<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het schikken van naast elkaar geplaatste voorwerpen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het schikken van naast elkaar geplaatste voorwerpen, meer speciaal voor het verder uit elkaar spreiden of het dichter bij mekaar brengen van deze voorwerpen.
Dergelijke inrichtingen kunnen worden gebruikt voor allerhande doeleinden waarbij de voorwerpen gedurende zekere periodes dicht bij mekaar gebracht kunnen worden om plaats te winnen en waarbij, gedurende andere periodes, de voorwerpen uit elkaar gezet moeten worden om ze ruimte te geven of om ze te kunnen behandelen.
Een bijzondere toepassing hiervan is bijvoorbeeld te vinden bij plantenkwekers, waar planten tijdens hun groeiperiode meer en meer licht en ruimte behoeven en waarbij jonge planten dicht bij elkaar worden gezet om plaats te winnen, terwijl oudere planten, naarmate ze groter worden, steeds verder uit elkaar worden gezet om ze de nodige ruimte te geven voor een gezonde groei, een en ander zodat de beschikbare kweekruimte in de serre of dergelijke optimaal benut kan worden en een maximaal aantal planten gelijktijdig in deze ruimte opgekweekt kan worden.
<Desc/Clms Page number 2>
Ook wanneer de planten verzorgd moeten worden, bijvoorbeeld om ze te snoeien of te trimmen, om dorre bladeren te verwijderen, of dergelijke, kan het bijzonder nuttig zijn om de planten tijdelijk verder uit mekaar te kunnen zetten teneinde voldoende plaats te bieden om gemakkelijk rond de planten te kunnen werken.
Tot op heden geschiedt het schikken van voorwerpen, meer speciaal van planten, manueel, wat zeer arbeidsintensief is en bijgevolg nadelig doorweegt op de kostprijs van de voorwerpen of van de planten, vooral wanneer voor het verplaatsen van de voorwerpen meerdere personen noodzakelijk zijn.
Een alternatief voor het steeds verder uit elkaar schikken van planten, is dat de planten van bij het uitplanten, een vaste plaats krijgen met voldoende ruimte om te kunnen opgroeien tot een geschikte grootte om verkocht te kunnen worden, waarbij, in dit geval, minder planten gelijktijdig op eenzelfde beschikbare ruimte kunnen opgroeien, wat nadelig is voor de omzet van de voorverkoop van planten.
Een ander en meer gebruikelijk alternatief is dat de planten van in het begin dicht tegen elkaar worden gezet en tijdens hun groei niet verder uit elkaar worden geplaatst, waardoor de groei van de planten in de breedte wordt belemmerd en men bijgevolg hoog opgeschoten en dus minder mooie planten bekomt die
<Desc/Clms Page number 3>
uiteraard minder opbrengen dan een plant die voldoende ruimte heeft gekregen om gelijkmatig te ontwikkelen.
De huidige uitvinding beoogt een inrichting die toelaat voorwerpen op een zeer eenvoudige en bij voorkeur op een automatische wijze te schikken om ze verder uit elkaar te plaatsen, dan wel om ze dichter bij elkaar te brengen.
Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het schikken van naast elkaar geplaatste voorwerpen, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit twee evenwijdige liggers waarop de te schikken voorwerpen worden geplaatst ; deze liggers een wagen (2) ; op deze wagen (2) middelen die toelaten om één of meer te schikken voorwerpen op te nemen.
Bij voorkeur bestaan deze middelen uit een lift die voorzien is van een steun voor één of meer te schikken voorwerpen.
Voorwerpen die op de voornoemde liggers zijn geplaatst, kunnen op zeer eenvoudige wijze anders geschikt worden, bijvoorbeeld dichter bij elkaar of verder van elkaar gebracht worden, door de voornoemde wagen onder de te schikken voorwerpen te rijden en vervolgens de lift naar boven te verplaatsen om zodoende een voorwerp dat zich boven de steun bevindt op te nemen, waarna het betreffende voorwerp met de wagen verplaatst kan worden en terug op de liggers neergezet kan worden.
<Desc/Clms Page number 4>
Op deze manier kunnen voorwerpen zeer gemakkelijk en zeer snel één na één op de liggers worden verplaatst om de afstand tussen de voorwerpen naar wens te kunnen aanpassen en is voor deze operatie hoogstens één persoon nodig.
Bij voorkeur is op de lift een vaste steun voorzien en één of meer beweegbare steunen die zijn aangebracht op uitschuifbare sleden, waarbij deze steunen door middel van aandrijfmiddelen evenwijdig met de liggers uit elkaar of naar mekaar toe verplaatst kunnen worden.
Op deze manier kunnen meerdere voorwerpen tegelijkertijd door de steunen worden opgenomen en met de wagen worden verplaatst, waarna, door de beweegbare steunen bijvoorbeeld uit elkaar te bewegen, de opgenomen voorwerpen uit mekaar gespreid worden, zodat, wanneer men vervolgens de lift laat zakken, de opgenomen voorwerpen in deze gespreide toestand terug op de liggers neergezet worden, waardoor het schikken van voorwerpen zeer vlot kan verlopen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm gebeurt de sturing van de bewegingen van de wagen, de lift en de beweegbare steunen via aandrijvingen die verbonden zijn met een centrale sturing, zodat het hele proces van het schikken van voorwerpen volledig automatisch kan verlopen, zodat een werkkracht uitgespaard kan worden.
<Desc/Clms Page number 5>
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een inrichting volgens de uitvinding voor het schikken van naast elkaar geplaatste voorwerpen, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 schematisch en in perspectief een inrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-
II in figuur l;
figuren 3 tot 6 op kleinere schaal zichten weergeven zoals in figuur 2, doch voor verschillende opeenvolgende stappen tijdens het gebruik van de inrichting; figuur 7 een variante weergeeft van figuur l; figuur 8 op grotere schaal en met gedeeltelijke weglatingen het gedeelte weergeeft dat in figuur
6 door F8 is aangeduid; figuur 9 een zicht weergeeft volgens pijl F9 in figuur 6; figuur 10 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 9 door F10 is aangeduid; figuur 11 een doorsnede weergeeft volgens lijn
XI-XI in figuur 7; figuur 12 een doorsnede weergeeft volgens lijn
XII-XII in figuur 9; figuren 13 tot 16 op kleinere schaal zichten weergeven zoals in figuur 11, doch voor
<Desc/Clms Page number 6>
verschillende opeenvolgende stappen tijdens het gebruik van de inrichting.
In de figuren 1 en 2 is een inrichting volgens de uitvinding weergegeven die in hoofdzaak bestaat uit, enerzijds, twee evenwijdige, in dit geval horizontale, liggers 1 die op een niet in de figuren weergegeven gestel zijn aangebracht en die in dit geval bestaan uit twee U-vormige profielen die met hun openingen naar mekaar zijn gekeerd, en, anderzijds, een wagen 2 waarvan de wielen 3 in de voornoemde liggers 1 zijn aangebracht, waarbij de wagen 2 voorzien is van een aandrijving 4, bijvoorbeeld in de vorm van een elektrische motor of dergelijke.
Op de voornoemde wagen 2 zijn middelen voorzien die toelaten om één of meer te schikken voorwerpen op te nemen en die in dit geval gevormd worden door een lift 5 die op de wagen 2 is aangebracht en die meer speciaal bestaat uit een aandrijving 6, bijvoorbeeld in de vorm van twee elektrisch gestuurde cilinders, waarop een steun 7 voor de te schikken voorwerpen is aangebracht, waarbij deze steun 7 in dit geval gevormd wordt door een dwarslat en waarbij deze laatste door middel van de voornoemde aandrijving 6 in de hoogte verstelbaar is tussen een lage ruststand waarbij de steun 7 zich onder het niveau van het bovenvlak van de liggers 1 bevindt en een hogere gebruiksstand waarbij de steun 7 boven deze liggers 1 uitsteekt.
<Desc/Clms Page number 7>
Het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en wordt geïllustreerd aan de hand van de figuren 3 tot 5 die de werking van de inrichting weergeven, waarbij de te schikken voorwerpen in dit geval bestaan uit schalen 8 waarop planten 9 naast elkaar zijn geplaatst.
De te schikken schalen 8 zijn in dit geval op de voornoemde liggers 1 tegen elkaar aangebracht en dienen verder uit elkaar geplaatst te worden, bijvoorbeeld om de planten 9 meer licht en ruimte te geven voor een gezonde groei.
Wanneer de aandrijving 6 van de lift 5 niet bekrachtigd is en de lift 5 zich dus in zijn lage ruststand bevindt, wordt eerst de aandrijving 4 van de wagen 2 bekrachtigd om de steun 7, zoals weergegeven in figuur 3, onder een te schikken schaal 8 te brengen, waarna, zoals weergegeven in figuur 4, de aandrijving 6 van de lift 5 wordt bekrachtigd om de steun 7 omhoog te brengen en de betreffende schaal 8 boven de steun 7 te tillen.
Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 5, de aandrijving 4 van de wagen 2 opnieuw bekrachtigd om de schaal 8 te verplaatsen, waarna, wanneer de wagen 2 op de gewenste plaats is gebracht, de aandrijving 7 van de lift 5 wordt bekrachtigd om de steun 7, zoals weergegeven in figuur 6, terug naar zijn lage ruststand te brengen, zodat de betreffende schaal 8 terug op de liggers 1 wordt neergezet.
<Desc/Clms Page number 8>
Op deze manier kunnen de te schikken schalen 8 één na één worden verplaatst.
Alhoewel de steun 7 in de figuren is uitgevoerd als een dwarslat, is het niet uitgesloten dat deze steun 7 ook op andere manieren kan worden uitgevoerd, waarbij de vorm en de afmetingen van de steun bijvoorbeeld zijn aangepast aan de specifieke vorm en afmetingen van de te schikken voorwerpen.
In de figuren 7 tot 12 is een variante weergegeven van een inrichting volgens de uitvinding waarbij in dit geval ook een wagen 2 wordt gebruikt die in liggers 1 is aangebracht en waarop een lift 5 is voorzien die bestaat uit twee U-vormige profielen 10 die evenwijdig zijn met de voornoemde liggers 1 en die bevestigd zijn op een aandrijving 6 die in dit geval gevormd wordt door een aantal cilinders die bijvoorbeeld aan ieder uiteinde van deze profielen 10 op de wagen 2 zijn aangebracht.
Op de lift 5 is op de voornoemde profielen 10 een centrale steun 7 in de vorm van een dwarslat bevestigd en is aan weerszijden en op dezelfde hoogte van de centrale steun 7 een beweegbare steun 11-12 voorzien die is aangebracht op een uitschuifbare slede die gevormd wordt door twee evenwijdige kokervormige profielen 13 en 14 die op de van elkaar afgekeerde zijden zijn voorzien van een blok 15 met een geleidingsgroef 16, waarbij elke slede 13-14 gevat is
<Desc/Clms Page number 9>
tussen twee latten 17 die op de voornoemde profielen 10 van de lift 5 zijn bevestigd en die zich in de voornoemde groeven 16 uitstrekken.
Op de centrale steun 7 zijn aandrijfmiddelen voorzien voor de beweegbare steunen 11 en 12, waarbij deze aandrijfmiddelen in dit geval gevormd worden door twee stangen 18 die in het midden aangedreven worden door een gemeenschappelijke motor 19, bijvoorbeeld een elektrische motor en waarbij de stangen 18 aan één uiteinde een schroefdraadgedeelte 20 vertonen met linkse schroefdraad dat samenwerkt met moer 21 en op de beweegbare steun 11 is bevestigd, terwijl de stangen 18 aan hun andere uiteinde voorzien zijn van een schroefdraadgedeelte 22 met rechtse schroefdraad dat samenwerkt met een moer 23 die op de andere beweegbare steun 12 is bevestigd.
Op iedere slede 13-14 van de beweegbare steunen 11 en 12 is een bijkomende beweegbare steun 24, respectievelijk 25, voorzien die is bevestigd op een slede welke in dit geval gevormd wordt door twee evenwijdige U-vormige profielen, respectievelijk 26 en 27, die een lat 28 dragen.
De sleden 26-27 van het tweede paar bijkomende beweegbare steunen 24 en 25 zijn met hun latten 28 gevat in geleidingsgroeven 29 van twee tegenover elkaar gelegen blokken 30 die zijn aangebracht op de naar elkaar gekeerde zijden van de profielen 13 en 14
<Desc/Clms Page number 10>
van de sleden van het eerste paar beweegbare steunen 11 en 12.
Op ieder van de profielen 13 en 14 zijn twee tandwielen, respectievelijk 31 en 32, voorzien die zich aan weerszijden van het betreffende profiel 13-14 bevinden en die zijn aangebracht op een gemeenschappelijke as 33 die doorheen een bus 34 steekt die op het betreffende profiel 13-14 is aangebracht, en die als lagering fungeert voor de as 33.
De tandwielen 31 aan de buitenzijden van de profielen 13 en 14 werken samen met tandlatten 35 die op de profielen 10 van de lift 5 zijn bevestigd, terwijl de tandwielen 32 aan de binnenzijde van de profielen 13 en 14 samenwerken met tandlatten 36 die op de profielen 26 en 27 van de sleden van het tweede paar beweegbare steunen 24 en 25 zijn aangebracht.
De werking van de inrichting volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.
Wanneer de gemeenschappelijke motor 19 wordt bekrachtigd, worden de stangen 18 in een bepaalde draaizin aangedreven, waardoor de beweegbare steunen 11 en 12 in axiale richting van deze stangen 18 worden bewogen doordat de stangen 18 met hun schroefdraadgedeelte 20, respectievelijk 22, samenwerken met de moeren 21, respectievelijk 23, van de betreffende steun 11, respectievelijk 12.
<Desc/Clms Page number 11>
Aangezien de schroefdraadgedeelten 20 en 22 een tegengesteld schroefdraadverloop bezitten, namelijk een links en een rechts schroefdraadverloop, worden de beweegbare steunen 11 en 12 in tegengestelde zin en synchroon met elkaar bewogen, namelijk van elkaar weg voor één draaizin van de motor 19 en naar elkaar toe voor de tegengestelde draaizin van deze motor 19.
Wanneer de steunen 11 en 12 zich bijvoorbeeld uit elkaar bewegen, zoals weergegeven met de pijlen A en B in figuur 7, worden de tandwielen 31 op de sleden 13- 14 van deze steunen 11 en 12 langs een betreffende tandlat 35 van de lift 5 bewogen, waardoor deze tandwielen 31 en dus ook de daarmee verbonden tandwielen 32 in een bepaalde zin worden aangedreven, zoals weergegeven met de pijlen C en D in de figuren 7 en 11.
Door de draaibeweging van de tandwielen 32 die ingrijpen met de tandlatten 36 van de sleden 26-27 van het tweede paar beweegbare steunen 24 en 25, worden deze steunen 24 en 25, zoals weergegeven door de pijlen A en B in de figuren 7 en 11, uit elkaar geduwd en verder weg van de steunen 11 en 12.
Bij voorkeur zijn de tandwielen 31 en 32 en de tandlatten 35 en 36 gelijkaardig uitgevoerd, zodat de verplaatsing van de beweegbare steunen 24 en 25 ten opzichte van de steunen 11 en 12, gelijk is aan de verplaatsing van de steunen 11 en 12 ten opzichte van
<Desc/Clms Page number 12>
de centrale steun 7, waardoor de afstand tussen de steunen onderling op ieder ogenblik gelijk is.
Alhoewel in de figuren de beweegbare steunen 11,12, 24 en 25 op verschuifbare sleden 13-14 en 26-27 zijn aangebracht, is het niet uitgesloten dat deze steunen ook op andere manieren verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld door ze op wagentjes of op scharen of dergelijke aan te brengen.
Voor de aandrijving en de synchronisatie van de bewegingen van de beweegbare steunen kunnen ook andere middelen worden aangewend dan de hiervoor beschreven aandrijvingen met draadstangen 18 en tandwielen 31-32 die samenwerken met tandlatten 35-36.
Zo kan bijvoorbeeld elke slede 13-14 en 26-27 van de voornoemde beweegbare steunen zijn uitgerust met een afzonderlijke aandrijving, bijvoorbeeld in de vorm van een stappenmotor, een cilinder of dergelijke, waarbij deze aandrijvingen dan op een geschikte wijze aangestuurd kunnen worden vanuit een centrale geprogrammeerde sturing.
Niettegenstaande in het weergegeven voorbeeld de inrichting twee paar beweegbare steunen, respectievelijk 11-12 en 24-25, bevat, is het niet uitgesloten dat slechts één paar beweegbare steunen 11-12 wordt toegepast of zelfs slechts één enkele beweegbare steun 11 of 12, of dat integendeel nog bijkomende paren beweegbare steunen op een analoge en
<Desc/Clms Page number 13>
voor een vakman voor de hand liggende manier worden voorzien.
Het gebruik van de inrichting is in opeenvolgende stappen weergegeven in de figuren 13 tot 16 voor het uit elkaar schikken van schalen 8 met planten 9 die aanvankelijk tegen elkaar op de liggers 1 zijn aangebracht.
Bij aanvang bevindt de inrichting zich in een rustconfiguratie waarbij, zoals weergegeven in figuur 13, de lift 5 zich in zijn laagste stand bevindt en de beweegbare steunen 11,12, 24 en 25, zoals weergegeven in figuur 13, tegen elkaar zijn gebracht.
In deze configuratie wordt de wagen 2 onder de te schikken schalen 8 gereden, waarbij de vaste steun 5 en de beweegbare steunen 11,12, 24 en 25 onder de eerste vijf schalen 8 worden gepositioneerd.
Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 14, de lift 5 omhoog gebracht waardoor de schalen 8 omhoog worden geduwd, waarna, zoals weergegeven in figuur 15, de wagen 2 met de schalen 8 verplaatst wordt naar een nieuwe gewenste locatie iets verder op, waar, ter plaatse, zoals weergegeven in figuur 15, de motor 19 geactiveerd wordt om de beweegbare steunen met de schalen 8 te spreiden volgens de pijlen A en B, waarna de lift 5, zoals weergegeven in figuur 18, naar beneden wordt gelaten om de schalen in deze gespreide positie op de liggers 1 te laten zakken.
<Desc/Clms Page number 14>
Door deze operatie telkens te herhalen, kunnen de te schikken schalen 8 in een snel tempo verder uit elkaar worden geschikt.
Het is duidelijk dat, door in de omgekeerde volgorde te werk te gaan, schalen 8 die zich op een afstand van elkaar bevinden, ook dichter bij elkaar gebracht kunnen worden.
Het is ook duidelijk dat het voor een vakman eenvoudig is om zulke inrichting volgens de uitvinding te automatiseren door het gebruik van een centrale programmeerbare sturing waarop de aandrijvingen 4 en 6, respectievelijk van de wagen 2 en van de lift 5, en de motor 19 van de aandrijving van de beweegbare steunen 11 en 12 zijn aangesloten.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting volgens de uitvinding voor het schikken van voorwerpen kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.