<Desc/Clms Page number 1>
Draagconstructie voor een verlichtingsinrichting en werkwijze voor de installatie ervan Deze uitvinding betreft een draagconstructie voor een of meerdere verlichtingstoestellen, dewelke een aantal dragers en verbindingsstukken voor deze dragers omvat, en voorzien is om aan een vaste constructie bevestigd te worden.
Deze uitvinding betreft ook een verlichtingsinrichting die een aan een vaste constructie bevestigde of bevestigbare draagconstructie omvat, terwijl de draagconstructie een of meerdere verlichtingstoestellen omvat.
Tenslotte betreft deze uitvinding ook een werkwijze voor het installeren van een draagconstructie voor een of meerdere verlichtingstoestellen omvattende een aantal dragers die door middel van verbindingsstukken verbindbaar zijn.
Deze uitvinding betreft in het bijzonder een draagconstructie voor een verlichtingsinrichting bestaande uit langwerpige profielen waarin of waarop verlichtingstoestellen kunnen bevestigd worden en die door middel van verbindingsstukken met elkaar kunnen verbonden worden tot een zieh hoofdzakelijk in eenzelfde vlak uitstrekkend geheel dat voorzien is om horizontaal aan een vaste constructie, zoals bijvoorbeeld aan een dak- of plafond-constructie van een gebouw, bevestigd te worden.
Verlichtingsinstallaties met dergelijke draagconstrucies zijn goed gekend maar hebben, zoals zal blijken uit hetgeen volgt, een aantal belangrijke nadelen. Een gekende uitvoeringsvorm van zo'n installatie bestaat uit holle buisvormige profielen met rondom gesloten wanden waarin openingen voorzien zijn, en verbindingselementen die voorzien zijn om twee profielen hoekvormend, volgens een welbepaalde hoek, met elkaar te verbinden. Er zijn verschillende verbindingselementen beschikbaar om verschillende hoeken (bv. 45 , 90 , 135 ) te
<Desc/Clms Page number 2>
vormen. In de profielen kunnen verlichtingstoestellen bevestigd worden tegenover de openingen. De elektrische leidingen zijn eveneens in de profielen voorzien.
Bij de installatie van zo'n verlichtingsinrichting gaat men als volgt te werk. Nadat bepaald is op welke plaatsen verlichtingstoestellen moeten komen en welk verloop men aan de profielen wil geven, worden de nodige profielen voorzien, waarbij elk profiel de vereiste lengte heeft en op de vooraf bepaalde plaatsen verlichtingstoestellen omvat, en worden ook de nodige verbindingsstukken voorzien, elk met hun vereiste verbindingshoek. De profielen worden vervolgens met elkaar verbonden zodat de gewenste constructie bekomen wordt. De constructie wordt dus eigenlijk op maat gemaakt in functie van de wensen van de gebruiker, van de eigenschappen van
EMI2.1
de te verlichten ruimte (o. de grootte en de vorm van de ruimte), en van de inrichting van deze ruimte (die o. is voor de positie van de lichtbronnen).
De constructie wordt daarna op de gewenste hoogte aan het plafond opgehangen. Door het bijregelen van de ophanghoogte in elk ophangpunt wordt ervoor gezorgd dat de constructie zieh in een horizontaal vlak uitstrekt. Deze regeling gebeurt door middel van een klemsysteem waarmee de gebruikte lengte van de ophangkabel kan aangepast worden. Dit klemsysteem bevindt zieh ter hoogte van het bovenste ophangpunt (op het niveau van de vaste constructie). Tenslotte worden de elektrische aansluitingen uitgevoerd.
Dergelijke verlichtingsinrichtingen zijn goed gekend en worden onder meer in kantoren en winkelruimtes (onder meer in toonzalen) gebruikt om een plaatselijke verlichting te bekomen, bijvoorbeeld om verlichtingstoestellen op een aantal werktafels in een kantoorruimte of op een reeks te koop aangeboden produkten en/of een toonbank in een winkel te richten. Deze bestaande inrichtingen hebben evenwel de volgende belangrijke nadelen.
<Desc/Clms Page number 3>
Een eerste nadeel is dat elke inrichting op maat gemaakt is en maar volgens een welbepaalde configuratie kan opgesteld worden. Dit komt vooral doordat elk verbindingsstuk enkel voorzien is voor de verbinding van twee profielen die ten opzichte van elkaar een welbepaalde hoek vormen. De verschillende profielen hebben ook dikwijls een verschillende lengte. De in de profielen voorziene bedrading is ook niet voorzien om bijkomende verlichtingstoestellen te installeren.
De bestaande inrichting kan dus niet aangepast of uitgebreid worden. Bij herinrichting of uitbreiding van een ruimte of bij verhuis naar een andere ruimte, is de bestaande configuratie nochtans dikwijls niet meer geschikt en ontstaat de noodzaak om deze te wijzigen of uit te breiden. Met de bestaande inrichtingen is dit dus niet mogelijk.
Bij de installatie van deze gekende inrichtingen dient de constructie geheel of gedeeltelijk samengesteld te worden vooraleer men die gaat ophangen aan de plafondstructuur. De ophanging gebeurt door middel van kabeltjes die enerzijds aan een plafondstructuur en anderzijds aan een profiel bevestigd zijn. Door het gewicht van de constructie is het ophangen een vrij moeilijk en tijdrovend werk waarvoor meerdere personen moeten samenwerken. Opdat de constructie perfect horizontaal op de juiste hoogte zou hangen moet de ophanghoogte in ieder ophangpunt bijgeregeld worden. Ook deze regeling is moeilijk en tijdrovend door het gewicht van de constructie. Bij de bestaande inrichtingen moet deze regeling bovendien gebeuren ter hoogte van de vaste structuur, wat het werk nog moeilijker maakt doordat dikwijls op een vrij grote hoogte moet gewerkt worden.
Het is een eerste doel van deze uitvinding om te voorzien in een draagconstructie voor een of meerdere verlichtingstoestellen, dewelke een aantal dragers en verbindingsstukken voor deze dragers omvat en voorzien is om aan een vaste constructie bevestigd te worden, waarvan de installatie gemakkelijker en vlugger kan uitgevoerd worden dan bij de bestaande inrichtingen.
<Desc/Clms Page number 4>
Deze doelstelling wordt volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een dergelijke draagconstructie waarvan de verbindingsstukken voorzien zijn om aan de vaste constructie bevestigd te worden, waarvan de dragers en de verbindingsstukken zo uitgevoerd zijn dat de draagconstructie samenstelbaar is terwijl de verbindingsstukken aan de vaste constructie bevestigd zijn, en waarvan elk verbindgingstuk voorzien is van een bevestigingsmiddel waarmee het aan de vaste constructie kan bevestigd worden en waarmee zijn bevestigingshoogte regelbaar is.
Een bijkomend doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze voor het bevestigen aan een vaste constructie van een draagconstructie voor een of meerdere verlichtingstoestellen omvattende een aantal dragers die door middel van verbindingsstukken verbindbaar zijn, dewelke eenvoudiger en vlugger uitvoerbaar is dan de gekende installatie-werkwijze.
Deze tweede doelstelling wordt volgens deze uitvinding bereikt door bij de toepassing van zo'n werkwijze eerst de verbindingsstukken aan de vaste constructie te bevestigen en pas daarna de verbinding tussen de dragers en de verbindingsstukken te realiseren, en door in de dragers elektrische aanluitelementen zoals stekkers en/of meervoudige stopkontakten te voorzien, van waaruit de stroomtoevoer naar andere delen van de verlichtingsinrichting kan gerealiseerd worden.
Na het bepalen van de bevestigingspunten, worden alle verbindingsstukken elk afzonderlijk aan de vaste constructie (bv. een plafondconstructie van een gebouw) bevestigd. Deze relatief lichte onderdelen zijn zeer gemakkelijk hanteerbaar zodat hun bevestiging en de regeling van de juiste bevestigingshoogte zeer gemakkelijk en vlug door een persoon kan uitgevoerd worden. Om te controleren of alle verbindingsstukken op dezelfde hoogte bevestigd zijn kan gebruik gemaakt worden van een laser-meettoestel. Eens alle verbindingsstukken op de juiste hoogte aan de vaste constructie bevestigd zijn moet men enkel nog de dragers met deze verbindingsstukken verbinden om een perfect horizontaal hangende draagconstructie te bekomen.
Als men de verbindingsstukken en de dragers zo uitvoert dat ze me de hand
<Desc/Clms Page number 5>
aan elkaar kunnen gekoppeld worden heeft men na het bevestigen van de verbindingsstukken geen gereedschappen meer nodig voor het voltooien van de installatie.
Vanzelfsprekend zijn alle voordelen van deze werkwijze ook terug te vinden bij de draagconstructie volgens deze uitvinding die volgens een dergelijke werkwijze kan geinstalleerd worden en bij de verlichtingsinstallatie volgens deze uitvinding die zo'n draagconstructie omvat.
De draagconstructie volgens deze uitvinding wordt bij voorkeur zo uitgevoerd dat uitsluitend de verbindingsstukken voorzien zijn om aan de vaste constructie bevestigd te worden.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de draagconstructie bovendien ook een aantal regelelementen om de bevestigingshoogte van respectievelijke verbindingsstukken te regelen, waarbij elk regelelement zo kan voorzien worden dat het zieh nagenoeg op het niveau van het verbindingsstuk bevindt als dit verbindingsstuk aan de vaste constructie bevestigd is. Deze uitvoeringsvorm maakt het mogelijk de regelingen op een lagere hoogte uit te voeren. Dit maakt het werk gemakkelijker en veiliger.
Een ander doel van deze uitvinding is te voorzien in een draagconstructie volgens deze uitvinding die ook op vrij eenvoudige wijze kan omgevormd worden tot meerdere verschillende configuraties.
Dit doel wordt bereikt als de draagconstructie minstens een verbindingsstuk omvat dat voorzien is om twee dragers, naar keuze, onder een eerste of een tweede hoek met elkaar te verbinden. Hierdoor wordt het mogelijk om met dezelfde dragers en verbindingsstukken een draagconstructie met een totaal verschillende configuratie samen te stellen. Hierdoor kan de draagstructuur bij herinrichting of uitbreiding van
<Desc/Clms Page number 6>
een te verlichten ruimte of bij verhuis naar een andere ruimte aangepast worden aan de gewijzigde omstandigheden.
Bij voorkeur wordt het verbindingsstuk dan voorzien om minstens drie dragers zo met elkaar te verbinden dat deze zieh respectievelijk in verschillende richtingen uitstrekken.
In een voorkeursuitvoering heeft het verbindingsstuk drie of meer op elkaar aansluitende zijvlakken, die voorzien zijn van middelen voor het koppelen van het genoemde verbindingsstuk aan een drager van de draagconstructie. Een dergelijk verbindingsstuk is met eenvoudige materialen en middelen te vervaardigen en kan zeer goed in een constructie ge ntegreerd worden.
Als de verbindingstukken voorzien zijn van inhaakopeningen en de dragers voorzien zijn van in deze inhaakopeningen passende inhaaklichamen, wordt de verbinding van dragers en verbindingsstukken bijzonder eenvoudig gemaakt.
Door de dragers en de verbindingsstukken bovendien ook zo uit te voeren dat ze zonder gereedschap aan elkaar kunnen gekoppeld worden bekomt men het bijzondere voordeel dat men na de de bevestiging van de verbindingsstukken aan de vaste constructie geen enkel gereedschap meer nodig heeft om de installatie van de draagconstructie te voltooien.
Nog een ander doel van deze uitvinding bestaat erin om een draagconstructie te verschaffen die het mogelijk maakt om zonder enig probleem verlichtingstoestellen toe te voegen, weg te nemen of te vervangen door verlichtingstoestellen van hetzelfde of een ander type en die dus in het algemeen zeer flexibel is.
Om dit doel te bereiken omvat de draagconstructie volgens deze uitvinding minstens een drager die aan twee verschillende dragers van de draagconstructie, tussen deze dragers lopend, kan gekoppeld worden. Hierdoor kan de draagconstructie op elke
<Desc/Clms Page number 7>
gewenste plaats uitgebreid worden. Een bestaande verlichtingsinrichting kan dus aangepast worden aan gewijzigde wensen of omstandigheden door het toevoegen (of terug wegnemen) van een drager (waarin of waarop verlichtingstoestellen voorzien worden) tussen twee bestaande dragers van de draagconstructie.
De draagconstructie kan ook minstens een drager omvatten die uitgevoerd is als een paneelvormig hoekelement dat aan twee hoekvonnende dragers van de draagconstructie kan gekoppeld worden zodat het hoekelement zieh hoofdzakelijk uitstrekt in een tussen de genoemde dragers gevormde hoekzone. Zo'n drager (voorzien van een of meerdere verlichtingstoestellen) kan zonder enig probleem in elke hoek van de draagconstructie toegevoegd worden en terug weggenomen worden. De draagconstructie kan ook uitgebreid worden door eerst een bijkomende drager tussen twee bestaande dragers te koppelen en vervolgens in de hoeken tussen de bestaande dragers en de bijkomende drager een paneelvormig hoekelement toe te voegen.
Het is ook bijzonder voordelig als in een of meerdere dragers een of meerdere uitsparingen voorzien zijn voor de installatie van een verlichtingstoestel. De installatie van de verlichtingstoestellen vereist dan nog zeer weinig werk.
Bij een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een draagconstructie volgens deze uitvinding zijn de verlichtingstoestellen reeds voor de installatie van de dragers in of op deze dragers gemonteerd.
De draagconstructie omvat voorts bij voorkeur ook een aantal afdekplaatjes om de niet voor verlichtingstoestellen gebruikte uitsparingen in dragers af te dekken. Hierdoor kan de gebruiker naar wens verlichtingstoestellen uit deze dragers wegnemen en de vrijgekomen openingen afdekken met afdekplaatjes om het esthetisch aspect van de draagconstructie te behouden.
<Desc/Clms Page number 8>
Als de dragers hoofdzakelijk gootvormig uitgevoerd zijn kunnen de draden en kabels en elektrische hulpmiddelen voor de installatie hierin verborgen worden. Bij voorkeur wordt alles op voorhand in deze dragers voorzien zodat de installatie ter plaatse zeer vlot kan verlopen.
Ook kabels en voorzieningen voor andere doeleinden dan de verlichtingsinrichting kunnen in deze dragers opgenomen worden, zoals onder meer voor telecommunicatie, computers, branddetectie, inbraakdetectie.
Nog een ander doel bestaat erin om een draagconstructie volgens deze uitvinding te verwezenlijken waarvan de dragers en de verbindingsstukken op een zeer betrouwbare manier met elkaar kunnen verbonden worden, zodat een draagconstructie kan samengesteld worden die stabiel en veilig is.
Dit doel wordt bereikt als elk inhaaklichaam een basisdeel omvat met een basishoogte en een daarop aansluitend einddeel met een grotere eindhoogte, terwijl elke inhaakopening minstens de genoemde eindhoogte heeft en een breder gedeelte omvat waarvan de hoogte kleiner is dan deze eindhoogte en minstens genoemde basishoogte is, zodat het inhaaklichaam in een ingehaakte positie kan gebracht worden waarbij het einddeel voorbij de opening achter een wand van het verbindingsstuk haakt terwijl het basisdeel zich in het breder gedeelte van de opening bevindt waardoor een opwaartse afhaakbeweging van het inhaaklichaam wordt verhinderd. Hierdoor kan een drager niet door een accidentele opwaartse druk afhaken.
Bij voorkeur zijn de dragers en verbindingsstukken zo uitgevoerd dat voor minstens een inhaaklichaam per drager geldt dat dit inhaaklichaam pas na een vervorming van een onderdeel van de drager en/of van het inhaaklichaam zelf in de inhaakopening kan gebracht worden, en dat het basisdeel van het inhaaklichaam onder invloed van de terugveerkracht van het vervormde onderdeel in het breder gedeelte van de inhaakopening in een positie gebracht wordt waarbij zijn opwaartse beweging door een verbredende rand van de inhaakopening verhinderd wordt.
<Desc/Clms Page number 9>
Bij een dergelijke draagconstructie zijn de verbindingen uiterst betrouwbaar en veilig.
Een verlichtingsinrichting omvattende een aan een vaste constructie bevestigde of bevestigbare draagconstructie die een of meerdere verlichtingstoestellen omvat, terwijl deze inrichting een draagconstructie volgens deze uitvinding omvat, valt uiteraard ook binnen het kader van deze uitvinding.
Deze verlichtingsinrichting omvat dan ook minstens een drager die een of meerdere verlichtingstoestellen en middelen voor de toevoer van elektrische stroom naar deze verlichtingstoestellen omvat (bij voorkeur zijn deze toestellen en middelen reeds voor de installatie van de inrichting in deze drager voorzien), en een elektrisch aansluitelement van waaruit de stroomtoevoer naar andere delen van de inrichting kan gerealiseerd worden..
Het op voorhand installeren van de verlichtingstoestellen biedt het voordeel dat de inbouwtoestellen eenvoudiger kunnen uitgevoerd worden. Zo moet er bijvoorbeeld geen kader en/of geen klemsysteem meer voorzien worden voor deze toestellen. Er kan hierdoor bespaard worden op materiaal en op de installatiekosten.
Door het elektrisch aansluitelement kan de verlichtingsinrichting uitgebreid of gewijzigd worden zonder aanpassing van de reeds in de dragers aanwezige bekabeling. Bij het toevoegen van een drager met een aantal verlichtingstoestellen volstaat het om een stroomkabel van de bijkomende drager aan te sluiten op het aansluitelement in een naburige drager om de uitbreiding ook vanuit elektrisch oogpunt in orde te brengen.
Bij voorkeur wordt hiervoor in elke drager een meervoudig stopkontakt en een stekker voorzien.
<Desc/Clms Page number 10>
Zoals hoger reeds aangeduid behelst deze uitvinding ook een werkwijze voor het installeren van een draagconstructie voor een of meerdere verlichtingstoestellen omvattende een aantal dragers die door middel van verbindingsstukken verbindbaar zijn, waarbij volgens deze uitvinding eerst de verbindingsstukken aan de vaste constructie bevestigd worden en daama de verbinding tussen de dragers en de verbindingsstukken gerealiseerd wordt, en waarbij in de dragers ook elektrische aansluitelementen, zoals meervoudige stopkontakten, voorzien worden, van waaruit de stroomtoevoer naar andere delen van de verlichtingsinrichting kan gerealiseerd worden..
De voordelen van een dergelijke werkwijze hebben vooral betrekking tot het gemak en de snelheid waarmee de installatie kan uitgevoerd worden, en dus de mogelijkheid tot besparing op de installatiekosten. Deze en andere voordelen komen echter reeds voldoende aan bod in hetgeen voorafgaat.
De werkwijze wordt bij voorkeur zo toegepast dat ook de installatie van de verlichtingstoestellen in of op de dragers en het voorzien van de elektrische bekabeling in de dragers wordt uitgevoerd vooraleer deze dragers onderling verbonden worden door middel van de aan de vaste constructie bevestigde verbindingsstukken.
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van een volgens deze uitvinding uitgevoerde verlichtingsinrichting. Het weze echter duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan ge nterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opge iste bescherming voor deze uitvinding.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarvan
<Desc/Clms Page number 11>
figuur 1 een perspectief-voorstelling is van een hoekgedeelte van een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding, gevormd door twee dragers die hoekvormend met elkaar verbonden zijn door middel van een verbindingsstuk ; figuren 2 en 3 in perspectief twee verschillende hoekgedeelten van de verlichtingsinrichting, telkens voorzien van een driehoekig hoekpaneel, voorstellen ; figuren 4 en 5 twee verschillende profielen van een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding in perspectief voorstellen ; figuur 6 een onderaanzicht van zeven verschillende profielen van een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding voorstelt ; figuur 7 in perspectief een tussenligger van een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding voorstelt ;
figuur 8 een dwarsdoorsnede voorstelt van een verbindingsstuk dat aan een plafondstructuur opgehangen is ; en figuur 9 een onderaanzicht van een volledige verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding voorstelt.
Een mogelijke uitvoeringsvorm van een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding omvat een aantal uit plaatvormig materiaal, bij voorkeur staal, vervaardigde verbindingsstukken (1) waarvan de hiema genoemde kenmerken het duidelijkst op de figuren 1 en 8 te zien zijn. Ze hebben een vierkant of rechthoekig vlak grondvlak (2) en vier identieke, op de respectievelijke zijden van dit grondvlak (2) en in de hoeken tegen elkaar aansluitende, vertikale vlakke zijwanden (3). Deze zijwanden (3) hebben centraal vanaf hun bovenste rand een U-vormige uitsparing.
<Desc/Clms Page number 12>
In elke wand (3) zijn twee stellen van twee vertikaal boven elkaar voorziene spleetvormige inhaakopeningen (4), (5) symmetrisch naast elkaar voorzien.
De bovenste inhaakopening (4) van elk stel heeft een onderste gedeelte (4b) met een grotere breedte dan het bovenste gedeelte (4a). De verbreding van de opening (4) is hoofdzakelijk eenzijdig zodat het onderste gedeelte (4b) zijdelings uitspringt voorbij het smallere bovenste gedeelte (4a) van de inhaakopening (4).
EMI12.1
De dragers (6) die met dit verbindingsstuk (1) kunnen verbonden worden zijn gootvormige, eveneens uit plaatvormig materiaal (bij voorkeur staal), vervaardigde langwerpige profielen met een hoofdzakelijk U-vormige dwarsdoorsnede. Ze omvatten een vlakke bodem (7) en twee op de evenwijdige randen daarvan aansluitende nagenoeg vertikale flanken (8). De dragers (6) worden bijvoorbeeld slechts in twee versies met verschillende lengte (bv. 1, 5 m en 2, 5 m) voorzien.
Elke flank (8) heeft aan de vertikale eindranden twee met een tussenafstand boven elkaar voorziene inhaaklichamen (9). Deze inhaaklichamen (9) maken deel uit van de flanken (8) en hebben dezelfde dikte. Ze hebben een basisgedeelte (9a) dat overgaat in een eindgedeelte (9b) met een grotere hoogte dan het basisgedeelte (9a) zodat het geheel T-vormig is en het eindgedeelte (9b) dus zowel boven als onder het basisgedeelte (9a) uitsteekt.
De inhaakopeningen (4), (5) van de verbindingsstukken (1) hebben een hoogte die groter is dan de hoogte van het eindgedeelte (9b) van de inhaaklichamen (9). Het onderste gedeelte (4b) van de bovenste inhaakopening (4) van elk stel (4), (5) heeft een hoogte die kleiner is dan de hoogte van deze eindgedeelten (9b), maar groter is dan de hoogte van de basisgedeelten (9a) van de inhaaklichamen (9), zodat het basisgedeelte (9a) van elk bovenste inhaaklichaam (9) in het bredere onderste gedeelte (4b) van een bovenste inhaakopening (4) kan geplaatst worden.
<Desc/Clms Page number 13>
De plaats van de vier inhaakopeningen (4), (5) op elke zijwand (3) is zo dat de vier inhaaklichamen (9) die aan het uiteinde van een drager (6) voorzien zijn tegenover een respectievelijke inhaakopening (4), (5) kunnen gebracht worden. Om de bovenste inhaaklichamen (9) voor een respectievelijke inhaakopening (4) te brengen moeten de flanken (8) van deze drager (6) een weinig met de hand naar elkaar toe gebogen worden. Het eindgedeelte (9b) van de inhaaklichamen (9) wordt door de inhaakopening (4) gebracht totdat het voorbij de opening (4) achter de zijwand (3) van het verbindingsstuk (1) kan haken.
De twee bovenste inhaaklichamen (9), waarvan de basisgedeelten (9a) zieh dan in de onderste gedeelten (4b) van de twee bovenste inhaakopeningen (4) bevinden worden bij het loslaten van de flanken, door de terugveerkracht, van elkaar weggeduwd en de basisgedeelten (9a) komen zo in het zijdelings uitspringende deel van het bredere onderste gedeelte (4b) van hun respectievelijke inhaakopeningen (4) terecht. Deze basisgedeelten (9a) komen hierdoor onder de zieh nagenoeg horizontaal uitstrekkende verbredende rand (4c) van de inhaakopening (4) te zitten, zodat een opwaartse afhaakbeweging verhinderd wordt.
Om deze verbinding terug los te maken moeten de flanken (8) opnieuw naar elkaar toe geduwd worden totdat de basisgedeelten (9a) van de bovenste inhaaklichamen (9) niet langer onder de verbredende rand (9c) zitten, moet de drager (6) vervolgens omhoog bewogen worden om het eindgedeelte (9b) van het inhaaklichaam (9) af te haken en tegenover de opening (4) te brengen en vervolgens in horizontale richting bewogen worden om het eindgedeelte (9b) door de opening (4) te brengen. Deze verbinding tussen verbindingsstukken en profielen is dus zeer stabiel en veilig.
De U-vormige uitsparingen in de zijwanden (3) van de verbindingsstukken (1) waaraan geen dragers (6) verbonden worden kunnen afgedekt worden met behulp van niet op de tekeningen voorgestelde plaatjes.
<Desc/Clms Page number 14>
Op figuren 4,5 en 6 worden een aantal verschillende dragers (6) voor een verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding voorgesteld. De op figuur 4 voorgestelde drager (6) heeft in de bodem (7) vier rechthoekige uitsparingen (10). Tegenover deze openingen (10) kunnen inbouw-verlichtingstoestellen in de drager (6) ingebouwd worden, zoals inbouwmodules voor TL-lampen (bv. TLD/T5).
De drager volgens figuur 5 heeft in de bodem (7) een rechthoekige opening (10) en aan weerszijden daarvan een ronde opening (11). Tegenover deze ronde openingen (11) kunnen in de drager (6) bijvoorbeeld inbouwmodules voor gasontladingslampen bevestigd worden, of kan ook op de drager (6) een opbouw-verlichtingstoestel (bijvoorbeeld een richtbare straler) opgesteld worden. Aan weerszijden van elke opening (10), (11) zijn gaten (12) voorzien voor de bevestigingsschroeven van meegeleverde (niet op de figuren voorgestelde) plaatjes waarmee de uitsparingen kunnen afgedekt worden als er op die plaats in de drager (6) geen verlichtingstoestel moet voorzien worden.
Op figuur 6 wordt in volgorde van boven naar onder een onderaanzicht van de volgende dragers (6) voorgesteld :
EMI14.1
- drager zonder voorzieningen voor de installatie van verlichtingstoestellen, een- een drager waarin vier elektrische kontaktelementen (13) voorzien zijn voor de elektrische aansluiting van een opbouw-straler (met plugsysteem), - de drager van figuur 5 (zie hoger), - een drager met enkel een rechthoekige opening (10) voor inbouwverlichtingstoestellen (bv. gasontladingslampen), - een drager met twee ronde openingen (11) voor inbouw-verlichtingstoestellen (bv. inbouwmodules voor gasontladingslampen) of opbouw-verlichtingstoestellen (bv. richtbare stralers), - een drager met een rechthoekige opening (10), tegenover dewelke bv.
inbouwmodules voor compactlampen kunnen opgesteld worden, de drager van figuur 4 (zie hoger).
<Desc/Clms Page number 15>
De verlichtingsinrichting bevat verder ook nog driehoekige hoekpanelen (14) - zie figuren 2 en 3 - die aan twee hoekvormende dragers (6) kunnen opgehangen worden om zieh in een horizontaal vlak in de hoek tussen deze dragers uit te strekken. In deze hoekpanelen (14) zijn ook openingen (15) voorzien. In deze openingen of tegenover deze openingen (15) langs de bovenzijde van het paneel (14) kunnen eveneens verlichtingstoestellen bevestigd worden. Deze hoekpanelen (14) zijn aan twee hoe1evormende zijden voorzien zijn van opstaande wanden (16) waarvan een bovenste rand haakvormig omgebogen is zodat de hoekpanelen (14) aan de bovenste rand van een flank (7) van een drager (6) kunnen vasthaken.
De verlichtingsinrichting omvat verder ook nog (zie figuur 7) een aantal tussenliggers (17) bestaande uit een balkvonnig hol element met open bovenzijde vervaardigd uit een plaatvormig materiaal (bij voorkeur staal). Aan de twee uiteinden heeft deze tussenligger (17) een haakvormig omgebogen lip (18) waarmee hij kan vasthaken op de bovenste rand van een flank van een drager (6) of een andere tussenligger (17).
Elk verbindingsstuk (1) is voorzien om met behulp van een kabeltje (19) opgehangen te worden aan een vaste constructie (24). Dit wordt op figuur 8 voorgesteld. Op de bodem (2) van het verbindingsstuk (1) is een bevestigingselement (20) voor een kabel (19) opgesteld. Deze kabel (19) wordt bijvoorbeeld door middel van een oogbout (21) aan een plafond (24) bevestigd. Ter hoogte van het verbindingsstuk (1) is op de kabel (19) een gekend klemsysteem (22) voorzien waarin de kabel (19) kan doorgeschoven worden en in verschillende posities kan ingeklemd worden (bv. door middel van door veren naar elkaar toe gedrukte kogels) om de gebruikte lengte van de kabel (19) te wijzigen. Op die manier kan de ophanghoogte van elk verbindingsstuk (1) geregeld worden.
<Desc/Clms Page number 16>
Op figuur 9 wordt een mogelijke verlichtingsinrichting volgens deze uitvinding in haar geheel in onderaanzicht voorgesteld. Men ziet hierop de verschillende dragers (6) die door middel van verbindingsstukken (1) met elkaar verbonden zijn, de in deze dragers (6) voorziene inbouw-verlichtingstoestellen (23), en de op de dragers geinstalleerde richtbare opbouw-verlichtingstoestellen (27).
De installatie van een dergelijke verlichtingsinrichting verloopt zeer gemakkelijk en vlot als men eerst de verbindingsstukken (1) op de juiste plaats aan het plafond (24) bevestigt, vervolgens de ophanghoogte van deze verbindingsstukken (1) regelt en daarna de dragers (6) met ingebouwde of opgebouwde verlichtingstoestellen en met de nodige elektrische apparatuur (25) en bekabeling (26) erin voorzien aan deze verbindingsstukken (1) koppelt. De bekabeling (26) van de verlichtingstoestellen (23), (27) van elke drager (6) wordt voorzien van stekkers (28) en meervoudige kontaktdozen zodat de elektrische stroomtoevoer naar elke drager (6) zeer eenvoudig en vlug vanaf een andere drager kan gebeuren, gewoon door een stekker van de ene drager in een stopkontakt van de andere drager te stoppen.
Op die manier kunnen alle dragers ook elektrisch met elkaar verbonden worden en kan ook het elektrisch gedeelte van de volledige verlichtingsinrichting zeer vlug uitgevoerd worden.
Een dergelijke verlichtingsinrichting is bijzonder snel en gemakkelijk installeerbaar, is stabiel en veilig, en is probleemloos omvormbaar tot een totaal verschillende inrichting.