, terwijl ondertussen de andere borstelhouders met behulp van het transportmiddel naar een volgende post worden verplaatst.
<Desc/Clms Page number 4>
Een voordeel hiervan is dat, wanneer een inrichting volgens de uitvinding wordt gebruikt voor het vervaardigen van borstels die kunnen worden vervaardigd met behulp van een aantal bewerkingen dat kleiner is dan het maximaal aantal posten dat langs het transportmiddel kan worden opgesteld, ook het aantal borstelhouders dat op het transportmiddel zijn voorzien, kan worden beperkt, zonder de productiviteit van de inrichting te beperken.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding voor het vervaardigen van borstels, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een zicht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F3 is aangeduid; figuur 4 een variante weergeeft volgens figuur 2.
In figuren 1 en 2 is schematisch een inrichting 1 weergegeven volgens de uitvinding die, in dit geval, in hoofdzaak bestaat uit een transportmiddel, in dit geval, een zogenaamde vierkante carrousel 2 verdraaibaar rond een as 3 die is voorzien van een aandrijving 4 en uit bijvoorbeeld één wachtpost 5 en drie werkposten 6-8 die langs de omtrek van de carrousel 2 zijn voorzien.
<Desc/Clms Page number 5>
De werkposten 6-8 zijn in dit geval een laad- en lospost 6 en twee posten 7-8 die zijn voorzien van een werktuig, respectievelijk een bekend boorwerktuig en een bekend vulwerktuig.
Aan de omtrek van de carrousel 2 zijn in dit geval drie borstelhouders 9 tot 11 voorzien, waarbij, volgens de uitvinding, de carrousel 2 middelen bevat die toelaten de verschillende borstelhouders 9-11 onafhankelijk van elkaar te verdraaien met de carrousel 2.
Zoals meer in detail is weergegeven in figuur 3, bestaan deze middelen hoofdzakelijk uit drie trommels 12 tot 14, elk met een centrale doorgang 15, die door middel van lagerbussen 16 op de voornoemde as 3 zijn aangebracht, waarbij, aan de omtrek van elke trommel 12-14, telkens één van de voornoemde borstelhouders 9-11 is bevestigd.
Verder vertoont elk van de trommels 12-14, in dit geval, een centrale verdieping 17, en zijn er, tussen elke trommel 12-14 en de roteerbare as 3, blokkeermiddelen voorzien die toelaten de verschillende trommels onafhankelijk van elkaar al dan niet te blokkeren op de as 3.
Deze blokkeermiddelen bestaan in dit geval uit koppelschijven 18 die vast op de as 3 en in de verdieping 17 in de trommels 12-14 zijn aangebracht, waarbij tussen elke trommel 12-14 en de betreffende koppelschijf 18, koppeldelen zijn voorzien.
Deze koppeldelen bestaan in hoofdzaak uit drie blokkeerpennen 19 die elk verschuifbaar zijn aangebracht in een axiaal
<Desc/Clms Page number 6>
gerichte boring 20 in een uitsteeksel 21 op elk van de trommels 12-14, en uit vier overeenstemmende pasgaten 22 per koppelschijf 18, welke gaten zich op eenzelfde afstand van de as 3 bevinden als de blokkeerpen 19 in de overeenstemmende trommel 12-14.
De voornoemde blokkeerpennen 19 zijn voorzien van bedieningselementen om de blokkeerpennen 19 co-axiaal in hun betreffende boring 20 te verschuiven, welke bedieningselementen telkens bestaan uit een veer 23 die in de betreffende boring 20 is aangebracht en uit een elektromagnetische spoel 24 die langs de omtrek van de boring 20 in het voornoemde uitsteeksel 21 is voorzien en die is aangesloten op een geschikt elektrisch circuit dat niet in de figuren is weergegeven, waarbij de blokkeerpennen 19 uit een ferromagnetisch materiaal zijn vervaardigd.
Elke borstelhouder 9-11 is in dit geval voorzien van vergrendelmiddelen die toelaten de borstelhouders 9-11 te vergrendelen in een positie tegenover de voornoemde posten 5- 8.
Deze vergrendelmiddelen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd in de vorm van een gat 25 in elk van de borstelhouders 9-11 en van een in het gat 25 passend uitsteeksel 26, dat verplaatsbaar is ten opzichte van de borstelhouders 9-11 en dat hiertoe bijvoorbeeld aan elk van de werkposten 7-8, die zijn voorzien van een werktuig, wordt voorzien, welke werktuigen, zoals bekend, radiaal verplaatsbaar zijn ten opzichte van de as 3 van de carrousel 2.
<Desc/Clms Page number 7>
De werking van een inrichting volgens de uitvinding voor het vervaardigen van borstels is eenvoudig en als volgt.
Voor het vervaardigen van borstels, wordt in eerste instantie een te bewerken borstellichaam 27 geladen op de borstelhouder 9, die zich tegenover de laad- en lospost 6 bevindt.
Vermits deze handeling in de meeste gevallen sneller kan worden uitgevoerd dan het aanmaken van gaten in de borstellichamen 27 met behulp van het voornoemde boorwerktuig, voorzien in de werkpost 7, en dan het opvullen van de gaten met vezelbundels 28 in de werkpost 8, wordt, na het laden van een borstellichaam 27, de betreffende borstelhouder 9 verdraaid tot tegenover de wachtpost 5, waar deze borstelhouder in een wachtpositie wordt gehouden, terwijl de andere borstelhouders 10-11 vergrendeld blijven ten opzichte van respectievelijk de betreffende werkpost 7-8.
Dit verdraaien van de borstelhouder 9 wordt, in dit geval, verkregen door de betreffende trommel 13 te blokkeren ten opzichte van de betreffende koppelschijf 18, door de voornoemde spoel 24 elektrisch te inactiveren, waardoor de betreffende blokkeerpen 19 door de betreffende veer 23 tot in het overeenstemmende pasgat 22 in de betreffende koppelschijf 18 wordt verplaatst.
Wanneer vervolgens de borstellichamen 27 in de borstelhouders 10-11 hun respectievelijke bewerkingen hebben ondergaan, worden alle borstelhouders 9-11 over een hoek van 90 verdraaid, waardoor de borstelhouder 9 van tegenover de wachtpost 6 tot tegenover de werkpost 7 wordt verplaatst.
<Desc/Clms Page number 8>
Eenmaal in positie, wordt de aandrijving van de as 3 gestopt, en wordt de borstelhouder 9 gedeblokkeerd ten opzichte van de as 3 van de carrousel 2, door de elektrische spoel 24 in de trommel 13 te activeren, waardoor de betreffende blokkeerpen 19 tegen de werking van de veer 24 in, uit het pasgat 22 tot in de boring 20 wordt verplaatst.
De borstelhouder 9 wordt vergrendeld ten opzichte van het boorwerktuig in de werkpost 7, door dit boorwerktuig naar de borstelhouder 9 toe te verplaatsen, waarbij het uitsteeksel 26 tot in het gat 25 wordt verplaatst, zodat de borstelhouder 9 niet meer kan verdraaien rond de carrousel 2.
Vervolgens worden op bekende wijze gaten voor de vezels van de borstel geboord in het betreffende borstellichaam 27, waarna het boorwerktuig wordt teruggetrokken, waardoor de borstelhouder 9 wordt ontgrendeld ten opzichte van de betreffende werkpost 7 en de borstelhouder 9 aldus verder kan worden verdraaid tot tegenover de volgende werkpost 8.
Tijdens het aanmaken van de voornoemde gaten, wordt de as 3 over een hoek van 90 verdraaid, waarbij één van de andere borstelhouders, meer bepaald borstelhouder 11 van tegenover de laad- en lospost 6 tot tegenover de wachtpost 5 wordt verplaatst, waardoor ook de koppelschijf 18 tegenover de trommel 13, waaraan de borstelhouder 9 is bevestigd, over 90 wordt verdraaid, en waarbij een volgend pasgat 22 in deze koppelschijf 18 tegenover de betreffende blokkeerpen 19 wordt gepositioneerd.
Na het aanmaken van de gaten in het borstellichaam 27, wordt de voornoemde elektrische spoel 24 gedeactiveerd, zodat de
<Desc/Clms Page number 9>
trommel 13 wordt geblokkeerd ten opzichte van de as 3, en met die as 3 over een hoek van 90 wordt verdraaid totdat de borstelhouder 9 tegenover de werkpost 8 is gepositioneerd, waar, analoog als in werkpost 7, de betreffende bewerking, namelijk het vullen van de aangemaakte gaten met vezelbundels 28, plaatsvindt.
Tot slot wordt de borstelhouder 9 verder verdraaid rond de as 3 tot tegenover de laad- en lospost 6, waar het afgewerkte borstellichaam 27 uit de borstelhouder 9 wordt verwijderd en een nieuw te bewerken borstellichaam 27 in de borstelhouder 9 wordt geladen, waarna de beschreven cyclus opnieuw start.
Opgemerkt wordt dat de blokkeermiddelen op vele verschillende wijzen kunnen worden uitgevoerd, zo kunnen bijvoorbeeld hydraulische of pneumatische cilinders worden gebruikt die toelaten de trommels 12-14 tegen de koppelschijven 18 te duwen, waarbij tegenoverstaande zijden van deze trommels 12- 14 en koppelschijven 18, bij voorkeur zijn uitgevoerd in materialen met een hoge wrijvingscoëfficiënt.
Ook de vergrendelmiddelen kunnen op alternatieve wijzen worden uitgevoerd, zo hoeven de voornoemde uitsteeksels 26 niet per se deel uit te maken van de werktuigen in de werkposten 7-8, maar kunnen deze voorzien zijn op een heenen-weer verplaatsbare voet die vast is ten opzichte van de werkvloer, die is uitgerust met een eigen aandrijving, en die aan één of meerdere van de voornoemde posten 5-8 wordt voorzien.
Verder wordt opgemerkt dat de inrichting volgens de uitvoering relatief snel kan worden omgebouwd tot een
<Desc/Clms Page number 10>
inrichting met een carrousel 2 waarrond vier borstelhouders 9-11 zijn aangebracht, door op één van de trommels 12-14 een tweede borstelhouder 9-11 aan te brengen, meer bepaald tegenover de post 5-8 van de carrousel 2 waar zich op het gegeven ogenblik geen borstelhouder 9-11 bevindt, en door de trommels 12-14 steeds in geblokkeerde stand ten opzichte van de as 3 van de carrousel 2 te houden.
In deze opstelling, kunnen in de beschreven inrichting tot vier werkposten 6-8 worden voorzien langs de omtrek van de carrousel 2.
Uiteraard kan de huidige uitvinding eveneens worden toegepast voor een inrichting met een driehoekige carrousel, waarbij, in dat geval, twee trommels 9-10 volstaan.
In figuur 4 is een variante weegegeven, waarin de carrousel 2 bestaat uit een as 3, waarop één trommel 12 vast is aangebracht, en waarbij, rond deze trommel 12, bij voorkeur, drie geleidingen 29 zijn voorzien in de vorm van een omtreksgroef, waarin telkens minstens één borstelhouder 9-11 vrij verplaatsbaar is aangebracht langs de omtrek van de trommel 12, welke borstelhouder 9-11 in dit geval met een voetgedeelte 30 verschuifbaar gevat is in de voornoemde groeven, terwijl in een kopgedeelte 31 van elke borstelhouder 9-11 een borstellichaam 27 kan worden bevestigd.
Ook bij deze variante zijn blokkeermiddelen voorzien die niet in de figuren zijn weergegeven en die zich in dit geval tussen de borstelhouders 9-11 en de trommel 12 bevinden en die toelaten elke borstelhouder 9-11 te blokkeren ten
<Desc/Clms Page number 11>
opzichte van de carrousel 2, meer speciaal ten opzichte van de trommel 12.
Bij voorkeur wordt deze variante eveneens uitgerust met vergrendelmiddelen, die toelaten elke borstelhouder 9-11 te vergrendelen tegenover de betreffende post 5-8.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding voor het vervaardigen van borstels, doch kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.