<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Samenstel van kleine ACHTERGROND lamp an voeding1. Gebied van de uitvinding
De uitvinding betreft in het algemeen hoge intensiteitslampen en meer in het bijzonder volledige lichtbronnen met vezeloptisch uitgangsstuurvermogen zoals lichtbronnen gebruikt in medische uitrusting.
2. Beschrijving van de stand van de techniek
Vezeloptische lichtbronnen, bv. lampen van het CERMAX@-type van ILC Technology, Inc., zijn hoge intensiteitsbronnen voor koud, wit licht. Lichtbronnen die xenonlampen van het CERMAXtype bevatten, vereisen geen opwarmingstijd en zijn door de medische gemeenschap goedgekeurd voor wat veiligheid betreft. Standaard industriële ontwerpen van 75 W tot 300 W worden gebruikt voor het verlichten van meervoudige vezels.
Een kritische overweging bij levensduur van de lamp en stabiliteit van de boog is het behoud van voldoende koeling. In enkele situaties kan het mogelijk zijn de lamp te koelen door convectie, maar in het algemeen moet de luchtstroom voldoende zijn en mag derhalve niet geblokkeerd worden. De kritische temperaturen zijn gewoonlijk op de afdichtingen van de boogbuis. Indien de temperatuurgrenzen op deze punten overschreden worden, kunnen de dichtingen
<Desc/Clms Page number 2>
het begeven.
Lichtbronnen met een enkele plaat die lampen van het CERMAX-type gebruiken bestaan al enige tijd. Een lichtbroneenheid met enkele plaat, en de lamp en de voeding ervan gemonteerd op dezelfde printplaat (PCB) bestaat. Ongelukkigerwijze was de hele eenheid relatief groot.
Andere lampen bedoeld om de interne bouwsteen te vormen van een medische lichtbron, of de"alichtmachine"voor een videoprojector met laag vermogen of beeldscherm van een computer, waren weliswaar kleiner en kostten minder dan hun voorgangers, maar de voeding kon alleen op 110 V wisselstroom werken. Daamaast waren de daarmee verbonden koellichamen niet geöptimaliseerd voor het onttrekken van de grote warmtebelasting aan de lamp. Bijgevolg was de maximale lampsterkte beperkt.
SAMENVATTING VAN DEZE UITVINDING
Het is daarom een doelstelling van deze uitvinding een kleine en goedkope lichtbron te verschaffen.
Het is een doelstelling van deze uitvinding een lichtbron voor een videoprojector te verschaffen.
Het is een andere doelstelling van deze uitvinding een lichtbron te verschaffen waarop een verscheidenheid van lampen past, zonder dat andere componenten eveneens veranderd moeten worden.
Het is verder een doelstelling van deze uitvinding een lichtbron te verschaffen die kan voldoen aan de van toepassing zijnde nationale en regionale veiligheidsnormen inzake elektromagnetische interferentie die overal ter wereld bij wet vereist zijn.
In het kort bevat een uitvoeringsvorm van een lichtbron van deze uitvinding een hoge intensiteitslamp die tussen vier
<Desc/Clms Page number 3>
ribbenkoellichamen in de vorm van een halve schil verankerd is. De bovenste koellichamen in de vorm van een halve schil voor de anodische en kathodische uiteinden van de lamp zijn gemonteerd op een bovenste printplaat, en de onderste koellichamen in de vorm van een halve schil zijn gemonteerd op een onderste hoofdprintplaat. Een door gelijkstroom aangedreven ventilator is aan één zijde gepositioneerd voor het horizontaal blazen door de matrix van koellichamen en aan de andere kant naar buiten.
Slechts de schakelingen voor de ontsteking van de lamp en de voeding van de ventilator zijn vervat in de bovenste printplaat die voeding voor de lamp krijgt van de onderste printplaten via de anodische en kathodische koellichamen en één bijkomende verbinding die een soepele draad omvat. De hoofdvoeding is vervat in de onderste printplaat, en zij converteert en stabiliseert vooraf 110 V wisselstroom of 220 V wisselstroom tot 110 tot 160 V gelijkstroom naar een transistor chopper schakelaar die de vereiste laagspanningsstroom voor de lamp levert.
Een koeling is gemonteerd voor de lamp en omvat een schuin opgestelde warmspiegel die infrarood licht naar de lamp weerkaatst, maar vijf tot tien graden gedesaxeerd voor het verbeteren van de levensduur van de lamp. Een vezeloptische kabeladapter en steunring zijn gemonteerd en optisch uitgelijnd v66r de lamp, zodanig dat de vezeloptische kabeladapter langs buiten verwisseld kan worden zonder de optische vooruitlijning te beïnvloedden. Het geheel is verpakt in een behuizing die de ventilator helpt de lamp te koelen door luchtstroming doorheen de koellichamen te leiden.
Een voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt die relatief zeer klein en compact is.
Een ander voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt die economisch te vervaardigen is.
<Desc/Clms Page number 4>
Een verder voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt waarop een verscheidenheid van types en afmetingen van lampen past, zonder wijzigingen aan andere componenten te vergen.
Een ander voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt die de levensduur verlengt van de lampen die ze gebruikt, door infrarood licht van een warm uittreevenster gedesaxeerd naar de lamp te weerkaatsen.
Nog een ander voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt die even goed werkt op nutsvoorzieningen met 110 V wisselstroom als 220 V wisselstroom.
Een ander voordeel van deze uitvinding is dat een lichtbron verschaft wordt waarvan de vezeloptische kabeladapter verwisseld kan worden zonder dat de gebnjiker in het apparaat moet gaan voor het opnieuw afstellen van de optische uitlijning voor de nieuwe adapter.
Deze en andere doelstellingen en voordelen van deze uitvinding zullen ongetwijfeld duidelijk worden voor de gemiddelde vaklui na het lezen van de volgende gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm die in de tekeningen ge'fiiustreerd wordt.
IN DE TEKENINGEN
Figuur 1 is een driedimensionele perspectieftekening van een uitvoeringsvorm van de lichtbron van deze uitvinding, met de luchtinlaat zichtbaar aan één zijde en de vezeloptische kabeladapter en lichtuitgang zichtbaar op de voorzijde ;
Figuren 2A-2C zijn respectievelijk boven-, zij- en vooraanzichten van de lichtbron van figuur 1 ;
Figuur 3 is een opengewerkt montageschema van de meeste componenten die de lichtbron van figuur 1 omvat ;
<Desc/Clms Page number 5>
Figuur 4 is een schematische voorstelling van de stroomingangsmatrix, de vergrendelingsschakelaar en een deel van de onderste hoofdprintplaat die in de lichtbron van figuur 1 vervat is ;
en
Figuur 5 is een schematische voorstelling van een deel van de onderste hoofdprintplaat en van het geheel van de bovenste insteekprintplaat en lamp die in de lichtbron van figuur 1 vervat zijn.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE
VOORKEURSUITVOERINGSVORMEN
Figuur 1 illustreert een uitvoeringsvorm van een lichtbron van deze uitvinding, die hiema met het algemeen referentienummer 10 aangeduid wordt. Een afneembare behuizing 12 heeft een luchtinlaatopening 14, bedekt met een ventilatorrooster 16. Een vezeloptische adapterplaat 18 is bevestigd op een steunplaat 19, die op haar beurt verstelbaar bevestigd is op de behuizing 12. De vezeloptische adapterplaat 18 heeft een centrale opening 20 die een vezeloptische uitvoerkabel opneemt. Een paar schroeven 22 en 24 houden de adapterplaat 18 op de steunplaat 19 zodat de adapterplaat 18 verwijderd kan worden zonder de optische uitlijning van de steunplaat 19 te moeten verstoren.
Met een helderheidsregelaar 26 kan de gebruiker de sterkte van de lichtopbrengst die naar de vezeloptische uitgangskabel gaat, afstellen.
In figuren 2A-2C wordt getoond dat de lichtbron 10 binnen de behuizing 12 een hoofdprintplaat (PCB) 28 en een bovenste insteek-PCB 30 omvat. Een bovenste anodisch koellichaam 32 en een bovenste kathodisch koellichaam 34 zijn elk aan de onderkant van de bovenste insteek-PCB 30 bevestigd. Op overeenkomstige wijze zijn een onderste anodisch koellichaam 36 en een onderste kathodisch koellichaam 38 ieder op de bovenkant van de hoofd-PCB 28 bevestigd.
<Desc/Clms Page number 6>
Een halfbolvormige nok 39 is voorzien in de voorste rand van het onderste kathodische koellichaam 38 voor het bij voorkeur sturen van de warmtekoppeling naar het bovenste kathodische koellichaam 34 en de lamp mede op haar plaats te houden.
De koellichamen 32, 34,36 en 38 hebben een systeem van evenwijdige ribben die in samenwerking een luchtstroom doorsluizen die horizontaal doorheen de behuizing 12 gaat, te beginnen bij de luchtinlaatopening 14. Anderzijds kan het achterste onderste koellichaam 36 onderaan een smaller vol blok aluminium zijn, zodat er meer plaats vrijkomt voor het monteren van componenten op de PCB 28, en bovenaan van ribben voorzien zijn. Een ventilator 40 forceert er een luchtstroom doorheen en werkt op gelijkstroom (DC). Een onstekingsspoel 42 is gemonteerd op de onderkant van de bovenste insteek-PCB 30. Een vergrendelingsschakelaar 44 is een veiligheidsinrichting voor de gebruiker die bij toegang de stroom onderbreekt binnen de behuizing 12.
Een warmteschakelaar 45 wordt thermisch verbonden met het onderste kathodische koellichaam 38 om als veiligheidsinrichting te werken en oververhitting te voorkomen indien de koelventilator het zou begeven. Hij werkt door de netvoeding te onderbreken. Een stroominlaatmatrix 46 verschaft een contactdoos voor een stromkabel, keuze van de werkspanning, en filtering van elektromagnetische interferentie (EMI). Met een sluiter 48 kan het licht naar de vezeloptische kabeluitgang aan de centrale opening 20 in de adapterplaat 18 onderbroken worden.
In figuur 3 wordt getoond hoe de behuizing 12 van de lichtbron 10 bij voorkeur een samenstel omvat dat een voorplaat 50, een onderstel 52 en een ovenplaat 54 bevat. Een uitlaatopening 56 voor de luchtstroming en een rooster 58 zijn in de ovenplaat 54 voorzien. De koellichamen 32, 34,36 en 38 worden in figuur 3 getoond met een paar dubbele asschamieren 59 die aanhechten aan de zijde
<Desc/Clms Page number 7>
van de ventilator 40 tussen de koellichamen 32 en 36 en tussen de koellichamen 34 en 38. Een lampontlasting 60 is voorzien in ieder van de kathodische koellichamen 34 en 38 voor het ontvangen van een verscheidenheid van lampen, bijvoorbeeld een lamp 61 van de"LX"reeks van ILC Technology, 62 van de"EX"-reeks en 63 van het type "1, 4 duim".
Alhoewel deze uitvinding niet beperkt is tot een bepaald maximum vermogen, kan in één uitvoeringsvorm 300 watt geleverd worden van de voeding op de onderste PCB 28 naar de lamp, en met het afstellen van een regelbare weerstand kan daadwerkelijk 125-300 watt geleverd worden naargelang het type van geïnstalleerde lamp 61- 63. Andere uitvoeringsvormen kunnen op hogere of lagere spanningniveaus werken.
De lamp 61 is verbonden met een koeling 64 die de lamp helpt haar warmte af te voeren en die een warmspiegel 65 en een lens 66 bevat. Een altematieve koeling 67 wordt getoond die samengaat met de lamp 62 van de"EX"-reeks, en die eveneens een warmspiegel 28 bevat die met een koeling 69 gedeeld kan worden. Bij voorkeur zijn de warmspiegels 65 en 68 van kwartsglas met conventionele coatings die selectief infrarood licht weerkaatsen. De vlakken van de warmspiegels 65 en 68 zijn schuin gesteld ten opzichte van de loodrechte naar de optische as van de lamp voor het weerkaatsen van het infrarode licht naar de lamp, maar vijf tot tien graden gedesaxeerd, afhankelijk van het lamptype.
Een dergelijk schuin opstellen verbetert de levensduur van de lamp, omdat de warmte teruggekaatst wordt naar andere dan de boogelektroden en dat helpt de temperatuur op een redelijk peil te houden.
De afmetingen van de koellichamen 32,34, 36 en 38 zijn bij voorkeur afgestemd op die van de ventilator 40, bv. een ventilator van 3, 13 vierkante duim. De koellichamen 32,34, 36 en 38 moeten de voor-en achterkant van de lamp 61-63 stevig vastgrijpen.
<Desc/Clms Page number 8>
Alle ribben die op de koellichamen 32,34, 36 en 38 gebruikt worden hebben in het algemeen een lengteverhouding te wijten aan beperkingen van huidige commerciële fabrikanten bij het extruderen van dergelijke vormen. De koellichamen 32,34, 36 en 38 moeten het geheel van de uitlaatzone van de ventilator 40 vullen, dus heeft de voorkant van de lamp iets nodig om de overblijvende ruimte"op te vullen". Bijvoorbeeld kan de koeling 64,67 of 69 gebruikt worden.
Dergelijke koeling kan eveneens gebruikt worden om de infrarood wegwerkende warmspiegel 65 of 68 vast te houden. Wanneer de koellichamen 32,34, 36 en 38 en overblijvende ruimte correct geconfigueerd zijn, kan de lichtbron 10 typisch op meer dan 300 watt werken zonder de toegestane temperatuur voor typische lampen 61-63 te overschrijden.
Een configuratie van een schamieropstelling met enkele as in het vioeibaar kristal anti-slipontwerp uit de stand van de techniek, verspilde een deel van het beschikbare volume luchtruimte voor het koelen, door de koellichamen in te kerven voor het vrijmaken van de ventilator wanneer zij naar boven geklapt werden. Daardoor kon kostbare luchtstroming verspild worden die niet aan het werk gezet werd bij het koelen van de koellichamen en de lampen. In voorkeursuitvoeringsvormen van de lichtbron 10, zijn de scharnieren 59 met dubbele as opgenomen waardoor de bovenste koellichamen 32 en 34 kunnen opengaan als een bek en dan naar boven klappen op één as en draaien om een tweede as zodat de lamp 61-63 uitgenomen kan worden, allemaal zonder de ventilator 40 te verstoren.
Deze schamier 59 met dubbele as maakt het mogelijk dat de koellichamen ontworpen worden om al het beschikbare volume te gebruiken zonder de noodzaak op materiaal te besparen, alleen om het vrijmaken door scharnieren en draaien mogelijk te maken.
De luchtstroom in de lichtbron 10 is opgesloten in een kanaal, gedeeltelijk door de bovenste insteek-PCB 30. De ontsteker
<Desc/Clms Page number 9>
en een versterkingscircuit worden voordeliger op een aparte bovenste printplaat geplaatst. Een gelijkstroom ventilatoraandrijfcircuit voor het aandrijven van de ventilator 40 wordt eveneens bij voorkeur in de bovenste insteek-PCB 30 opgenomen. Een 12 volt gelijkstroom- spanning voor de ventilator wordt typisch afgeleid van de voedingsspanning van de lamp. Het verbinden van de ventilator 40 met dergelijke punten op de bovenste printplaat heft iedere noodzaak van ventilatorverbindingen met de onderste printplaat 28 op. De bovenste printplaat 30 houdt bij voorkeur de twee bovenste koellichamen 32 en 34 stevig en haaks tegen de lamp 61-63.
De bovenste printplaat 30 maakt derhalve een stevig elektrisch contact met de kathode en anode van de lamp 61-63, en de enige andere elektrische verbinding die op de bovenste printplaat 30 nodig is, wordt gemaakt met een lus van een snoer waardoor het mogelijk is de bovenste printplaat 30 naar boven te klappen, uit de weg voor het vervangen van een lamp. Deze snoerverbinding verschaft ook een gemakkelijke plaats voor het onderbreken en meten van de lampstroom voor het aanvankelijke afstellen van de voeding.
In uitvoeringsvormen voor gespecialiseerde toepassingen, is de lichtbron 10 een vezeloptische illuminator die bij voorkeur koelingen 64,67 en 69 monteert op de voorkant van de lampen 61-63, en een stel grote interne uitsnijdingen verschaft binnenin de kathodische koellichamen 34 en 38 om zowel parabolische als elliptische lampen van het CERMAX-type, bv. gaande to 500 watt, te laten passen. De koeling 64 gebruikt met parabolische lampen 61 van het CERMAX-type zal typisch langer zijn dan de koelingen 67 en 69 voor elliptische lampen 62 en 63, omdat hij zowel de warmspiegel 65 als de lens 66 bevat.
Warmspiegels 65 en 68 zijn gedesaxeerd in een hoek of schuin opgesteld binnen hun respectievelijke koelingen 64,67 en 69, met een hoek die groter is dan vijf graden. De weerkaatste infrarode
<Desc/Clms Page number 10>
straling wordt daarom niet rechtstreeks naar de kathode weerkaatst en de lampen 61-63 blijven koeler en kunnen langer leven. Oe koelringen 67 en 69 gebruikt met lampen 62 en 63 van het elliptische type van het CERMAX-type, hebben de warmspiegels 65 en 68 bij voorkeur in een hoek opgesteld die met ongeveer tien graden gedesaxeerd is. Anderzijds kan de lens 66 in de koeling 64, die een convex vlak naar de lamp 61 vertoont, gecoat worden om infrarood licht van de lamp terug naar buiten te weerkaatsen in een uitzetten kegelpatroon.
Dat zal in feite de infrarood weerkaatsing weg van de centrale as van de lamp verspreiden.
Ten einde dergelijke koelingen 64,67 en 69 onder te brengen, zijn maatregelen genomen om de lamp 61-63 te verhinderen dat ze naar voor glijdt in de koellichamen 32,34, 36 en 38.
Een groef wordt aan de koelingen 64,67 en 69 toegevoegd die samenwerkt met de overeenstemmende ribbel 39 in het onderste kathodische koellichaam 38. Dit "verstikt" de warmtestroming van de lamp 61-63 naar het onderste kathodische koellichaam 38 met warmte, en maakt het mogelijk om het even welke hoge vermogenstransistoren die koellichamen nodig hebben op het onderste kathodische koellichaam 38 te bevestigen.
De afmetingen van het kathodische koellichaam 38 zijn zodanig dat het groot genoeg is om plaats te bieden aan dergelijke vermogenstransistoren en een thermische beveiligings- schakelaar die de lampen 61-63 uitschakelt indien de ventilator 40 uitvalt.
Er staat een prijs op printplaatruimte in de lichtbron 10 omdat een kritische doelstelling het gebruik van het kleinst mogelijke totale volume is. Te dien einde worden in een altematieve uitvoeringsvorm van de lichtbron 10 delen van de ribben van het onderste anodische koellichaam 36 weggesneden, om plaats te bieden
<Desc/Clms Page number 11>
aan elektronische componenten op de onderste PCB 28. Dit is mogelijk omdat de anodische koellichamen 32 en 36 typisch voldoende koel blijven zodat enige opoffering van massa van koellichaam mogelijk is.
In het algemeen vereist een veilig en langdurig gebruik van het hele systeem dat de werkingstemperatuur van de keramische delen van de lampen 61-63 150-160 C niet mag overschrijden. De metalen delen en het venster van de lamp 61-63 zijn niet zo moeilijk te controleren, omdat zij door geleiding rechtstreeks gekoeld worden door de koellichamen 32,34, 36 en 38. De strook keramisch materiaal tussen de anode en kathode in het bovenste midden van de lamp kan 160"C bereiken op hetzelfde ogenblik dat de lampschil en venster slechts 100"C zijn. De tampsterkte wordt dus beperkt door de temperatuur van het keramische materiaal.
In alternatieve uitvoeringsvormen van deze uitvinding wordt daarom bij voorkeur een dunne warmtegeleidende band geplaatst rond de keramische middenstrook, voor het verspreiden van de hitte en het verminderen van plaatselijke verhitting. Een dergelijke geleidende band wordt gebruikt om temperatuurgradiênten tussen de boven-en onderkant van het keramische midden van de lamp te verminderen. Kleine koelribben worden eveneens bij voorkeur op de geleidende band geplaatst voor het overbrengen van een deel van de hitte van de keramische strook naar de luchtstroom.
Veiligheidsnormen bepalen dat gebruikers niet in staat mogen zijn toegang te verkrijgen tot elektrische componenten onder spanning, zonder daarbij een werktuig te moeten gebruiken.
Zonder een dergelijke vereiste zou het typisch zijn een vezeloptische adapter te ontwerpen die met schroeven doorheen het voorpaneel 50 bevestigd wordt op een anderzijds zwevende steunplaat. Indien een dergelijke gebruiker echter op een verschillend type van vezeloptische adapter 18 zou willen overschakelen, zou de gebruiker zich toegang
<Desc/Clms Page number 12>
moeten verschaffen tot de binnenkant, om de vezeloptische adapter 18 uit te lijnen op de lamp 61-63. In de uitvoeringsvormen van deze uitvinding is de steunplaat onafhankelijk uitgelijnd en bevestigd aan het voorpaneel 50. De vezeloptische adapter 18 is op de steunplaat bevestigd met schroeven 22 en 24 zonder in te werken op de uitlijning van de steunplaat op de lamp 61-63.
Figuren 4 en 5 zijn schema's van de onderste en bovenste PCB's 28 en 30. Een belangrijke mogelijkheid van de schakelvoeding getoond in figuur 4, is het in staat zijn om met 220 V wisselstroom te werken. De basisschakelvoeding getoond als deel van PCB 28 is een zeer efficient ontwerp en gebruikt een relatief klein aantal onderdelen.
Wanneer bijvoorbeeld gewerkt wordt met een netspanning van 110 V wisselstroom, produceert een gelijkrichterbrug 70 een gelijkspanning op een condensator 72 (figuur 5) van ongeveer 160 V gelijkstroom. Een veldeffecttransistor (VET) 74 en een inductor 76 schakelen en filtreren dergelijke gelijkspanning naar onder tot de 12- 15 V gelijkstroom die nodig is om de lampen 61-63 te gebruiken.
Wanneer gewerkt wordt met een netspanning van 220 V wisselstroom, zou er normaal 320 V gelijkstroom op de condensator 72 verschijnen. De VET 74 zou met een uitzonderlijk kleine schakelcyclus moeten werken om de grote stap te doen van 320 V gelijkstroom naar twaalf tot vijftien volt gelijkstroom. Dergelijke uitzonderlijk kleine schakelcycli zouden het bijzonder moeilijk maken om de afgegeven spanning te controleren.
Dus wordt een spanningsregelaar effectief tussen de gelijkrichterbrug 70 en de VET 74 geplaatst. ledere 220 V wisselstroom netspanning wordt vooraf naar beneden gestabiliseerd tot ongeveer 160 V gelijkstroom op condensator 72. Gewoonlijk zou het gebruik van een dergelijke schakeling voor het oplossen van het
<Desc/Clms Page number 13>
probleem van de voeding met 220 V wisselstroom conventioneel zijn.
Maar bijkomende elementen zijn in de schakeling nodig voor het stabiel houden van de schakeling, zowel bij het opstarten als tijdens de werking in een breed bereik van ingangsvoorwaarden.
Ten einde deze problemen op te lossen, bevat de onderste hoofd-PCB 28 een inductor 78, een gefntegreerd circuit (IC) 80, een varistor 82, en een n-p-n-transistor 84 in een ongewone configuratie van schakeling.
Een basisvoordeel van de schakeling getoond in figuren 4 en 5 is dat het aantal onderdelen lager is dan het geval zou zijn met een meer conventionele lampvoeding met 110/220 V wisselstroom, zelfs met de toegevoegde onderdelen van de voorafgaande regelaar. Een ander voordeel van deze benadering is, dat in die gevallen waarin de lichtbron 10 niet op 220 V wisselstroom moet werken, de componenten van de voorafgaande regelaar uitgewist kunnen worden op de onderste PCB 28 om de kostprijs van de component te sparen.
In figuur 5 is de hoofdsmoorspoel 76 van de filter zeer vaak de grootste en duurste elektronische component in de lichtbron. Het huidige vermogen van de hoofdsmoorspoel 76 van de filter bepaalt in grote mate het vermogen van de lichtbron 10. In ontwerpen van de stand van de techniek is de hoofdsmoorspoel voor de filter een inductor van 210 microhenry met nominaal vijftien ampère. Dit beperkte de werking van de lamp tot ongeveer 185 watt. In deze uitvinding kan de waarde van de hoofdsmoorspoel 76 van de filter op ongeveer vijfentachtig microhenry gezet worden met een nominale stroomsterkte van vijfentwintig ampère, terwijl de totale afmetingen toch ongeveer dezelfde kunnen blijven.
Een dergelijke verlaging van de inductantie van de hoofdsmoorspoel 76 van de filter zal de rimpelspanning door de lamp 61-63 verhogen, en vaklui hebben dit als
<Desc/Clms Page number 14>
negatief beschouwd voor een lange levensduur van de lamp. Verscheidene lampenfabrikanten adviseren typisch dat de krachtaandrijving niet meer dan tien procent rimpelspanning zou bevatten, anders zal de levensduur van de lamp korter worden.
De afmetingen van de hoofdsmoorspoel 76 van de filter die hierin aanbevolen worden, hebben het effect dat alleen de hoge frequentie componenten van de rimpelspanning verhoogd worden tot meer dan tien procent van het totaal. De lage frequentie component van de rimpelspanning wordt niet verhoogd, omdat actieve componenten in de spanningsregelaar van de voeding een deel van de 60 Hz en 120 Hz rimpelspanning wegnemen. Daarom lijkt de levensduur van de booglampen van het CERMAX-type niet negatief beïnvloed te worden door hoge frequentie rimpelspanning die tien procent van de totale lampsterkte overschrijdt.
Een belangrijk gebruik van uitvoeringsvormen van deze uitvinding is in systemen voor videoprojectie. In dergelijke gevallen zouden alleen de basisiamp, koeling en krachtschakeling die hierin beschreven zijn, in de anderzijds conventionele videoprojector opgenomen worden.
Alhoewel deze uitvinding beschreven werd in termen van de huidige voorkeursuitvoeringsvormen, moet het duidelijk zijn dat de beschrijving niet als beperkend geïnterpreteerd mag worden. Verscheidene wijzigingen en veranderingen zullen de vaklui ongetwijfeld duidelijk worden na het lezen van bovenstaande beschrijving. Dienovereenkomstig is het de bedoeling dat de aangehechte conclusies geïnterpreteerd worden als alle wijzigingen en veranderingen bestrijken, die in de ware geest en binnen de omvang van de uitvinding vallen.
Bescherming wordt gevraagd voor :