<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze voor het vervaardigen van een weefsel met rugbedekking".
De onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een werkwijze voor het vervaardigen van een weefsel met een zieh langs de rugzijde uitstrekkend bedekkingsmiddel, en tot een dergelijk weefsel.
In Oosterse landen, zoals bijvoorbeeld Japan, is het gebruikelijk om een tapijt op een stro-vloermat te leggen. Een dergelijke vloermat (bijvoorbeeld een "tatami"-vloermat) bestaat uit dunne samengeweven strohalmen. Om te vermijden dat de rugzijde van het tapijt de vloermat zou beschadigen wordt tussen de rugzijde van het tapijt en de vloermat een deken voorzien. Om die reden is het ook gekend om tapijten, voorzien van een zieh langs de rugzijde ervan uitstrekkend deken, te vervaardigen.
Dit deken wordt na het weven van het tapijt aan de rugzijde geconfectioneerd. Dit heeft als gevolg dat de productiekosten voor het vervaardigen van dergelijke tapijten relatief hoog liggen, en dat deze tapijten dus relatief duur zijn.
Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een weefsel met een zieh langs de rugzijde uitstrekkend bedekkingsmiddel, en een dergelijk weefsel, zonder de in de vorige paragraaf aangeduide nadelen.
Dit doel werd volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een werkwijze waarbij gedurende het weven, dekkettingdraden afwisselend in het weefsel afgebonden worden en langs de rugzijde van het weefsel gebracht worden, zodat het bedekkingsmiddel hoofdzakelijk door de zieh langs de rugzijde van het weefsel uitstrekkende delen van dekkettingdraden gevormd wordt, en waarbij de rugzijde van het aldus gevormde bedekkingsmiddel vervolgens geruwd wordt.
<Desc/Clms Page number 2>
Volgens deze werkwijze wordt het bedekkingsmiddel en het weefsel terzelfdertijd vervaardigd. Het bedekkingsmiddel is bovendien ook onmiddellijk (als gevolg van de werkwijze) met het weefsel verbonden zodat bijkomend confectioneerwerk niet meer nodig is.
Door de dekkettingdraden aan de rugzijde van het bedekkingsmiddel ruwer te maken bekomt het rugoppervlak van het bedekkingsmiddel de eigenschappen van een dekenoppervlak. Men bekomt dus een weefsel met een aangeweven dekenoppervlak. Hierdoor bekomt men een weefsel dat op een strovloermat kan gelegd worden, zonder risico dat de strovloermat beschadigd wordt door de rugzijde van het weefsel.
Om te vermijden dat de plaatsen waar de dekkettingdraden over inslagdraden afgebonden worden duidelijk zichtbaar zijn op het rugoppervlak van het bedekkingsmiddel worden naburige dekkettingdraden bij voorkeur over verschillende inslagdraden van het weefsel afgebonden.
Volgens een voorkeurdragende werkwijze worden meerdere stelsels van kettingdraden naast elkaar voorzien, terwijl in elk stelsel een groep van minstens twee dekkettingdraden voorzien wordt.
Bij voorkeur worden de dekkettingdraden van elke groep zo afgebonden in het weefsel dat er op elke plaats minstens een dekkettingdraad van de groep langs de rugzijde van het weefsel loopt.
Men bekomt een voorkeurdragend weefsel volgens deze uitvinding als er in elk stelsel twee dekkettingdraden voorzien worden die over verschillende inslagdraden van het weefsel afgebonden worden.
Volgens een zeer voorkeurdragende werkwijze worden de dekkettingdraden afwisselend langs de rugzijde van het weefsel gebracht en over een inslagdraad van het weefsel afgebonden.
<Desc/Clms Page number 3>
Bij een bijzondere werkwijze volgens deze uitvinding worden er op een eerste en op een tweede niveau inslagdraden ingebonden door kettingdraden, terwijl de dekkettingdraden over inslagdraden van het verst van de rugzijde verwijderde niveau afgebonden worden.
Volgens de meest voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding worden volgens een dubbelstuk- weefproeédé een bovenste en een onderste poolweefsel geweven, terwijl gedurende het weven bovenste dekkettingdraden afwisselend in het bovenste poolweefsel afgebonden worden en langs de rugzijde van het bovenste poolweefsel gebracht worden, en onderste dekkettingdraden afwisselend in het onderste poolweefsel afgebonden worden en langs de rugzijde van het onderste poolweefsel gebracht worden, zodat langs de rugzijden van beide poolweefsels een respectievelijk bedekkingsmiddel gevormd wordt, en worden de rugzijden van de genoemde bedekkingsmiddelen vervolgens geruwd.
Deze werkwijze wordt bij voorkeur toegepast voor het vervaardigen van tapijten of badmatten met een zieh langs de rugzijde uitstrekkend bedekkingsmiddel.
Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt in de hierna volgende beschrijving van een dubbelstuk- weefproeédé, volgens hetwelk terzelfdertijd twee poolweefsels met een zieh langs de rugzijde uitstrekkend bedekkingsmiddel overeenkomstig deze uitvinding vervaardigd worden. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarvan,
Figuur 1 een dwarsdoorsnede in kettingrichting voorstelt van de volgens een dubbelstuk-weefprodédé en volgens deze uitvinding terzelfdertijd vervaardigde poolweefsels, voor het van elkaar scheiden van beide weefsels, en figuur 2 een dwarsdoorsnede in kettingrichting voorstelt van het onderste poolweefsel van figuur 1, nadat
<Desc/Clms Page number 4>
de rugzijde van het bedekkingsmiddel geruwd werd.
Op een dubbelstuk-weefmachine worden een bovenweefsel (BW) en een onderweefsel (OW) boven elkaar geweven (zie fig. 1). Daardoor worden in opeenvolgende werkingscycli telkens een bovenste (1) en een onderste inslagdraad (2) boven elkaar ingebracht in respectievelijke gapen tussen kettingdraden. Er worden naast elkaar gelegen stelsels van kettingdraden voor het bovenweefel (BW) en naast elkaar gelegen stelsels van kettingdraden voor het onderweefsel (OW) voorzien.
De bovenste inslagdraden (1) worden door twee bindkettingdraden (3), (4) van elk stelsel van kettingdraden voor het bovenweefel (BW) afwisselend op een eerste en op een tweede niveau ingebonden om het bovenweefsel (BW) te vormen. De onderste inslagdraden (2) worden door twee bindkettingdraden (9), (10) van elk stelsel van kettingdraden voor het onderweefsel (OW) afwisselend op een eerste en op een tweede niveau ingebonden om het onderweefel (OW) te vormen.
In elk stelsel van kettingdraden (op figuur 1 zijn de kettingdraden van een stelsel van het bovenste weefsel en van een stelsel van het onderste weefsel voorgesteld) zijn er ook verschillend gekleurde poolkettingdraden (5,6), (11,12, 13) voorzien.
Elke poolkettingdraad wordt in de opeenvolgende gapen op een zodanige hoogte ten opzichte van de inslaginbrengmiddelen (bijvoorbeeld twee boven elkaar werkende grijperinrichtingen) gebracht dat hij, hetzij tussen de inslagdraden (1), (2) van het eerste niveau en de inslagdraden (1), (2) van het tweede niveau in het bovenste (BW) of het onderste weefsel (OW) ingebonden wordt, hetzij afwisselend in het bovenste (BW) en het onderste weefsel (OW) over een langs de rugzijde gelegen inslagdraad (1), (2) afgebonden wordt om pool te vormen, zodat de poolkettingdraden (na het doorsnijden van de zich
<Desc/Clms Page number 5>
tussen beide weefsels uitstrekkende poolkettingdraden) een vooraf bepaalde gekleurde tekening of figuur vormen.
In elk stelsel van kettingdraden voor het bovenweelsel (BW) en in elk stelsel van kettingdraden voor het onderweefsel (OW) zijn bovendien ook twee dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15) voorzien, dewelke afwisselend langs de rugzijde van het weefsel (BW, OW)
EMI5.1
gebracht worden en over een inslagdraad (1), (2) van het weefsel (BW, OW) afgebonden worden. De dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15) worden telkens afgebonden over een inslagdraad (1), (2) van het verst van de rugzijde van het weefsel (BW), (OW) verwijderde (langs de poolzijde gelegen) niveau.
De dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15) van elk stelsel worden beurtelings over de opeenvolgende inslagdraden (1), (2) van het langs de poolzijde gelegen niveau afgebonden.
In elk stelsel van kettingdraden van het bovenste (BW) en het onderste weefsel (OW) wordt ook een spankettingdraad (16), (17) voorzien.
De aldus vervaardigde poolweefsels worden van elkaar gescheiden door de zich tussen beide weefsels uitstrekkende poolkettingdraden door te snijden.
Beide poolweefsels (zie fig. 2) zijn voorzien van een bedekkingsmiddel dat gevormd is door de zieh langs de rugzijde uitstrekkende delen van in het weefsel afgebonden dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15).
De genoemde delen van de dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15) worden na het weven van het weefsel op gekende wijze geruwd, zodat de rugzijde van het bedekkingsmiddel de eigenschappen van een dekenoppervlak bekomt.
Het ruwen van de dekkettingdraden gebeurt bij voorkeur door het poolweefsel over een draaiende ruwwals te voeren, zodat de vezels van de dekkettingdraden
<Desc/Clms Page number 6>
losgekamd worden en de rugzijde van het bedekkingsmiddel harig wordt (zoals bij een deken).
Zoln ruwwals bestaat bijvoorbeeld uit een cylindrische wals bekleed met een zogenaamd kaardbeslag.
Dit kaartbeslag is een soepele band voorzien van een groot aantal uitstekende punten waarmee vezels en weefsels kunnen gekamd worden. Dergelijke ruwwalsen worden gebruikt in de woldeken-industrie.
Beide poolweefsels omvatten naast elkaar gelegen stelsels van kettingdraden, met twee bindkettingdraden (3), (4) ; (9), (10) die de opeenvolgende inslagdraden (l) ; (2) afwisselend op een onderste niveau en op een bovenste niveau inbinden, met poolkettingdraden (5) ;
(11), (12) die tussen de inslagdraden (l) ; (2) van het bovenste niveau en de inslagdraden (l) ; (2) van het onderste niveau ingebonden zijn, met poolkettingdraden (6), (12), (13) die onder een respectievelijke inslagdraad (l) ; (2) van het onderste niveau omgebogen zijn en naar boven toe uitsteken, met een spankettingdraad (16), (17) en met twee dekkettingdraden (7), (8) ; (14), (15) die afwisselend langs de rugzijde van het weefsel lopen en over een inslagdraad (l) ; (2) van het bovenste niveau afgebonden zijn. De twee dekkettingdraden
EMI6.1
(7), (8) (14), (15) van elk stelsel zijn beurtelings over de opeenvolgende inslagdraden (1), (2) van het bovenste niveau afgebonden.