BE1011312A3

BE1011312A3 - Triltoestel voor het bewerken van een vloerlaag.

Info

Publication number: BE1011312A3
Application number: BE9700661A
Authority: BE
Original assignee: B Mac Besloten Vennootschap Me
Priority date: 1997-08-05
Filing date: 1997-08-05
Publication date: 1999-07-06

Abstract

Triltoestel voor het bewerken van een vloerlaag, meer speciaal een zogenaamde trilspaan, van het type dat hoofdzakelijk bestaat uit een trillat (2), een met de trillat (2) samenwerkend trilmechanisme (3), en een handvat (4), daardoor gekenmerkt dat het handvat (4) aan de overige samenstellende delen is bevestigd door middel van minstens één klemkoppeling (13) die toelaat de hoek van het handvat (4) in te stellen, waarbij dee klemkoppeling (13) bestaat uit, enerzijds, minstens twee elementen (14-15) met in elkaar passende conische delen (16-17), welke respectievelijk met het handvat (4) en met de voornoemde overige samenstellende delen zijn verbonden, en, anderzijds, uit spanmiddelen (18) waarmee de voornoemde elementen (14-15) met hun conische delen (16-17) axiaal tegen elkaar kunnen worden aangespannen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Triltoestel voor het bewerken van een vloerlaag. Deze uitvinding heeft betrekking op een triltoestel voor het bewerken van een vloerlaag, meer speciaal een zogenaamde trilspaan. 



  In het bijzonder heeft zij betrekking op een triltoestel van het type dat hoofdzakelijk bestaat uit een trillat, een met de trillat samenwerkend trilmechanisme, en een handvat. 



  Dergelijke triltoestellen worden aangewend voor het uitstrijken en gladstrijken van uithardbare materialen bij het vormen van een vloerlaag, meer speciaal materialen zoals beton en dergelijke. 



  De uitvinding beoogt een triltoestel van het bovengenoemde type waarbij het handvat gemakkelijk onder willekeurige hoek kan worden ingesteld en zodoende aan de gebruiker worden aangepast. De uitvinding beoogt hierbij eveneens een koppeling tussen het handvat en de overige samenstellende delen die enerzijds vlot regelbaar is, doch anderzijds zeer goed bestendig is tegen trillingen, zodanig dat het handvat, eens dat het in de gewenste positie is ingesteld, niet loskomt tijdens het in werking zijn van het triltoestel. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een triltoestel, van het voornoemde type, met als kenmerk dat het handvat aan de overige voornoemde samenstellende delen is bevestigd door middel van minstens   een   klemkoppeling die toelaat de hoek van het handvat in te stellen, waarbij deze klemkoppeling bestaat uit, enerzijds, minstens twee elementen met in elkaar passende conische delen, welke respectievelijk met 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 het handvat en met de voornoemde overige samenstellende delen zijn verbonden, en, anderzijds, uit spanmiddelen waarmee de voornoemde elementen met hun conische delen axiaal tegen elkaar kunnen worden aangespannen. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspectief schematisch een triltoestel volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 het gedeelte dat in figuur 1 met pijl F2 is aangeduid in uiteengenomen toestand weergeeft ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur   1 ;   figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3 bestaat het triltoestel 1 van de uitvinding hoofdzakelijk uit een trillat 2, een met de trillat 2 samenwerkend trilmechanisme 3 en een handvat 4. 



  Het trilmechanisme 3 bestaat hierbij op bekende wijze uit een in lagers 5-6 gevatte excentriek 7 en een motor 8 om dit excentriek 7 aan te drijven. 



  Het handvat 4 bestaat hoofdzakelijk uit een steel 9, die bij zijn onderste uiteinde 10 gekoppeld is met de overige samenstellende delen, met andere woorden met de trillat 2 en/of het trilmechanisme 3, en die bij zijn bovenste uiteinde 11 is voorzien van een handgreep 12. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat het handvat 4 aan de overige samenstellende delen is bevestigd door middel van een klemkoppeling 13 die toelaat de hoek van het handvat 4 in te stellen, waarbij deze klemkoppeling 13 bestaat uit, enerzijds, minstens twee elementen 14-15 met in elkaar passende conische delen 16-17, welke respectievelijk met het handvat 4 en met de voornoemde overige samenstellende delen zijn verbonden, en, anderzijds, uit spanmiddelen 18 die toelaten om de voornoemde elementen 14-15 bij hun conische delen 16-17 axiaal tegen elkaar aan te spannen. 



  Het met het handvat 4 verbonden element 14 bestaat, naast het reeds genoemde conische deel 16, uit een zitting 19 voor de steel 9. Het conische deel 16 strekt zieh haaks op de zitting 19 uit en bestaat uit een gedeelte met een uitwendig conisch oppervlak 20. 



  Het element 15 is cylindrisch en is voorzien van een inwendig conisch oppervlak 21. Dit element 15 is in het weergegeven voorbeeld aangebracht op een plaat 22, bijvoorbeeld hieraan vastgelast, die via dempingselementen 23 met de betreffende andere delen is verbonden, meer speciaal in dit geval is vastgeschroefd aan een lichaam 24 dat, enerzijds, is bevestigd op de trillat 2 en waaraan, anderzijds, het trilmechanisme 3 is aangebracht. 



  Aan de plaat 22 kan een handgreep 25 zijn aangebracht voor het optillen en dragen van het triltoestel 1. 



  De voornoemde spanmiddelen 18 bestaan hoofdzakelijk uit schroefmiddelen met een draaiknop 26 voor het manueel aanspannen, respectievelijk loszetten van het handvat 4. De draaiknop 26 is hierbij axiaal inschroefbaar ten opzichte 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 
 EMI4.1 
 van één van voornoemde elementen, in dit geval het element 14, één en ander zodanig dat hij met zijn binnenzijde 27 een druk kan uitoefenen op het andere element 15. 



  In het weergegeven voorbeeld zijn de spanmiddelen 18 tevens voorzien van een met de schroefmiddelen samenwerkend elastisch samendrukbaar element, in dit geval een onder de draaiknop 26 aangebrachte schotelveer 28, zodanig dat door het aanschroeven de spankracht in de klemkoppeling 13 gradueel kan worden verhoogd. 



  Op deze wijze wordt ook een constante aandrukkracht verzekerd, hetgeen het lostrillen van de conische delen 16-17 voorkomt. Hierbij wordt opgemerkt dat de door het excentriek 7 opgewekte trilkracht zieh tot in de klemkoppeling 13 voortzet, met als gevolg dat de axiale klemming van de conische delen 16-17 wordt versterkt, dit doordat de schotelveer 28 de conische delen 16-17 door middel van haar constante aandrukkracht vaster in elkaar trilt. 



  Opgemerkt wordt dat een zelf-lossende conische koppeling aan de delen 16-17 kan worden toegepast. Op deze wijze wordt bereikt dat door toepassing van de schotelveer 28 in de ingeklemde toestand een vaster in elkaar trillen wordt verkregen, terwijl in losgemaakte toestand de conische delen 16-17 gemakkelijk uit elkaar kunnen worden gehaald. 



  Zoals weergegeven in figuur 4 kan tussen de draaiknop 26 en de schotelveer 28 nog een klassieke onderlegring 29 worden aangebracht ofwel, volgens een variante, een aan het oppervlak gekartelde ring worden aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 De werking van de klemkoppeling 13 kan eenvoudig uit de figuren worden afgeleid. Door het losdraaien van de draaiknop 26 wordt de axiale spankracht tussen de conische delen 16 en 17 opgeheven, waardoor het handvat 4 vrij kan worden verdraaid. 



  Door het handvat 4 onder een gewenste hoek te houden en vervolgens de draaiknop 26 aan te schroeven, worden de conische delen 16-17 axiaal aangespannen, waardoor een klemming ontstaat. Door de draaiknop 26 voldoende aan te spannen, wordt bekomen dat het handvat 4 in de ingestelde hoek blijft staan. 



  Door het feit dat gebruik wordt gemaakt van conische delen 16-17 met een cirkelvormige doorsnede kan het handvat 4 onder iedere willekeurige hoek worden ingesteld. 



  Door de aanwezigheid van de schotelveer 28 kan de spankracht traploos worden ingesteld. Deze schotelveer 28, of enig ander elastisch element, levert ook het voordeel dat de koppeling tijdens het gebruik van het triltoestel 1 bijzonder goed bestand is tegen trillingen, met andere woorden niet losgetrild wordt, en dat zoals voornoemd de conische delen 16-17 zelfs vaster in elkaar worden getrild. 



  Opgemerkt wordt dat het handvat 4 niet noodzakelijk aan het lichaam 24 dient gekoppeld te zijn, doch volgens een variante de koppeling 13 ook direct kan worden aangebracht tussen bijvoorbeeld de trillat 2 en het handvat 4. 



  Ook kunnen meerdere koppelingen 13 worden toegepast, bijvoorbeeld wanneer het handvat vorkvormig zou zijn en op twee uiteengelegen plaatsen aan de trillat 2 wordt gekoppeld. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Het is duidelijk dat de voornoemde elementen 14-15 al dan niet eendelig met de delen kunnen worden uitgevoerd waaraan zij aangebracht zijn. Zo bijvoorbeeld kan het element 14 eendelig zijn uitgevoerd met de steel 9. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk triltoestel kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies 1. - Triltoestel voor het bewerken van een vloerlaag, meer speciaal een zogenaamde trilspaan, van het type dat hoofdzakelijk bestaat uit een trillat (2), een met de trillat (2) samenwerkend trilmechanisme (3), en een handvat (4), daardoor gekenmerkt dat het handvat (4) aan de overige samenstellende delen is bevestigd door middel van minstens een klemkoppeling (13) die toelaat de hoek van het handvat (4) in te stellen, waarbij deze klemkoppeling (13) bestaat uit, enerzijds, minstens twee elementen (14-15) met in elkaar passende conische delen (16-17), welke respectievelijk met het handvat (4) en met de voornoemde overige samenstellende delen zijn verbonden, en, anderzijds, uit spanmiddelen (18) waarmee de voornoemde elementen (14-15) met hun conische delen (16-17) axiaal tegen elkaar kunnen worden aangespannen.
2.-Triltoestel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de conische delen (16-17) een cirkelvormige doorsnede vertonen.
3.-Triltoestel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de spanmiddelen (18) hoofdzakelijk bestaan uit schroefmiddelen.
4.-Triltoestel volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de schroefmiddelen zijn voorzien van een draaiknop (26) voor het manueel aanspannen, respectievelijk loszetten van het handvat (4).
5.-Triltoestel volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de spanmiddelen (18) tevens <Desc/Clms Page number 8> voorzien zijn van een of meer hiermee samenwerkende elastisch samendrukbare elementen.
6.-Triltoestel volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat gebruik is gemaakt van minstens één elastisch samendrukbaar element in de vorm van een schotelveer (28).
7.-Triltoestel volgens conclusie 4 en conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat de draaiknop (26) axiaal inschroefbaar is ten opzichte van een van voornoemde elementen (14) en dat het elastisch samendrukbare element (28), en eventueel meerdere van dergelijke elementen, zijn aangebracht tussen de draaiknop (26) en het andere element (15).
8.-Triltoestel volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het met het handvat (4) verbonden element (14) een zitting (19) voor een steel (9) omvat waarbij het bij dit element (14) horende conische deel (16) bestaat uit een gedeelte met een uitwendig conisch oppervlak (20) dat zieh haaks op de voornoemde zitting (19) uitstrekt ; en dat het met de overige samenstellende delen verbonden element (15) bestaat uit een cylindrisch lichaam met een inwendig conisch oppervlak (21).
9.-Triltoestel volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het element (15) dat met de overige samenstellende delen is verbonden, is aangebracht op een plaat (22) die via dempingselementen (23) met de betreffende andere delen is verbonden.
10.-Triltoestel volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het handvat (4) hoofdzakelijk bestaat uit een steel (9) en dat de voornoemde klemkoppeling (13) zieh onderaan aan deze steel (9) bevindt.