BE1013017A6 - Werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het vervaardigen van een kern (8) uit latexschuim met een textiellaag erin, daardoor gekenmerkt dat de kern (8) in één stuk vervaardigd wordt en een textiellaag, die doorlatend is voor vloeibaar latexschuim, binnenin het vloeibare latexschuim aangebracht wordt vooraleer het latexschuim gevulkaniseerd wordt.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim met een textiellaag erin. 



  Dergelijke kernen worden gebruikt voor het vervaardigen van matrassen en kussens, bijvoorbeeld voor zitmeubelen, waarbij dan de kern al dan niet afgedekt wordt met natuurlijke wol of synthetische watten en nadien bekleed wordt met een overtrekmateriaal zoals tijk, stretchstof en 
 EMI1.1 
 ] ;- 1. 1 Latexschuim is omwille van zijn celstructuur met volledig open en met elkaar in verbinding staande cellen zeer geschikt. Het is zeer goed vochtabsorberend en zeer goed luchtdoorlatend en dus ventilerend. Latexschuim biedt dan ook superieure comforteigenschappen aan matrassen en kussens. 



  Om de vochtverwijdering te verbeteren, is het bekend een kern uit latexschuim te vervaardigen met daarin een absorberend weefsel dat door middel van uitsparingen doorheen het latexschuim in direct contact is met de buitenlucht, zodanig dat het eventueel in het weefsel opgehoopte vocht naar buiten kan afgevoerd worden. 



  Veranderingen van positie van een persoon die op de matras of het kussen met een dergelijke kern plaatsgenomen heeft, verhogen de vochtevacuatie door een soort pompeffect. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Door het inbrengen van een weefsel in de kern uit latexschuim wordt dus verhinderd dat vocht te lang in de kern achterblijft. Achterblijvend vocht kan schimmelvorming en andere onaangename effecten voor gevolg hebben. 



  Een dergelijke kern wordt totnogtoe vervaardigd door een bovendeel en een onderdeel afzonderlijk te vervaardigen en met het weefsel ertussen op elkaar te kleven. 



  Deze werkwijze is evenwel vrij omslachtig en tijdrovend aangezien drie onderdelen aan elkaar moeten gekleefd worden. Doordat het bovendeel en het onderdeel van latexschuim afzonderlijk vervaardigd worden, moet de 
 EMI2.1 
 4-, 1 1--,----4---,---c1 +--'-*-1--- werking zijn dan wanneer slechts   één   deel moet worden vervaardigd, terwijl ook het energieverbruik praktisch verdubbelt. 



  Daarenboven wordt door het kleven in het midden van de kern een laag met grotere dichtheid gevormd, waardoor de vrije luchtdoorstroming belemmerd wordt en bijvoorbeeld een van de voordelen van het gebruik van latexschuim voor de kern verzwakt of verdwijnt. 



  De uitvinding heeft een werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim met een textiellaag erin als doel die voornoemde en andere nadelen niet vertoont en relatief snel en economisch is en daarenboven toelaat een kern met een goede luchtdoorstroming te verkrijgen. 



  Dit doel wordt volgens de uitvinding verwezenlijkt doordat de kern in   een   stuk vervaardigd wordt en een textiellaag, die doorlatend is voor vloeibaar latexschuim, binnenin het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 vloeibare latexschuim aangebracht wordt vooraleer het latexschuim gevulkaniseerd wordt. 



  Bij voorkeur wordt een textiellaag, bijvoorbeeld een weefsel, ingebracht die ook vochtabsorberend is. 



  De kern kan in een matrijs vervaardigd worden, in welk geval de textiellaag vastgemaakt wordt vooraleer deze matrijs volledig gevuld is, bij voorkeur zelfs voor het aanbrengen van het latexschuim, waarna deze matrijs met vloeibaar latexschuim gevuld of verder gevuld wordt. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een zieht in perspectief met gedeeltelijke wegsnijding weergeeft van de kern uit latexschuim verkregen door de werkwijze volgens de uitvinding ; figuren 2 tot 9 in doorsnede een matrijs of een gedeelte ervan weergeven in opeenvolgende stappen tijdens het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding. 



  Om een kern voor een matras volgens de uitvinding te vervaardigen, wordt gebruik gemaakt van een klassieke gesloten matrijs 1 voor het vervaardigen van matraskernen. 



  Zoals weergegeven in de figuren 2,4, 6,8 en 9 bestaat deze matrijs 1 uit een kuip 2 en een door scharnieren 3 eraan verbonden deksel 4. Op de binnenzijde van de bodem 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 van de kuip 2 en op de onderzijde van het deksel 4 zijn pennen 5 aangebracht voor het verkrijgen van holtes in de kern en het later vulkaniseren. 



  De pennen 5 die in de hoeken van de kuip 2 op de bodem ervan staan, zijn iets hoger dan de andere en kunnen gebruikt worden voor het bevestigen van een door een weefsel 6 gevormde textiellaag. 



  In de dwarsrichting en/of de langsrichting van de kuip 2 strekken zich op een afstand boven haar bodem en evenwijdig eraan een aantal buizen of staven 7 uit voor het vormen van kanalen in de kern voor het ontluchten en/of plaatselijk evenwel niet vast aan de kuip 2 maar in- en uittrekbaar. 



  Nadat de matrijs 1 geopend is, worden eerst bepaalde van de staven 7, bijvoorbeeld drie van de vijf, aangebracht zoals weergegeven in figuur 5. Daarna wordt op de binnenkant van de matrijs 1 een lossingsmiddel gespoten. 



  Vervolgens wordt het weefsel 6 erop gelegd zoals weergegeven in figuur 6. 



  Dit weefsel 6 is doorlatend voor vloeibaar latexschuim en is vochtabsorberend. Het kan zowel van natuurlijk als van synthetisch textielmateriaal vervaardigd zijn. 



  Dit weefsel 6 valt tussen de staven 7 op de pennen 5 van de kuip 2 en de overige staven 7 worden nu boven dit weefsel 6 in de kuip 2 gebracht, zoals weergegeven in figuur 7, waarna het weefsel 6 op zijn uiteinden vastgemaakt wordt aan voornoemde uiterste, in de hoeken gelegen en iets hogere, pennen 5, bijvoorbeeld doordat het weefsel 6 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 openingen bezit waarmee het over deze pennen 5 geschoven wordt. 



  De matrijs 1 wordt gesloten en latexschuim in nog vloeibare vorm, dit is natuurlijke en/of synthetische latex gemengd of opgeklopt met lucht, wordt ingespoten. 



  Zonder de matrijs 1 te openen, wordt ze in een vulkanisatie-oven geplaatst waar het latexschuim gevulkaniseerd wordt. Tijdens het vulkaniseren van het latexschuim wordt het weefsel 6 door de pennen 5 en de staven 7 op zijn plaats gehouden. 
 EMI5.1 
 r warmteoverdracht. 



  Na de vulkanisatie wordt de matrijs 1 geopend, worden de staven 7 verwijderd en wordt de kern 8 van latexschuim met ingebed weefsel 6, zoals weergegeven in figuur   1,   uit de matrijs 1 gehaald. 



  De densiteit van het latexschuim, de dikte van de kern 8, de vorm en grootte van de pennen 5 en de ligging en vorm van de staven 7 zijn slechts als voorbeeld gegeven en kunnen verschillen van geval tot geval. 



  Belangrijk is dat de kern 8   uit een   stuk bestaat, terwijl er toch een weefsel 6 in verwerkt is dat via verluchtingsopeningen die overblijven daar waar de pennen 5 en de staven 7 gelegen waren rechtstreeks met de buitenlucht in contact is en zo de afvoer van vocht in de hand werkt. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Ook het weefsel 6 kan willekeurig van dikte, structuur of samenstelling zijn. 



  De uitvinding is ook toepasbaar voor het vervaardigen van andere kernen dan matraskernen, bijvoorbeeld kernen van kussens of delen van zitmeubelen. 



  In sommige toepassingen is het probleem van de vochtafvoer niet of minder van belang. Met de hiervoor beschreven werkwijze kan een weefsel ingebracht worden dat in plaats van, of benevens vochtabsorberend elektrisch geleidend is, in welk geval het als afleiding van statische elektriciteit, magnetische aardstraling of elektrosmog kan   H n n n    De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze voor het vervaardigen van een kern uit latexschuim kan in verschillende varianten worden vervaardigd zonder buiten het kader van de uitvinding, zoals bepaald in de hieraan toegevoegde conclusies, te treden. 



  In het bijzonder moet het weefsel 6 niet noodzakelijk door pennen 5 in de matrijs 1 bevestigd worden. Dit bevestigen kan geschieden met speciale bevestigingsmiddelen. 



  Het weefsel 6 kan ook volledig boven de staven 7 gelegen zijn. 



  In sommige uitvoeringsvormen kunnen de staven 7 zelfs weggelaten zijn.

Claims (1)

1. Conclusies.

   1.- Werkwijze voor het vervaardigen van een kern (8) uit latexschuim met een textiellaag erin, daardoor gekenmerkt dat de kern (8) in een stuk vervaardigd wordt en een textiellaag, die doorlatend is voor vloeibaar latexschuim, binnenin het vloeibare latexschuim aangebracht wordt vooraleer het latexschuim gevulkaniseerd wordt.

   2.-Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat een weefsel (6) als textiellaag ingewerkt wordt. EMI7.1

   -' -I I ---. ---.. J - - - dat een textiellaag ingebracht wordt die vochtabsorberend is.

   4.-Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat een textiellaag ingebracht wordt die elektrisch geleidend is.

   5.-Werkwijze volgens een van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kern (8) kan in een matrijs (1) vervaardigd wordt en de textiellaag vastgemaakt wordt vooraleer deze matrijs (1) volledig gevuld is, waarna deze matrijs (1) met vloeibaar latexschuim gevuld of verder gevuld wordt. EMI7.2

   6.-Werkwijze volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de textiellaag in de matrijs (1) vastgemaakt wordt voor het aanbrengen van het latexschuim, waarna de matrijs (1) pas volledig met vloeibaar latexschuim gevuld wordt. <Desc/Clms Page number 8> 7.- Werkwijze volgens conclusies 5 of 6, daardoor EMI8.1 gekenmerkt dat de textiellaag in de matrijs (1) op haar plaats gehouden wordt tijdens het vullen van de matrijs (1) door op de bodem van de matrijs (1) staande pennen (5) en/of staven (7) die voor het vormen van verluchtingsopeningen boven deze bodem aangebracht worden.

   8.-Werkwijze volgens conclusies 2 en 7, daardoor gekenmerkt dat het weefsel (6) met zijn uiteinden vastgemaakt wordt aan pennen (5) die op de binnenzijde van de matrijs (1) staan.