BE1011477A4 - Aanhangercombinatie. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een aanhangercombinatie van een handwagen, in het bijzonder kinderligwagen of kinderzitwagen, en een daarachter middels een koppelinrichting eraan gekoppelde, ten minste één wiel en één vrachtopnemer omvattende aanhangwagen. Een dergelijke aanhangercombinatie is bekend als een kinderligwagen met een op de stijve achteras daarvan in het midden zwenkend aangrijpende aanhangwagen die ondersteund wordt door twee onder de achterhoeken daarvan opgestelde wielen. Tijdens het voortduwen van deze combinatie stuit men met de benen tegen de aanhangwagen. De uitvinding heft dit bezwaar op, doordat ten minste één door zijn beide zijden begrensd achterstuk van de vrachtopnemer van de aanhangwagen wezenlijk smaller is dan een daarvoor gelegen stuk van deze vrachtopnemer.

Description

AANHANGERCOMBINATIE

De uitvinding betreft een aanhangercombinatie van een handwagen, in het bijzonder kinderligwagen of kinderzitwagen, en een daarachter middels een koppelin-richting eraan gekoppelde, ten minste één wiel en één vrachtopnemer omvattende aanhangwagen.

Een dergelijke aanhangercombinatie is bekend als een kinderligwagen met een op de stijve achteras daarvan in het midden zwenkend aangrijpende aanhangwagen die ondersteund wordt door twee onder de achterhoeken daarvan opgestelde wielen. Tijdens het voortduwen van deze combinatie stuit men met de benen tegen de aanhangwagen. De uitvinding heft dit bezwaar op, doordat ten minste één door zijn beide zijden begrensd achterstuk van de vrachtopnemer van de aanhangwagen wezenlijk smaller is dan een daarvoor gelegen stuk van deze vrachtopnemer.

De uitvinding verschaft tevens een aanhangercombinatie van de in de aanhef genoemde soort, met het kenmerk, dat het freem van de aanhangwagen aan elke zijde een koppelorgaan voor aankoppeling van de aanhangwagen heeft en dat het freem van de handwagen zodanig samenvouwbaar is, dat in samengevouwen toestand het koppelorgaan en de wielen van de ene zijde zich dichter bij het koppelorgaan respectievelijk de wielen van de andere zijde bevinden.

Een aanhangercombinatie met een handwagen zonder stijve achteras blijkt volgens de uitvinding toch te bouwen te zi jn.

De genoemde en andere kenmerken blijken uit de hiernavolgende beschrijving aan de hand van tekeningen, waarin voorstellen:

Figuren 1 en 2 een schematisch bovenaanzicht en zijaanzicht van het onderste gedeelte van een aanhangercombinatie volgens de uitvinding;

Figuren 3 en 4 een perspectivisch aanzicht van een aanhangercombinatie volgens de uitvinding met de aanhanger in rijdpositie respectievelijk in opgezwenkte positie;

Figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een aanhangercombinatie volgens de uitvinding;

Figuur 6 een zijaanzicht in opgevouwen toestand van de handwagen uit figuur 5.

Figuur 7 een geëxplodeerd aanzicht van de aanhangwagen uit figuur 5:

Figuur 8 op grotere schaal detail VIII van figuur 7;

Figuur 9 een doorsnede over vlak IX-IX van figuur 7;

Figuren 10 en 11 andere aanhangercombinaties volgens de uitvinding;

Figuren ,12, 14, 15 en 18 telkens een andere vrachtdrager voor een aanhangwagen volgens de uitvinding;

Figuur 13 op grotere schaal detail XIII van figuur 12;

Figuren 16 en 17 aanzichten van de vrachtdrager van figuur 15 in opgevouwen toestand;

Figuren 19 en 20 een doorsnede over lijn XX van figuur 18 in verschillende toestanden; en

Figuur 21 een andere aanhangwagen volgens de uitvinding.

De in pijlrichting 4JL voortgeduwde aanhangercombinatie 1 van figuren 1 en 2 omvat een handwagen 2, waarvan slechts het onderstuk en de handgreep 3 zijn getekend en die een freem 4 met een stijve achteras 5 omvat, waarop een vrachtopnemer 6 van een aanhangwagen 7 middels verende vingers 8 zwenkbaar aangrijpt. De vrachtopnemer 6 is in hoofdzaak driehoekig en steunt met zijn achterstuk 9 op een in hoofdzaak in het middenlangsvlak 10 aangebracht zwenkwiel 11. De gaffel 12 daarvan roteert om een verticale aslijn 13 en helt neerwaarts en achterwaarts volgens een kleine hellingshoek a van de ordegrootte van 3-15°, bij voorkeur gelegen tussen 5 en 10°. De ergonometrische configuratie van het achterstuk 9 en daarmee van de achterzijde van de aanhangwagen 7 belemmert de voortschrijdende gang van een aanhangercombinatie duwende persoon niet of nauwelijks. Zijn voeten 14 komen naast en/of onder de vrachtdrager 6 naast het zwenkwiel 11 aan weerszijden daarvan, terwijl zijn benen niet tegen de vrachtdrager 6 stoten en toch kan hij zonder te ver voorover te buigen de handgreep 3 vasthouden. Binnen de breedte m van de bewe-gingsbanen n van de vingers 8 of andere aangrijportanen bij volgende varianten is ruimte voor scheenbenen van de de combinatie 1 voortduwende persoon vrijgelaten naast het achterstuk van de vrachtopnemer 6. De vrachtdrager 6 kan een tweede kind staande dragen of een andere last, of kan de vorm van een kinderzitje of een bak met in hoofdzaak driehoekige vorm hebben.

De breedte b van de aanhangwagen 7 is ter plaatse van de bodemsteunplaats van het zwenkwiel 11 gering, bij voorkeur in hoofdzaak geringer dan de breedte ç van de baan 15 tussen de voetsporen 14 .

De aanhangwagen 7 is in een om de as omhooggezwenkte stand aan een bak 32 of een handgreep 3 of een ander element van de handwagen 2 vast te zetten.

De aanhangercombinatie 1 van figuren 3 en 4 heeft een koppel inrichting 16, bestaande uit vast met achterbenen 17 verbonden bevestigingsarmen 18. De aanhangwagen 7 is zwenkbaar om een horizontale dwarsaslijn 19 met de armen 18 verbonden. Bij voorkeur ligt de aslijn 19 slechts een geringe afstand d achter het verticale dwars-vlak e door de steunplaats van de achterwielen 2 0 van handwagen 2, maar liever in dit vlak e of zelfs ervoor om achteroverkippen van de lichte handwagen 2 te vermijden. De opgezwenkte aanhangwagen 7 wordt met een elastische lus 21 aan de bak 32 vastgehouden.

Bij de aanhangercombinatie 1 van figuren 5-9 is de aanhangwagen 7 gekoppeld aan de achterbenen 17 van de als opvouwbare kinderzitwagen uitgevoerde handwagen 2. Daarbij zijn alle zich in dwarsrichting uitstrekkende freemeiementen vouwbaar of plooibaar, zodanig dat de beide voorbenen 22 en de beide achterbenen 17 naar elkaar toebewogen kunnen worden ter realisering van de opgevouwen toestand van figuur 6. Desondanks is hieraan toch een aanhangwagen te koppelen en wel middels een koppelinrich-ting 16, omvattende een aan elk achterbeen 17 middels een klem 24 bevestigde koppelarm 23 en een in de aanhangwagen 7 ingebouwde V-vormige veer 25, waarvan de beide buitenwaarts verende einden 26 gestoken zijn door dwarssleuven 27 van de voorrand 28 van de driehoekige vrachtdrager 6 en elk een daaraan gepuntlaste haak 2 9 hebben, die door een sleutelgat 30 van een koppelarm 23 grijpt. Een bout 31 steekt door het achterstuk van de vrachtdrager 6 tot in de gaffel 12 en sluit de veer 25 op. Door het naar elkaar toe knijpen van de einden 26 zijn de haken 29 uit de sleutelgaten 30 te lossen en is zo de aanhangwagen 7 los te koppelen. Daarna is de handwagen 2 samen te vouwen.

Bij de varianten van figuren 10 en 11 bestaat elke koppelarm 23, althans ten minste één daarvan, uit aan de achterbenen vastgeklemde veren die naar elkaar toe (fig. 10) of uit elkaar gaand (fig. 11) gespannen zijn. Hun hakende penvormige einden 33 grijpen door scharnierga-ten van oren 34 van de vrachtdrager 6 en kunnen ontkoppeld worden door deze koppelarmen elastisch uit elkaar en naar elkaar toe te buigen.

In figuur 11 heeft de vrachtdrager 6 een rechthoekige driehoeksvorm, waarbij de duwende persoon beide voeten 14 aan een en dezelfde zijde van het wiel 11 plaatst zonder gehinderd te worden.

De vrachtdrager 6 van figuur 12 heeft aan elke voorhoek een haak 29 die in een sleutelgat 30 van een koppelarm 23 grijpt. Ten minste één haak 29 is bevestigd aan een verende lip 36.

De vrachtdrager 6 heeft bij voorkeur een ruw draagvlak (fig. 14) . Eventueel bestaat de vrachtdrager 6 uit een vouwbaar plateau, bijvoorbeeld uit twee om de bout 31 scharnierend met elkaar verbonden lijsten 37 en een daartussen gespannen doek 38 (fig. 15-17). De vrachtdrager 6 van figuren 18-20 bestaat uit drie middels scharnieren 3 9 onderling verbonden delen die het evenals het doek 3 8 mogelijk maakt dat de vrachtdrager 6 blijvend aan de handwagen 2 gekoppeld blijft, terwijl deze zich al of niet in de opgevouwen toestand van figuur 6 bevindt.

De aanhangwagen 7 van figuur 21 is niet driehoekig en deze heeft de mogelijkheid om middels zijn W-vormi-ge veer 25 en zijn haken 2 9 gekoppeld te worden aan de koppelarmen 23 van een opvouwbare handwagen van figuur 6.

Voor een kinderligwagen en/of kinderzitwagen als handwagen 2 is de horizontale afstand f. tussen de steun-plaats van het zwenkwiel 11 en de koppelingsplaats van de handwagen 2 tussen 100 en 20 cm, liever tussen 80 en 30 cm en bij voorkeur tussen 70 en 40 cm, is de breedte b van de vrachtdrager ter plaatse van het zwenkwiel tussen 50 en 10 cm, liever tussen 40 en 15 cm en bij voorkeur tussen 30 en 20 cm, is de breedte k van de voorrand van het driehoekige plateau van de vrachtdrager tussen 70 en 25 cm, liever tussen 60 en 30 cm en bij voorkeur tussen 50 en 35 cm en is de hoogte h van de lastdrager tussen 40 en 5 cm, liever tussen 30 en 10 cm en bij voorkeur tussen 25 en 15 cm.

De kinderligwagen en/of kinderzitwagen heeft weinig gewicht, bijvoorbeeld tussen 20 en 5 kg en de aanhangwagen 7 volgens de uitvinding weegt tussen 10 en 2 kg, liefst tussen 5 en 2 kg, -bij voorkeur tussen 3 en 2 kg.

Bij de beschreven combinaties 1 heeft de vracht-opnemer 6 van de aanhangwagen 7 een zodanige configuratie dat binnen de door de wielsporen van de handwagen 2 begrensde ruimte of liever nog binnen de door de bewegings-banen n van de steunorganen van de aanhanger 7 op de handwagen 2 begrensde ruimte m naast ten minste één achterstuk van de vrachtopnemer 6 ruimte voor ten minste één scheenbeen van de aanhangercombinatie 1 voortduwende persoon wordt vrijgelaten.

Figuren 10 en 11 tonen elk dat een blokkeerele- ment 45 is bevestigd aan elke of ten minste één koppelarm 23, zodanig dat een oor 34 telkens tegen een blokkeerele-ment 45 stuit, indien bijvoorbeeld een op de aanhangwagen 7 staand kind de handwagen 2 naar zich toetrekt. Aldus wordt achteroverkantelen van de handwagen 2, waar bijvoorbeeld een baby ligt, vermeden.

Evenzo is bij de uitvoeringsvormen van de andere figuren zo'n blokkeerinrichting aanwezig.

In figuren 4-9 is aan elke koppelarm 23 een blokkeerelement 45 vast bevestigd, dat onder een uitstekend einde 47 van de veer 25 grijpt, zodanig dat dit blokkeerelement 45 een aanslag vormt tegen het achteroverkippen van de handwagen 2, maar toch enige onderlinge rotatie om een horizontale dwarslijn toelaat. Om een omhoogzwenken van de aanhanger 7 tegen de handwagen 2 mogelijk te maken, wordt de veer 25 respectievelijk elke verende koppelarm 23 tegen veerwerking in enigszins verplaatst, zodat het blokkeerelement 45 buiten aangrijping komt en omhoogzwenking om de haken 29 respectievelijk pennen 33 mogelijk is.

Alle andere beschreven aanhangercombinaties 1 hebben ter plaatse van de koppel inrichting blokkeermidde-len tegen het achteroverkippen van de handwagen 2, terwijl beide wagens een geringe onderlinge zwenkingsmogelijkheid om een horizontale aslijn hebben.

Claims (10)

1. Aanhangercombinatie (1) van een handwagen (2), in het bijzonder kinderligwagen of kinderzitwagen, en een daarachter middels een koppelinrichting (8, 16) eraan gekoppelde, ten minste één wiel (11) en één vrachtopnemer (6) omvattende aanhangwagen (7) , met het kenmerk, dat ten minste één door zijn beide zijden begrensd achterstuk van de vrachtopnemer (6) van de aanhangwagen (7) wezenlijk smaller is dan een daarvoor gelegen stuk van deze vrachtopnemer (6) .

2. Aanhangercombinatie (1) van een handwagen (2), in het bijzonder kinderligwagen of kinderzitwagen, en een daarachter middels een koppelinrichting (8, 16) eraan gekoppelde, ten minste één wiel (11) en één vrachtopnemer (6) omvattende aanhangwagen (7) , met het kenmerk, dat het freem (4) van de aanhangwagen (2) aan elke zijde een koppelorgaan (23) voor aankoppeling van de aanhangwagen (2) heeft en dat het freem (4) van de handwagen (2) zodanig samenvouwbaar is, dat in samengevouwen toestand het koppelorgaan (23) en de wielen (20, 40) van de ene zijde zich dichter bij het koppelorgaan (23) respectievelijk de wielen (20, 40) van de andere z-ijde bevinden.

3. Aanhangercombinatie (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aanhangwagen (7) een centraal zwenkwiel (11) of een centraal zwenkwielenstel heeft.

4. Aanhangercombinatie (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aanhangwagen (7) slechts aan zijn achtereinde op een wiel (11) of een wielenpaar en aan zijn voorzijde op de handwagen (2) steunt.

5. Aanhangercombinatie (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de breedte (b) van de aanhangwagen (7) ter plaatse van de bodemsteun-plaats van een achterwiel (11) of achterwielenstel minder is dan 30 cm, liever minder dan 25 cm, nog liever minder dan 20 cm, en bij voorkeur minder dan 18 cm.

6. Aanhangercombinatie (l) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de achterzijde van de aanhangwagen (7) een ergonometrische configuratie heeft, die een de aanhangercombinatie (1) duwende persoon tijdens een normale voortschrijdende gang niet of nauwelijks belemmert.

7. Aanhangercombinatie (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de koppelin-richting (16) dwars op de rijrichting uit elkaar gelegen loskoppelbare koppelorganen (23) heeft.

8. Aanhangercombinatie (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de koppelinrichting (16) van veermid-delen (25) is voorzien die ten minste één koppelelement (29) in zijn koppelstand dringen, welke veermiddelen (25) bijvoorbeeld gevormd worden door een veer (25) van de aanhangwagen (2).

9. Aanhangwagen (2) die ingericht is voor het completeren van een aanhangercombinatie (1) volgens een van de voorgaande conclusies.

10. Koppelinrichting (16) die ingericht is voor het vormen van een aanhangercombinatie (1) volgens conclusie 1-8.