<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een touw.
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een touw van het type dat een bundel strengen bevat en een rond de bundel gevlochten mantel die de strengen van deze bundel samenhoudt.
Dergelijke touwen zijn bijvoorbeeld maritieme touwen die onder meer gebruikt worden bij boorplatformen. Deze touwen of delen ervan kunnen zich op enig moment op de bodem van de zee.
Het grote probleem bij deze touwen is het indringen van zand in het bijzonder in combinatie met modder, doorheen de mantel.
Zandkorrels of andere vaste deeltjes zoals kleideeltjes komen terecht tussen de strengen en oefenen een schurende werking uit op deze strengen die onder invloed van wisselende belasting ietwat van lengte veranderen.
Deze schurende werking veroorzaakt slijtage die de levensduur van de touwen beperkt en risico van breken met zich meebrengt.
De slijtage kan relatief groot zijn bij touwen uit synthetisch materiaal zoals polyester. Dergelijke touwen, die tegenwoordig veel worden gebruikt, zijn zeer sterk
<Desc/Clms Page number 2>
maar het synthetisch materiaal is relatief zacht en minder slijtagevast dan de klassieke staalkabels.
De uitvinding heeft een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een touw van het hiervoor beschreven type als doel die voornoemde nadelen niet vertoont en dus minder gevoelig is aan slijtage-ook al komt het in contact met zand of modder.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat, vooraleer de mantel rond de bundel wordt aangebracht, een bekleding uit filtermateriaal rond deze bundel wordt aangebracht.
Als filtermateriaal voor de bekleding kan een geo-textiel worden gebruikt maar bij voorkeur wordt een non-woven gebruikt.
Bij voorkeur wordt voor de bekleding een filtermateriaal gebruikt dat deeltjes groter dan 20 jum tegenhoudt.
De bekleding kan in de vorm van minstens een strook op de bundel worden aangebracht.
Bij voorkeur wordt deze strook rond de bundel gewikkeld, waarbij opeenvolgende wikkelingen elkaar overlappen, bij voorkeur met minstens 20% of zelfs 50% of meer.
De inrichting voor het vervaardigen van een touw bevat middelen om strengen tot'een bundel samen te brengen en een inrichting om een mantel rond deze bundel te
<Desc/Clms Page number 3>
vlechten, en is volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat tussen voornoemde middelen en voornoemde inrichting een inrichting aanwezig is voor het aanbrengen van een bekleding uit filtermateriaal rond de bundel strengen.
De inrichting voor het aanbrengen van een bekleding is bij voorkeur een inrichting om minstens een strook van filtermateriaal op de bundel aan te brengen, bij voorkeur een wikkelmechanisme om minstens een strook rond de bundel te wikkelen.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een touw volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 schematisch een bovenaanzicht weergeeft van een inrichting voor het vervaardigen van een touw volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een zieht in perspectief weergeeft van een gedeelte van de inrichting van figuur 1 ;
Figuur 3 schematisch een gedeelte van de inrichting van figuur 1 weergeeft, maar met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
De inrichting weergegeven in figuur 1 bestaat in hoofdzaak uit middelen 1 om een aantal getwiste touwen of strengen 2 tot een bundel 3 samen te brengen, een inrichting 4 om een filtrerende bekleding 5 van non-woven
<Desc/Clms Page number 4>
filtermateriaal rond de bundel 3 aan te brengen die in het in de figuren 1 en 2 weergegeven voorbeeld gevormd is door een wikkelmechanisme 6, een inrichting 7 om rond de met de bekleding 5 beklede bundel 3 een mantel 8 te vlechten en een aandrijfmiddelen 9 om het afgewerkte touw 10 te verplaatsen in de zin die in de figuren 1 en 2 door de pijl Pl is aangeduid.
De strengen 2 van het afgewerkte touw 10 werden vooraf op de gebruikelijke manier getwist, bijvoorbeeld uit polyester of ander synthetische vezels en op haspels 11 opgerold.
Het aantal strengen 2 is bijvoorbeeld 19 zoals weergegeven in figuur 2, maar het is duidelijk da andere aantallen mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld zes of acht strengen 2.
Voor de eenvoud werden in figuur 1 slechts zes van deze haspels 11 weergegeven.
De middelen 1 om de strengen 2 tot een bundel 3 samen te brengen zijn gevormd door een op een gestel 12 aangebrachte van openingen voor de strengen 2 voorziene schijf 13 en een eveneens op het gestel 12 bevestigd kader 14 waarvan de opening overeenkomt met de diameter van de bundel 3.
Zoals in detail in figuur 2 is weergegeven, bestaat het wikkelmechanisme 6 uit een verticale ringvormige schijf 15 die de horizontaal'geleide bundel 3 omringt en
<Desc/Clms Page number 5>
draaibaar ondersteund en geleid wordt door drie wielen 16 die draaibaar op het gestel 12 zijn aangebracht.
De twee onderste wielen 16 worden via een kettingoverbrenging 17 door een motor 18 aangedreven zo dat de schijf 15 wentelt in de zin die in de figuren 1 en 2 door de pijl P2 is aangeduid.
Op deze schijf 15 is een tap 19 aangebracht waarrond een bobijn 20 draaibaar aangebracht is waarop een strook 21 gewikkeld is van een filtermateriaal die deeltjes groter dan 20 D. m tegenhoudt.
Dit filtermateriaal is bij voorkeur een polyester of polypropyleen non-woven doek. De strook 21 heeft een breedte afhankelijk van de diameter van de bundel 3. Voor een bundel 3 met een diameter van bijvoorbeeld 20 cm is de breedte van de strook 21 tussen 30 en 50 cm gelegen en bijvoorbeeld ongeveer 40 cm.
Om bij het wikkelen de strook 21 wat gespannen te houden wordt de bobijn 20 afgeremd door een remmechanisme 22 dat bijvoorbeeld een radiaal weggetrokken ring bevat die een kraag van de bobijn 20 omringt.
De inrichting 7 om de mantel 8 te vlechten is van een op zieh bekende constructie en wordt hier dan ook niet in detail beschreven en weergeven. Ze bestaat in hoofdzaak uit een aantal ten opzichte van het gestel 12 wentelbare groepen bobijnen 23 waarop linten of koorden 24 gewikkeld zijn.
<Desc/Clms Page number 6>
De aandrijfmiddelen 9 bestaan in hoofdzaak uit twee aangedreven rupsen 25 waartussen het afgewerkte touw 10 wordt gegrepen.
Het vormen van het touw 10 geschiedt dus als volgt : De strengen 2 worden door de verplaatsing van het touw 10 door de aandrijfmiddelen 9 van de haspels 11 afgerold en worden door de schijf 13 en het kader 14 tot een bundel 3 samengebracht.
Door de rotatie van de schijf 15 in de zin aangeduid door de pijl P2 wordt de bobijn 20 rond de bundel 3 gewenteld terwijl de strook 21 ervan afgerold wordt, met een zekere spanning door de afremming door het remmechanisme 22.
Doordat tegelijkertijd de rupsen 25 het gevormde touw 10 verplaatsen en dus ook de bundel 3 wordt verplaatst in de richting Pl, wordt de strook 21 schroefvormig rond de bundel 3 gewikkeld.
De snelheid van de schijf 15 wordt zo geregeld in verhouding tot de verplaatsingssnelheid van het touw 10 en de bundel 3 dat de opeenvolgende wikkelingen van de strook 21 elkaar voor minstens 20% en in het weergegeven voorbeeld voor de helft van hun breedte overlappen.
Dit betekent dat na het wikkelen van de strook 21 rond de bundel 3 continu een bekleding 5 bestaande uit een dubbele laag van filtermateriaal aanwezig is.
<Desc/Clms Page number 7>
Met behulp van de inrichting 7 wordt een mantel 8 rond de beklede bundel 3 gevlochten, waarbij groepen van drie of meer linten of koorden 24 met elkaar gekruist worden om een continue naadloze mantel 8 te vormen.
Het afgewerkte touw 10 kan op een-haspel worden gerold voor verder transport.
De bekleding 5 van filtermateriaal belet dat zandkorrels of andere schurende deeltjes groter dan 20 um tussen de strengen 2 terechtkomen, ook wanneer het touw 10 op grote diepte op de bodem van de zee ligt. Water kan wel doorheen de bekleding zodat deze bekleding niet onder invloed van hydrostatische druk gaat scheuren.
Het filtermateriaal moet niet noodzakelijk een non-woven stof zijn. Het kan ook een geo-textiel zijn in zoverre het de geschikte doorlaatbaarheid of het geschikte filtereffect bezit.
De strook 21 moet niet noodzakelijk juist 50% overlappend aangebracht worden. Het is zelfs mogelijk weinig of niet te overlappen maar een tweede strook te wikkelen rond de bundel 3 waarrond reeds de eerste strook 21 gewikkeld is, waarbij de wikkelingen van de twee stroken 21 in de lengterichting van de bundel 3 verschoven zijn.
De strook 21 van filtermateriaal moet zelfs niet noodzakelijk schroefvormig rond de bundel 3 gewikkeld worden.
<Desc/Clms Page number 8>
Meerdere stroken 21 kunnen in de lengterichting langs de bundel 3 aangebracht worden zoals schematisch weergegeven in figuur 3.
In deze uitvoeringsvorm worden vier stroken 21 afgerold van vier bobijnen 20 en tegen de bundel 3 geleid.
De bobijnen 20 zijn op analoge manier als in de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm draaibaar op een tap 19 aangebracht die evenwel niet op een schijf 15 vastgemaakt is maar wel op het gestel 12, waarbij de tappen 19 en dus de bobijnen 20 twee aan twee aan weerszijden van de bundel 3 opgesteld zijn.
Zoals weergegeven in figuur 3 zijn twee bobijnen 20 verticaal opgesteld, tegenover elkaar. Een weinig verder in de zin van pijl Pl zijn de twee andere bobijnen 20 horizontaal, respectievelijk boven en onder de bundel 3 opgesteld.
De laatstgenoemde bobijnen 20 en de ervan afgewikkelde stroken 21 doen de verticaal tegen de bundel 3 aangebrachte stroken 21 tegen de bundel 3 aansluiten.
De horizontale stroken 21 worden tegen de bundel 3 aangesloten tijdens en door het vlechten van de mantel 8.
De vier stroken 16 overlappen elkaar zodat de bekleding 5 minstens twee lagen van filtermateriaal bevat.
<Desc/Clms Page number 9>
Het is vanzelfsprekend dat de bobijnen 20 niet noodzakelijk respectievelijk verticaal en horizontaal moeten worden opgesteld. Ook het aantal bobijnen 20 en dus stroken 21 moet niet noodzakelijk juist vier zijn.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een touw kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Method and device for manufacturing a rope.
This invention relates to a method and device for manufacturing a rope of the type containing a bundle of strands and a sheath braided around the bundle which holds the strands of this bundle together.
Such ropes are, for example, maritime ropes that are used, inter alia, with drilling platforms. These ropes or parts of them can reach the bottom of the sea at any time.
The big problem with these ropes is the penetration of sand, especially in combination with mud, through the mantle.
Sand grains or other solid particles such as clay particles end up between the strands and exert an abrasive effect on these strands that change slightly in length under the influence of varying loads.
This abrasive effect causes wear that limits the lifespan of the ropes and entails the risk of breaking.
The wear can be relatively large with ropes made of synthetic material such as polyester. Such ropes, which are widely used today, are very strong
<Desc / Clms Page number 2>
but the synthetic material is relatively soft and less wear-resistant than the traditional steel cables.
The invention has for its object to provide a method and device for manufacturing a rope of the type described above that does not have the aforementioned disadvantages and is therefore less susceptible to wear, even if it comes into contact with sand or mud.
This object is achieved according to the invention in that, before the jacket is arranged around the bundle, a coating of filter material is provided around this bundle.
A geo-textile can be used as filter material for the covering, but preferably a non-woven is used.
Preferably, a filter material is used for the coating that retains particles larger than 20 µm.
The coating can be applied to the bundle in the form of at least one strip.
This strip is preferably wound around the bundle, with successive windings overlapping each other, preferably by at least 20% or even 50% or more.
The device for manufacturing a rope comprises means for joining strands into a bundle and a device for wrapping a sheath around this bundle
<Desc / Clms Page number 3>
braiding, and according to the invention is characterized in that between said means and said device there is provided a device for applying a coating of filter material around the bundle of strands.
The device for applying a coating is preferably a device for applying at least one strip of filter material to the bundle, preferably a winding mechanism for wrapping at least one strip around the bundle.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a few preferred embodiments of a method and device for manufacturing a rope according to the invention are described below with reference to the accompanying drawings, in which:
Figure 1 schematically represents a top view of a device for manufacturing a rope according to the invention;
Figure 2 represents a perspective view of a portion of the device of Figure 1;
Figure 3 schematically represents a part of the device of Figure 1, but with reference to another embodiment of the invention.
The device shown in Figure 1 consists essentially of means 1 for bringing together a number of twisted ropes or strands 2 into a bundle 3, a device 4 for a non-woven filtering lining 5
<Desc / Clms Page number 4>
to apply filter material around the bundle 3, which in the example shown in Figs. 1 and 2 is formed by a winding mechanism 6, a device 7 for braiding a sheath 8 around the bundle 3 covered with the covering 5 and a drive means 9 for move finished rope 10 in the sense indicated by the arrow Pl in Figures 1 and 2.
The strands 2 of the finished rope 10 were previously twisted in the usual manner, for example from polyester or other synthetic fibers and rolled up on reels 11.
The number of strands 2 is, for example, 19 as shown in Figure 2, but it is clear that other numbers are possible, such as for example six or eight strands 2.
For simplicity, only six of these reels 11 are shown in Figure 1.
The means 1 for bringing the strands 2 together into a bundle 3 are formed by a disk 13 provided with openings for the strands 2 on a frame 12 and a frame 14 which is also fixed to the frame 12 and whose opening corresponds to the diameter of the bundle 3.
As shown in detail in Figure 2, the winding mechanism 6 consists of a vertical annular disc 15 which surrounds the horizontally guided bundle 3 and
<Desc / Clms Page number 5>
is rotatably supported and guided by three wheels 16 which are rotatably mounted on the frame 12.
The two lower wheels 16 are driven by a motor 18 via a chain transmission 17 such that the disc 15 rotates in the sense indicated by the arrow P2 in figures 1 and 2.
On this disc 15 a tap 19 is arranged around which a bobbin 20 is rotatably arranged, on which a strip 21 is wound of a filter material which retains particles larger than 20 µm.
This filter material is preferably a polyester or polypropylene non-woven cloth. The strip 21 has a width depending on the diameter of the bundle 3. For a bundle 3 with a diameter of, for example, 20 cm, the width of the strip 21 is between 30 and 50 cm and, for example, about 40 cm.
In order to keep the strip 21 somewhat tensioned during winding, the bobbin 20 is braked by a braking mechanism 22 which, for example, comprises a radially pulled away ring that surrounds a collar of the bobbin 20.
The device 7 for braiding the jacket 8 is of a construction known per se and is therefore not described and illustrated in detail here. It consists essentially of a number of groups of bobins 23 that can be rotated with respect to the frame 12, on which ribbons or cords 24 are wound.
<Desc / Clms Page number 6>
The drive means 9 consist essentially of two driven tracks 25 between which the finished rope 10 is gripped.
The forming of the rope 10 thus takes place as follows: The strands 2 are unrolled by the displacement of the rope 10 by the drive means 9 of the reels 11 and are brought together by the disk 13 and the frame 14 to form a bundle 3.
Due to the rotation of the disc 15 in the sense indicated by the arrow P2, the bobbin 20 is rotated around the bundle 3 while the strip 21 thereof is unrolled, with a certain tension due to the deceleration by the brake mechanism 22.
Because at the same time the caterpillars 25 move the formed rope 10 and thus also the bundle 3 is displaced in the direction P1, the strip 21 is helically wound around the bundle 3.
The speed of the disc 15 is controlled in proportion to the speed of movement of the rope 10 and the bundle 3 so that the successive turns of the strip 21 overlap each other for at least 20% and in the example shown half their width.
This means that after the wrapping of the strip 21 around the bundle 3, a coating 5 consisting of a double layer of filter material is continuously present.
<Desc / Clms Page number 7>
With the aid of the device 7, a jacket 8 is braided around the coated bundle 3, whereby groups of three or more ribbons or cords 24 are crossed with each other to form a continuous seamless jacket 8.
The finished rope 10 can be rolled on a reel for further transport.
The lining 5 of filter material prevents sand grains or other abrasive particles larger than 20 µm from falling between the strands 2, even when the rope 10 lies at a great depth on the bottom of the sea. Water can pass through the coating so that this coating does not crack under the influence of hydrostatic pressure.
The filter material does not necessarily have to be a non-woven fabric. It can also be a geo-textile insofar as it has the appropriate permeability or the appropriate filtering effect.
The strip 21 does not necessarily have to be applied 50% overlapping. It is even possible to wrap little or no overlap but to wrap a second strip around the bundle 3 around which the first strip 21 is already wound, the windings of the two strips 21 being shifted in the longitudinal direction of the bundle 3.
The strip 21 of filter material does not even have to be wound helically around the bundle 3.
<Desc / Clms Page number 8>
Multiple strips 21 can be arranged in the longitudinal direction along the bundle 3 as schematically shown in Figure 3.
In this embodiment, four strips 21 are unrolled from four coils 20 and guided against the bundle 3.
The coils 20 are rotatably mounted on a pin 19 in an analogous manner as in the above-described embodiment, which, however, is not fixed on a disc 15 but rather on the frame 12, wherein the taps 19 and thus the coils 20 two by two on either side of the bundle 3 are arranged.
As shown in Figure 3, two coils 20 are arranged vertically opposite each other. A little further in the sense of arrow P1, the two other bobbins 20 are arranged horizontally, above and below bundle 3, respectively.
The latter coils 20 and the strips 21 unwound therefrom make the strips 21 arranged vertically against the bundle 3 abut against the bundle 3.
The horizontal strips 21 are connected to the bundle 3 during and through the braiding of the jacket 8.
The four strips 16 overlap each other so that the coating 5 contains at least two layers of filter material.
<Desc / Clms Page number 9>
It is obvious that the coils 20 do not necessarily have to be arranged vertically and horizontally respectively. Also the number of coils 20 and therefore strips 21 does not necessarily have to be exactly four.
The invention is by no means limited to the embodiments described above and shown in the figures, but such a method and device for manufacturing a rope can be realized in various variants without departing from the scope of the invention.