BE1014744A3 - Werkwijze en inrichting voor de begassing van stortgoed. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de begassing of de behandeling met gas van stortgoed (2), in het bijzonder voedingsmiddelen, in een ruimte (1), waarbij een vaste stof, die onder externe invloeden een actief gas vrijgeeft, in het stortgoed aangebracht wordt. Het stortgoed (2) wordt rond een zich van boven naar onder uitstrekkende buitenste koker (3) aangebracht die minstens over een lengte in zijn wand gasdoorlatend is. In deze buitenste koker (3) wordt een kleinere binnenste koker (4) met daarin de vaste stof (6) en eveneens voorzien van een wand die minstens gedeeltelijk gasdoorlatend is, neergelaten tot op de gewenste hoogte.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze en inrichting voor de begassing van stortgoed. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de begassing of de behandeling met gas van stortgoed, in het bijzonder voedingsmiddelen, in een ruimte, waarbij een vaste stof, die onder externe invloeden een actief gas vrijgeeft, in het stortgoed aangebracht wordt. 



  De begassing van stortgoed wordt onder meer toegepast voor het doden van insecten in graan of andere gewassen gestockeerd in een silo of container, of opgeslagen voor transport in een scheepsruim. 



  De vaste stof kan actief gas vrijgeven, bijvoorbeeld door sublimatie bij omgevingstemperatuur, door contact met luchtvochtigheid of door reactie met een andere chemische stof. 



  Als vaste stof die een actief gas, bijvoorbeeld een insectendodend gas, vrijgeeft, wordt dikwijls fosfinegas gebruikt dat onder vorm van tabletten of poeder in een gasdoorlatend zakje, luchtdicht verpakt, wordt aangekocht. 



  Voor het gebruik wordt de luchtdichte verpakking geopend of verwijderd. Onder invloed van de omgevingstemperatuur zal het fosfinegas sublimeren. 



  Klassiek is om het actieve gas in vaste vorm boven op het stortgoed te plaatsen. Het duurt evenwel lang vooraleer het gas, waarvan de densiteit iets groter is dan die van lucht, doorheen het stortgoed diffundeert. Meestal zijn daarvoor 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 ventilatoren of dergelijke nodig, wat duur en niet altijd toepasbaar is. Daarenboven, komt het gas niet altijd daar waar het het meest efficiënt is. 



  In sommige gevallen wordt de vaste stof in het stortgoed geduwd, maar dit kan bij de meeste stortgoederen slechts tot op een beperkte diepte, bijvoorbeeld maximum 1 m, wat zelden de meest efficiënte diepte is. Daarenboven is het moeilijk de vaste stof snel te verwijderen, indien de begassing om één of andere reden plots moet worden gestopt. 



  De uitvinding heeft een werkwijze voor de begassing van stortgoed als doel die voornoemde nadelen niet bezit en toelaat de gassen op een diepte in het stortgoed te brengen waar de actie van de gassen het meest efficiënt is en dit zonder ventilatoren, en die toelaat de begassing op elk ogenblik snel te onderbreken. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het stortgoed rond een zich van boven naar onder uitstrekkende buitenste koker aangebracht wordt die minstens over een lengte in zijn wand gasdoorlatend is en in deze buitenste koker een kleinere binnenste koker, waarin de vaste stof werd aangebracht, en die eveneens een wand bezit die minstens gedeeltelijk gasdoorlatend is, neergelaten wordt tot op de gewenste hoogte. 



  Bij voorkeur wordt de binnenste koker bovenaan afgesloten door een deksel dat bij voorkeur ook de buitenste koker afsluit. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 De binnenste koker kan in de buitenste koker neergelaten worden door middel van een kabel, een touw, ketting of dergelijke. 



  De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting die bijzonder geschikt is voor het toepassen van de werkwijze volgens één van de vorige uitvoeringsvormen. 



  De uitvinding heeft aldus betrekking op een inrichting voor de begassing van stortgoed, in het bijzonder voedingsmiddelen, in een ruimte, met behulp van een vaste stof, die onder externe invloeden een actief gas vrijgeeft, waarvan het kenmerkende erin bestaat dat ze een buitenste koker bevat, waarvan de wand minstens over een gedeelte van zijn lengte gasdoorlatend is en een tweede kleinere binnenste koker waarvan de wand ook minstens gedeeltelijk gasdoorlatend is en in de buitenste koker verplaatsbaar is en middelen bevat om deze binnenste koker tot op de gewenste diepte in de buitenste te laten zakken. 



  De buitenste koker kan blijvend in de ruimte, in het bijzonder een gesloten ruimte, opgesteld zijn. 



  De wanden van de kokers kunnen gasdoorlatend zijn doordat ze geperforeerde buizen of pijpen zijn. 



  Bij voorkeur is de binnenste koker onderaan dicht en bovenaan afgesloten door een deksel. 



  Bovenaan de binnenste koker is, bij voorkeur, ook de buitenste koker er rond afgesloten, bijvoorbeeld door het 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 deksel dat de binnenste koker bovenaan afsluit. 



  De buitenste koker kan aan de bovenzijde voorzien zijn van een afsluitdeksel. 



  De binnenste koker kan opgehangen zijn aan een kabel, een touw, een ketting of dergelijke. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een werkwijze en inrichting voor de begassing van stortgoed volgens de uitvinding met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 
Figuur 1 schematisch een doorsnede weergeeft van een silo met stortgoed, waarin een inrichting voor de begassing aangebracht werd; figuur 2 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F3 is aangeduid. 



  In figuur 1 is een silo 1 weergegeven, gevuld met stortgoed 2, waarin een inrichting voor het begassen van dit stortgoed 2 is opgesteld. 



  Deze inrichting bestaat in hoofdzaak uit een buitenste opstaande koker 3, een binnenste koker 4 die aan een kabel 5 in de koker 3 hangt en waarin pellets 6 van fosginegas in vaste vorm aangebracht is die, onder invloed van de 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 temperatuur, sublimeert en insectendodend fosginegas vrijgeeft. 



  Deze buitenste koker 3 bezit een wand die over zijn volledige lengte gasdoorlatend is. In feite is de wand een geperforeerde ronde pijp, waarbij de perforaties uiteraard klein genoeg zijn om het indringen van stortgoed in de koker 3 te beletten. 



  De buitenste koker 3 is onderaan open of dicht, maar bovenaan door een afsluitdeksel 7 afgesloten om het binnendringen van stortgoed of vuil te beletten. Aan dit deksel is de kabel 5 vastgemaakt waaraan de binnenste koker 4 hangt. 



  De binnenste koker 4 bezit eveneens een wand die gasdoorlatend is en ook deze wand is gevormd door een geperforeerde pijp waarvan de perforaties voldoende klein zijn om geen stortgoed door te laten. Zijn diameter is een weinig kleiner dan die van de buitenste koker 3, zodat er speling aanwezig is en gas uit de binnenste koker 4 in de buitenste koker 3 kan stromen. 



  De binnenste koker 4 is onderaan dicht en bovenaan afgesloten door een deksel 8. Dit deksel 8 is evenwel groter dan het uiteinde van de koker 4 en wel zodat het ook de buitenste koker 3 afsluit, zodat gas dat uit de binnenste koker 4 stroomt niet voorbij het deksel 8 in de buitenste koker 3 kan opstijgen. 



  De pellets 6 kunnen rechtstreeks in de binnenste koker 4 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 zijn aangebracht of eerst in een gasdoorlatende kous 9 worden gestoken. 



  Het deksel 8 is aan de binnenste koker 4 vastgemaakt, bijvoorbeeld met schroeven of dergelijke en de kabel 5 is aan dit deksel 5 vastgemaakt. 



  Het stortgoed 2 wordt rond de buitenste koker 3 aangebracht die eerder in de silo 1 werd aangebracht of daar blijvend in opgesteld is. 



  Om het stortgoed 2 te begassen, worden de pellets 6 of de kous 9 met pellets 6 uit de luchtdichte verpakking gehaald en in de binnenste koker 4 aangebracht. Het deksel 8 wordt erop bevestigd en de koker 4 wordt, met behulp van de kabel 5, neergelaten tot op de gewenste diepte in de buitenste koker 3, waarbij het afsluitdeksel 7 op deze laatste koker 3 wordt geplaatst. De vrije lengte van de kabel 5 onder dit deksel 7 werd aangepast aan de gewenste diepte. 



  Onder invloed van de omgevingstemperatuur sublimeren de pellets 6 en komt fosfinegas vrij die doorheen de kous 9 en de binnenste koker 4 in de buitenste koker 3 stroomt. 



  Vandaar verdeelt het fosginegas zich doorheen de wand van deze koker 3 in het stortgoed 2. Doordat het fosginegas lichter is dan lucht zal het doorheen dit stortgoed 2 opstijgen. In figuren 1 en 3 is de gasstroming door pijlen weergegeven. 



  Na de begassing wordt de binnenste koker 4 door middel van de kabel 5 uit de buitenste koker 3 gehaald, zodat hij 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 later opnieuw voor een begassing kan worden gebruikt. 



  Ook wanneer om één of andere reden de begassing moet worden stopgezet, kan dit geschieden door de binnenste koker 4 uit de buitenste koker 3 te halen. 



  De pellets 6 hoeven niet noodzakelijk fosfinegas te zijn. 



  Het kan eender welke vaste stof zijn die onder invloed van externe factoren omgezet wordt in een actief gas dat bruikbaar is voor de begassing van stortgoed, in het bijzonder voedingsproducten. De vaste stof moet trouwens niet noodzakelijk in de vorm van pellets zijn. 



  De binnenste koker 3 hoeft niet noodzakelijk aan een kabel 5 te hangen. Het kan ook aan een touw, ketting of dergelijke, of zelfs aan een stang vastgemaakt zijn. De kabel 5 of dergelijke moet ook niet noodzakelijk aan het afsluitdeksel 7 vastgemaakt zijn, terwijl de bevestiging aan de binnenste koker 4 niet noodzakelijk via het deksel 8 moet geschieden. 



  De ruimte moet niet noodzakelijk een silo 1 zijn. Het kan bijvoorbeeld ook een container of een scheepsruim zijn. De ruimte moet zelfs niet altijd een gesloten ruimte zijn. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor de begassing van stortgoed kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (15)

1. Conclusies. l.- Werkwijze voor de begassing van stortgoed, in het bijzonder voedingsmiddelen, in een ruimte (1), waarbij een vaste stof (6), die onder externe invloeden een actief gas vrijgeeft, in het stortgoed (2) aangebracht wordt, daardoor gekenmerkt dat het stortgoed (2) rond een zich van boven naar onder uitstrekkende buitenste koker (3) aangebracht wordt die minstens over een lengte in zijn wand gasdoorlatend is en in deze buitenste koker (3) een kleinere binnenste koker (4), waarin de vaste stof (6) werd aangebracht, en die eveneens een wand bezit die minstens gedeeltelijk gasdoorlatend is, neergelaten wordt tot op de gewenste hoogte.
2. 2. - Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de binnenste koker (4) bovenaan afgesloten wordt door een deksel (8).
3. 3. - Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat ter hoogte van de bovenkant van de binnenste koker (4) ook de buitenste koker (3) wordt afgesloten.
4. 4.- Werkwijze volgens conclusies 2 en 3, daardoor gekenmerkt dat de buitenste koker (3) afgesloten wordt met het deksel (8) waarmee de binnenste koker (4) afgesloten wordt.
5. 5. - Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de binnenste koker (4) in de <Desc/Clms Page number 9> buitenste koker (3) neergelaten wordt door middel van een kabel (5), een touw, ketting of dergelijke.
6. 6. - Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vaste stof (6) een stof is die sublimeert op omgevingstemperatuur.
7. 7. - Werkwijze volgens een volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de begassing in een gesloten ruimte (1) wordt uitgevoerd.
8. 8.- Inrichting voor de begassing van stortgoed, in het bijzonder voedingsmiddelen, in een ruimte (1), met behulp van een vaste stof (6), die onder externe invloeden een actief gas vrijgeeft, daardoor gekenmerkt dat ze een buitenste koker (3) bevat, waarvan de wand minstens over een gedeelte van zijn lengte gasdoorlatend is en een tweede kleinere binnenste koker (4) waarvan de wand ook minstens gedeeltelijk gasdoorlatend is en in de buitenste koker (3) verplaatsbaar is en middelen (5) bevat om deze binnenste koker (4) tot op de gewenste diepte in de buitenste koker (3) te laten zakken.
9. 9. - Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de buitenste koker (3) blijvend in de ruimte (1), bij voorkeur een gesloten ruimte, is opgesteld.
10. 10.- Inrichting volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de wanden van de kokers (3,4) gasdoorlatend zijn doordat ze geperforeerde buizen of pijpen zijn. <Desc/Clms Page number 10>
11. 11.- Inrichting volgens één van de conclusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de binnenste koker (4) onderaan dicht en bovenaan afgesloten is door een deksel (8).
12. 12.- Inrichting volgens één van de conclusies 8 tot 11, daardoor gekenmerkt dat bovenaan de binnenste koker (4) ook de buitenste koker (3) er rond afgesloten is.
13. 13. - Inrichting volgens conclusies 11 en 12, daardoor gekenmerkt dat de buitenste koker (3) rond de binnenste koker (4) afgesloten is door het deksel (7) van de binnenste koker (4).
14. 14.- Inrichting volgens één van de conclusie 8 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de buitenste koker (3) aan de bovenzijde voorzien is van een afsluitdeksel (7).
15. 15.- Inrichting volgens één van de conclusies 8 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de middelen om de binnenste koker (4) neer te laten een kabel (5), touw, ketting of dergelijke bevatten waaraan de binnenste koker (3) opgehangen is.