BE1011516A3

BE1011516A3 - Bouwelement.

Info

Publication number: BE1011516A3
Application number: BE9700859A
Authority: BE
Original assignee: Heirbaut Paul; Langenhove Berlinde Van
Priority date: 1997-10-28
Filing date: 1997-10-28
Publication date: 1999-10-05

Abstract

De uitvinding betreft een bouwelement, bij voorkeur met de afmetingen van een baksteen of met afmetingen die deze benaderen of een module daarvan is, gekenmerkt doordat de boven - (1) en de onderzijde (2) van het bouwelement minstens in de langszin derwijze zijn geprofileerd dat de bouwelementen nauwkeurig op elkaar kunnen worden gepositioneerd en tussen de onderzijde (2) van een bouwelement en de bovenzijde (1) van een daaronder voorkomend bouwelement een ruimte is voorzien voor het opvangen van mortel.

Description

"Bouwelement"
Deze uitvinding heeft betrekking op een bouwelement, bij voorkeur met de afmetingen van een baksteen of met afmetingen die deze benaderen of een module daarvan zijn.

Het met bakstenen optrekken van muren, wanden of binnenmuren eist vakkennis en ligt niet onmiddellijk in het bereik van iedere doe-hetzelver. Vooral het zuiver waterpas houden van elk van de horizontaal boven elkaar voorkomende rijen bakstenen en het regelmatig afwerken van de voegen stelt grote eisen.

Doel van de uitvinding is een bouwelement te verwezenlijken dat het door zijn profilering mogelijk maakt een bakstenen muur op te trekken en af te werken zonder een bijzondere vaardigheid van de gebruiker te eisen.

Om dit conform de uitvinding mogelijk te maken zijn de boven-en de onderzijde van het bouwelement minstens in de langszin derwijze geprofileerd dat de bouwelementen nauwkeurig op elkaar kunnen worden gepositioneerd en tussen de onderzijde van een bouwelement en de bovenzijde van een daaronder voorkomend bouwelement een ruimte is voorzien voor het opvangen van mortel.

Steeds volgens de uitvinding komen op de zijde van een bouwelement die in de gebruikstoestand als onderzijde dienst doet, twee evenwijdige overlangse vleugels voor met afmetingen, in de dwarszin gemeten, die verenigbaar zijn met twee

doorlopende, langs weerszijden van een reeks verhogingen voorkomende, vlakke stroken, behorende tot de bovenzijde van een, in de gebruiksstand, als onderste element te beschouwen bouwelement.

In een mogelijke uitvoeringsvorm komen hogerbedoelde overlangse vleugels uitwendig in hetzelfde vlak als de zijranden van een bouwelement voor.

In een andere uitvoeringsvorm komen hogerbedoelde overlangse vleugels op een afstand van de zijranden van het bouwelement voor teneinde een doorlopende sponning te vormen.

Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een bouwelement volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur 1 is een perspectivische voorstelling van een bouwelement volgens de uitvinding langs de bovenzijde gezien.

Figuur 2 is een perspectivische voorstelling van hetzelfde bouwelement in een variante.

Figuur 3 is is een perspectivische voorstelling van het bouwelement volgens de uitvinding langs de onderzijde gezien.

Figuren 4, 5 en 6 zijn dwarse doorsnedes door twee op elkaar geplaatste bouwelementen in verschillende uitvoeringsvormen.

Het bouwelement door deze figuren voorgesteld heeft in zijn voorkeursuitvoeringsvorm afmetingen die met deze van een baksteen overeenstemmen en kan dus als een baksteen worden gehanteerd.

Elk bouwelement heeft een zijde die als bovenzijde 1, en een tweede die als onderzijde 2 dienst doen. De zijwanden 3 die als voor-of achterzijde moeten worden beschouwd, kunnen vlak of geruwd zijn. De kopse einden van het bouwelement worden met de verwijzing 4 verduidelijkt.

Langs de onderzijde 2 strekken zieh, in de langsrichting van het element, twee evenwijdige overlangse vleugels 5 uit. De afstand tussen twee evenwijdige vleugels 5 en de hoogte van deze vleugels zijn dermate berekend dat een bouwelement precies op een daaronder voorkomend element kan worden gepositioneerd. Langs de bovenzijde van elk element komen in de langszin een reeks rechthoekige verhogingen 6 voor die langs de randen van het element vlakke stroken 7 bepalen waarop een bouwelement met zijn overlangse vleugels 5 kan rusten. Tussen twee rechthoekige verhogingen 6 in ontstaan telkens gelijkaardige vlakke strookjes 8, zodat een daarboven gelegen bouwelement orthogonaal op een ondergelegen bouwelement kan rusten.

Door de aanwezigheid op het bovenvlak van elk bouwelement van bedoelde rechthoekige verhogingen 6 worden de daarboven voorkomende elementen automatisch gepositioneerd. Het volstaat dus over een zuiver waterpas afgewerkte basisstructuur te beschikken om de opeenvolgende horizontale rijen bouwelementen te kunnen opbouwen.

Aangezien langs de onderzijde van de bouwelementen telkens een ruimte 9 is voorzien voor het opvangen van een hoeveelheid mortel, volstaat het de bouwelementen op elkaar te leggen wat uiterst eenvoudig is aangezien geen ruimte tussen de opeenvolgende horizontale rijen bouwelementen als op te vullen voeg is voorzien.

Zoals uit de figuren 4, 5 en 6 kan

worden afgeleid, kunnen de doorlopende vleugels 5 verschillende dwarsdoorsnedes vertonen. Zij kunnen zieh, in de eerste plaats, uitwendig vlak in het verlengde van de voor-of van de achterzijde 3 van een bouwelement uitstrekken (figuur 6). In een variante kunnen de overlangse vleugels 5 zieh op een afstand (naar binnen toe) ten opzichte van de voorof achterzijden 3 uitstrekken. In dat geval zal een sponning 10 ontstaan die al dan niet kan worden gevoegd (figuren 1-5). ook kunnen de overlangse vleugels 5 volgens een dwarsdoorsnede in twee trappen verlopen.

Dergelijke uitvoeringsvormen tonen figuren 1 en 4.

In sommige bouwelementen kan langs een uiteinde een dwarse vleugel 5'worden voorzien die de einden van twee overlangse vleugels verbindt.

Deze uitvoeringsvorm toont figuur 3.

Om de verbinding met mortel tussen de bouwelementen behorende tot twee boven elkaar voorkomende rijen mogelijk te maken, is, zoals reeds eerder gezegd, een ruimte 9 voorzien, die geheel of gedeeltelijk met mortel kan worden gevuld. Zoals kan opgemerkt worden uit figuur 3, kunnen in de bovenwand 11 van de ruimte 9 uithollingen 12 worden voorzien.

De in de ruimte 9 aanwezige mortel kan een of meer van deze holtes, gedeeltelijk of geheel vullen en aldus de verbinding tussen de bouwelementen versterken.

De kopse einden 4 van de bouwelementen kunnen vlak zijn of een profiel vertonen dat de verbinding tussen twee bouwelementen bevordert. Figuur 2 laat dergelijke kopse einden zien die in het midden langs een zijde de vorm van een verticale uitsprong 13 en, langs de andere zijde, de vorm van een gelijkvormige verticale inkeping 14 vertonen.

Zijdelings kan dan het bouweleme] twee ruimtes 15 vertonen die verticale sponning4 vormen.

Alle oppervlakken van het bouweleme] die, hetzij in contact kunnen komen met morte : hetzij bij het uiterlijk uitzicht van het bouweleme] betrokken zijn, kunnen zuiver glad of geruwd zijn. 1 bouwelementen zijn balkvormige voorwerpen maar voc bijzondere doeleinden kunnen de bouwelementen als" of L-vormige voorwerpen worden ontworpen.

Het zal duidelijk zijn dat schottei binnenmuren of gelijkaardige structuren snel E zonder bijzondere handigheid zowel door vaklieden a] door"doe-het-zelvers"kunnen opgetrokken wordei Doordat de mortel slechts ter verbinding van c elkaar voorkomende elementen dienst doet, hoeft me slechts te vertrekken van een strikt horizontal basis wat tenslotte eenvoudig te verwezenlijken is.

De uitvinding is niet beperkt tot c hierboven beschreven uitvoeringsvormen en strekt zic ook tot wijzigingen ut voor zover deze binnen he raam van de hieraan toegevoegde conclusies vallen.

Claims

CONCLUSIES 1. Bouwelement, bij voorkeur met de afmetingen van een baksteen of met afmetingen die deze benaderen of een module daarvan is, met het kenmerk dat de boven- (1) en de onderzijde (2) van het bouwelement minstens in de langszin derwijze zijn geprofileerd dat de bouwelementen nauwkeurig op elkaar kunnen worden gepositioneerd en tussen de onderzijde (2) van een bouwelement en de bovenzijde (1) van een daaronder voorkomend bouwelement een ruimte is voorzien voor het opvangen van mortel.
2. Bouwelement volgens conclusie 1, met het kenmerk dat op de zijde van een bouwelement die in de gebruiksstand als onderzijde dienst doet, twee evenwijdige overlangse vleugels (5) voorkomen met afmetingen, in de dwarszin gemeten, die verenigbaar zijn met twee doorlopende, langs weerszijden van een reeks verhogingen (6) voorkomende, vlakke stroken (7) en dwarse strookjes (8) behorende tot de bovenzijde van een, in de gebruikstand, als onderste element te beschouwen bouwelement.
3. Bouwelement volgens conclusie 2, met het kenmerk dat hogerbedoelde overlangse vleugels (5) uitwendig in hetzelfde vlak als de zijwanden (3) van een bouwelement voorkomen.
4. Bouwelement volgens conclusie 2, met het kenmerk dat hogerbedoelde overlangse vleugels (5) op een afstand van de zijwanden (3) van het bouwelement voorkomen teneinde een doorlopende sponning (10) te vormen.
5. Bouwelement volgens een van de conclusies 1 - 4, met het kenmerk dat in de dwarszin, aan een uiteinde van het bouwelement een dwarse vleugel (5') is voorzien die de twee einden van twee overlangse vleugels (5) verbindt. <Desc/Clms Page number 7>
6. Bouwelement volgens conclusie 5, met het kenmerk dat hogerbedoelde dwarse vleugel (5') zieh in het vlak van een kops einde van het bouwelement uitstrekken.
7. Bouwelement volgens conclusie 5, met het kenmerk dat hogerbedoelde dwarse vleugel zieh op een afstand van het vlak van een kops einde (4) van het bouwelement teneinde een dwarse sponning te doen ontstaan.
8. Bouwelement volgens een van de conclusies 1 - 7, met het kenmerk dat in hogerbedoelde bovenzijde van een bouwelement dwarse verlaagde gedeeltes (8) voorkomen voor het opvangen van hogerbedoelde doorlopende of dwarse vleugels, en aldus een orthogonale verbinding van bouwelementen mogelijk te maken.
9. Bouwelement volgens een van de conclusies 2 - 8, met het kenmerk dat hogerbedoelde doorlopende of dwarse vleugels (5, 5') in dwarsdoorsnede in twee trappen verlopen.
10. Bouwelement volgens een van de conclusies 2 - 9, met het kenmerk dat hogerbedoelde verhogingen (6) een geribde of gekartelde oppervlakte vertonen die de hechting van mortel voordelig beïnvloeden.
11. Bouwelement volgens een van de conclusies 2 - 10, met het kenmerk dat in de onderzijde (11) van een bouwelement, plaatselijke uithollingen (12) zijn voorzien bestemd om mortel op te vangen.
12. Bouwelement volgens een van de conclusies 1 - 11, met het kenmerk dat het T-vormig EMI7.1 is.
13. Bouwelement volgens een van de conclusies 1 met het kenmerk dat het L-vormig is.