<Desc/Clms Page number 1>
Paalbevestiging voor een zonnescherm, regenscherm of dergelijke.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een paalbevestiging voor een zonnescherm, regenscherm of dergelijke.
Meer speciaal, heeft de uitvinding betrekking op een paalbevestiging van het type dat bestaat uit een opwaarts gerichte paal waarop één of meer zijwaarts gerichte armen zijn aangebracht, waarbij op iedere arm minstens één scherm bevestigd kan worden door middel van een klem of dergelijke.
Men kent reeds dergelijke paalbevestigingen waarbij de armen vast op een paal zijn aangebracht.
Een nadeel van deze bekende paalbevestigingen is dat, aangezien de voornoemde armen zich op een bepaalde hoogte bevinden, meestal van de orde van grootte van 2 meter, de klemmen op het uiteinde van de armen doorgaans moeilijk bereikbaar zijn, waardoor het aanbrengen en het verwijderen van de schermen vaak moeilijk is.
Een ander nadeel is dat dergelijke paalbevestigingen veel plaats in beslag nemen, ook wanneer de schermen niet in gebruik zijn.
Men kent ook reeds paalbevestigingen waarbij elke arm scharnierbaar is uitgevoerd, een en ander zodanig dat, na
<Desc/Clms Page number 2>
het losmaken van een vergrendeling, elke arm tot tegen de paal kan worden neergeklapt wanneer het betreffende scherm niet in gebruik is en/of om gemakkelijk het scherm uit de voornoemde klem te kunnen verwijderen of er in vast te klemmen.
Een nadeel van dit laatste type paalbevestigingen is dat het mechanisme dat toelaat de armen te laten scharnieren en te vergrendelen doorgaans onesthetisch is en bovendien vaak moeilijk te bedienen is.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een verbeterde paalbevestiging met één of meer armen, waarbij de armen en de erop aangebrachte schermen op een eenvoudige en snelle manier kunnen opgesteld en weer worden opgeborgen en waarbij bovendien het mechanisme dat het scharnieren en het vasthouden van de armen mogelijk maakt geen storend element vormt voor het esthetisch uitzicht van de paalbevestiging.
Hiertoe betreft de uitvinding een paalbevestiging voor een zonnescherm, regenscherm of dergelijke, welke paalbevestiging in hoofdzaak bestaat uit een paal en minstens één arm waarop een scherm aan één uiteinde kan worden aangebracht, waarbij de voornoemde arm aan zijn tweede uiteinde is bevestigd op een wagen die geleid is in geleidingen die voorzien zijn op de paal en waarbij op deze paal een aanslag is voorzien voor de wagen en waarbij op een afstand van de paal een steun is voorzien voor het bovenste gedeelte van de wagen.
<Desc/Clms Page number 3>
Wanneer het scherm in gebruik is, is de wagen met zijn vier wielen aangebracht in de geleidingen en rust de wagen op de voornoemde aanslag, waarbij de arm in deze stand van de wagen hoofdzakelijk horizontaal op de paal is gericht.
In het geval het scherm niet in gebruik is, wordt de arm enkel met zijn onderste wielen in de geleidingen aangebracht en kan de arm rond deze wielen naast de paal worden geplooid.
Dank zij de steun voor het bovenste gedeelte van de wagen kan de arm zeer eenvoudig in schuin gerichte tussenstand geblokkeerd worden, waarbij de wagen met zijn onderste wielen in de voornoemde geleidingen en met zijn bovenste gedeelte tegen de voornoemde steun wordt aangebracht, één en ander zodanig dat de wagen schuin wordt opgesteld om de arm in een schuin naar onder gerichte stand te blokkeren teneinde het scherm gemakkelijker te kunnen bedienen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een tweetal voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een verbeterde paalbevestiging volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 een schematisch zicht weergeeft van een verbeterde paalbevestiging volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur l;
<Desc/Clms Page number 4>
figuren 3 en 4 doorsneden weergeven respectievelijk volgens de lijnen III-III en IV-IV in figuur 2; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur l; figuur 5 een doorsnede weergeeft zoals deze van figuur
3, doch voor een andere stand; figuur 6 een variante weergeeft van figuur 2; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur 6;
figuur 8 een doorsnede weergeeft zoals figuur 7, doch voor een andere stand; figuur 9 een doorsnede weergeeft volgens lijn IX-IX in figuur 8; figuur 10 een doorsnede weergeeft zoals figuur 8 doch voor een andere stand.
In figuur 1 is een paalbevestiging 1 weergegeven volgens de uitvinding die in hoofdzaak bestaat uit een paal 2 die op een voet 3 of dergelijke is aangebracht en waarop, in dit geval, vier zijwaarts gerichte armen 4 zijn voorzien, waarbij op elke arm 4 een scherm 5 is bevestigd door middel van een klem 6 of dergelijke die is aangebracht aan het vrije uiteinde van de arm 4.
De paal 2 wordt, zoals weergegeven in figuur 2, gevormd door een profiel met een kokervormig centraal gedeelte 7 met vier wanden 8 die een vierkante doorsnede bepalen, en tegenover de koker 7 geleidingen 9 die gevormd worden door vier T-vormige profielen die op de hoeken van het kokervormig centraal gedeelte zijn aangebracht en die met hun lichamen 10 diagonaal naar buiten zijn gericht en
<Desc/Clms Page number 5>
voorzien zijn van flenzen 11 waarvan de vrije randen 12 zijn geplooid.
Tegen elke wand 8 is tussen de geleidingen 9 een in de lengterichting van deze geleidingen 9 verplaatsbare wagen 13 aangebracht die gevormd wordt door een chassis 14 dat gedragen wordt door vier wielen, respectievelijk twee onderste wielen 15 en twee bovenste wielen 16, die, zoals weergegeven in de figuren 2 tot 4, paarsgewijze gevat zijn in de geleidingen 9 aan weerszijden van de wagen 13, meer speciaal tussen de betreffende wand 8 en de flenzen 11 van de T-vormige profielen.
Tussen twee geleidingen 9 is op de betreffende wand 8 een aanslag 17 voorzien die is aangebracht op een afstand A van de bovenuiteinden van de geleidingen 9, welke afstand bij voorkeur nagenoeg gelijk of groter is dan de lengte L van een wagen 13.
De voornoemde armen 4 zijn met hun vrije uiteinden dwars op het chassis 14 van een wagen 13 bevestigd.
Het gebruik van een paalbevestiging 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.
Wanneer een arm 4 van de paalbevestiging 1 niet in gebruik is, dan is deze arm 4, zoals weergegeven in figuur 5, met zijn onderste wielen 15 opgehangen tussen twee geleidingen 9 van de paal 2, waarbij deze wielen 15 op de aanslag 17 rusten en waarbij de arm 4 rond deze onderste wielen 15 tot tegen de paal 2 is neergeklapt.
<Desc/Clms Page number 6>
Om, uitgaande van de hiervoor beschreven stand van figuur 5, een scherm 5 op de paalbevestiging 1 aan te brengen, wordt de arm 4 rond de voornoemde onderste wielen 15 opwaarts gewenteld tot in een positie waarin het scherm 5 op eenvoudige wijze in de klem 6 van de arm 4 aangebracht kan worden en het scherm 5 geopend kan worden.
Vervolgens wordt de arm 4 samen met het scherm 5 naar omhoog bewogen tot wanneer de bovenste wielen zich op een niveau bevinden dat gelegen is boven het bovenuiteinde van de paal 2, waarna het geheel rond de onderste wielen 15 verder naar omhoog wordt gewenteld tot in een horizontale of nagenoeg horizontale positie, waarna men het geheel laat zakken tot wanneer de bovenste wielen 16, zoals weergegeven in figuur 3, achter de flenzen 11 van de geleidingen 9 gehaakt worden.
Het scherm 5 kan op even eenvoudige manier terug omlaag worden gebracht door omgekeerd te werk te gaan, waarbij, na het verwijderen van het scherm 5, de arm 4 terug tot tegen de paal 2 neergeklapt kan worden, bijvoorbeeld om plaats te winnen of om de paalbevestiging 1 op een plaatsbesparende manier te kunnen opbergen.
Het is eveneens duidelijk dat de voornoemde geleidingen 9 niet noodzakelijk over de volledige hoogte van de paal 2 voorzien moeten worden, maar dat het voldoende is dat zij op het bovenste gedeelte van de paal 2 zijn aangebracht.
<Desc/Clms Page number 7>
De vorm van de geleidingen 9 dient niet noodzakelijk deze te zijn van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm. Zo kunnen bijvoorbeeld voor iedere arm 4 twee U-vormige geleidingen worden toegepast die tegen een wand van de paal worden aangebracht met hun openingen naar elkaar gekeerd.
Het spreekt voor zich dat een paalbevestiging 1 met slechts één enkele arm 4 ook tot de mogelijkheden van de uitvinding behoort.
Een nadeel van deze uitvoering is dat het aanbrengen en openen van het scherm 5 op een arm 4 en het terug dichtplooien van het scherm 5 relatief moeilijk is, aangezien men tegelijk de arm 4 moet vasthouden en het scherm 5 moet manipuleren.
Aan dit nadeel kan een oplossing worden gegeven door inrichting zoals deze die is weergegeven in figuren 6 en 7, die een variante weergeeft waarbij de geleidingen 9 op een bepaalde afstand B van het bovenuiteinde van het centraal kokervormig gedeelte 7 van de paal 2 ophouden, en waarbij, op het bovenuiteinde van dit centraal kokervormig gedeelte 7 een kap 18 is aangebracht met vier zijdelings uitstekende gedeelten 19 die boven de uiteinden van de geleidingen 9 uitsteken en die langs hun omtrek zijn voorzien van een neerwaarts gerichte wand 20 waarvan de onderste rand 21 tegenover de geleidingen 9 naar binnen is omgeplooid om een steun te vormen voor het bovenste gedeelte van de wagen 13, meer speciaal voor de bovenste wielen 16 van de wagen 13.
<Desc/Clms Page number 8>
De vorm en de afmetingen van de kap 18 zijn zodanig dat de voornoemde afstand B en de hoogte H van de wand 20, groter zijn dan de diameter D van de bovenste wielen 16.
Tussen de rand 21 en de paal 2 is een doorgang 22 voorzien voor het bovenste gedeelte van de wagen 13, waarbij de afmetingen van deze doorgang 22 minstens groter zijn dan de breedte C van de wagen 13 en de voornoemde diameter D van de bovenste wielen 16.
In de rand 21 is tegenover de ruimte tussen de geleidingen 9 een uitsparing 23 aangebracht die breder is dan het chassis 14 van de wagen en die smaller is dan de spoorbreedte C van de wagen 13, een en ander zodanig dat de rand 21 een paalbevestiging kan vormen voor de bovenste wielen 16 van de wagen 13.
Het gebruik en de werking van deze inrichting is nagenoeg analoog aan deze van de hiervoor besproken uitvoering.
In figuur 7 is de situatie weergegeven waarbij een zijwaarts gerichte arm 4 aan de paal 2 is opgehangen doordat de betreffende wagen 13 van de arm 4 met zijn vier wielen 15-16 in twee geleidingen 9 is aangebracht en waarbij deze wagen 13 op de aanslag 17 rust.
Om het scherm 5 gemakkelijk te kunnen bedienen, is het in dit geval mogelijk om de arm 4, zoals weergegeven in figuur 8, in een zijdelingse tussenpositie te blokkeren door de arm 4 op te tillen om de bovenste wielen 16 uit de geleidingen 9 te lichten en de arm 4 vervolgens neer te
<Desc/Clms Page number 9>
klappen om, zoals weergegeven in figuur 9, de bovenste wielen 16 op de steun die gevormd wordt door de rand 21 en de wand 20 te laten rusten, één en ander zodanig dat het scherm 5 lager bij grond wordt gebracht en het bijgevolg gemakkelijker is om in deze stand het scherm 5 te bedienen, bijvoorbeeld dicht te plooien of te verwijderen uit de klem 6.
Eenmaal het scherm 5 verwijderd, kan de arm verder worden neergeklapt door de bovenste wielen 16 doorheen de doorgang 22 omlaag brengen en door de arm 4 vervolgens tot in zijn ruststand tot tegen de paal 2 te brengen, zoals weergegeven in figuur 10.
Het is duidelijk dat de klemmen 6 op de uiteinden van de armen zelf ook scharnierbaar kunnen zijn uitgevoerd, één en ander zodanig dat, wanneer de arm 4 tot tegen de paal 2 is gedraaid, een dichtgeplooid scherm tot tegen de arm kan worden omhoog geplooid.
Alhoewel in de figuren de wagens 13 zijn uitgerust met wielen 15-16, is het niet uigesloten dat wagens 13 in plaats daarvan worden gerealiseerd in de vorm van een slede met vier zijdelings uitstekende tappen of andere uitstekende delen die in de geleidingen 9 zijn gevat.
Het is duidelijk dat ook de geleidingen 9 en de aanslagen 17 op andere manieren kunnen uitgevoerd worden, bijvoorbeeld in de vorm van vier opwaarts gericht haken die op een afstand van elkaar paarsgewijze naast en onder elkaar op de paal 2 worden voorzien, en waarin de
<Desc/Clms Page number 10>
voornoemde wielen 15-16 of andere uitstekende delen van een wagen 13 of slede kunnen gehaakt worden.
Alhoewel in de figuren de voornoemde steun 20-21 voor de bovenste wielen 16 in de tussenpositie van de arm 4 is uitgevoerd in de vorm van een kap 18, zijn andere realisaties van steunen 20-21 niet uitgesloten, bijvoorbeeld in de vorm van een horizontale plaat of dergelijke met opstaande randen die op de paal is bevestigd en waarin een doorgang is voorzien voor het bovenste deel van de wagen 13.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een verbeterde paalbevestiging volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.