BE1014374A3 - Bedieningsinrichting voor een slotmechanisme. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding heeft betrekking op een bedieningsinrichting voor een slotmechanisme dat een behuizing (9) bevat; een indrukbare holle handknop (10) die draaibaar op de behuizing (9) is gemonteerd en binnenin deze behuizing (9) een uiteinde met een vertanding (18) bezit; een elektrische motor (11) die in de holle handknop (10) gelegen is, vast op de behuizing (9) is aangebracht en met zijn aandrijfas (25) in deze behuizing (4) is gelegen; een draaibaar in de behuizing (9) gemonteerd en van een vertanding (21) voorzien grijpelement (19) voor het grijpen van een sleutelgedeelte (6') van het slotmechanisme (2)en een door de handknop (10) axiaal verplaatsbaar tandwiel (24).

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Bedieningsinrichting voor een slotmechanisme. Deze uitvinding heeft betrekking op een bedieningsinrichting voor een slotmechanisme, in het bijzonder een slotmechanisme met een cilinder, welke bedieningsinrichting zowel met een sleutel als met een motor het slotmechanisme kan bedienen. 



  Het bedienen van slotmechanismen met een sleutel kan soms problemen geven, bijvoorbeeld omdat het sleutelgat niet te vinden is in het donker, of mensen geen vaste hand hebben en moeilijk de sleutel in het sleutelgat kunnen steken. 



  Vandaar dat er van op afstand, bijvoorbeeld via een zender ingebouwd in de kop van een sleutel, bedienbare slotmechanismen bestaan. 



  Hiertoe worden speciale slotmechanismen gebruikt die inwendig een elektrische motor bevatten voor het verplaatsen van de schieter. 



  Door de ingebouwde motor zijn deze speciale slotmechanismen relatief omvangrijk en daardoor moeilijk in te bouwen in een deur. 



  De uitvinding heeft een bedieningsinrichting voor een slotmechanisme als doel die zowel een manuele als een motorische bediening van het slotmechanisme toelaat, maar die de voornoemde nadelen niet vertoont en die slotmechanismen van uiteenlopende types, zowel nieuwe als 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 bestaande, kan bedienen zonder dat deze slotmechanismen moeten worden aangepast. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een bedieningsinrichting die een behuizing bevat ; een holle handknop die minstens over een hoek draaibaar op de behuizing is gemonteerd en binnenin de behuizing een uiteinde met een vertanding bezit en verplaatsbaar is tussen een niet ingedrukte stand en een ingedrukte stand ; een elektrische motor die in de holle handknop gelegen is, vast op de behuizing is aangebracht en met zijn aandrijfas in deze behuizing is gelegen ;

   een draaibaar in de behuizing gemonteerd en van een vertanding voorzien grijpelement voor het grijpen van een sleutelgedeelte van het slotmechanisme en een door de handknop axiaal verplaatsbaar tandwiel, waarbij de handknop in een stand met zijn vertanding door middel van een tandwieloverbrenging gekoppeld is aan de vertanding van het grijpelement, terwijl hij in een andere stand met zijn vertanding losgekoppeld is van de vertanding van het grijpelement, maar hij het verplaatsbaar tandwiel in een stand duwt waarbij dit laatste de aandrijfas van de motor door middel van minstens   een   tandwieloverbrenging koppelt aan voornoemde vertanding van het grijpelement, daar waar dit verplaatsbaar tandwiel tijdens de eerstgenoemde stand van de handknop zieh in de stand bevindt waarin het de aandrijfas van de motor ontkoppelt van de vertanding van het grijpelement. 



  In feite wordt enkel de functie van de sleutel van het slotmechanisme overgenomen door de bedieningsinrichting. De tandwieloverbrengingen laten toe dat met een relatief 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 kleine motor, het grijpelement toch een relatief grote kracht op het slotmechanisme kan uitoefenen. 



  Bij voorkeur is de aandrijfas van de motor naast de meetkundige as van het grijpelement gelegen en is de vertanding van de handknop een uitwendige vertanding. 



  Op die manier kan een vrij compact geheel worden verkregen dat minimaal buiten de deur uitsteekt. 



  In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm koppelt het verplaatsbaar tandwiel in   een   stand de vertanding van het grijpelement aan de aandrijfas door middel van twee tandwieloverbrengingen, namelijk een tandwieloverbrenging tussen het verplaatsbaar tandwiel en de aandrijfas van de motor en een tandwieloverbrenging tussen het verplaatsbaar tandwiel en de vertanding van het grijpelement. 



  De tandwieloverbrenging tussen de aandrijfas en het verplaatsbaar tandwiel kan een hol tussentandwiel bevatten waarin het verplaatsbaar tandwiel axiaal verschuifbaar is aangebracht zonder ten opzichte van dit tussentandwiel wentelbaar te zijn. 



  De tandwieloverbrenging tussen het beweegbare tandwiel en de vertanding van het grijpelement kan gedeeltelijk of zelfs geheel samenvallen met de tandwieloverbrenging tussen de uitwendige vertanding van de handknop en de vertanding van het grijpelement. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  De tandwieloverbrenging tussen het beweegbare tandwiel en het grijpelement kan beperkt zijn tot   een   tandwiel dat grijpt in de vertanding van het grijpelement. 



  Het grijpelement is bij voorkeur een tandwiel met minstens   een   uitsparing, bijvoorbeeld een gleuf voor het opvangen van het sleutelelement, dit is de verkleinde kop van een normale sleutel van een cilinder of van een vleugel die vast staat op een rotor van een cilinder. 



  Bij voorkeur is de elektrische motor bestuurd door een besturing die een draadloze afstandsbediening bevat. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een bedieningsinrichting voor een slotmechanisme volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 
Figuur 1 een deur weergeeft die voorzien is van een bedieningsinrichting volgens de uitvinding ;
Figuur 2 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens de pijl P2 in figuur   1 ;  
Figuur 3 een langse doorsnede weergeeft van de bedieningsinrichting volgens de uitvinding ;
Figuur 4 een achteraanzicht weergeeft van de bedieningsinrichting van figuur   1,   na wegneming van de rugwand ;

   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
Figuur 5 een doorsnede weergeeft analoog aan deze van figuur 3, maar tijdens een andere toestand van de bedieningsinrichting ;
Figuur 6 een doorsnede weergeeft van een cilinder van het slotmechanisme waarmee de bedieningsinrichting van de vorige figuren samenwerkt ;
Figuur 7 een blokschema weergeeft van de elektronische besturing van de bedieningsinrichting. 



  In de figuren 1 en 2 is een ingangsdeur 1 weergegeven die voorzien is van een klassiek slotmechanisme 2 met een cilinder 3. De dagschieter 4 kan op de gebruikelijke manier bediend worden door een aan de binnenzijde van de deur 1 aangebrachte kruk 5 terwijl met een sleutel 6 zowel deze dagschieter 4 als de nachtschieter 7 van aan de buitenzijde bedienbaar zijn. 



  De dagschieter 4 en de nachtschieter 7 zijn, zowel van binnen uit als van buiten uit bedienbaar door een bedieningsinrichting 8 volgens de uitvinding. 



  Zoals in detail is weergegeven in de figuren 3 tot 7, bevat deze bedieningsinrichting 8 een op de binnenzijde van de deur 1 aangebrachte behuizing   9 ;   een op de behuizing over een hoek draaibaar en axiaal over een afstand verplaatsbaar aangebrachte holle handknop   10 ;   een in deze holle handknop 10 opgestelde elektrische motor 11 die door middel van een houder 12 vastgemaakt is aan de behuizing 9. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Om de montage van onderdelen binnenin de behuizing 9 mogelijk te maken, bestaat ze uit een voorwand 13 doorheen dewelke de kruk 5 en de handknop 10 steken en een tweedelige rugwand 14 die tegen de voorwand 13 is geschroefd. Duidelijkshalve is de rugwand 14 in figuur 4 weggelaten.

   De kruk 5 is op een niet weergegeven manier draaibaar bevestigd in de voorwand 13 op analoge manier als ze anders in een op de deur 1 bevestigd krukplaatje gemonteerd is. 



  De handknop 10 wordt naar buiten, dit is de niet ingedrukte stand, geduwd door een veer 15 die tussen het buitenste einde van de handknop 10 en een op de motor 11 of de motorhouder 12 aangebrachte ring 16 de motor 11 en/of de motorhouder 12 omringt. 



  Binnenin de behuizing 9 is de holle handknop 10 van een kraag 17 voorzien die belet dat de handknop 10 vrijkomt van de behuizing 9 en van een uitwendige vertanding 18. 



  Tegenover de cilinder 3 en een opening 14'in de rugwand 14 voor de cilinder 3, is in de behuizing 9 een grijpelement 19 opgesteld dat in zijn midden voorzien is van twee loodrecht op elkaar gerichte gleuven 20 voor het grijpen van een onderdeel van het slotmechanisme 2. Dit grijpelement 19 vormt een tandwiel en is van een uitwendige vertanding 21 voorzien. 



  Deze uitwendige vertanding 21 is door middel van een tandwieloverbrenging 22 gekoppeld aan, hetzij de uitwendige vertanding 18 van de handknop 10, hetzij een axiaal 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 verplaatsbaar tandwiel 24, naargelang de stand van de handknop 10 zoals verder zal worden uiteengezet. Deze gemeenschappelijke tandwieloverbrenging 22 is beperkt tot   een   in de vertanding 21 grijpend tussentandwiel 23 dat grijpt, ofwel, in de vertanding 18 van de handknop 10, ofwel, in het verplaatsbaar tandwiel 24. 



  De motor 11 bevat in de behuizing 9 een aandrijfas 25 en tussen deze aandrijfas 25 en het verplaatsbare tandwiel 24 is eveneens een tandwieloverbrenging 26 aangebracht. 



  Deze tandwieloverbrenging 26 bevat een aandrijftandwiel 27 dat op de aandrijfas 25 vastgemaakt is, en een tweede tussentandwiel 28 waarmee het verplaatsbaar tandwiel 24 zo gekoppeld is dat het meedraait maar axiaal verschuifbaar 
 EMI7.1 
 is. 



  In het weergegeven voorbeeld is deze koppeling van het tandwiel 24 verwezenlijkt doordat het tussentandwiel 28 een hol tandwiel is met groeven 29, waarin op het verplaatsbare tandwiel 24 staande ribben 30 grijpen. Het verplaatsbare tandwiel 24 bezit ook een vertanding 31 waarmee het in het eerste tussentandwiel 23 kan grijpen. 



  In een variante zijn de ribben 30 en de vertanding 31   een   en dezelfde vertanding. De groeven 29 en ribben 30 kunnen vervangen zijn door andere middelen die een verplaatsbare, maar niet draaibare koppeling met het tweede tussentandwiel 28 toelaten, zoals een pen-en-gatverbinding met hoekige doorsnede. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Een verend element 32 duwt het verplaatsbaar tandwiel 24 tegen een uiteinde van de handknop 10. 



  De cilinder 3 bezit twee rotoren, namelijk een buitenste rotor 33 en een binnenste rotor 34 met daartussen de ermee koppelbare ring met roede 35, die in een behuizing 36 wentelbaar zijn. De cilinder 3 kan een klassieke cilinder 3 zijn, waarbij elke rotor 33 en 34 voorzien is van radiale openingen 37 waarin pennen 38 door veren 39 worden geduwd. 



  Een gepaste sleutel 6 kan deze pennen 38 uit de rotor 33 of 34 duwen zodat hij kan gewenteld worden. 



  In dit geval is het grijpelement 19 aan de cilinder 3 gekoppeld door een sleutelgedeelte 6'dat in een uitsparing in de vorm van een gleuf 20 steekt. Dit sleutelgedeelte is een in een speciale vorm gezaagde of gesneden kop van een normale sleutel 6 of, zoals weergegeven in figuur 6, een vleugel   6'die   een geheel vormt met de binnenste rotor 34. 



  Een duwelement in de vorm van een schijfje 40 dat zieh tegenover de gleuven 20 bevindt, wordt door een veer 41 naar de rugwand 14 geduwd, tegen voornoemd sleutelgedeelte 6'zodat dit laatste naar de stand geduwd wordt waarbij de punt 6" van de sleutel 6 met de uitgesneden kop of van het geheel rotor 34 en vleugel   6",   in de ring met roede 35 grijpt. 



  Indien een klassieke cilinder 3 wordt gebruikt en dus een sleutel 6 met verkleinde kop in de binnenste rotor 34, dan wordt bij het inbrengen van een gepaste sleutel 6 in de buitenste rotor 33 wordt deze punt 6" uit de ring met roede 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 35 geduwd, hetgeen enkel mogelijk is wanneer de uitgesneden kop of vleugel   6'zieh   in zijn normale verticale stand bevindt, of voor bepaalde cilinders 3, zieh in een horizontale stand bevindt. 



  Aangezien het   sleutelgedeelte 6'in   de rotor 34 blijft heeft de   binnenste" sleutel" 6   niet langer de functie om pennen 38 correct te positioneren, en kunnen de pennen 38 weggelaten worden, zoals in het in figuur 6 weergegeven voorbeeld, en vormt de binnenste sleutel 6 dan   een   geheel met de rotor 34. 



  In feite komt het erop neer dat aan een uiteinde van de rotor 34, de vleugel 6'gevormd wordt die in een gleuf 20 past en aan het andere uiteinde de punt 6" die met de ring 35 samenwerkt. Aangezien het grijpelement 19 en de cilinder 3 niet altijd perfect tegenover elkaar gelegen zijn door de montage, is de rotor 34 niet cilindrisch, maar enigszins conisch in een cilindrische opening in de cilinderbehuizing, zodat de rotor 34 met zijn lengteas in de behuizing 36 van de cilinder 3 iets kantelbaar is en de vleugel   6'dus   altijd in een gleuf 20 kan dringen. 



  Om een correcte werking van de bedieningsinrichting 8 mogelijk te maken moet de beginstand en eindstand van het sleutelgedeelte 6'steeds dezelfde zijn, namelijk verticaal of horizontaal naargelang de cilinder 3, hetgeen betekent dat   een   gleuf 20 verticaal en de andere horizontaal moet gericht zijn. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



  Om het grijpelement 19 zo te positioneren dat dit het geval is, bezit dit grijpelement 19 een kraag 42 die zieh uitstrekt in de vorm van een coaxiale cirkel met plaatselijk een insprong of indeuking 43 die in het weergegeven voorbeeld V-vormig is en waarin een positioneerstuk, in het weergegeven voorbeeld de driehoekige punt van een schuifstuk 44 past dat door een veer 45 tegen de kraag 42 wordt geduwd. Wanneer de punt ongeveer tegenover de indeuking 43 gelegen is, worden, doordat deze punt in de indeuking 43 wordt geduwd, de kraag 42 en dus het grijpelement 19 in de stand gebracht waarbij een gleuf 20 perfect verticaal gericht is. 



  De motor 11 wordt gestart en gestopt door een elektronische besturing 46 met een micro controle-eenheid 47 die signalen ontvangt van een ontvanger 48 van een afstandsbediening en die dus samenwerkt met een zender 49 daarvan, en van een paar drukknoppen, namelijk een drukknop 50 voor het sluiten en een drukknop 50'voor het openen, die aan de binnenzijde van de deur 1 boven de kruk 5 op de behuizing 9 naast elkaar zijn aangebracht en toelaten onder tussenkomst van de controle-eenheid 47 de motor 11 manueel te bevelen. 



  De controle-eenheid 47 is geprogrammeerd om de motor 11 volgens een welbepaald patroon in de ene of de andere zin te doen draaien, zoals verder bij de werking zal worden uiteengezet. 



  De controle-eenheid 47 en de ontvanger 48 zijn aangebracht op een printplaat 51 die in de behuizing 9 is gelegen en gekoppeld aan een antenne 52 die gevormd is door het 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 buitenste, van de krukstift ge soleerd aluminium gedeelte van de kruk 5. 



  De zender 49 is bijvoorbeeld ingewerkt in een van de bedieningsknoppen voorziene sleutel 6 van de cilinder 3, maar kan, zoals weergegeven in figuur 2, in een bedieningskastje 53 ingebouwd zijn dat van bedieningsknoppen 54 is voorzien. 



  De aan de motor 11 gekoppelde besturing 46 ontvangt niet alleen signalen van de ontvanger 48, maar ook van een digitale Hall-sensor 55 die tegenover de kraag 46 op de behuizing 9 aangebracht is en samenwerkt met een in de kraag 46 aangebrachte magneet 56 om de positie van het grijpelement 19 te bepalen, van een sensor 57 die in de behuizing 9 opgesteld is en bediend wordt door het uiteinde van de handknop 10 om te detecteren of deze handknop 10 zieh in ingedrukte of niet ingedrukte stand bevindt en van een schakelaar 58 die op de deuromlijsting is aangebracht en bepaalt of de deur 1 open of dicht is. 



  Verder kan de besturing 46 ook nog een signaal ontvangen van bijvoorbeeld een sensor die detecteert of de nachtschieter 7 zieh in gesloten of open stand bevindt, zoals weergegeven in het blokschema van figuur 7. 



  Bovendien kan de besturing 46 een kinderbeveiliging bevatten die de werking van de drukknoppen 50 en 50'kan uitschakelen. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 



  Op de uitgang van de controle-eenheid 47 kan nog een zoemer 59 aangesloten zijn die een geluidssignaal geeft wanneer de motor 11 in werking is, of kunnen nog LED's aansluiten die in de voorwand 13 aangebracht zijn en informatie verstrekken over de toestand van de bedieningsinrichting 8. 



  De bedieningsinrichting 8 met een erop gemonteerde kruk 5, kan op de binnenzijde van een bestaande deur 1 met slotmechanisme 2 worden aangebracht. Indien het slotmechanisme 3 geen cilinder bevat, zoals weergegeven in figuur 6, moet de cilinder 3 door een dergelijke worden vervangen of moet op aan de binnenzijde op de cilinder 3 een sleutel 6 worden gestoken waarvan de kop werd verkleind tot ongeveer de vorm en de grootte van de vleugel 6', waarna de behuizing 9 door schroeven op de deur wordt vastgemaakt. 



  De besturing 46 wordt in elektrische verbinding met de schakelaar 58 gebracht en op een stroomvoeding aangesloten. 



  In rust bevindt de bedieningsinrichting 8 zieh in de stand weergegeven in de figuren 3 en 4. 



  De handknop 10 is niet ingedrukt en zijn vertanding 18 is vrij van het tussentandwiel 23. Dit laatste grijpt evenwel in de vertanding 31 van het verplaatsbare tandwiel 24. De sensor 57 is ingedrukt. 



  Om vanuit deze stand het slotmechanisme 2 te sluiten, kan de bedieningsknop voor het sluiten op het kastje 53 worden ingedrukt. De zender 49 zendt een signaal uit dat door de 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 ontvanger 48 wordt ontvangen. Wanneer dit signaal correct is, zal de controle-eenheid in werking treden. 



  De controle-eenheid 47 controleert of de sensor 57 wel ingedrukt is en de handknop 10 dus niet ingedrukt is, of de schakelaar 58 wel dicht is, met andere woorden, of de deur 1 wel dicht is en of de sensor die de nachtschieter 7 controleert aangeeft dat deze zieh in open stand bevindt. 



  Pas wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, beveelt de controle-eenheid 47 het starten van de motor 11. 



  Door tussenkomst van de tandwieloverbrenging 26, wordt het verplaatsbare tandwiel 24 gewenteld, dat op zijn beurt door tussenkomst van de tandwieloverbrenging 22, het grijpelement 19 wentelt. De vleugel   6'en   de ring met roede 35 van de cilinder 3 worden gewenteld zodat de nachtschieter 7 in sluitstand wordt gebracht en de deur 1 dus wordt gesloten. De vleugel 6'bedient dus het slotmechanisme 2 op dezelfde normale manier alsof het manueel door een sleutel 6 wordt bediend. 



  Door een instelling op de controle-eenheid 47 kan gekozen worden voor een wenteling van de motor 11 en dus van de vleugel 6'in de richting van de wijzers van de klok of in tegengestelde richting, naargelang de draairichting van de deur 1. In functie van het slotmechanisme 2 wordt automatisch bepaald of kan worden ingesteld of de vleugel   6'een   ofwel twee toeren gewenteld moet worden om de nachtschieter 7 in sluitstand te brengen. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



  De Hall sensor 55 detecteert wanneer het grijpelement 19 de stand bereikt waarbij de nachtschieter 7 zieh in de voornoemde sluitstand bevindt. De controle-eenheid 47 laat de motor 11 iets langer in werking, tot het grijpelement 19 voorbij voornoemde stand is, waarna de motor 11 omgekeerd wordt en het grijpelement 19 iets teruggewenteld wordt tot het schuifstuk 44 tegen een flank van de indeuking 43 is gelegen. Bij deze wenteling wordt het slotmechanisme 2 niet be nvloed, maar bewegen enkel de delen tussen de motor 11 en de cilinder 3. De motor 11 wordt tot slot opnieuw een weinig in de sluitrichting gewenteld zodat er een zekere speling ontstaat tussen de motor 11 en het grijpelement 19 en het schuifstuk 44 volledig in de indeuking 43 kan binnendringen en dit grijpelement 19 in de juiste positie kan plaatsen met een gleuf 20 verticaal. 



  In plaats van door de afstandsbediening 48, 49, kan de controle-eenheid 47 ook van binnen uit in werking worden gebracht door het indrukken van de drukknop 50 voor het sluiten. 



  Het volledig manueel sluiten kan van binnen uit door de handknop 10 in te drukken tot in de stand weergegeven in figuur 5 en te wentelen. 



  Door het indrukken van de handknop 10 wordt de sensor 57 niet langer ingedrukt en wordt het verplaatsbaar tandwiel 24 verschoven tegen de werking van het verend element 32 in, zodat zijn vertanding 31 vrijkomt van het tussentandwiel 23. In plaats daarvan grijpt de vertanding 18 van de handknop 10 in dit tussentandwiel 23. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  Wanneer de handknop 10 over een hoek wordt gewenteld, wordt het grijpelement 19 en dus ook de vleugel   6'door   tussenkomst van het tussentandwiel 23 gewenteld en wordt het slotmechanisme 2 op deze manier in sluitstand gebracht. 



  Van buiten uit kan het slotmechanisme 2 in sluitstand worden gebracht met behulp van de sleutel 6 die door draaien het slotmechanisme 2 op de gebruikelijke manier in sluitstand kan brengen. Door het inbrengen van deze sleutel 6, wordt bij een klassieke cilinder 3 de punt 6"uit de ring 35 geduwd, waarbij de vleugel 6'de schijf 40 tegen de veer 41 wegduwt, zodat de buitenste sleutel 6 kan draaien. 



  Op analoge wijze kan met de sleutel 6 van buiten uit, de nachtschieter 7 en daarna indien nodig ook de dagschieter 4, in open stand gebracht worden wanneer de nachtschieter 7 in sluitstand was. 



  Ook het ontsluiten met behulp van de handknop 10, geschiedt op analoge wijze zoals beschreven bij het sluiten. Alleen wordt de ingedrukte handknop 10 nu in de andere zin gedraaid tot de nachtschieter 7 en de dagschieter 4 in open stand gebracht zijn, zodat de deur 1 dus open gewenteld kan worden. 



  Het ontsluiten kan ook met behulp van de motor 11 uitgevoerd worden. Dit kan zowel door het indrukken van de drukknop   50'voor   het openen als door het indrukken van de bedieningsknop 54 voor het openen van het bedieningskastje 53. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 



  Door dit indrukken controleert de controle-eenheid 47 van de besturing 46 de sensor 57 en indien deze aangeeft dat de handknop 10 niet ingedrukt is, beveelt de controle-eenheid 47 het starten van de motor 11 in tegengestelde zin als hoger beschreven, dit is in de zin voor het openen. 



  Door tussenkomst van de tandwieloverbrengingen 22 en 26 en het verplaatsbare tandwiel 24, wentelt de motor 11 het grijpelement 19, op volle snelheid, tot zowel de nachtschieter 7 als de dagschieter 4 volledig ingetrokken zijn. Daarna wentelt de motor 11, op volle snelheid, terug in de sluitrichting tot net over de dagstand, waardoor de cilinder tussen dag-en nachtstand gebracht wordt. De motor 11 draait traag opnieuw in de richting van het openen tot hij niet meer verder kan, waarbij niet het slotmechanisme 2, maar enkel de cilinder 3 meedraait. Tot slot wordt door een minieme wenteling van de motor 11 in de sluitrichting, een speling veroorzaakt tussen de motor 11 en het grijpelement 19, zodat zoals hoger beschreven, dit grijpelement 19 door het schuifstuk 44 in de juiste stand wordt geduwd met een gleuf 20 verticaal en   een   gleuf 20 horizontaal. 



  Bij een klassieke cilinder 3 kan hierdoor de punt 6" door een sleutel 6 die in de buitenste rotor 33 past worden weggeduwd. 



  De verschillende fasen of enige fout in de procedure van openen en sluiten, bijvoorbeeld het feit dat de deur 1 open is bij het sluiten, kan aangegeven worden met signalen van 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 voornoemde LED's die op de behuizing 9 aangebracht zijn en/of door andere geluidsignalen dan deze van de zoemer 59 die bijvoorbeeld enkel aangeeft wanneer het einde van het sluiten of het openen is bereikt. 



  De controle-eenheid 47 kan van een seri le uitgang voorzien zijn waardoor de bedieningsinrichting 8 op een domoticasysteem kan worden aangesloten. 



  De middelen om het grijpelement 19 te positioneren moeten niet noodzakelijk een schuifstuk 44 met een driehoekige punt bezitten. In plaats daarvan kan bijvoorbeeld een kogel aanwezig zijn. 



  Door zijn constructie is de hiervoor beschreven bedieningsinrichting 8 relatief compact. Toch kan ze relatief grote krachten op het slotmechanisme 2 uitoefenen. 



  Ze kan toegepast worden voor het bedienen van een bestaand slotmechanisme 2. Enkel de kop van een van de sleutels moet verkleind worden om in een gleuf 20 in het grijpelement 19 te passen. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke bedieningsinrichting kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (1)

1. Conclusies. l.-Bedieningsinrichting voor een slotmechanisme, in het bijzonder een slotmechanisme (2) met een cilinder (3), daardoor gekenmerkt dat ze een behuizing (9) bevat ; een holle handknop (10) die, minstens over een hoek draaibaar op de behuizing (9) is gemonteerd en binnenin deze behuizing (9) een uiteinde met een vertanding (18) bezit en verplaatsbaar is tussen een niet ingedrukte stand en een ingedrukte stand ; een elektrische motor (11) die in de holle handknop (10) gelegen is, vast op de behuizing (9) is aangebracht en met zijn aandrijfas (25) in deze behuizing (4) is gelegen ;

   een draaibaar in de behuizing (9) gemonteerd en van een vertanding (21) voorzien grijpelement (19) voor het grijpen van een sleutelgedeelte (6') van het slotmechanisme (2) en een door de handknop (10) axiaal verplaatsbaar tandwiel (24), waarbij de handknop (10) in een stand met zijn vertanding (18) door middel van een tandwieloverbrenging (22) gekoppeld is aan de vertanding van het grijpelement (19), terwijl hij in een andere stand met zijn vertanding (18) losgekoppeld is van de vertanding (21) van het grijpelement (19) maar hij het verplaatsbaar tandwiel (24) in een stand duwt waarbij dit laatste de aandrijfas (25) van de motor (11) door middel van minstens een tandwieloverbrenging (22, 26) koppelt aan voornoemde vertanding (21) van het grijpelement (19), daar waar dit verplaatsbaar tandwiel (24)

   tijdens de eerstgenoemde stand van de handknop (10) zieh in de stand bevindt waarin het de aandrijfas (25) van de motor (11) ontkoppelt van de vertanding (21) van het grijpelement (19). <Desc/Clms Page number 19> 2.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfas (25) van de motor (11) naast de meetkundige as van het grijpelement (19) is gelegen en de vertanding (18) van de handknop (10) een uitwendige vertanding is.

   3.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het verplaatsbaar tandwiel (24) in een stand de vertanding (21) van het grijpelement (19) koppelt aan de aandrijfas (25) door twee tandwieloverbrengingen (22, 26), namelijk een tandwieloverbrenging (26) tussen de aandrijfas (25) en het verplaatsbaar tandwiel (24) en een tandwieloverbrenging (22) tussen dit verplaatsbaar tandwiel (24) en de vertanding (21) van het grijpelement (19).

   4.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de tandwieloverbrenging (26) tussen de aandrijfas (25) en het verplaatsbaar tandwiel (24), een hol tussentandwiel (28) bevat waarin het verplaatsbaar tandwiel (24) axiaal verschuifbaar is aangebracht zonder ten opzichte van dit tussentandwiel (28) wentelbaar te zijn.

   5.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de tandwieloverbrenging (22) tussen het beweegbare tandwiel (24) en de vertanding (21) van het grijpelement (19) gedeeltelijk of zelfs volledig samenvalt met de tandwieloverbrenging (22) tussen de uitwendige vertanding (18) van de handknop (10) en de vertanding (21) van het grijpelement (19). <Desc/Clms Page number 20> 6.-Bedieningsinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de tandwieloverbrenging (22) tussen het beweegbare tandwiel (24) en het grijpelement (19) beperkt is tot een tandwiel (23) dat grijpt in de vertanding (21) van het grijpelement (19).

   7.-Bedieningsinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat het grijpelement (19) een tandwiel is met minstens een uitsparing, bijvoorbeeld een gleuf (20) voor het opvangen van een sleutelgedeelte (6') van een cilinder (3).

   8.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het sleutelgedeelte (6') een verkleinde kop is van een normale sleutel (6) van de cilinder (3).

   9.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het sleutelgedeelte (6') een vleugel is die vast staat op een rotor (34) van een cilinder (3).

   10.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de binnenste rotor (34) van de cilinder (3) conisch is in een cilindrische opening.

   11.-Bedieningsinrichting volgens een van de conclusies 7 tot 10, daardoor gekenmerkt dat aan de van de cilinder (3) afgekeerde zijde van het grijpelement (19), tegenover de uitsparing (20) een duwelement (40) verend opgesteld is om een door de uitsparing (20) stekend sleutelgedeelte (6') weg te duwen. <Desc/Clms Page number 21>

   12.-Bedieningsinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze een besturing (46) bezit voor het besturen van de elektrische motor (11), welke besturing (46) een draadloze afstandsbediening (48, 49, 53) bevat.

   13.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de besturing (46) een controle-eenheid (47) bevat en minstens een van volgende daaraan gekoppelde middelen bevat : EMI21.1 - de ontvanger (48) van de afstandsbediening (48, - door de deur (1) bediende schakelaar (58) voor het bepalen of de deur (1) al dan niet open gewenteld is - sensor (57) die de stand van handknop (10) 49, 53) ;detecteert ; - een sensor die detecteert of de nachtschieter (7) in sluitstand is ; - middelen (55, 56) voor het detecteren van de stand van het grijpelement (19).

   14.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de besturing (46) middelen (55, 56) bevat voor het detecteren van de positie van het grijpelement, (19) die bestaan uit een digitale Hall-sensor (55) die stationair is ten opzichte van de behuizing (9) en een ermee samenwerkende magneet (56) die op het grijpelement (19) is aangebracht.

   15.-Bedieningsinrichting volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze positioneermiddelen <Desc/Clms Page number 22> (42-45) bevat voor het positioneren van het grijpelement (19) na een verdraaiing.

   16.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde positioneermiddelen (42-45) een kraag (42) bevatten die zieh op het grijpelement (25) bevindt en van een indeuking (43) is voorzien, en een in deze indeuking (43) passend positioneerstuk (44) dat verend tegen de kraag (42) en tot in de indeuking (43) wordt geduwd.

   17.-Bedieningsinrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat het positioneerstuk een schuifstuk (44) is met een punt waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de indeuking (43) en bijvoorbeeld driehoekig is voor een Vvormige indeuking (43).

   18.-Bedieningsinrichting volgens de conclusie 13 of 14 en volgens een van de conclusies 15 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de besturing (46) een controle-eenheid (47) bezit die zo geprogrammeerd is dat, bij sluiten van het slotmechanisme (2) met behulp van de motor (11), ze deze motor (11) doet draaien in de sluitrichting tot het grijpelement (19) iets voorbij de sluitstand is, om daarna de motor (11) van richting om te doen keren en deze motor (11) het grijpelement (19) iets te doen terugwentelen zonder dat het slotmechanisme (2) beïnvloed wordt, maar enkel de delen tussen de motor (11) en het sluitmechanisme (2) van stand veranderen en om tot slot de motor (11) opnieuw een weinig in de sluitrichting te doen wentelen zodat er een zekere speling ontstaat tussen de motor (11) <Desc/Clms Page number 23> en het grijpelement (19)

   en de positioneermiddelen (42-45) het grijpelement (19) in de juiste positie kunnen plaatsen.

   19.-Bedieningsinrichting volgens de conclusie 13 of 14 en volgens een van de conclusies 15 tot 17, daardoor gekenmerkt dat de besturing (46) een controle-eenheid (47) zo geprogrammeerd is dat, bij openen van het slotmechanisme (2) met behulp van de motor (11), ze de motor (11) op volle snelheid het grijpelement (19) in de stand doet brengen waarbij zowel de nachtschieter (7) als de dagschieter (4) van het slotmechanisme (2) volledig ingetrokken zijn, ze daarna de motor (11) op volle snelheid terug doet wentelen in de sluitrichting tot net over de dagstand waardoor de cilinder (3) tussen dagstand en nachtstand gebracht wordt, ze de motor (11) traag opnieuw in de richting van het openen doet draaien tot hij niet meer verder kan, waarbij niet het slotmechanisme (2) maar enkel de cilinder (3) meedraait en ze tot slot de motor (11)

   een minieme wenteling in de sluitrichting doet uitvoeren zodat een speling veroorzaakt wordt tussen de motor (11) en het grijpelement (19) en dit grijpelement (19) door de positioneermiddelen (42-45) in de juiste stand kan worden geduwd.