<Desc/Clms Page number 1>
LOSNEEMBAAR LADDERELEMENT VOORZIEN VAN EEN PLATFORM
De uitvinding heeft betrekking op een ladderelement voorzien van een platform dat op de sporten van een ladder kan worden gemonteerd, waarbij dit platfonn voorzien is van een houder die dient te rusten op een eerste sport van een ladder en waarbij dit platform van minstens een steun voorzien is die een steunruimte definieert die bestemd is voor een tweede sport, onder genoemde eerste sport, waarbij deze steun bevestigingsmiddelen vertoont die toelaten om genoemd platform op een losneembare manier op genoemde ladder te monteren.
Een dergelijk ladderelement laat toe dat een persoon, die werkzaamheden dient uit te voeren met behulp van een ladder, op een stabiele manier met beide voeten op het platform van het ladderelement staat, waarbij deze persoon beide handen vrij heeft om de werkzaamheden uit te voeren.
Bij de verschillende types van ladders die thans op de markt zijn varieert de afstand tussen de opeenvolgende sporten naargelang het type van de ladder.
Teneinde ervoor te zorgen dat de bestaande ladderelementen op deze verschillende laddertypes kunnen gemonteerd worden, zijn deze bijvoorbeeld voorzien van een roterende grendel die in verschillende standen kan worden vastgezet in funetie van de afstand tussen opeenvolgende sporten van een ladder. Een dergelijk ladderelement wordtbijvoorbeeldbeschreveninGB-A-2 161 529.
Ook is veelal de diameter van de sporten van verschillende laddertypes niet gelijk. Aldus is het gevaarlijk om een ladderelement dat ontworpen is voor een bepaald type ladder op een ander type te gebruiken.
Verder vertonen veel bestaande ladderelementen een relatief klein platform zodanig dat onvoldoende steun of stabiliteit gegeven wordt aan een persoon die op dit platform staat. Bestaande ladderelementen die wel een voldoende groot platform hebben, zijn gevaarlijk bij het gebruik ervan aangezien een persoon een relatief grote stap dient te zetten teneinde zieh van een sport onder het ladderelement tot op het
<Desc/Clms Page number 2>
platform te begeven. Omgekeerd is het gevaarlijk om zieh vanop het platform te verplaatsen naar de eronder liggende sporten aangezien deze laatste niet zichtbaar zijn en zieh relatief ver van het voorste uiteinde van het platform bevinden.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een ladderelement voor te stellen dat heel eenvoudig op om het even welk type van ladder kan geplaatst worden, waarbij een persoon op een stabiele manier op het platform kan staan. Verder zorgt het ladderelement, volgens de uitvinding, ervoor dat een persoon zieh op een eenvoudige en veilige manier van het platform kan verplaatsen naar de eronder gelegen sporten van de ladder en omgekeerd.
Tot dit doel bevatten genoemde bevestigingsmiddelen een grendel die ten opzichte van genoemde steun kan verplaatst worden volgens een translatie op een zodanige manier dat genoemde steunruimte wordt verkleind of vergroot en toegelaten wordt genoemde tweede sport te klemmen in deze steunruimte tussen de steun en genoemde grendel.
Doelmatig is genoemde grendel plaatvormig en vertoont deze geleidingen die samenwerken met genoemde steun en toelaten om de grendel te verschuiven ten opzichte van deze laatste tot tegen genoemde tweede sport.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, worden genoemde geleidingen gevormd door een langwerpige uitsparing waardoorheen zieh een as strekt die op genoemde steun gemonteerd is zodanig dat de grendel ten opzichte van de steun verplaatsbaar is volgens de richting van genoemde uitsparing.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, is de hoek tussen de lengterichting van genoemde geleiding en een loodrechte verbindingslijn, tussen genoemde eerste en tweede sport, maximaal gelijk aan 75 , en is deze bijvoorkeur kleiner dan 60 .
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, vertoont genoemde steun, aan het uiteinde tegenoverliggend aan genoemd platform, een vork met twee tanden, waarbij genoemde grendel voorzien is aan een van beide tanden zodanig dat genoemde tweede trede tussen deze grendel en de andere tand kan worden geklemd.
<Desc/Clms Page number 3>
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, vertoont genoemde steun een trede die zieh nagenoeg parallel aan genoemd platform uitstrekt en evenwijdig is aan de sporten van de ladder wanneer het op deze laatste gemonteerd is, waarbij de afstand tussen het platform en deze trede, volgens de lengterichting van genoemde ladder, van dezelfde grootteorde is als de afstand tussen twee opeenvolgende sporten van de ladder.
Op een voordelige wijze, is de afstand, volgens een richting loodrecht op het vlak van genoemde ladder, tussen het de voorste uiteinde van genoemd platfonn en genoemde trede maximaal gelijk is aan de breedte van de staande balken van de ladder volgens deze richting, en is deze afstand bij voorkeur van de grootteorde van 70 mm.
In een meer specifieke uitvoeringsvorm van het ladderelement volgens de uitvinding is de afstand, volgens een richting loodrecht op het vlak van genoemde ladder, tussen de voorste rand van genoemde trede en de staande balken van de ladder maximaal gelijk aan de breedte van deze laatste volgens deze richting, en bij voorkeur is deze afstand van de grootteorde van 70 mm.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiema volgende beschrijving van enkele specifieke uitvoeringsvormen van het ladderelement volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming ; de hiema gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch vooraanzicht van een deel van een ladder waarop het ladderelement, volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding, gemonteerd is.
Figuur 2 is een schematische langsdoorsnede volgens de lijn II-II uit figuur 1.
Figuur 3 is een detailvoorstelling op grotere schaal van een deel van figuur 2.
Figuur 4 is een detailvoorstelling van een deel van het ladderelement, volgens een variante van de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 5 is een schematisch vooraanzicht van een deel van een ladder waarop het ladderelement, volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding, gemonteerd is.
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 6 is een schematische langsdoorsnede volgens de lijn VI-VI uit figuur 5.
Figuur 7 is een detailvoorstelling op grotere schaal van een deel van figuur 6.
Figuur 8 is een detailvoorstelling van een deel van het ladderelement, volgens een variante van de tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde referentiecijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
Figuur 1 geeft schematisch een deel van een ladder 1 weer die, bijvoorbeeld, onder een zekere hoek tegen een, niet in de figuren voorgestelde, muur rust. Op deze ladder 1 is een ladderelement 2 gemonteerd dat een, zieh nagenoeg horizontaal uitstrekkend, platform 3 vertoont. Dit laatste is voorzien van twee parallelle steunen 4.
Zoals duidelijk uit figuur 2 blijkt, rust het platform 3 op een eerste sport 5 van de ladder 1, waarbij de steunen 4 zieh uitstrekken van dit platform 3 tot aan een tweede sport 6 van deze ladder 1 die onder genoemde eerste sport 5 gelegen is.
De steunen 4 vertonen aan het uiteinde tegenoverliggend aan het platform 3, een vork met twee tanden 16 en 17 waartussen een steunruimte 27 voor genoemde tweede sport 6 gedefinieerd wordt. Deze tanden 16 en 17 strekken zieh nagenoeg volgens de lengterichting van de ladder 1 uit. Wanneer het platform 3 aldus op een ladder wordt gemonteerd strekken deze tanden 16 en 17 zieh langs weerszijden van de tweede sport 6 uit, terwijl een vorkvormige houder 18 voorzien is aan de onderzijde van het platform 3 die rust op de eerste sport 5 van de ladder 1.
Genoemde steunen 4 zijn voorzien van bevestigingsmiddelen 7 die toelaten om het platform 3 op een losneembare manier op de ladder 1 te monteren, waarbij het platform 3 een vaste positie inneemt ten opzichte van deze laatste. Deze bevestigingsmiddelen 7 bevatten een grendel 8 die bevestigd is aan een van de tanden 16 van de steunen 4 op een zodanige manier dat deze grendel 8 nagenoeg dwars ten opzichte van genoemde tweede sport 6 verplaatsbaar is. Aldus laat de grendel 8 toe om de steunruimte 27, meer bepaald de afstand tussen de grendel 8 en de tand 17, te vergroten of te verkleinen teneinde, zoals voorgesteld in figuur 2, de tweede sport 6 te klemmen tussen de steunen 4 en de bijhorende grendels 8.
<Desc/Clms Page number 5>
De grendels 8 hebben de vorm van een nagenoeg rechthoekig plaatje waarvan het uiteinde aan de bovenzijde over een hoek van nagenoeg 900 geplooid is zodat de respectievelijke grendel 8 via dit uiteinde 9 kan bediend worden.
Verder vertoont de grendel 8, zoals duidelijk zichtbaar is in figuur 3, geleidingen 10 en 11 die onderling nagenoeg parallel zijn en die samenwerken met de steun 4 waarop deze grendel 8 is gemonteerd. Elk van deze geleidingen 10 en 11 wordt gevormd door een langwerpige uitsparing waardoorheen zieh een as 12, respectievelijk 13, strekt die verbonden is met de overeenkomstige steun 4.
In de in de figuren voorgestelde uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, wordt de as 12, respectievelijk 13, gevormd door een bout 14, respectievelijk 15, die de steun 4 verbindt met de grendel 8.
Aldus kan de grendel 8 worden verplaatst ten opzichte van de steun 4 door deze volgens de lengterichting van genoemde geleidingen 10 en 11 langs de bouten 14 en 15 te verschuiven.
De hoek a die gevormd wordt tussen de lengterichting van de geleidingen 10 en 11 en de lengterichting van de ladder 1, of m. a. w. de loodrechte verbindingslijn tussen genoemde eerste sport 5 en de tweede sport 6, is maximaal gelijk aan75 .
Wanneer een persoon zieh op het platform 3 bevindt, wordt, ingevolge het gewicht van deze persoon, via de grendels 8 een kracht 19 uitgeoefend op genoemde tweede sport 6 volgens een richting die nagenoeg loodrecht op lengterichting van de ladder 1 staat. Aldus wordt de hoek zodanig gekozen dat de component van deze kracht 19 volgens de richting van genoemde geleidingen 10 en 11 onvoldoende is om de wrijvingskracht te overwinnen die aanwezig is tussen de grendels 8 en de steun 4 of de assen 12 en 13. Op een dergelijke manier wordt ervoor gezorgd dat de grendels 8 een vaste positie innemen en dat genoemde tweede sport 6 ingeklemd is tussen deze grendels 8 en de tegenoverliggende tand 17 van de steun 4.
Aldus is de hoek bijvoorkeur kleiner dan 60 , en meer bepaald begrepen tussen 450 en 100. Goede resultaten werden verkregen bij een hoek die van de grootteorde is van 30 .
Het ladderelement 2 wordt op een ladder gemonteerd door genoemde vorkvormige houder 18 op de eerste sport 5 van de ladder te plaatsen, terwijl de tanden
<Desc/Clms Page number 6>
16 en 17 van de steun 4 de tweede sport 6 langs twee zijden insluit. Vervolgens wordt de grendel 8 tot tegen deze tweede sport 6 verplaatst door deze via genoemd geplooid uiteinde 9 aan te drukken en aldus een translatie te laten ondergaan, waarbij de steunruimte 27 verkleint, zodanig dat deze sport 6 ingeklemd wordt tussen de grendel 8 en de tand 17.
In een niet in de figuren voorgestelde variante van bovenstaande uitvoeringsvormen van het ladderelement, volgens de uitvinding, wordt n tand 17 gevormd door de steunen 4 zelf, terwijl een tweede tand uit genoemde grendel 8 bestaat.
In een dergelijk geval kan de hoek kleiner zijn dan 30 en bijvoorbeeld van de grootteorde van 150 zijn.
In figuur 4 is een variante op bovenstaande uitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven. Deze uitvoeringsvorm is voorzien van een bijkomende veiligheidsgrendel 20 die roteerbaar aan een tand 16 van de steun 4 bevestigd is door middel van genoemde bout 14. Deze veiligheidsgrendel 20 laat toe om beide tanden 16 en 17 van de steun 4 met elkaar te verbinden zodat genoemde tweede sport 6 ingesloten is in de steunruimte 27 die gevormd wordt tussen deze tanden 16 en 17 en de veiligheidsgrendel 20. Deze laatste wordt door middel van een sluitstift 21 vergrendel met de tand 17.
Een zeer interessante uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, is weergegeven in de figuren 5 tot 7. Deze uitvoeringsvorm onderscheidt zich van de vorige door de aanwezigheid van een trede 22 die voorzien is op de steunen 4.
Aldus geeft figuur 5 schematisch een deel van een ladder 1 weer die, bijvoorbeeld, onder een zekere hoek tegen een, niet in de figuren voorgestelde, muur rust. Op deze ladder 1 is een ladderelement 2 gemonteerd dat een, zieh nagenoeg horizontaal uitstrekkend, platform 3 vertoont. Dit laatste is voorzien van twee, zich nagenoeg parallel aan elkaar uitstrekkende steunen 4.
De ladder 1 bevat aldus twee nagenoeg evenwijdige opstaande balken 23 en 24 waartussen zieh sporten uitstrekken.
De trede 22 strekt zieh nagenoeg parallel aan genoemd platform en aan genoemde sporten uit en is bevestigd aan de tand 16 van de steunen 4 die zieh aan de
<Desc/Clms Page number 7>
zijde van de ladder 1 bevindt waarlangs een persoon normalerwijze op de ladder 1 klimt.
Deze trede 22 vermijdt dat, bij het beklimmen van de ladder 1, een persoon een aanzienlijke grote en gevaarlijke stap dient te maken om zieht van genoemde tweede sport 6 naar het platform 3 te begeven. Deze trede 22 zorgt er eveneens voor dat een persoon die het platform 3 wenst te verlaten, op een eenvoudige manier zieh naar deze ondergelegen trede 22 kan verplaatsen.
Verder is de afstand tussen het platform 3 en de trede 22 volgens de lengterichting van de ladder 1 van dezelfde grootteorde als de afstand tussen twee opeenvolgende sporten 5 en 6 van deze ladder l.
De voorste rand 25 van het platform 3 aan de zijde van de ladder 1, waarlangs een persoon op deze laatste klimt, bevindt zieh bij voorkeur op een afstand C van de trede 22, meer bepaald van de voorste rand 26 van de trede 22, die gelijk is aan de breedte A van de opstaande balken 23 en 24. Deze afstand C, en de breedte A, wordt gemeten volgens een richting loodrecht op de sporten en de opstaande balken 23 en 24 van de ladder 1, of m. a. w. loodrecht op het vlak van deze laatste. Voor de meeste laddertypes is de afstand C van de grootteorde van 70 mm.
De afstand B tussen de voorste rand 26 van genoemde trede 22 en de opstaande balken 23 en 24, volgens deze zelfde richting loodrecht op de sporten en de balken 23 en 24, is bij voorkeur maximaal van de grootteorde van de breedte A van deze balken 23 en 24. De afstand B bedraagt aldus bijvoorbeeld 70 mm.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van het ladderelement 2, is de afstand B'tussen de sporten van de ladder 1 en de voorste rand 26 van de trede 22, volgens deze zelfde richting, maximaal gelijk aan de breedte A.
Dergelijke afmetingen zorgen ervoor dat een persoon zieh via de trede 22 op een veilige en gemakkelijke manier van het platforrn 3 naar de onderliggende sporten van de ladder 1 kan begeven, en omgekeerd.
In figuur 8 is een variante op de vorige uitvoeringsvorm van het ladderelement, volgens de uitvinding, weergegeven. Hierbij is een bijkomende veiligheidsgrendel 20 voorzien die roteerbaar aan een tand 16 van de steun 4 bevestigd is door middel van genoemde bout 14. Deze veiligheidsgrendel 20 laat toe om beide tanden 16 en 17 van de steun 4 met elkaar te verbinden zodat genoemde tweede sport 6
<Desc/Clms Page number 8>
ingesloten is in de steunruimte 27 die gevormd wordt tussen deze tanden 16 en 17 en de veiligheidsgrendel 20. Deze laatste wordt door middel van een sluitstift 21 vergrendel met de tand 17.
Het ladderelement, zoals beschreven in bovenstaande uitvoeringsvormen, kan bijvoorbeeld in aluminium gegoten worden of uit staalplaten vervaardigd worden.
Indien platen uit staal aangewend worden, worden de randen van deze platen die tegen de ladder steunen bij voorkeur geplooid over een hoek van nagenoeg 900 zodanig dat de aldus gevormde rand ervoor zorgt dat de belasting op de ladder verdeeld wordt over de breedte van deze rand.
Verder kunnen de steunen 4 scharnierend verbonden zijn met het platvorm 3, zodanig dat, teneinde het ladderelement 2 op te bergen, de steunen 4 tot tegen het platform 3 kunnen geroteerd worden. In dit geval zijn middelen voorzien die toelaten om de steunen 4 in een bepaalde positie vast te zetten ten opzichte van het platform 3 zodanig dat dit op een ladder 1 kan gemonteerd worden.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven en de in bijgaande figuren voorgestelde uitvoeringsvormen van het ladderelement. Zo dienen bijvoorbeeld niet noodzakelijk twee steunen 4 voorzien te worden, zoals hierboven beschreven, maar volstaat in bepaalde gevallen een steun die zieh bijvoorbeeld het midden van het platform 3 bevestigd is.
Ook kan de lengte van de steunen 4 verstelbaar zijn zodanig dat het ladderelement voor nagenoeg alle laddertypes kan aangepast worden.