BE1014842A5 - Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt Download PDF

Info

Publication number
BE1014842A5
BE1014842A5 BE2002/0335A BE200200335A BE1014842A5 BE 1014842 A5 BE1014842 A5 BE 1014842A5 BE 2002/0335 A BE2002/0335 A BE 2002/0335A BE 200200335 A BE200200335 A BE 200200335A BE 1014842 A5 BE1014842 A5 BE 1014842A5
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
cutting
web
carpet
carrier
separation zone
Prior art date
Application number
BE2002/0335A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Constructiewerkhuizen Evilo Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Constructiewerkhuizen Evilo Bv filed Critical Constructiewerkhuizen Evilo Bv
Priority to BE2002/0335A priority Critical patent/BE1014842A5/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1014842A5 publication Critical patent/BE1014842A5/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06HMARKING, INSPECTING, SEAMING OR SEVERING TEXTILE MATERIALS
    • D06H7/00Apparatus or processes for cutting, or otherwise severing, specially adapted for the cutting, or otherwise severing, of textile materials
    • D06H7/02Apparatus or processes for cutting, or otherwise severing, specially adapted for the cutting, or otherwise severing, of textile materials transversely
    • D06H7/025Apparatus or processes for cutting, or otherwise severing, specially adapted for the cutting, or otherwise severing, of textile materials transversely in line with an embossed or a raised pattern on the fabric; Cutting pile fabric along a loopless or napless zone, e.g. the plain woven portion of towel cloth

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Treatment Of Fiber Materials (AREA)

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afsnijden van een tapijt (1) van een baan (2). De scheidingszone (2A) tussen het af te snijden tapijt (1) en het volgende tapijt wordt met een detector (49) gedetecteerd, de baan (2) wordt gepostioneerd met de scheidingszone (2A) op de weg van een dwars op de baan (2) beweegbaar snijdmiddel (8), waarna dit snijdmiddel (8) dwars op de baan (2) verplaatst wordt om het tapijt (1) af te snijden. Tijdens deze verplaatsing, wordt minstens één rand van de scheidingszone (2A) gedetecteerd en het snijdmiddel (8) wordt zo bestuurd dat het deze rand volgt en daarbij, indien nodig, dwars op de snijdrichting (P1) lichtjes verplaatst wordt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt van een baan. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afsnijden van een tapijt van een baan met meerdere, aan elkaar gehechte tapijten. 



  Tapijten worden geweven in een lange strook met meerdere na elkaar en doorgaans ook met meerdere naast elkaar om tot een totale weefbreedte van vier meter te komen. 



  Indien meerdere tapijten naast elkaar geweven worden, wordt de strook van vier meter breedte, die tot 60 m lang kan zijn, in de lengterichting in smallere banen van één tapijtbreedte gesneden. Een langssnijmachine met meerdere messen,   afhankelij k   van het aantal banen, wordt manueel op de geweven strook geplaatst en machinaal wordt een relatieve verplaatsing van snijmachine ten opzichte van baan veroorzaakt. De zijranden van de stroken, dit zijn dus de in de kettingdraden gerichte randen van de tapijten worden afgewerkt, dit is overhands genaaid. 



  Daarna moeten de tapijten van elke smalle baan met tapijtbreedte nog in individuele lengtes van één tapijt worden gesneden om vervolgens één na één naar een bewerkingsmachine gebracht te worden om de gesneden randen af te werken. Doordat de opeenvolgende tapijten in deze baan een verschillende lengte kunnen bezitten, moeten de lengtes één na één worden gesneden. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Dit is ook het geval wanneer de tapijten niet naast elkaar, maar praktisch op de volle vier meter breedte geweven worden. De baan moet dwars worden doorgesneden om de tapijten één na één af te scheiden. 



  Bij de bekende werkwijzen wordt de baan uit een voorraadbak verticaal afgerold en op de scheidingszone tussen twee tapijten, daar waar de pooldraden over één of meer inslagen tijdens het weven weggelaten werden, wordt de tapijtrug manueel doorgesneden met een mes of schaar en wordt het tapijt na het afsnijden manueel op een opvanginrichting aangebracht en opgevouwen zodanig dat de randen waarlangs het tapijt is afgesneden tegen de geleidingen van de opvanginrichting komt te liggen zodat deze randen verder kunnen worden afgewerkt. 



  Dit manueel snijden en aanbrengen van het tapijt op de opvanginrichting vergt uiteraard de continue aanwezigheid van een persoon die snijdt en is relatief tijdrovend. 



  Men kent reeds een werkwijze waarbij het doorsnijden automatisch kan geschieden maar waarbij het opvouwen op de opvanginrichting nog de tussenkomst van personeel vereist. 



  De uitvinding heeft een werkwijze voor het afsnijden van een tapijt van een baan als doel die deze nadelen niet bezit, relatief snel is en automatisch kan worden uitgevoerd. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een werkwijze voor het afsnijden van een tapijt van een baan 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 met meerdere, aan elkaar gehechte tapijten, daardoor gekenmerkt dat de scheidingszone tussen het af te snijden tapijt en het volgende tapijt met een detector gedetecteerd wordt en de baan gepositioneerd wordt met de scheidingszone op de weg van een dwars op de baan beweegbaar snijdmiddel, waarna dit snijdmiddel dwars op de baan verplaatst wordt om het tapijt af te snijden, waarbij het uiteinde van de baan met het af te snijden tapijt, vooraleer het tapijt af te snijden, horizontaal getransporteerd wordt tot op een opvanginrichting en tegen een aanslag en daarna verder, zodat het tapijt vouwen vormt, en dit tot de scheidingszone gedetecteerd wordt en de baan gepositioneerd wordt voor het snijden. 



  Door het groot aantal tapijten zou, zonder de eerste detector, het gebruik van een snijmachine telkens manueel tussen de tapijten moeten worden ingesteld, zodat de werkwijze dan al even tijdrovend is als het manueel snijden en de continue aanwezigheid van een arbeider ook niet te vermijden is. Door de scheidingszone te detecteren, geschiedt het snijden automatisch en kan de menselijke snijder worden vermeden. 



  De tweede detector waarmee het snijdmiddel in dwars op de snijdrichting ingesteld wordt, belet dat in de pooldraden gesneden zou worden. Voornoemde scheidingszone tussen de pooldraden van opeenvolgende tapijten is meestal niet recht, maar licht gebogen. Door het snijdmiddel te sturen in functie van de ligging van de rand van de scheidingszone kan dit snijdmiddel deze rand volgen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Indien de verplaatsing, die het snijdmiddel dwars op de snijdrichting uitvoert, een bepaalde afstand overschrijdt, kan het snijden en daardoor ook het snijdmiddel even worden gestopt en de baan een weinig worden verplaatst in de transportrichting. 



  Bij de bekende manuele snijwerkwijze hangt het afgesneden tapijt verticaal en wordt het tapijt, na het afsnijden, in zigzag opgevangen op een kader en daarna op een transportband geplaatst met de randen tegen randen langs deze band. De overplaatsing en het goed leggen van het tapijt op de transportband gebeurt door de persoon die snijdt die daar toch aanwezig is. 



  Bij voornoemde automatische werkwijze volgens de uitvinding is geen persoon vereist. 



  Om dan toch het afgesneden tapijt in zigzag geplooid te positioneren, wordt volgens de uitvinding bij voorkeur het uiteinde van de baan met het af te snijden tapijt, vooraleer het tapijt af te snijden, horizontaal tot op een opvanginrichting en tegen een aanslag getransporteerd en daarna verder, zodat het tapijt vouwen vormt, en dit tot de scheidingszone gedetecteerd wordt en de baan voor het snijden gepositioneerd wordt. 



  Wanneer een tapijt afgesneden is van de baan, moeten zijn in de snijdrichting gerichte randen nog worden afgewerkt, bijvoorbeeld overhands genaaid, gekleefd of van franjes voorzien. Hiertoe moet het tapijt met zijn randen tegen geleidingen naar een bewerkingsstation worden gevoerd. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Bij voorkeur wordt de baan na het aanslaan tegen de aanslag en minstens tijdens het snijden aangedrukt tegen de opvanginrichting en bij voorkeur wordt ook na de positionering van de baan en minstens tijdens het snijden, de baan langs de scheidingszone aangedrukt, bijvoorbeeld op een opvanginrichting. 



  De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting die bijzonder geschikt is voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van vorige uitvoeringsvormen. 



  De uitvinding heeft aldus betrekking op een inrichting voor het afsnijden van tapijten van een baan, welke inrichting voorzien is van een snijdinrichting met een snijdmiddel dat een weinig in de transportrichting van de baan verplaatsbaar is aangebracht op een drager, die in de snijdrichting verplaatsbaar is over een geleiding en met middelen om de drager (in de snijdrichting te verplaatsen, evenals middelen om het snijdmiddel te verplaatsen ten    opzichte van de drager ; transportinrichting voor het   aanvoeren van het uiteinde van de baan met het af te snijden tapijt aan de voornoemde snijdinrichting ;   detector voor het detecteren van de scheidingszone tussen het af te snijden tapijt en het volgende in de baan ;

   een   besturingsinrichting die gekoppeld is aan de detector, aan de transportinrichting en aan middelen om het snijdmiddel ten opzichte van de drager te verplaatsen, waarbij de inrichting na de snijdinrichting een opvanginrichting en een aanslag bevat. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 In dit geval kan de transportinrichting een hoofdaandrijfmechanisme bevatten vóór de snijdinrichting en een hulpaandrijfmechanisme dat iets sneller kan aandrijven dan het hoofdaandrijfmechanisme, boven de opvanginrichting. 



  Langs de aanslag kan de inrichting een aandrukmechanisme bevatten voor het aandrukken van het tapijt tegen de opvanginrichting. 



  In een uitvoeringsvorm bevat de inrichting langs de weg van het snijdmiddel een aandrukmechanisme voor het aandrukken van de baan, bijvoorbeeld tegen een steungedeelte van de transportinrichting. 



  De snijdinrichting kan volgens de uitvinding een slede bevatten die door verplaatsingsmiddelen dwars op de snijdrichting over een beperkte afstand heen en weer verplaatsbaar gemonteerd is op de drager die, door middel van een motor, heen en weer over een geleiding verplaatsbaar is die dwars op de transportrichting gericht is. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt van een baan volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 
Figuur 1 schematisch een bovenaanzicht weergeeft van een inrichting voor het afsnijden van een tapijt van een baan met tapijten volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II in figuur 1; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens de lijn III-
III in figuur l; figuur 4 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 door F4 is aangeduid; figuur 5 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 met F5 is aangeduid;

   figuur 6 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F6 is aangeduid; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens de lijn VII-
VII in figuur 6. 



  De inrichting weergegeven in de figuren 1 tot 3 is bestemd voor het afsnijden van een tapijt 1 van een baan 2 die meerdere, door het grondweefsel met elkaar verbonden tapijten 1, bevat die van elkaar gescheiden zijn door een scheidingszone 2A waar, bij het weven, geen pooldraden aangebracht werden. 



  Deze inrichting bevat een gestel 3, en daarop gemonteerd: een snijdinrichting 4, een transportinrichting 5 voor het aanvoeren van het voorste uiteinde van de baan 2 aan de snijdinrichting 4 en een opvanginrichting 6 voor de opvang van het afgesneden en in zigzag gevouwen tapijt 1. 



  De snijdinrichting 4 bestaat in hoofdzaak uit een drager 7 die in de snijdrichting P1 en dwars gericht is op de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 transportrichting P2, heen en weer verplaatsbaar is en een snijdmiddel 8 dat evenwijdig aan de transportrichting P2 over een kleine afstand heen en weer verplaatsbaar is. 



  De drager 7 is een wagen die over een brug 9 rijdt die op het gestel 3 is vastgemaakt en de transportinrichting 5 overbrugt. De drager 7 is vast aan een eindeloze ketting 10, die via een overbrenging 11A door een motor 11, wordt aangedreven. 



  Het snijdmiddel 8 is in het weergegeven voorbeeld een schijfvormig snijmes 12 dat wordt aangedreven door een elektrische motor 13. De motor 13 hangt aan een slede 14 die verschuifbaar is over geleidingen 15 die op de drager 7 zijn bevestigd. De slede 14 is verschuifbaar door middel van een elektrische vijzel of lineaire motor 16 met een deel op de slede 14 en een deel op de drager 7. De koers van de slede 14 wordt beperkt door instelbare begrenzers 17 die aan de slede 14 bevestigd zijn en tegen de zijkanten van de drager 7 kunnen aanslaan. 



  De transportinrichting 5 bestaat uit een hoofdaandrijfmechanisme 18 en een ondersteuning bestaande uit een horizontale tafel 19A voor het hoofdaandrijfmechanisme 18 en een tafel of rollenbaan 19B na het hoofdaandrijfmechanisme 18 en een in en uit werkpositie brengbaar hulpaandrijfmechanisme 20. 



  Het hoofdaandrijfmechanisme 18 bestaat uit een onderste rol 21 die onder tussenkomst van een riemoverbrenging 22 door een elektrische motor 23 aangedreven wordt en een bovenste 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 aandrukrol 24 waarvan de lagers 25 door perscilinders 26 naar onder gedrukt worden. 



  Het hulpaandrijfmechanisme 20 bestaat uit een aantal rubberen wielen 27 die vast zitten op een as 28 die via een riemoverbrenging 29A door een motor 29 aangedreven wordt, zodat ze een iets grotere omtreksnelheid hebben dan de rollen 21 en 24. De as 28 is gelagerd in een hulpgestel 30 dat door een persluchtcilinder 31 op en neer kantelbaar op het gestel 3 is gemonteerd, boven de opvanginrichting 6. 



  Deze opvanginrichting 6 bestaat uit een eindeloze transportband 32 die rond, op het gestel 3 gemonteerde, rollen 33 geleid wordt en waarvan het bovenste gedeelte horizontaal, nagenoeg ter hoogte van de bovenkant van de rollenbaan 19B is gelegen. De bewegingsrichting van dit bovenste gedeelte en dus de afvoerrichting P3 van een tapijt 1 is dwars gericht is op de transportrichting P2. De transportband 32 wordt door tussenkomst van een riemoverbrenging 34 door een motor 35 aangedreven. 



  Tussen de rollenbaan 19B en de opvanginrichting 6 is een spleet 36 open voor het snijmes 12 dat tijdens het snijden met een gedeelte onder de baan 2 uitsteekt. 



  Deze spleet 36 is alleen open tijdens het snijden, maar is, tijdens het transport van de baan 2, dicht door een wentelbare klep 37, dat een lat kan zijn of, zoals in het voorbeeld, een L profiel om het doorbuigen te vermijden. 



  Deze klep 37 is scharnierend aan het gestel 3 vastgemaakt en kantelbaar door middel van een persluchtcilinder 38. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



  Aan de andere zijde van de opvanginrichting 6 dan de spleet 36 is, ter hoogte van de bovenkant van de transportband 32, een dwars op de transportrichting P2 gerichte aanslag 39 op het gestel 3 vastgemaakt. 



  Tussen de snijdinrichting 4 en het hulpaandrijfmechanisme 20 is boven de opvanginrichting 6 een aandrukmechanisme 40 opgesteld. 



  Dit aandrukmechanisme 40 bestaat uit een aantal rollen 41 die draaibaar rond in de transportrichting P2 gerichte assen 42 gemonteerd zijn in beugels 43 die gemonteerd zijn op een horizontale lat 44 die in de afvoerrichting P3 is gericht en door middel van twee zwenkbare armen 45 opgehangen is aan een vaste lat 46 die vast is aan een gedeelte van het gestel 3. 



  Een persluchtcilinder 47 kan de lat 44 ten opzichte van de vaste lat 46 verplaatsen onder zwenking van de armen 45 om de rollen 41 langs de scheidingszone 2A op het af te snijden tapijt 1 te drukken. 



  Een gelijkaardig aandrukmechanisme 40 is eveneens langs de aanslag 39 opgesteld. 



  Voornoemde motoren 11,13, 16,23, 29 en 35 en de persluchtcilinders 30,38 en 47 worden bestuurd door een besturingsinrichting 48 waaraan ze elektrisch gekoppeld zijn. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 De besturingsinrichting 48 is ook gekoppeld aan detectoren 49 en 50 en aan detectiemiddelen 51. 



  De eerste detector 49 dient om een scheidingszone 2A te detecteren en bevat een voeler in de vorm van een wieltje 52 met een as dwars op de transportrichting P2, dat, via een stang 53, op en neer verplaatsbaar hangt aan een meetkop 54 met daarin een detectie-element of schakelaar die in functie van de stand van het wieltje 52 een signaal kan geven. Deze meetkop 54 is aangebracht op een steun 55 die vóór het snijmes 12 vast is aan de slede 14, zoals vooral zichtbaar is in de figuren 5 en 6. De meetkop 54 is samen met het wieltje 52 door middel van een persluchtcilinder 56 op en neer verplaatsbaar over de steun 55. 



  Tijdens de detectie wordt het wieltje 52 tegen de rand van de baan 2 gebracht. Ter plaatse van een scheidingszone 2A vallen de pooldraden weg en valt het wieltje in een diepte. 



  De kleine neerwaartse verplaatsing van het wieltje 52 wordt gedetecteerd en omgezet in een signaal aan de besturingsinrichting 48. 



  Tijdens het snijden wordt het geheel van de meetkop 54 en het wieltje 52 door de persluchtcilinder 56 in hun hoogste stand op de steun 54 gehouden, met het wieltje merkelijk boven de baan 2. 



  De detector 49 hoeft niet noodzakelijk op de slede 14 gemonteerd te zijn. In een variante is hij op de drager 7 gemonteerd en in een andere variante is hij zelfs niet op 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 de snijdinrichting 4, maar op het gestel 3 aangebracht, waarbij dan middelen aanwezig zijn op deze detector 49 na het positioneren van de baan 2 uit de baan van het snijmes 12 te verplaatsen. 



  De detector 49 kan overigens andere vormen aannemen dan beschreven, in zoverre hij de scheidingszone 2A kan detecteren. Zo kan hij, in plaats van een wieltje 52, bijvoorbeeld een piëzo-elektrisch element bevatten. 



  De detector 50 dient voor het detecteren van de pooldraden aan een zijde en bij voorkeur aan weerszijden van de scheidingszone 2A en is tussen de detector 50 en het snijmes 12 eveneens op de slede 14 aangebracht. 



  Deze detector 50 bestaat uit een voeler 57 die door middel van een verbindingselement 58 scharnierend rond een as 59 opgehangen is aan de slede 14. De as 59 is evenwijdig aan de snijdrichting Pl gericht. 



  Wanneer, zoals in het weergegeven voorbeeld, de scheidingszone 2A smal en bijvoorbeeld beperkt is tot minder dan 0,5 cm, is deze voeler 57 bijvoorbeeld een schaats die tussen de randen van de scheidingszone 2A past. 



  Bij bredere scheidingszones 2A, die bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer de tapijtranden na het snijden moeten worden gekleefd en die tot vier centimeter breed kunnen zijn, kan deze voeler 57 een voet vormen die in de zone 2A past. In andere uitvoeringsvormen detecteert de voeler alleen een rand van de scheidingszone 2A die overal even breed is en 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 is, ook bij een brede scheidingszone, de voeler bijvoorbeeld een schaats. 



  In al deze gevallen wijkt het verbindingselement 58 af van de verticale, indien de scheidingszone 2A in richting afwijkt en het is deze afwijking die wordt gedetecteerd. 



  Dit kan, zoals weergegeven in figuur 7, door een zijarm 60 die bovenaan aan het verbindingselement 58 vast is en samenwerkt met twee schakelaars 61, bijvoorbeeld microschakelaars of naderingsschakelaars, die aan de besturingsinrichting 48 gekoppeld zijn. Wanneer de zijarm 58 dichter bij de ene schakelaar komt te liggen, dan bij de andere, zal door de motor 13 de slede 14 worden bijgestuurd ten opzichte van de drager 7 tot de zijarm 60 terug tussen de twee schakelaars 61 is gelegen en het verbindingselement 58 verticaal hangt. 



  Het is duidelijk dat in andere varianten de detectie van de pooldraden op andere manieren kan geschieden, bijvoorbeeld elektronisch met piëzo-elektrische elementen of dergelijke of met een camera. 



  Behalve de koersbeperkers 17 van de slede 14 zijn de detectiemiddelen 51 aanwezig die detecteren wanneer de slede 14 in de ene of de andere zin nagenoeg haar maximum toegelaten verplaatsing bereikt heeft. Zoals onder meer weergegeven in figuur 4, bestaan deze detectiemiddelen 51 uit drie naderingsschakelaars of capacitieve schakelaars 62 die op de drager 14 staan, naast elkaar in de verplaatsingsrichting van de slede 14, tegenover één pen 63 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 die op de slede 14 staat. De schakelaars 62 en de pen 63 kunnen ook worden omgewisseld. 



  De werking van de inrichting is als volgt: Het hoofdaandrijfmechanisme 18 wordt in werking gesteld en de baan 2, aangevoerd over de tafel 19A wordt tussen de rollen 21 en 24 gegrepen en getransporteerd over de rollenbaan 19B en verder over de klep 37 en de stilstaande opvanginrichting 6 tot tegen de aanslag 39, waarbij, boven de opvanginrichting, de baan 2 vouwen vormt. De aandrukmechanismen 40 bevinden zich in hun hoogste stand. 



  Terzelfder tijd werd het hulpaandrijfmechanisme 20 omlaag gebracht door de persluchtcilinder 31 en in werking gesteld. Zodra het begin van de baan 2 dit hulpaandrijfmechanisme 20 bereikt, wordt het ook door dit laatste mee getransporteerd. Doordat dit laatste zich ook iets sneller laten transporteren dan het hoofdaandrijfmechanisme 18, is de baan 2 strak gespannen tussen beide mechanismen 18 en 20. 



  Het snijdmiddel 8 bevindt zich buiten werking naast de baan 2, maar het wieltje 52 van de detector 49 is neergelaten en rolt over de rand van de baan. 



  Wanneer deze detector 49 de eerstvolgende scheidingszone 2B detecteert, beveelt de besturingsinrichting 48 het stoppen van de aandrijfmechanismen 18 en 20. Doordat de baan 3 snel beweegt en door de inertie, stopt ze niet   onmiddellij k.   De besturingsinrichting 10 beveelt nu het hoofdaandrijf- 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 mechanisme 18 de baan 2 traag terug te verplaatsen tot het wieltje 52 opnieuw in de scheidingszone 2A valt. 



  De twee aandrukmechanismen 40 worden door de persluchtcilinders 47 omlaag gebracht op het af te snijden tapijt 1 en de klep 37 wordt door de persluchtcilinder 38, naar omlaag gewenteld zodat de spleet 36 vrij is voor het snijmes 12. 



  Nu beveelt de besturingsinrichting 48 het eigenlijke snijden. 



  De motor 13 en vervolgens de motor 11 worden in werking gesteld. De drager 7 wordt bijgevolg van de ene naar de andere kant over de brug 9 verplaatst. De voeler 57 die zich naast de baan 1 bevond, dringt in de scheidingszone 2A tussen de tapijten 1 en het snijmes 12 volgt en snijdt het grondweefsel in deze scheidingszone 2A door. 



  Zoals hoger beschreven, wordt het snijdmiddel 8 door de motor 16 in de ene of andere richting verplaatst in functie van de bewegingen van de voeler 57, zodat het snijmes 12 zich langs de rand van de scheidingszone 2A verplaatst. 



  Waneer de detectiemiddelen 51 detecteren dat de slede 14 maximaal verschoven is en de detector 50 nog steeds detecteert dat het verbindingselement 58 niet verticaal is, zal de besturingsinrichting de motor 11 even stoppen en met behulp van het hoofdaandrijfmechanisme 18 de baan 2 een weinig in de geschikte zin verplaatsen tot de detector 50 geen afwijking meer detecteert, waarna de motor 11 opnieuw 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 het snijdmiddel 8 verplaatst en het snijden verdergezet wordt. 



  Na het snijden, wordt de motor 35 gestart en het afgesneden tapijt wordt door de eindeloze band 32 afgevoerd. Intussen brengt de motor 11 het snijdmiddel 8 terug naar de beginstand. 



  De aandrukmechanismen 40 worden opgelicht en de klep 37 wordt naar onder gewenteld. 



  Nadat het afgesneden tapijt 1 afgevoerd is, hetgeen eventueel kan worden gedetecteerd door een voeler, en de band 32 gestopt is, wordt de baan 2 opnieuw aangedreven en verplaatst tot tegen de aanslag 9 en de hiervoor beschreven stappen worden herhaald. 



  Dit kan zo verder gaan tot alle tapijten zijn afgesneden. 



  Na het afsnijden, is het niet uitgesloten dat de voorste rand van de baan 2 gaat opkrullen of dat er vouwen in het voorste gedeelte ontstaan. Een en ander zou het transport van de baan kunnen hinderen. Daarom kan de inrichting voor de spleet 36 en iets boven de baan 2 een platstrijkmiddel 64, bijvoorbeeld een raam, bevatten dat door één of meer persluchtcilinders 65 heen en weer wordt geschoven om eventuele, naar boven uitstekende, delen van de baan 2 plat te strijken. Duidelijkheidshalve is dit platstrijkmiddel 64 alleen in figuren 2,4 en 7 weergegeven. 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 In de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen snijdt het snijdmes 12 slechts bij de verplaatsing in één richting. 



  Het is mogelijk het snijmes 12 in beide richtingen te gebruiken, zodat het snijdmiddel 8 niet na elke snijdbewerking terug naar zijn beginstand gebracht moet worden. In dergelijke variante moeten op de slede 14 evenwel twee detectoren 50 worden gemonteerd, één aan elke zijde van het snijmes 12, waarbij, naargelang de zin van het snijden, één van deze detectoren uitgeschakeld moet worden. Ook zijn er twee detectoren 49 nodig, waarbij, naargelang het snijdmiddel 8, zich aan de ene of de andere zijde van de baan 2 bevindt, de ene of de andere detector 50 wordt gebruikt. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt van een baan met tapijten kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Conclusies. l.- Werkwijze voor het afsnijden van een tapijt (1) van een baan (2) met meerdere, aan elkaar gehechte tapijten, daardoor gekenmerkt dat de scheidingszone (2A) tussen het af te snijden tapijt (1) en het volgende tapijt met een detector (49) gedetecteerd wordt en de baan (2) gepositioneerd wordt met de scheidingszone (2A) op de weg van een dwars op de baan (2) beweegbaar snijdmiddel (8), waarna dit snijdmiddel (8) dwars op de baan (2) verplaatst wordt om het tapijt (1) af te snijden, daardoor gekenmerkt dat het uiteinde van de baan (2) met het af te snijden tapijt (1), vooraleer het tapijt af te snijden, horizontaal getransporteerd wordt tot op een opvanginrichting (6) en tegen een aanslag (39) en daarna verder, zodat het tapijt (1) vouwen vormt, en dit tot de scheidingszone (2A) gedetecteerd wordt en de baan (2) gepositioneerd wordt voor het snijden.
    2. - Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de ligging van de pooldraden aan minstens één zijde van de scheidingszone (2A) gedetecteerd wordt en waarbij het snijdmiddel (8) zo bestuurd wordt dat het de rand van deze scheidingszone (2A) volgt en dat het daarbij indien nodig, dwars op de snijdrichting (Pl) lichtjes verplaatst wordt.
    3. - Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat indien de verplaatsing die het snijdmiddel (8) dwars op de snijdrichting (Pl) uitvoert, een bepaalde afstand overschrijdt, het snijden en daardoor ook het snijdmiddel <Desc/Clms Page number 19> (8) even wordt gestopt en de baan (2) een weinig wordt verplaatst in de transportrichting (P2).
    4.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de baan (2) getransporteerd wordt door een hoofdaandrijfmechanisme (18) voor het beweegbaar snijdmiddel (8) eenmaal voorbij de weg van dit snijdmiddel (8) tevens door een hulpaandrijfmechanisme (20) getransporteerd wordt die de baan sneller poogt te transporteren dan het hoofdaandrijfmechanisme (18).
    5.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de baan (2) na het aanslaan tegen de aanslag (39) en minstens tijdens het snijden aangedrukt wordt tegen de opvanginrichting (6).
    6.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat, na de positionering van de baan (2) en minstens tijdens het snijden, de baan (2) langs de scheidingszone (2A) aangedrukt wordt, bijvoorbeeld op een opvanginrichting (6).
    7.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat na het afsnijden het tapijt door middel van de opvanginrichting (6) afgevoerd wordt, waarna de baan (2) opnieuw getransporteerd wordt en een volgend tapijt (1) wordt afgesneden.
    8. - Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat beide randen van de scheidingszone (2A) gedetecteerd worden. <Desc/Clms Page number 20> 9.- Inrichting voor het afsnijden van tapijten van een baan, welke inrichting voorzien is van een snijdinrichting (4) met een snijdmiddel (8) dat een weinig in de transportrichting (P2) van de baan (2) verplaatsbaar is aangebracht op een drager (7), die in de snijdrichting (Pl) verplaatsbaar is over een geleiding (9) en met middelen (11-12) om de drager (7) in de snijdrichting (Pl) te verplaatsen, evenals middelen (16) om het snijdmiddel (8) te verplaatsen ten opzichte van de drager (7); een transportinrichting (5) voor het aanvoeren van het uiteinde van de baan (2) met het af te snijden tapijt (1) aan de voornoemde snijdinrichting (4) ;
    een detector (49) voor het detecteren van de scheidingszone (2A) tussen het af te snijden tapijt (1) en het volgende in de baan (2); en een besturingsinrichting die gekoppeld is aan de detector (49), aan de transportinrichting (5) en aan middelen (16) om het snijdmiddel (8) ten opzichte van de drager te verplaatsen, daardoor gekenmerkt dat de inrichting na de snijdinrichting (4) een opvanginrichting (6) en een aanslag (39) bevat.
    10. Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat ze voorzien is van een tweede detector (50) die met het snijdmiddel (8) mee in de snijdrichting (Pl) verplaatsbaar is voor het detecteren van minstens één rand van de scheidingszone (2A), waarbij de voornoemde besturingsinrichting eveneens gekoppeld is aan deze tweede detector (50).
    11.- Inrichting volgens de conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (5) een <Desc/Clms Page number 21> hoofdaandrijfmechanisme (18) bevat vóór de snijdinrichting (4) en een hulpaandrijfmechanisme (20) bevat dat iets sneller kan aandrijven dan het hoofdaandrijfmechanisme (18), boven de opvanginrichting (6).
    12.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 of 11, daardoor gekenmerkt dat de opvanginrichting (6) een eindeloze band (32) bevat die in een afvoerrichting (P3) die dwars gericht is op de transportrichting (P2), en middelen (33-35) bevat om de band (32) aan te drijven.
    13.- Inrichting volgens de conclusies 11 en 12, daardoor gekenmerkt dat het hulpaandrijfmechanisme (20) op en neer verplaatsbaar boven de eindeloze band (32) gemonteerd is en middelen (31) bevat om het op en neer te verplaatsen.
    14.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de transportinrichting (6) een ondersteuning (19A, 19B) voor de baan (2) bezit terwijl de opvanginrichting (6) een opvanggedeelte bezit dat nagenoeg ter hoogte gelegen is van deze ondersteuning (19A,19B) en tussen dit opvanggedeelte en de ondersteuning (19A,19B) een spleet (36) voor het snijdmiddel (8) openblijft die afsluitbaar is door een klep (17) die wentelbaar is door middel van wentelmiddelen (38).
    15.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 14, daardoor gekenmerkt dat ze langs de aanslag (39) een aandrukmechanisme (40) bevat voor het aandrukken van het tapijt (1) tegen de opvanginrichting (6). <Desc/Clms Page number 22>
    16.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 15, daardoor gekenmerkt dat ze langs de weg van het snijdmiddel (8) een aandrukmechanisme (40) bevat voor het aandrukken van de baan (2), bijvoorbeeld tegen een steungedeelte (19B) van de transportinrichting (5).
    17. - Inrichting volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het aandrukmechanisme (40) een aantal rollen (41) bezit die vastgemaakt zijn op een op en neer verplaatsbare drager (44) en middelen (47) om deze drager (44) op en neer te verplaatsen.
    18.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 17, daardoor gekenmerkt dat het snijdmiddel (8) een door een elektrische motor (13) aangedreven schijfvormig snijmes (12) bezit.
    19. -Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 18, daardoor gekenmerkt dat de snijdinrichting (4) een slede (14) bevat die door verplaatsingsmiddelen (16) dwars op de snijdrichting (P1) over een beperkte afstand heen en weer verplaatsbaar gemonteerd is op de drager (7) die, door middel van een motor (11), heen en weer over een geleiding (9) verplaatsbaar is die dwars op de transportrichting (P2) gericht is.
    20.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 19, daardoor gekenmerkt dat de eerste detector (49) een voeler bevat, bij voorkeur een op en neer verplaatsbaar wieltje (52) met een as dwars op de transportrichting (P2), dat samenwerkt met een meetkop (54). <Desc/Clms Page number 23>
    21.- Inrichting volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat de eerste detector (49) in zijn geheel op en neer verplaatsbaar op een steun (55) is aangebracht, terwijl middelen (56) aanwezig zijn om de detector (49) ten opzichte van de steun (55) te verplaatsen.
    22.- Inrichting volgens de conclusies 19 en 21, daardoor gekenmerkt dat de steun (55) op de slede (14) aangebracht is.
    23.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 22, daardoor gekenmerkt dat de tweede detector (50) een voeler (57) bevat die door een verbindingselement (58) rond een in de snijdrichting gerichte meetkundige as scharnierend opgehangen is aan een element dat met de drager (7) mee in de snijdrichting (P1) wordt verplaatst, en middelen (60,61) om de helling van het verbindingselement (58) te meten.
    24.- Inrichting volgens de conclusies 19 en 23, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (58) scharnierend opgehangen is aan de slede (14).
    25. - Inrichting volgens conclusie 23 of 24, daardoor gekenmerkt dat de voeler (57) een schaats of schoen is waarvan de breedte nagenoeg gelijk is aan de breedte van de scheidingszone (2A).
    26. - Inrichting volgens conclusie 19 of een van de conclusies 22 tot 24, daardoor gekenmerkt dat ze detectiemiddelen (62-63) bevat die op de <Desc/Clms Page number 24> besturingsinrichting (48) zijn aangesloten om te detecteren wanneer de slede (14) bij verplaatsing ten opzichte van de drager (7) in de ene of andere zin een bepaalde stand bereikt.
    27.- Inrichting volgens conclusie 26, daardoor gekenmerkt dat de detectiemiddelen (62-63) capacitieve schakelaars (62) bezitten die op de slede (14), respectievelijk de drager (7), staan en die tegenover een pen (63) op de drager (7), respectievelijk de slede (14), opgesteld zijn.
    28.- Inrichting volgens een van de conclusies 9 tot 27, daardoor gekenmerkt dat ze boven de transportinrichting (5), nabij de weg van het snijdmiddel (8), een heen en weer verplaatsbaar uitstrijkmiddel (64) bevat voor het plat strijken van een naar boven gekruld einde of vouwen van de baan (2).
BE2002/0335A 2002-05-22 2002-05-22 Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt BE1014842A5 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2002/0335A BE1014842A5 (nl) 2002-05-22 2002-05-22 Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2002/0335A BE1014842A5 (nl) 2002-05-22 2002-05-22 Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1014842A5 true BE1014842A5 (nl) 2004-05-04

Family

ID=32111381

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2002/0335A BE1014842A5 (nl) 2002-05-22 2002-05-22 Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1014842A5 (nl)

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106367939A (zh) * 2016-08-31 2017-02-01 江阴汉姆应用界面有限公司 一种带有冷却涂层的裁刀
CN111893732A (zh) * 2020-08-05 2020-11-06 重庆市开州区静惟莎制衣厂 一种具有固定机构的服装加工用裁剪装置
CN113062111A (zh) * 2021-04-01 2021-07-02 海宁多元纺科新材料研究院有限公司 一种面料整理箱
CN114836969A (zh) * 2022-05-31 2022-08-02 广东职业技术学院 一种服装布裁剪装置

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2716266A (en) * 1953-04-24 1955-08-30 Fieldcrest Mills Inc Towel straightening apparatus
US2910122A (en) * 1957-05-14 1959-10-27 Artloom Carpet Company Inc Automatic aligning trimming device for pile fabrics of various widths
US2966086A (en) * 1955-07-02 1960-12-27 Robert L Sjostrom Fabric cutting machine
CH628102A5 (de) * 1976-10-27 1982-02-15 Meijerink Weverij Vorrichtung zum aufteilen in abschnitte an querlinien und zum saeumen eines gewebes.
FR2508507A1 (fr) * 1981-06-29 1982-12-31 Domisse Ets Dispositif de separation des panneaux de tissu, notamment de panneaux tricotes
US4853679A (en) * 1988-04-01 1989-08-01 Duda Stanislaw K Method and apparatus for detecting surface discontinuities
JPH0911193A (ja) * 1995-06-22 1997-01-14 Kawakami Seisakusho:Kk 柄合せ切断機

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2716266A (en) * 1953-04-24 1955-08-30 Fieldcrest Mills Inc Towel straightening apparatus
US2966086A (en) * 1955-07-02 1960-12-27 Robert L Sjostrom Fabric cutting machine
US2910122A (en) * 1957-05-14 1959-10-27 Artloom Carpet Company Inc Automatic aligning trimming device for pile fabrics of various widths
CH628102A5 (de) * 1976-10-27 1982-02-15 Meijerink Weverij Vorrichtung zum aufteilen in abschnitte an querlinien und zum saeumen eines gewebes.
FR2508507A1 (fr) * 1981-06-29 1982-12-31 Domisse Ets Dispositif de separation des panneaux de tissu, notamment de panneaux tricotes
US4853679A (en) * 1988-04-01 1989-08-01 Duda Stanislaw K Method and apparatus for detecting surface discontinuities
JPH0911193A (ja) * 1995-06-22 1997-01-14 Kawakami Seisakusho:Kk 柄合せ切断機

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1997, no. 05 30 May 1997 (1997-05-30) *

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN106367939A (zh) * 2016-08-31 2017-02-01 江阴汉姆应用界面有限公司 一种带有冷却涂层的裁刀
CN111893732A (zh) * 2020-08-05 2020-11-06 重庆市开州区静惟莎制衣厂 一种具有固定机构的服装加工用裁剪装置
CN113062111A (zh) * 2021-04-01 2021-07-02 海宁多元纺科新材料研究院有限公司 一种面料整理箱
CN114836969A (zh) * 2022-05-31 2022-08-02 广东职业技术学院 一种服装布裁剪装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0778369B1 (en) Material feeding, aligning, cutting and edge finishing system
US5062597A (en) Method of forming a new pile after discharge of a completed pile in a pile-forming machine associated in particular with a printer and device for carrying out this method
BE1003537A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van veerconstructies voor matrassen, kussens en dergelijke.
EP1426153B1 (en) An apparatus for cutting pieces of material into appropriate shaped portions
IE45818B1 (en) A device for dividing a web of fabric into sections along transverse lines, and for hemming same
EP0269145A1 (en) Apparatus for packaging products
US6094895A (en) Method and apparatus for the packaging of articles within flexible material bags
BE1014842A5 (nl) Werkwijze en inrichting voor het afsnijden van een tapijt
EP0404272A1 (en) Device for unpacking products arranged in rectangular holders
NO309031B1 (no) Maskin til fremstilling av en madrassbane
JPH05104489A (ja) シート材料切断機械と取出テーブルとの組合わせ
US4392646A (en) Spreading machine cutter box and clamp assembly
US5033341A (en) Alignment system for textile webs
US3503604A (en) Cutting apparatus for cloth spreading machine
US5447296A (en) Cloth spreading system
EP0947428A1 (en) Unpacking device
CN108179618A (zh) 一种纺织品制作用剪布装置
NL2001374C2 (nl) Werkwijze voor het machinaal vervaardigen van een samenstel van een eerste flexibel vel en een tweede flexibel vel.
US4717143A (en) System for transporting limp, flat sheet material
US4026090A (en) Means in automatic carton closing machines to support undersides of down-folded top side flaps during anchorage operations
EP0050149A1 (en) Apparatus and method for making an indefinite length composite sheet of very large predeterminded width from indefinite length sheet stock of relatively small width
KR200359749Y1 (ko) 롤원단 가공 시스템의 절단/접착 유니트
US4824039A (en) Apparatus for applying a paper web to the underside of a roll-making drum
USRE27538E (en) Cutting apparatus for cloth spreading machine
KR102475655B1 (ko) 지대백 개포기

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180531