BE1010423A3 - Method and device for manufacturing a pile loop fabric - Google Patents

Method and device for manufacturing a pile loop fabric Download PDF

Info

Publication number
BE1010423A3
BE1010423A3 BE9600641A BE9600641A BE1010423A3 BE 1010423 A3 BE1010423 A3 BE 1010423A3 BE 9600641 A BE9600641 A BE 9600641A BE 9600641 A BE9600641 A BE 9600641A BE 1010423 A3 BE1010423 A3 BE 1010423A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
loop
fabric
threads
ground
weft
Prior art date
Application number
BE9600641A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE9600641A priority Critical patent/BE1010423A3/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1010423A3 publication Critical patent/BE1010423A3/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/06Warp pile fabrics
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/20Looms forming pile over warpwise wires

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

A method and a device for manufacturing a pile loop fabric, in which loop wefts (5) and fixed wefts (1, 2, 3, 4) are inserted at various heights, while the positions of the fixed warp threads (6, 7, 8, 20, 21) and pile threads (9-13, 17-19) are determined by the shed former in such a way that the fixed warp threads (6, 7, 8, 20, 21) and the fixed weft threads (1-4) form a base fabric beneath the loop weft threads (5), and that the pile threads (9-13, 17-19) are alternately tied into the base fabric and make a loop over a loop weft thread (5), and that at least one pile thread (9-12) forms loops placed respectively between two fixed wefts (3, 1) that are tied into the base fabric at different levels and that lie above this pile thread (9-12). These loops face either to the left or to the right in the completed fabric and the loop wefts (5) are then removed. The invention also relates to a pile loop fabric made by this method.<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van een lussenpoolweefsel". 



   Deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpoolweefsel, waarbij op een weefmachine grondinslagdraden en lusinslagdraden op verschillende hoogtes ingebracht worden, terwijl de posities van grondkettingdraden en poolkettingdraden door een gaapvormingsinrichting bepaald worden, zodat de grondinslagdraden en de grondkettingdraden een grondweefsel vormen onder de lusinslagdraden, en zodat de poolkettingdraden afwisselend in het grondweefsel ingebonden worden en een lus vormen over een lusinslagdraad, en waarbij de lusinslagdraden vervolgens verwijderd worden. 



   In het Amerikaans octrooi nr.   1. 691. 194   werd een dergelijke werkwijze beschreven waarbij, op een dubbelspoelige dubbelstukweefmachine, gelijktijdig twee lussenpoolweefsels boven elkaar geweven worden. 



   Volgens deze gekende werkwijze wordt, in opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine, telkens een bovenste en een onderste inslagdraad ingebracht, respectievelijk boven en onder een aantal lancetten die zieh volgens de richting van de kettingdraden uitstrekken. 



   Men bekomt een bovenste en een onderste grondweefsel door bovenste en onderste inslagdraden in te binden tussen respectievelijke grondkettingdraden. Daarvoor wordt de gaapvormingsinrichting gestuurd om grondkettingdraden afwisselend boven en onder de inbrenghoogte van de bovenste inslagdraden te brengen, en om andere grondkettingdraden afwisselend boven en onder de inbrenghoogte van de onderste inslagdraden te brengen. 



   Elk grondweefsel bestaat uit grondkettingdraden die elkaar herhaaldelijk kruisen, zodat opeenvolgende openingen gevormd worden tussen deze grondkettingdraden, 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 en uit inslagdraden die   zich,   dwars op de kettingdraden, in deze openingen uitstrekken. De verschillende inslagdraden worden daardoor in elk grondweefsel naast elkaar op eenzelfde niveau in het grondweefsel ingebonden. 



   De gaapvormingsinrichting is voorzien om de grondkettingdraden zo te sturen dat een aantal bovenste en onderste inslagdraden niet ingebonden worden in het bovenste of het onderste grondweefsel. 



   Op de weefmachine worden poolkettingdraden voorzien. Er zijn enerzijds poolkettingdraden voor het vormen van lussen langs de onderzijde van het bovenste grondweefsel. De posities van deze poolkettingdraden worden door de gaapvormingsinrichting zo bepaald dat ze afwisselend in het bovenste grondweefsel ingebonden worden door boven een ingebonden bovenste inslagdraad te lopen en een lus vormen door onder een niet-ingebonden onderste inslagdraad te lopen. De niet-ingebonden onderste inslagdraden worden door de lancetten op een vertikale afstand onder het bovenste grondweefsel gehouden. 



   Anderzijds zijn er ook poolkettingdraden voor het vormen van poollussen langs de bovenzijde van het onderste grondweefsel. De posities van deze poolkettingdraden worden door de gaapvormingsinrichting zo bepaald dat ze afwisselend in het onderste grondweefsel ingebonden worden door onder een ingebonden onderste inslagdraad te lopen en een lus vormen door boven een niet-ingebonden bovenste inslagdraad te lopen. De niet-ingebonden bovenste inslagdraden worden door de lancetten op een vertikale afstand boven het onderste grondweefsel gehouden. 



   De niet-ingebonden bovenste en onderste inslagdraden worden vervolgens uit de lussen getrokken. 



   Volgens deze werkwijze bekomt men twee lussenpoolweefsels bestaande uit kettingdraden, inslagdraden die naast elkaar op eenzelfde niveau door de kettingdraden ingebonden zijn zodat een grondweefsel 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 gevormd is, en poolkettingdraden die afwisselend in het grondweefsel ingebonden zijn onder een inslagdraad en een naar boven toe uitstekende lus vormen. 



   Deze uitvinding betreft ook een inrichting voor het vervaardigen van een lussenpoolweefsel omvattende een inbrenginrichting voor het op twee verschillende hoogtes inbrengen van inslagdraden, voorzien om lusinslagdraden op de bovenste hoogte in te brengen en grondinslagdraden op de onderste hoogte in te brengen ; minstens   een   lusvormingselement hetwelk zieh tussen de lusinslagdraden en de grondinslagdraden, hoofdzakelijk in de kettingrichting, kan uitstrekken om deze respectievelijke inslagdraden op een vertikale afstand van elkaar verwijderd te houden ;

   en een gaapvormingsinrichting die kan gestuurd worden om de posities van grondkettingdraden en poolkettingdraden zo te bepalen dat de grondinslagdraden en de grondkettingdraden een grondweefsel vormen onder de lusinslagdraden, en zodat de poolkettingdraden afwisselend in het grondweefsel ingebonden worden en een lus vormen over een lusinslagdraad. 



   Verder heeft deze uitvinding ook betrekking tot een lussenpoolweefsel, omvattende een uit inslagdraden en kettingdraden samengesteld grondweefsel, en poolkettingdraden die afwisselend in het grondweefsel ingebonden zijn en een naar boven toe uitstekende lus vormen. 



   Zoals blijkt uit hetgeen voorafgaat zijn een dergelijke inrichting en een dergelijk lussenpoolweefsel gekend uit het Amerikaans octrooi nr.   1. 691. 194.   



   Bij dit gekende lussenpoolweefsel is de lus slechts afgebonden over een grondinslagdraad. Hierdoor is de poolvastheid van het lussenweefsel niet zo groot. wanneer een lus door een hapering wordt uitgetrokken, dan worden een reeks lussen van dezelfde poolkettingdraad plat getrokken en het weefsel wordt over een grotere lengte 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 beschadigd aan het lussenoppervlak. 



   Om lussenpoolweefsels te vervaardigen waarop langs de poolzijde een kleurvariatie of een gekleurde figuur zichtbaar is, is het gekend om verschillend gekleurde poolkettingdraden te voorzien en de posities van deze poolkettingdraden zo te bepalen dat lussen van verschillende kleuren gevormd worden in overeenstemming met deze kleurvariatie of figuur. 



   Verder is het ook gekend om in het uitzicht van de poolzijde van lussenpoolweefsels een zekere variatie te brengen door het vormen van lussen met een verschillende hoogte. Dit kan bijvoorbeeld door twee lancetten op verschillende hoogtes te voorzien. Men kan dan hoge lussen vormen over inslagdraden die zich boven de bovenste lancetten bevinden, terwijl men lage lussen kan vormen over inslagdraden die zich boven de onderste lancetten bevinden. 



  In Melliand Textilberichte 4/1994, blz. 265, figuur 14 wordt een dergelijke binding voorgesteld. 



   De mogelijkheden om, bij het weven van lussenpoolweefsel, variaties in het uitzicht van de poolzijde te brengen zijn dus eerder beperkt. 



   Een doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van lussenpoolweefsels, waardoor het aantal mogelijke variaties in het uitzicht van de poolzijde aanzienlijk verhoogd wordt. 



   Dit doel wordt bereikt door een werkwijze, zoals in de eerste paragraaf van deze beschrijving omschreven werd, maar waarbij de posities van de grondkettingdraden en de poolkettingdraden zo bepaald worden dat minstens   een   poolkettingdraad minstens   een   lus vormt tussen twee grondinslagdraden die, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de poolkettingdraad lopen en op een verschillend niveau in het grondweefsel ingebonden zijn, waardoor de lus op het afgewerkte weefsel naar links of 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 naar rechts gericht wordt. 



   Om het genoemde doel te bereiken wordt tevens een inrichting voorzien met de kenmerken van conclusie 14. 



   Indien men een doorsnede van het weefsel maakt in kettingrichting en men volgens de inslagrichting op deze doorsnede kijkt kunnen de lussen rechtopstaand, naar rechts gericht, of naar links gericht zijn. 



   Als de zich links van de lus bevindende grondinslagdraad op een hoger niveau ingebonden wordt dan de zich rechts van de lus bevindende grondinslagdraad bekomt men een lus die naar rechts gericht is. Als het niveau van de linker grondinslagdraad lager is dan het niveau van de rechter grondinslagdraad wordt een naar links gerichte lus bekomen. 



   Deze werkwijze en inrichting laten toe om lussenpoolweefsels te weven met lussen die naar links gericht zijn en/of met lussen die naar rechts gericht zijn, zodat het aantal mogelijkheden om variatie in het uitzicht van de poolzijde te brengen wordt uitgebreid, en zodat lussenpoolweefsels met een, tot op heden ongekend, uitzonderlijk gevarieerd uitzicht kunnen geweven worden. 



   Men kan gerichte lussen vormen, in elk kleurenstelsel of koor, volgens een welbepaald patroon, om bijvoorbeeld figuren en/of schaduweffecten en/of afboordingen in het lussenoppervlak te genereren. 



   Bij voorkeur omvat de weefmachine inbrengmiddelen voor het inbrengen van inslagdraden in opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine, en wordt gedurende minstens een werkingscyclus, ofwel een inbrengmiddel uitgeschakeld, ofwel een met een inbrengmiddel samenwerkende inslagselectie-inrichting gestuurd om geen inslagdraad te selecteren, zodat in het lussenpoolweefsel minstens een inslagdraad geannuleerd wordt, overeenkomstig een vooropstelde binding. 



   Volgens een voorkeurdragende werkwijze, die 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 bijkomende mogelijkheden tot het inbrengen van variatie in het uitzicht van de poolzijde verschaft, worden linksgerichte en rechtsgerichte lussen gevormd, terwijl de naast de respectievelijke lussen op het hoogste niveau ingebonden delen van grondinslagdraden zo ingebonden worden dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en terwijl grondinslagdraden van verschillende kleuren ingebracht worden zodat elk van de genoemde gerichte lussen gevormd wordt tussen twee verschillend gekleurde grondinslagdraden. 



   Bij linksgerichte lussen is de rechter grondinslagdraad naast de lus op het hoogste niveau ingebonden. Doordat deze inslagdraad daar zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel en doordat de lus naar links gericht is, is het zich naast de lus bevindende deel van deze rechter grondinslagdraad goed zichtbaar vanaf de bovenkant van het afgewerkte lussenpoolweefsel. De linker grondinslagdraad is nagenoeg niet zichtbaar langs de bovenzijde van het grondweefsel en ligt bovendien ook onder de lus, zodat hij daar nagenoeg niet zichtbaar is vanaf de bovenkant van het afgewerkte lussenpoolweefsel. 



   Bij rechtsgerichte lussen is het de linker grondinslagdraad die naast de lus op het hoogste niveau ingebonden wordt. Doordat deze inslagdraad daar zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel en doordat de lus naar rechts gericht is, is het zich naast de lus bevindende deel van deze linker grondinslagdraad goed zichtbaar vanaf de bovenkant van het afgewerkte lussenpoolweefsel. De rechter grondinslagdraad is nagenoeg niet zichtbaar langs de bovenzijde van het grondweefsel en ligt bovendien ook onder de lus, zodat hij daar niet zichtbaar is vanaf de bovenkant van het lussenpoolweefsel. 



   Doordat de lussen tussen verschillend gekleurde grondinslagdraden gevormd worden, wordt naast de linksgerichte lussen een andere kleur zichtbaar gemaakt (de 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 kleur van de rechter grondinslagdraad) dan naast de rechtsgerichte lussen (de kleur van de linker grondinslagdraad). 



   Door het vormen van linksgerichte lussen en rechtgerichte lussen kan men dus een bijkomende kleurvariatie bekomen in het weefsel. 



   Men kan de linksgerichte lussen en de rechtsgerichte lussen bijvoorbeeld ook vormen overeenkomstig een vooropgesteld patroon, zodanig dat met de verschillende kleuren van de linker en rechter grondinslagdraden een gekleurde figuur of een gekleurd patroon zichtbaar gemaakt wordt. 



   Bij voorkeur wordt in hetzelfde poolweefsel ook minstens   een   rechtopstaande lus gevormd doordat een poolkettingdraad een lus vormt tussen twee grondinslagdraden die, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de poolkettingdraad lopen en op nagenoeg hetzelfde niveau in het grondweefsel ingebonden zijn. 



  Zo bekomt men nog meer variatie in het uitzicht van de poolzijde van het lussenpoolweefsel. 



   Bij deze rechtopstaande lussen bekomt men een betere poolvastheid als de lusvormende poolkettingdraad telkens in het grondweefsel afgebonden wordt onder een grondinslagdraad, die in het grondweefsel ingebonden wordt tussen twee hoger ingebonden grondinslagdraden, dewelke respectievelijk tussen twee spankettingdraden en boven deze spankettingdraden ingebonden zijn in het grondweefsel. 



   Bij het vormen van rechtopstaande lussen kan men de genoemde poolkettingdraad bijvoorbeeld afwisselend onder de eerste grondinslagdraad van een groep van minstens drie opeenvolgende grondinslagdraden in het grondweefsel afbinden, en een rechtopstaande lus laten vormen boven de andere grondinslagdraden van de groep. 



   Een bijkomend doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van lussen- 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 poolweefsels, waardoor een sterkere lussenpoolbinding bekomen wordt dan bij de gekende weefsels. 



   Volgens een voorkeurdragende werkwijze worden de poolkettingdraden, voor het bereiken van dit doel, telkens door een groep van minstens drie opeenvolgende grondinslagdraden ingebonden in het grondweefsel, terwijl elke lus gevormd wordt tussen da laatste grondinslagdraad van een groep en de eerste grondinslagdraad van een volgende groep. 



  Hierdoor kunnen de tussen de opeenvolgende lussen ingebonden gedeelten van de poolkettingdraden zo ingebonden worden dat een goede poolvastheid bekomen wordt. 



   Men bekomt een uitstekende poolvastheid als de poolkettingdraden telkens door een groep van drie opeenvolgende grondinslagdraden ingebonden worden in het grondweefsel, en daarbij achtereenvolgens onder de eerste grondinslagdraad, boven de tweede grondinslagdraad en onder de derde grondinslagdraad van elke groep lopen. 



   Volgens een ander voorkeurdragende werkwijze wordt de tweede grondinslagdraad van elke groep op een middenste niveau ingebonden, terwijl de eerste en de derde grondinslagdraad van elke groep respectievelijk op een bovenste en een onderste niveau ingebonden wordt om naar links gerichte lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen, of respectievelijk op het onderste en het bovenste niveau ingebonden worden om naar rechts gerichte lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen, of beide op het onderste niveau ingebonden worden om rechtopstaande lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen. 



   Volgens een meest voorkeurdragende werkwijze worden linksgerichte en rechtsgerichte lussen gevormd, waarbij de naast de respectievelijke lussen op het bovenste niveau ingebonden delen van eerste of derde grondinslagdraden zo ingebonden worden dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en worden 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 rechtopstaande lussen gevormd worden tussen groepen grondinslagdraden waarin de tweede grondinslagdraad zo ingebonden wordt dat hij zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel, en worden grondinslagdraden van verschillende kleuren ingebracht zodat da drie grondinslagdraden in elke groep een onderling verschillende kleur hebben. 



   Hierdoor worden naast linksgerichte lussen, rechtsgerichte lussen en rechtopstaande lussen respectievelijk een eerste kleur, een tweede kleur en een derde kleur zichtbaar gemaakt langs de poolzijde van het lussenpoolweefsel, zodat de kleurvariatie in het weefsel nog groter wordt. 



   Men kan tussen de laatste inslagdraad van een groep en de eerste inslagdraad van een volgende groep telkens minstens een bijkomende grondinslagdraad inbinden in het grondweefsel. 



   Bij voorkeur wordt tussen opeenvolgende groepen telkens minstens een bijkomende grondinslagdraad zo ingebonden dat hij zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel, terwijl grondinslagdraden van verschillende kleuren ingebracht worden, zodat met de bijkomende grondinslagdraden een kleurvariatie zichtbaar gemaakt wordt langs de poolzijde van het lussenpoolweefsel. 



   Volgens nog een andere voorkeurdragende werkwijze worden de grondinslagdraden, waartussen gerichte lussen gevormd worden, op verschillende niveaus ingebonden in het grondweefsel, door ze respectievelijk boven en onder een spankettingdraad in het grondweefsel in te binden. 



   Deze spankettingdraad is bij voorkeur een van da grondkettingdraden die de grondinslagdraden inbindt. 



   Bij voorkeur worden de drie grondinslagdraden van elke groep respectievelijk op een bovenste, een middenste, en een onderste niveau ingebonden door de grondinslagdraden voor het bovenste en het middenste niveau respectievelijk 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 boven en onder een eerste spankettingdraad in het grondweefsel in te binden, en door de grondinslagdraden voor het middenste en het onderste niveau respectievelijk boven en onder een tweede spankettingdraad in het grondweefsel in te binden. 



   De uitvinding wordt nu verder verduidelijkt in de hiernavolgende beschrijving van een aantal werkwijzen volgens deze uitvinding. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen. 



   Elke tekening toont het verloop van een stelsel kettingdraden van een lussenpoolweefsel, gedurende het weven ervan, ten opzichte van de inslagdraden en ten opzichte van een lancet van een weefmachine. 



   Figuur 1 toont hoe in een lussenpoolweefsel linksgerichte lussen geweven worden. 



   Figuur 2 toont de binding van figuur 1, met bijkomende grondinslagdraden onder de lusinslagdraden, en met een bijkomende spankettingdraad in het grondweefsel. 



   Figuur 3 toont hoe in een lussenpoolweefsel rechtsgerichte lussen geweven worden. 



   Figuur 4 toont hoe in een lussenpoolweefsel rechtopstaande lussen geweven worden, volgens een eerste voorkeurdragende werkwijze. 



   Figuur 5 toont hoe in een lussenpoolweefsel rechtopstaande lussen geweven worden, volgens een tweede voorkeurdragende werkwijze. 



   Volgens een voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding worden, op een dubbelgrijperweefmachine, grondinslagdraden (1), (2), (3) ingebracht door de onderste grijper en lusinslagdraden (5) ingebracht door de bovenste grijper. De grondinslagdraden (1), (2), (3) worden onder een aantal naast elkaar opgestelde lancetten (14) ingebracht. De lusinslagdraden (4) worden boven deze lancetten (14) ingebracht. 



   Om de in de figuren voorgestelde weefsels te 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 bekomen moet in een aantal werkingscycli van de weefmachine geen grondinslagdraad (1 - 4) of geen lussenslagdraad (5) ingebracht worden. Voor het annuleren van deze niet in te brengen inslagdraden   (1 - 4),   (5) wordt de grijper die geen inslagdraad moet inbrengen gedurende die werkingscycli uitgeschakeld, ofwel wordt een met die grijper samenwerkend inslagselectie-apparaat gestuurd om gedurende die werkingscycli geen inslagdraad te selecteren en aan te reiken aan die grijper. Op de figuren 1 en 5 zijn de 
 EMI11.1 
 plaatsen waar geen inslagdraad (1 ingebracht werd door inslagannulatie aangeduid met het teken"X". 



   Voor het vervaardigen van de weefsels op figuren 1 t/m 4 wordt in een veelvoud van opeenvolgende reeksen van telkens vier opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine telkens, in de eerste, de tweede en de derde werkingscyclus een respectievelijke grondinslagdraad (1), (2), (3) ingebracht door de onderste grijper, en wordt telkens in de vierde werkingscyclus een lusinslagdraad (5) ingebracht door de bovenste grijper. 



   Voor het vervaardigen van de weefsels op figuren 2,3, en 4 wordt in elke vierde werkingscyclus terzelfdertijd een lusinslagdraad (5) ingebracht door de bovenste grijper en een bijkomende grondinslagdraad (4) ingebracht door de onderste grijper. 



   De posities van de grondkettingdraden (6), (7) kunnen, bij voorkeur door middel van een tweestandengedeelte van een jacquardmachine, in de opeenvolgende werkingscycli op twee verschillende hoogtes gebracht worden, respectievelijk onder de bewegingsbanen van de bovenste en de onderste grijper en tussen deze bewegingsbanen. 



   Voor het weven van het weefsel van figuur 1 worden in een veelvoud van naast elkaar gelegen stelsels kettingdraden (op figuur 1 is een stelsel voorgesteld, bestaande uit twee grondkettingdraden (6), (7) en drie 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 poolkettingdraden (9),   (10),     (11))   de posities-ten opzichte van de genoemde bewegingsbanen-van een eerste (6) en een tweede grondkettingdraad (7) als volgt bepaald in de vier opeenvolgende werkingscyli van elke reeks :
De eerste grondkettingdraad (6) wordt in de eerste werkingscyclus tussen de bewegingsbanen gebracht, en in de tweede, derde, en vierde werkingscyclus onder de bewegingsbanen gebracht.

   De tweede grondkettingdraad (7) wordt gebruikt als spankettingdraad en wordt in de eerste, tweede en vierde werkingscyclus onder de bewegingsbanen gebracht, en in de derde werkingscyclus tussen de bewegingsbanen gebracht. 



   Ten opzichte van de drie opeenvolgende grondinslagdraden (1), (2), (3), die in elke reeks werkingscycli ingebracht worden (in hetgeen volgt worden deze een groep grondinslagdraden genoemd) bevindt de eerste grondkettingdraad (6) zich boven de eerste   (1)   en onder de tweede (2) en derde inslagdraad (3) van elke groep, en bevindt de tweede grondkettingdraad (7) zich onder de eerste   (1)   en de tweede (2) en boven de derde inslagdraad (3) van elke groep. 



   De eerste   (1)   en de derde grondinslagdraad (3) van elke groep bevinden zich dus respectievelijk boven en onder de als spankettingdraad gebruikte tweede grondkettingdraad (7) en worden hierdoor op een verschillend niveau ingebonden in het door de grondkettingdraden en de grondinslagdraden gevormde grondweefsel. 



   De posities van de poolkettingdraden (9,10, 11) kunnen, bij voorkeur door middel van een driestandengedeelte van een jacquardmachine, in de opeenvolgende werkingscycli op drie verschillende hoogtes gebracht worden, respectievelijk onder de bewegingsbanen, tussen de bewegingsbanen en boven de bewegingsbaan van de bovenste en de onderste grijper van de weefmachine. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



   De posities van een eerste werkende poolkettingdraad (9) worden zo bepaald dat de grondkettingdraad (9) ten opzichte van de grondinslagdraden 
 EMI13.1 
 (1), (2), (3) van drie opeenvolgende groepen, telkens onder de eerste (1), boven de tweede (2), en onder de derde (3) grondinslagdraad loopt, boven de lusinslagdraad (5) loopt die na de derde grondinslagdraad (3) van de eerste groep werd ingebracht, en boven de lusinslagdraad (5) loopt die na de derde grondinslagdraad (3) van de tweede groep werd ingebracht. Er worden dus twee lussen gevormd. 



   Elke lus wordt gevormd tussen een derde (3) en een eerste grondinslagdraad   (1),   die zieh, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de grondkettingdraad (9) uitstrekken en op een verschillend niveau in het grondweefsel ingebonden worden. 



  Doordat de derde grondinslagdraad (3) links van elke lus op een lager niveau ingebonden wordt dan de rechts van elke lus ingebonden eerste grondinslagdraad   (1)   worden de lussen op het afgewerkte weefsel naar links gericht. 
 EMI13.2 
 



  Ten opzichte van de grondinslagdraden (1), (2), (3) van de vierde groep en elke volgende groep, loopt de eerste poolkettingdraad (9) telkens onder de eerste   (1)   en de tweede (2) en boven de derde grondinslagdraad (3), zodat hij, samenlopend met de tweede grondkettingdraad (7), doorlopend ingebonden wordt in het grondweefsel. 



   Een tweede poolkettingdraad (10) van een andere kleur dan de eerste poolkettingdraad (9) loopt samen met de tweede grondkettingdraad (7) in het grondweefsel tot onder de tweede grondinslagdraad (2) van de derde groep, loopt vervolgens onder de derde grondinslagdraad (3) van de derde groep en verder achtereenvolgens boven de daarna ingebrachte lusinslagdraad (5), onder de eerste   (1),   boven de tweede (2) en onder de derde grondinslagdraad (3) van de vierde groep, en loopt verder terug samen met de tweede grondkettingdraad (7) in het grondweefsel. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 De tweede poolkettingdraad (10) vormt bijgevolg   een   linksgerichte lus tussen de derde grondinslagdraad (3) van de derde groep en de eerste grondinslagdraad van de vierde groep. 



   Een derde poolkettingdraad (11), van een andere kleur dan de eerste (9) en de tweede poolkettingdraad (10), wordt op dezelfde wijze eerst ingebonden in het grondweefsel, en vormt opeenvolgende lussen die volgen op de door de tweede poolkettingdraad (10) gevormde lus. 



   Zo worden elkaar in de kettingrichting opvolgende lussen van verschillende kleuren gevormd, overeenkomstig een vooropgestelde gekleurde tekening of figuur. De nietwerkende delen van de poolkettingdraden (9), (10), (11) worden in het grondweefsel ingebonden. 



   De verschillend gekleurde lussen die door de poolkettingdraden van een aantal naast elkaar gelegen stelsels kettingdraden gevormd worden, vormen daarbij de totale figuur of tekening. 



   Door middel van een inslagselectie-apparaat worden in elke reeks werkingscycli eerste grondinslagdraden   (1)   van een eerste kleur, tweede grondinslagdraden (2) van een tweede kleur, en derde grondinslagdraden (3) van een derde kleur ingebracht. 



   De eerste grondinslagdraden   (1)   zijn boven de poolkettingdraden (9, 10, 11) en boven de spankettingdraad (7) in het grondweefsel ingebonden, zodat ze goed zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel. Doordat deze eerste grondinslagdraden   (1)   zich bovendien rechts van de linksgerichte lussen bevinden zijn ze ook goed zichtbaar langs de poolzijde van het afgewerkte lussenpoolweefsel. 



  Naast de linksgerichte lussen wordt dus de eerste kleur zichtbaar gemaakt. 



   De binding volgens figuur 2 onderscheidt zich van de binding van figuur 1 doordat in elke vierde werkingscyclus een bijkomende grondinslagdraad (4) van een 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 vierde kleur ingebracht wordt door de onderste grijper, en doordat in elk stelsel kettingdraden een bijkomende spankettingdraad (8) voorzien wordt. 



   De bijkomende spankettingdraad (8) loopt in elke groep onder de eerste   (1)   en boven de tweede (2) en de derde grondinslagdraad (3), zodat de eerste grondinslagdraad   (1)   steeds op een hoger niveau ingebonden wordt dan de tweede grondinslagdraad (2). De andere spankettingdraad (7) loopt telkens onder de eerste   (1)   en de tweede grondinslagdraad (2) en boven de derde grondinslagdraad (3), zodat de tweede grondinslagdraad (2) steeds op een hoger niveau ingebonden wordt dan de derde grondinslagdraad (3). Door een bijkomende spankettingdraad (8) te voorzien bekomt men ook een grotere poolvastheid. 



   De bijkomende grondinslagdraden (4) worden telkens tussen beide spankettingdraden (7), (8) ingebonden, en bevinden zieh dus boven de met de onderste spankettingdraad (7) samenlopende niet-werkende delen van de poolkettingdraden (9), (10), (11). Deze grondinslagdraden (4) zijn dus min of meer zichtbaar langs de bovenzijde van het grondweefsel, en kunnen ook tussen de naast elkaar gelegen lussen gezien worden langs de poolzijde van het afgewerkte weefsel, zodat hun (vierde) kleur een bijkomende kleurvariatie in het lussenpoolweefsel brengt. 



   Op figuur 3 zijn de eerste   (1),   tweede (2), en derde grondinslagdraden (3) van opeenvolgende groepen respectievelijk op het onderste niveau, het middenste niveau, en het bovenste niveau ingebonden, zodat tussen de derde grondinslagdraad (3) van een groep en de eerste grondinslagdraad   (1)   van de volgende groep telkens een naar rechts gerichte lus gevormd wordt door een poolkettingdraad   (12).   



   De eerste grondkettingdraad (6) loopt telkens onder de eerste   (1)   en de tweede grondinslagdraad (2), boven de derde grondinslagdraad (3) en onder de bijkomende 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 grondinslagdraad (4). 



   De als spankettingdraad gebruikte tweede grondkettingdraad (7) loopt, samen met de niet-werkende delen van andere poolkettingdraden (15,16), telkens boven de eerste grondinslagdraad   (1)   en onder de tweede (2), derde (3) en bijkomende grondinslagdraad (4). 



   Een bijkomende spankettingdraad (8) loopt telkens boven de eerste   (1),   tweede (2) en bijkomende grondinslagdraad (4), en onder de derde grondinslagdraad (3). 



   Deze twee spankettingdraden (7), (8) zorgen ervoor dat de eerste   (1),   tweede (2), en derde grondinslagdraden (3), in elke groep respectievelijk op het onderste, middenste en bovenste niveau blijven in het grondweefsel, en verhoogt bovendien de poolvastheid. 



   De derde grondinslagdraden (3) zijn goed zichtbaar langs de bovenzijde van het grondweefsel, en bevinden zieh links van de rechtsgerichte lussen, zodat ze ook goed zichtbaar zijn langs de poolzijde van het afgewerkte lussenpoolweefsel. Naast de rechtsgerichte lussen wordt dus de derde kleur zichtbaar gemaakt, terwijl de vierde kleur van de bijkomende grondinslagdraad voor een bijkomende kleurvariatie zorgt. 



   Op figuur 4 zijn de eerste   (1),   tweede (2), en derde grondinslagdraden (3) van opeenvolgende groepen respectievelijk op het middenste, het bovenste, en het middenste niveau ingebonden, zodat tussen de derde grondinslagdraad (3) van een groep en de eerste grondinslagdraad   (1)   van de volgende groep telkens een rechtopstaande lus gevormd wordt door een poolkettingdraad (13). De derde (3) en eerste grondinslagdraden   (1)   worden nu immers op eenzelfde niveau ingebonden in het grondweefsel. 



   De eerste grondkettingdraad (6) loopt telkens onder de eerste   (1),   boven de tweede (2), onder de derde 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 (3) en boven de bijkomende grondinslagdraad (4). 



   De als spankettingdraad gebruikte tweede grondkettingdraad (7) loopt nu onder alle grondinslagdraden 
 EMI17.1 
 (1, 2, 3, 4). De bijkomende spankettingdraad (8) loopt telkens boven de eerste (1) en de derde grondinslagdraad (3), en onder de tweede (2) en de bijkomende grondinslagdraad (4), en zorgt ervoor dat de tweede en de bijkomende grondinslagdraad (4) op een hoger niveau ingebonden blijven dan de eerste   (1)   en de derde grondinslagdraad (3). 



   De doorlopend ingebonden niet-werkende delen van andere poolkettingdraden (15, 16) lopen samen met de bijkomende spankettingdraad (8). 



   Naast rechtopstaande lussen wordt dus de (tweede) kleur van de tweede grondinslagdraden (2) zichtbaar gemaakt, terwijl de (vierde) kleur van de bijkomende grondinslagdraad (4) voor een bijkomende kleurvariatie zorgt. 



   Figuur 5 toont hoe in een lussenpoolweefsel rechtopstaande lussen gevormd worden, volgens een andere voorkeurdragende werkwijze, volgens deze uitvinding. 



  In een veelvoud van opeenvolgende reeksen van telkens drie opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine wordt in elke werkingscyclus een respectievelijke grondinslagdraad (1), (2), (3) ingebracht door de onderste grijper, en wordt telkens in de derde werkingscyclus een lusinslagdraad (5) ingebracht door de bovenste grijper. 



   In naast elkaar gelegen stelsels van telkens twee grondkettingdraden (6), (7), twee spankettingdraden (20), (21), en drie poolkettingdraden (17), (18), (19) worden de posities van deze kettingdraden-ten opzichte van de bewegingsbanen van de grijpers-zo bepaald dat de hierna omschreven binding bekomen wordt. 



   Volgens deze binding (zie figuur 5) lopen een eerste (6) en een tweede grondkettingdraad (7) afwisselend 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 boven en onder de grondinslagdraden (1), (2), (3) van opeenvolgende groepen, waarbij, als de ene 
 EMI18.1 
 grondkettingdraad (6) (7) boven de grondinslagdraden (1), (2), (3) loopt, de andere grondkettingdraad (7), (6) onder deze grondinslagdraden (1), (2), (3) loopt. 



  De grondkettingdraden (6), (7) kruisen elkaar telkens tussen de derde grondinslagdraad (3) van een groep en de eerste grondinslagdraad   (1)   van de volgende groep. 



   Een eerste spankettingdraad (20) loopt telkens 
 EMI18.2 
 boven de eerste (1) en de tweede grondinslagdraad (2) en onder de derde inslagdraad (3) van elke groep. Een tweede spankettingdraad (21) loopt telkens boven de eerste (1) en onder de tweede (2) en de derde grondinslagdraad (3) van elke groep. De eerste grondinslagdraden (1) worden dus telkens onder beide spankettingdraden (20), (21) ingebonden in het grondweefsel, de tweede grondinslagdraden (2) worden tussen beide spankettingdraden (20), (21) ingebonden, en de derde grondinslagdraden (3) worden boven beide spankettingdraden (20), (21) ingebonden. Hierdoor worden de eerste   (1),   tweede (2), en derde grondinslagdraden (3) respectievelijk op een onderste, een middenste, en een bovenste niveau ingebonden in het grondweefsel. 



   De poolkettingdraden (17), (18), (19) hebben lusvormende delen die afwisselend onder een eerste grondinslagdraad   (1)   van een groep in het grondweefsel afgebonden worden, en een lus vormen over de boven de derde grondinslagdraad (3) ingebrachte lusinslagdraad (5). De niet-lusvormende delen van de poolkettingdraden (17), (18), (19) lopen langs de rugzijde van het weefsel en zijn met relatief grote tussenafstanden, voor inbinding in het grondweefsel, boven een tweede grondinslagdraad (2) gebracht. Hierdoor wordt de soepelheid van het weefsel bewaard. 



   De lussen worden gevormd tussen de eerste grondinslagdraden   (1)   van opeenvolgende groepen. Doordat 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 deze eerste grondinslagdraden   (1)   telkens op hetzelfde niveau ingebonden worden, worden rechtopstaande lussen bekomen op het afgewerkte weefsel. 



   De lusvormende delen van de poolkettingdraden (17), (18), (19) worden telkens in het grondweefsel afgebonden onder een eerste grondinslagdraad   (1).   Deze eerste grondinslagdraad   (1)   wordt telkens op het onderste niveau in het grondweefsel ingebonden, tussen een derde grondinslagdraad (3) van de vorige groep en een tweede inslagdraad (2) van dezelfde groep als de genoemde eerste grondinslagdraad (1). 



  Deze derde (3) en tweede grondinslagdraad (2) worden respectievelijk boven beide spankettingdraden (20), (21) op het bovenste niveau en tussen beide spankettingdraden (20), (21) op het middenste niveau ingebonden. 



  Hierdoor wordt een hoge poolvastheid bekomen. 



   Volgens de uitvinding kan men dus in eenzelfde lussenpoolweefsel, linksgerichte, rechtsgerichte en rechtopstaande lussen vormen, terwijl naast deze lussen, afhankelijk van hun richting, een verschillend gekleurde grondinslagdraad (1), (2), (3) zichtbaar wordt. Bovendien kan men nog andere kleuren zichtbaar maken langs de poolzijde door bijkomende grondinslagdraden (4) zichtbaar in te binden in het grondweefsel. Men kan ook, volgens een vooropgestelde tekening of figuur, op bepaalde plaatsen in het weefsel geen poollussen vormen. Men bekomt het cisel effect, waarbij men door verschillend gekleurde grondinslagdraden inslagkleureffecten in het grondweefsel kan bekomen. Verder kan men ook nog verschillend gekleurde lussen en/of lussen met een verschillende hoogte vormen.

   Hierdoor wordt het mogelijk om zeer kleurrijke lussenpoolweefsels te vervaardigen met een ongekende variatie in het uitzicht van de poolzijde.



    <Desc / Clms Page number 1>
 



  "Method and apparatus for manufacturing a loop pile fabric".



   This invention relates to a method of manufacturing a loop pile fabric, wherein ground weft threads and loop weft threads are introduced at different heights on a weaving machine, while the positions of ground warp threads and pile warp threads are determined by a shed forming device so that the ground weft threads and the ground warp threads form a ground fabric under the loop weft threads and so that the pile warp threads are alternately tied into the ground fabric and looped over a loop weft thread, and the loop weft threads are then removed.



   In U.S. Patent No. 1,691,194, such a method is described in which, on a double-spool double-piece weaving machine, two loop pile fabrics are simultaneously woven one above the other.



   According to this known method, in successive operating cycles of the weaving machine, an upper and a lower weft thread is introduced, respectively above and below a number of lancets which extend according to the direction of the warp threads.



   An upper and a lower ground fabric is obtained by binding upper and lower weft threads between respective ground warp threads. For this, the shed forming device is controlled to alternately bring primer warp threads above and below the insertion height of the top weft threads, and to alternately bring other primer warp threads above and below the insertion height of the lower weft threads.



   Each ground fabric consists of ground warp threads that repeatedly cross each other so that successive gaps are formed between these ground warp threads,

  <Desc / Clms Page number 2>

 and from weft threads extending transversely to the warp threads in these openings. The different weft threads are thereby bound in the soil fabric next to each other at the same level.



   The shed forming device is provided to control the ground warp threads such that a plurality of top and bottom weft threads are not tied into the top or bottom ground fabric.



   Pole warp threads are provided on the weaving machine. On the one hand, there are pile warp threads for forming loops along the bottom of the top base fabric. The positions of these pile warp threads are determined by the shed forming device so that they are alternately tied into the top fabric by running over a bound top weft thread and looped under a non-tied bottom weft thread. The non-tied bottom weft threads are held vertically below the top soil fabric by the lancets.



   On the other hand, there are also pile warp threads for forming pile loops along the top of the bottom base fabric. The positions of these pile warp threads are determined by the shed forming device so that they are alternately tied into the bottom backing fabric by running below a bound bottom weft thread and looped over a non-tied top weft thread. The unbonded top weft threads are held vertically above the bottom backing fabric by the lancets.



   The unbonded top and bottom weft threads are then pulled out of the loops.



   According to this method, two loop pile fabrics are obtained consisting of warp threads, weft threads that are bound together at the same level by the warp threads so that a ground fabric

  <Desc / Clms Page number 3>

 formed, and pile warp threads that are alternately tied into the base fabric under a weft thread and form an upwardly projecting loop.



   This invention also relates to an apparatus for manufacturing a loop pile fabric comprising an insertion device for inserting weft threads at two different heights, provided for inserting loop weft threads at the top height and inserting ground weft threads at the bottom height; at least one loop forming element which can extend between the loop weft threads and the ground weft threads, mainly in the warp direction, to keep these respective weft threads spaced vertically from each other;

   and a shed forming apparatus that can be controlled to determine the positions of ground warp and pile warp threads such that the ground weft threads and the ground warp threads form a ground fabric under the loop weft threads, and so that the pile warp threads are alternately tied into the ground fabric and looped over a loop weft thread.



   Furthermore, this invention also relates to a loop pile fabric, comprising a base fabric composed of weft and warp threads, and pile warp threads that are alternately tied into the base fabric and form an upwardly projecting loop.



   As apparent from the foregoing, such an apparatus and such a loop pile fabric are known from U.S. Patent No. 1,691,194.



   In this known loop pile fabric, the loop is tied only over a soil weft thread. As a result, the pile strength of the loop fabric is not so great. when a loop is pulled out by a hitch, a series of loops of the same pile warp thread are pulled flat and the fabric is stretched over a longer length

  <Desc / Clms Page number 4>

 damaged on the loop surface.



   To manufacture loop pile fabrics showing a color variation or colored figure along the pile side, it is known to provide different colored pile warp threads and determine the positions of these pile warp threads such that loops of different colors are formed in accordance with this color variation or figure.



   Furthermore, it is also known to bring some variation in the pile side appearance of loop pile fabrics by forming loops of different heights. This can be done, for example, by providing two lancets at different heights. High loops can then be formed over weft threads located above the upper lancets, while low loops can be formed over weft threads located above the lower lancets.



  Melliand Textilberichte 4/1994, p. 265, figure 14, proposes such a bond.



   The possibilities to bring variations in the appearance of the pile side when weaving loop pile fabric are therefore rather limited.



   An object of this invention is to provide a method and an apparatus for manufacturing loop pile fabrics, which significantly increases the number of possible variations in the pile side appearance.



   This object is achieved by a method as described in the first paragraph of this description, but wherein the positions of the ground warp threads and the pile warp threads are determined such that at least one pile warp thread forms at least a loop between two ground weft threads, to the left and right of the loop, run above the pile warp thread and are tied at different levels in the base fabric, leaving the loop on the finished fabric to the left or

  <Desc / Clms Page number 5>

 pointing to the right.



   In order to achieve the said object, a device is also provided with the features of claim 14.



   If one makes a cross-section of the fabric in warp direction and one looks at this cross-section according to the weft direction, the loops can be upright, directed to the right or to the left.



   If the ground weft thread to the left of the loop is tied at a higher level than the ground weft thread to the right of the loop, a loop is directed to the right. If the left ground weft thread level is lower than the right ground weft thread level, a left-facing loop is obtained.



   This method and apparatus allows to weave loop pile fabrics with loops facing left and / or loops facing right, expanding the range of possibilities to bring variation in the appearance of the pile side, and so that loop pile fabrics with a , hitherto unknown, exceptionally varied appearance can be woven.



   One can form targeted loops, in any color system or choir, according to a well-defined pattern, for example to generate figures and / or shadow effects and / or borders in the loop surface.



   Preferably, the weaving machine comprises insertion means for inserting weft threads in successive cycles of operation of the weaving machine, and for at least one operating cycle, either an insertion means is disengaged or a weft selector cooperating with an insertion means to select no weft thread, so that in the loop pile fabric at least one weft thread is canceled, according to a pre-set binding.



   According to a preferred method, that

  <Desc / Clms Page number 6>

 providing additional possibilities for introducing variation in the pile side appearance, left-facing and right-facing loops are formed, while the sections of soil weft threads tied in next to the respective loops are tied so that they are visible along the top of the ground fabric, and while ground weft threads of different colors are inserted so that each of said directional loops is formed between two differently colored ground weft threads.



   In left-facing loops, the right ground weft thread is tied at the top level next to the loop. Because this weft thread is visible there along the top of the ground fabric and because the loop faces left, the portion of this right soil weft thread located adjacent to the loop is clearly visible from the top of the finished loop pile fabric. The left soil weft thread is practically invisible along the top of the ground fabric and is also under the loop so that it is practically invisible from the top of the finished loop pile fabric.



   In right-facing loops, it is the left ground weft thread that is tied next to the top-level loop. Because this weft thread is visible there along the top of the ground fabric and because the loop is oriented to the right, the portion of this left ground weft thread located next to the loop is clearly visible from the top of the finished loop pile fabric. The right soil weft thread is practically invisible along the top of the ground fabric and is also under the loop so that it is not visible there from the top of the loop pile fabric.



   Because the loops are formed between differently colored ground weft threads, a different color is visible in addition to the left-facing loops (the

  <Desc / Clms Page number 7>

 color of the right soil weft thread) next to the right facing loops (the color of the left soil weft thread).



   Thus, by forming left-facing loops and straight-facing loops, an additional color variation can be obtained in the fabric.



   For example, the left-facing loops and the right-facing loops can also be formed according to a predetermined pattern, such that with the different colors of the left and right soil weft threads a colored figure or a colored pattern is made visible.



   Preferably, in the same pile fabric, at least one upright loop is also formed in that a pile warp thread forms a loop between two ground weft threads that run above the pile warp thread to the left and right of the loop, respectively, and are tied into the soil fabric at substantially the same level.



  In this way, even more variation is obtained in the appearance of the pile side of the loop pile fabric.



   With these upright loops, a better pile strength is obtained if the loop-forming pile warp thread is always tied in the ground fabric under a ground weft thread, which is bound in the ground fabric between two higher bound ground weft threads, which are respectively bound between two tension warp threads and above these tension warp threads.



   For example, in forming upright loops, said pile warp thread may be alternately tied under the first soil weft thread of a group of at least three consecutive soil weft threads in the soil fabric, and allowed to form an upright loop above the other soil weft threads of the group.



   An additional object of this invention is to provide a method for manufacturing loops

  <Desc / Clms Page number 8>

 pile fabrics, resulting in a stronger loop pile bond than with the known fabrics.



   According to a preferred method, to achieve this goal, the pile warp threads are each time bound by a group of at least three successive soil weft threads into the soil fabric, each loop being formed between the last soil weft thread of one group and the first soil weft thread of a subsequent group.



  As a result, the parts of the pile warp threads bound between the successive loops can be tied in such a way that good pile strength is obtained.



   Excellent pile strength is obtained when the pile warp threads are each bound by a group of three successive soil weft threads into the soil fabric, successively passing below the first soil weft thread, above the second soil weft thread and below the third soil weft thread of each group.



   According to another preferred method, the second ground weft thread of each group is tied at a middle level, while the first and third ground weft thread of each group is tied at an upper and a lower level, respectively, to obtain left-facing loops between successive groups, or be tied at the bottom and top levels to obtain right-facing loops between consecutive groups, or both be tied at the bottom level to obtain upright loops between consecutive groups.



   In a most preferred method, left-facing and right-facing loops are formed, in which the portions of first or third soil weft threads tied in addition to the respective loops on the top level are bound so that they are visible along the top of the soil fabric, and

  <Desc / Clms Page number 9>

 upright loops are formed between groups of soil weft threads in which the second soil weft thread is tied so that it is visible along the top of the soil fabric, and soil weft threads of different colors are inserted so that three soil weft threads in each group are of different colors.



   As a result, in addition to left-facing loops, right-facing loops, and upright loops, a first color, a second color, and a third color, respectively, are visualized along the pile side of the loop pile fabric, so that the color variation in the fabric becomes even greater.



   Between the last weft thread of a group and the first weft thread of the next group, at least one additional soil weft thread can be bound in the soil fabric.



   Preferably, at least one additional soil weft thread is bound between consecutive groups so that it is visible along the top of the soil fabric, while soil weft threads of different colors are introduced, so that with the additional soil weft threads a color variation is made visible along the pile side of the loop pile fabric.



   According to yet another preferred method, the soil weft threads between which loops are formed are bound at different levels in the soil fabric by tying them in the soil fabric above and below a tension warp thread, respectively.



   This tension warp thread is preferably one of the ground warp threads that binds the ground weft threads.



   Preferably, the three soil weft threads of each group are tied at an upper, a middle, and a lower level, respectively, by the upper and middle level weft threads, respectively

  <Desc / Clms Page number 10>

 Binding a first tension warp thread into the soil fabric above and below, and by tying the center and bottom level weft threads above and below a second tension warp thread into the soil fabric, respectively.



   The invention is now further elucidated in the following description of a number of methods of this invention. Reference is made in this description to the accompanying drawings.



   Each drawing shows the course of a set of warp yarns of a loop pile fabric, during weaving, with respect to the weft threads and with respect to a weaving machine lancet.



   Figure 1 shows how left-hand loops are woven in a loop pile fabric.



   Figure 2 shows the bonding of Figure 1, with additional ground weft threads below the loop weft threads, and with an additional tension warp thread in the ground fabric.



   Figure 3 shows how right-hand loops are woven in a loop pile fabric.



   Figure 4 shows how upright loops are woven in a loop pile fabric, according to a first preferred method.



   Figure 5 shows how upright loops are woven in a loop pile fabric, according to a second preferred method.



   According to a preferred method according to this invention, on a double-gripper weaving machine, soil weft threads (1), (2), (3) are inserted through the lower looper and loop weft threads (5) are inserted through the upper looper. The soil weft threads (1), (2), (3) are inserted under a number of juxtaposed lancets (14). The loop weft threads (4) are inserted above these lancets (14).



   To illustrate the fabrics presented in the figures

  <Desc / Clms Page number 11>

 No ground weft thread (1 - 4) or no loop weft thread (5) must be inserted in a number of operating cycles of the weaving machine. To cancel these non-insertable weft threads (1 - 4), (5) the hook that does not need to insert a weft thread is disabled during those operating cycles, or a weft selection device cooperating with that hook is controlled to prevent weft threads during those operating cycles. and hand it over to that grab. In figures 1 and 5 the
 EMI11.1
 places where no weft thread (1 was inserted by weft cancellation indicated by the sign "X".



   For the manufacture of the fabrics in Figures 1 to 4, in a plurality of consecutive series of four consecutive operating cycles of the weaving machine, in each of the first, second and third operating cycles, a respective weft thread (1), (2) (3) introduced by the lower looper, and a loop weft thread (5) is inserted through the upper looper in the fourth operating cycle each time.



   To fabricate the fabrics in Figures 2, 3 and 4, a loop weft thread (5) is inserted at the same time in each fourth operating cycle through the upper looper and an additional ground weft thread (4) is inserted through the lower looper.



   The positions of the ground warp threads (6), (7) can be adjusted, preferably by means of a two-position part of a jacquard machine, in successive operating cycles at two different heights, respectively under the paths of movement of the upper and lower looper and between them. movement paths.



   For weaving the fabric of Figure 1, a plurality of adjacent arrays of warp threads (Figure 1 shows a scheme consisting of two ground warp threads (6), (7) and three

  <Desc / Clms Page number 12>

 pile warp threads (9), (10), (11)) the positions relative to said trajectories of movement of a first (6) and a second ground warp thread (7) determined in the four consecutive operating cycles of each series as follows:
The first ground warp thread (6) is brought between the movement paths in the first operating cycle and brought under the movement paths in the second, third and fourth operating cycle.

   The second ground warp thread (7) is used as a tension warp thread and is brought under the movement paths in the first, second and fourth operating cycle, and brought between the movement paths in the third operating cycle.



   Relative to the three consecutive soil weft threads (1), (2), (3), which are introduced in each series of operating cycles (hereinafter referred to as a group of soil weft threads), the first soil warp thread (6) is above the first (1 ) and below the second (2) and third weft thread (3) of each group, and the second ground warp thread (7) is below the first (1) and the second (2) and above the third weft thread (3) of each group .



   Thus, the first (1) and third soil weft threads (3) of each group are above and below the second soil warp thread (7) used as a tension warp thread, respectively, and are thereby bound at different levels in the soil fabric formed by the soil warp threads and the soil weft threads.



   The positions of the pile warp threads (9, 10, 11) can be brought, preferably by means of a three-position part of a jacquard machine, in successive operating cycles at three different heights, respectively below the movement paths, between the movement paths and above the movement path of the upper and lower looper of the weaving machine.

  <Desc / Clms Page number 13>

 



   The positions of a first working pile warp thread (9) are determined such that the ground warp thread (9) relative to the ground weft threads
 EMI13.1
 (1), (2), (3) of three consecutive groups, each under the first (1), above the second (2), and under the third (3) ground weft thread, above the loop weft thread (5) which runs after the third ground weft thread (3) of the first group was inserted, and runs above the loop weft thread (5) inserted after the third ground weft thread (3) of the second group. Thus, two loops are formed.



   Each loop is formed between a third (3) and a first soil weft thread (1), which extends to the left and right of the loop, respectively, above the soil warp thread (9) and is tied into the soil fabric at a different level.



  Because the third soil weft thread (3) to the left of each loop is tied at a lower level than the right of each loop bound first soil weft thread (1), the loops on the finished fabric are oriented to the left.
 EMI13.2
 



  With respect to the ground weft threads (1), (2), (3) of the fourth group and each subsequent group, the first pile warp thread (9) runs below the first (1) and the second (2) and above the third ground weft thread (3), so that, together with the second ground warp thread (7), it is continuously bound in the ground fabric.



   A second pile warp thread (10) of a different color than the first pile warp thread (9), together with the second ground warp thread (7), runs in the ground fabric below the second ground weft thread (2) of the third group, then runs under the third ground weft thread (3 ) of the third group and further successively above the loop weft thread (5) inserted thereafter, below the first (1), above the second (2) and below the third ground weft thread (3) of the fourth group, and then further back together with the second ground warp thread (7) in the ground fabric.

  <Desc / Clms Page number 14>

 The second pile warp thread (10) thus forms a left-facing loop between the third ground weft thread (3) of the third group and the first ground weft thread of the fourth group.



   A third pile warp thread (11), of a different color from the first (9) and the second pile warp thread (10), in the same manner, is first bound in the base fabric, forming successive loops following the second pile warp thread (10). formed loop.



   In this way, successive loops of different colors are formed in the chain direction, in accordance with a predetermined colored drawing or figure. The non-working parts of the pile warp threads (9), (10), (11) are bound in the base fabric.



   The differently colored loops formed by the pile warp threads of a number of juxtaposed sets of warp threads thereby form the overall figure or drawing.



   By means of a weft selection device, first soil weft threads (1) of a first color, second soil weft threads (2) of a second color, and third soil weft threads (3) of a third color are introduced into each series of operating cycles.



   The first soil weft threads (1) are tied into the soil fabric above the pile warp threads (9, 10, 11) and above the tension warp thread (7) so that they are clearly visible along the top of the soil fabric. Moreover, because these first soil weft threads (1) are to the right of the left-facing loops, they are also clearly visible along the pile side of the finished loop pile fabric.



  In addition to the left-facing loops, the first color is therefore made visible.



   The binding according to figure 2 differs from the binding of figure 1 in that in every fourth operating cycle an additional ground weft thread (4) of a

  <Desc / Clms Page number 15>

 fourth color is introduced by the lower looper, and because in each set of warp threads an additional tension warp thread (8) is provided.



   The additional tension warp thread (8) in each group runs below the first (1) and above the second (2) and the third soil weft thread (3), so that the first ground weft thread (1) is always tied at a higher level than the second ground weft thread ( 2). The other tension warp thread (7) always runs under the first (1) and the second ground weft thread (2) and above the third ground weft thread (3), so that the second ground weft thread (2) is always tied at a higher level than the third ground weft thread (3 ). Providing an additional tension warp thread (8) also provides greater pile strength.



   The additional ground weft threads (4) are each bound between the two tension warp threads (7), (8), and are therefore above the non-working parts of the pile warp threads (9), (10) which coincide with the lower tension warp thread (7), ( 11). These ground weft threads (4) are thus more or less visible along the top of the ground fabric, and can also be seen between the adjacent loops along the pile side of the finished fabric, so that their (fourth) color brings an additional color variation into the loop pile fabric. .



   In Figure 3, the first (1), second (2), and third ground weft threads (3) of consecutive groups are tied at the bottom level, the middle level, and the top level, respectively, so that between the third ground weft thread (3) of a group and the first soil weft thread (1) of the next group each time a right-facing loop is formed by a pile warp thread (12).



   The first ground warp thread (6) always runs under the first (1) and the second ground weft thread (2), above the third ground weft thread (3) and under the additional

  <Desc / Clms Page number 16>

 ground weft thread (4).



   The second ground warp thread (7) used as a tension warp thread, together with the non-working parts of other pile warp threads (15, 16), runs above the first ground weft thread (1) and below the second (2), third (3) and additional ground weft thread (4).



   An additional tension warp thread (8) runs above the first (1), second (2) and additional ground weft thread (4), and below the third ground weft thread (3).



   These two tension warp threads (7), (8) ensure that the first (1), second (2), and third soil weft threads (3), in each group, remain at the bottom, middle and top levels in the soil fabric, respectively, and increase in addition, the pile strength.



   The third soil weft threads (3) are clearly visible along the top of the ground fabric, and are located to the left of the right-facing loops so that they are also clearly visible along the pile side of the finished loop pile fabric. In addition to the right-facing loops, the third color is thus made visible, while the fourth color of the additional ground weft thread provides an additional color variation.



   In Figure 4, the first (1), second (2), and third ground weft threads (3) of successive groups are tied at the middle, top, and middle levels, respectively, so that between the third ground weft thread (3) of a group and the first ground weft thread (1) of the next group each time an upright loop is formed by a pile warp thread (13). After all, the third (3) and first soil weft threads (1) are now bound at the same level in the soil fabric.



   The first ground warp thread (6) always runs under the first (1), above the second (2), under the third

  <Desc / Clms Page number 17>

 (3) and above the additional ground weft thread (4).



   The second ground warp thread (7) used as a tension warp thread now runs under all ground weft threads
 EMI17.1
 (1, 2, 3, 4). The additional tension warp thread (8) runs above the first (1) and the third ground weft thread (3), and below the second (2) and the additional ground weft thread (4), and ensures that the second and additional ground weft thread (4) remain tied at a higher level than the first (1) and third soil weft threads (3).



   The continuously tied non-working parts of other pile warp threads (15, 16) run together with the additional tension warp thread (8).



   In addition to upright loops, the (second) color of the second soil weft threads (2) is thus made visible, while the (fourth) color of the additional soil weft thread (4) provides an additional color variation.



   Figure 5 shows how upright loops are formed in a loop pile fabric, according to another preferred method of this invention.



  In a plurality of consecutive series of three consecutive operating cycles of the weaving machine, in each operating cycle, a respective soil weft thread (1), (2), (3) is inserted through the lower looper, and a loop weft thread (5) is inserted in the third operating cycle inserted through the upper looper.



   In adjacent systems of two ground warp threads (6), (7), two tension warp threads (20), (21), and three pile warp threads (17), (18), (19), the positions of these warp threads are of the movement paths of the grippers-such that the bond described below is obtained.



   According to this binding (see figure 5), a first (6) and a second ground warp thread (7) run alternately

  <Desc / Clms Page number 18>

 above and below the soil weft threads (1), (2), (3) of consecutive groups, where, as the one
 EMI18.1
 ground warp thread (6) (7) runs above the ground weft threads (1), (2), (3), the other ground warp thread (7), (6) runs under these ground weft threads (1), (2), (3).



  The ground warp threads (6), (7) cross each other between the third ground weft thread (3) of one group and the first ground weft thread (1) of the next group.



   A first tension warp thread (20) always runs
 EMI18.2
 above the first (1) and the second soil weft thread (2) and below the third weft thread (3) of each group. A second tension warp thread (21) runs above the first (1) and below the second (2) and the third ground weft thread (3) of each group. The first ground weft threads (1) are thus each time bound under both tension warp threads (20), (21) in the soil fabric, the second ground weft threads (2) are bound between both tension warp threads (20), (21), and the third ground weft threads (3) are tied above both tension warp threads (20), (21). Hereby, the first (1), second (2), and third soil weft threads (3) are bonded into the soil fabric at a bottom, a middle, and an upper level, respectively.



   The pile warp threads (17), (18), (19) have loop-forming members which are alternately tied under a first soil weft thread (1) from a group in the soil fabric and form a loop over the loop weft thread inserted above the third soil weft thread (3) ( 5). The non-loop-forming parts of the pile warp threads (17), (18), (19) run along the back of the fabric and are placed above a second soil weft thread (2) at relatively great intervals for binding into the fabric. This maintains the flexibility of the fabric.



   The loops are formed between the first soil weft threads (1) of successive groups. Because

  <Desc / Clms Page number 19>

 these first soil weft threads (1) are always tied at the same level, upright loops are obtained on the finished fabric.



   The loop-forming parts of the pile warp threads (17), (18), (19) are each tied off in the ground fabric under a first ground weft thread (1). This first soil weft thread (1) is each time bound at the bottom level in the soil fabric, between a third soil weft thread (3) from the previous group and a second weft thread (2) from the same group as said first soil weft thread (1).



  These third (3) and second ground weft threads (2) are tied above both tension warp threads (20), (21) at the top level and between both tension warp threads (20), (21) at the middle level, respectively.



  As a result, a high pile strength is obtained.



   According to the invention, therefore, in the same loop pile fabric, one can form left-facing, right-facing and upright loops, while in addition to these loops, depending on their direction, a differently colored ground weft thread (1), (2), (3) becomes visible. In addition, other colors can be made visible along the pile side by visibly binding additional soil weft threads (4) into the soil fabric. According to a proposed drawing or figure, it is also not possible to form pile loops at certain places in the fabric. The cisel effect is obtained, whereby different colored weft threads can produce weft color effects in the ground fabric. Furthermore, one can also form differently colored loops and / or loops with different heights.

   This makes it possible to produce very colorful loop pile fabrics with an unprecedented variation in the appearance of the pile side.


    

Claims (19)

CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpoolweefsel, waarbij op een weefmachine grondinslagdraden (1, 2,3, 4) en lusinslagdraden (5) op verschillende hoogtes ingebracht worden, terwijl de posities van grondkettingdraden (6, 7, 8, 20, 21) en poolkettingdraden (9-13, 17-19) door een gaapvormingsinrichting bepaald worden, zodat de grondinslagdraden (1, 2,3, 4) en de grondkettingdraden (6,7, 8,20, 21) een grondweefsel vormen onder de lusinslagdraden (5), en de poolkettingdraden (9-13,17- 19) afwisselend in het grondweefsel ingebonden worden en een lus vormen over een lusinslagdraad (5), en waarbij de lusinslagdraden (5) vervolgens verwijderd worden, met het kenmerk dat de posities van de genoemde kettingdraden (6,7, 8,20, 21), (9-13,17-19) zo bepaald worden dat minstens een poolkettingdraad (9-12)   CONCLUSIONS 1. A method of manufacturing a loop pile fabric, wherein ground weft threads (1, 2,3, 4) and loop weft threads (5) are inserted at different heights, while the positions of ground warp threads (6, 7, 8, 20, 21) and pile warp threads (9-13, 17-19) are determined by a shed forming device so that the soil weft threads (1, 2,3, 4) and the soil warp threads (6,7,8,20,21) form a ground fabric under the loop weft threads (5), and the pile warp threads (9-13,17- 19) are alternately tied into the ground fabric and looped over a loop weft thread (5), and the loop weft threads (5) are then removed, characterized in that the positions of said warp threads (6,7,8,20,21) ), (9-13,17-19) are determined so that at least one pile warp thread (9-12) minstens een lus vormt tussen twee grondinslagdraden (3), (1) die, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de poolkettingdraad (9-12) lopen en op een verschillend niveau in het grondweefsel ingebonden zijn, waardoor de lus op het afgewerkte weefsel naar links of naar rechts gericht wordt.  at least form a loop between two soil weft threads (3), (1) running to the left and right of the loop, respectively, above the pile warp thread (9-12) and tied at different levels in the ground fabric, thus securing the loop to the finished tissue is directed to the left or right. 2. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de weefmachine inbrengmiddelen omvat voor het inbrengen van inslagdraden (1, 2,3, 4), (5) in opeenvolgende werkingscycli van de weefmachine, en dat gedurende minstens een werkingscyclus, ofwel een inbrengmiddel uitgeschakeld wordt, ofwel een met een inbrengmiddel samenwerkende inslagselectie-inrichting gestuurd wordt om geen inslagdraad (1, 2,3, 4), (5) te selecteren, zodat in het lussenpoolweefsel minstens een inslagdraad <Desc/Clms Page number 21> (1, 2,3, 4), (5) geannuleerd wordt, overeenkomstig een vooropgestelde binding. A method of manufacturing a loop pile fabric, according to claim 1, characterized in that the weaving machine comprises insertion means for inserting weft threads (1, 2, 3, 4), (5) in successive operating cycles of the weaving machine, and that during at least one operating cycle, either an inserter is turned off, or an inserter co-operating with an inserter is controlled not to select a weft thread (1, 2, 3, 4), (5) so that at least one weft in the loop pile fabric  <Desc / Clms Page number 21>  (1, 2,3, 4), (5) is canceled according to a postulated bond. 3. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 1 of 2, met hat kenmerk dat linksgerichte en rechtsgerichte lussen gevormd worden, dat de naast de respectievelijke lussen op het hoogste niveau ingebonden delen van grondinslagdraden (3), (1), zo ingebonden worden dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en dat grondinslag- draden van verschillende kleuren ingebracht worden, zodat elk van de genoemde gerichte lussen gevormd wordt tussen twee verschillend gekleurde grondinslagdraden (3), (1). A method of manufacturing a loop pile fabric, according to claim 1 or 2, characterized in that left-facing and right-facing loops are formed, that the parts of soil weft threads (3), (1) tied in next to the respective loops , are bound so that they are visible along the top of the soil fabric, and that soil weft threads of different colors are inserted so that each of said directional loops is formed between two differently colored soil weft threads (3), (1). 4. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat minstens een poolkettingdraad (13, 17-19) minstens een lus vormt tussen twee grondinslagdraden (3), (l) ; (l), (l) die, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de poolkettingdraad (13,17-19) lopen en op nagenoeg hetzelfde niveau in het grondweefsel ingebonden zijn, waardoor de lus op het afgewerkte weefsel in een rechtopstaande positie komt. Method for manufacturing a loop pile fabric, according to any one of the preceding claims, characterized in that at least one pile warp thread (13, 17-19) forms at least one loop between two soil weft threads (3), (1); (l), (l) that run to the left and right of the loop, respectively, above the pile warp thread (13,17-19) and are tied into the ground fabric at substantially the same level, leaving the loop on the finished fabric in an upright position coming. 5. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de lusvormende poolkettingdraad (13,17-19) telkens in het grondweefsel afgebonden wordt onder een grond- inslagdraad (1), die in het grondweefsel ingebonden wordt tussen twee hoger ingebonden grondinslagdraden (3), (2), dewelke respectievelijk tussen twee span- kettingdraden (20), (21) en boven deze spanketting- draden (20), (21) ingebonden zijn in het grondweefsel. <Desc/Clms Page number 22> Method for manufacturing a loop pile fabric, according to claim 4, characterized in that the loop-forming pile warp thread (13,17-19) is tied in the base fabric in each case under a base weft thread (1), which is bound in the base fabric between two higher-bound ground weft threads (3), (2), which are respectively bound between two tension warp threads (20), (21) and above these tension warp threads (20), (21) in the ground fabric.  <Desc / Clms Page number 22>   6. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusies 4 of5, met het kenmerk dat de genoemde poolkettingdraad (13,17-19) afwisselend onder de eerste grondinslagdraad (1) van een groep van minstens drie opeenvolgende grondinslagdraden (1), (2), (3) afgebonden wordt in het grondweefsel, en een rechtopstaande lus vormt boven de andere grond- inslagdraden (2), (3) van de groep. A method for manufacturing a loop pile fabric, according to claims 4 or 5, characterized in that said pile warp thread (13, 17-19) alternates under the first soil weft thread (1) of a group of at least three consecutive soil weft threads (1) , (2), (3) is tied in the ground fabric, and forms an upright loop above the other ground weft threads (2), (3) of the group. 7. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens een van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk dat de poolkettingdraden (9-13,17-19) telkens door een groep van minstens drie opeenvolgende grondinslagdraden (1), (2), (3) ingebonden worden in het grondweefsel, en dat elke lus gevormd wordt tussen de laatste grondinslagdraad (3) van een groep en de eerste grondinslagdraad (1) van een volgende groep. Method for the production of a loop pile fabric, according to any one of claims 1 to 5, characterized in that the pile warp threads (9-13, 17-19) each consist of a group of at least three successive soil weft threads (1) , (2), (3) are tied into the base fabric, and each loop is formed between the last soil weft thread (3) of one group and the first soil weft thread (1) of a subsequent group. 8. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de poolkettingdraden (9-13,17-19) telkens door een groep van drie opeenvolgende grondinslagdraden (1), (2), (3) ingebonden worden in het grondweefsel, en daarbij achtereenvolgens onder de eerste grondinslagdraad (1), boven de tweede grondinslagdraad (2) en onder de derde grondinslagdraad (3) van elke groep lopen. A method for manufacturing a loop pile fabric, according to claim 7, characterized in that the pile warp threads (9-13,17-19) are each through a group of three successive ground weft threads (1), (2), (3) bound into the ground fabric, successively passing below the first soil weft thread (1), above the second soil weft thread (2) and below the third soil weft thread (3) of each group. 9. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 8, met het kenmerk dat, dat de tweede grondinslagdraad (2) van elke groep op een middenste niveau ingebonden wordt, dat de eerste (1) en de derde grondinslagdraad (3) van elke groep respectievelijk op een bovenste en een onderste niveau ingebonden wordt om naar links gerichte lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen, of <Desc/Clms Page number 23> respectievelijk op het onderste en het bovenste niveau ingebonden worden om naar rechts gerichte lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen, of beide op het onderste niveau ingebonden worden om rechtopstaande lussen te bekomen tussen opeenvolgende groepen. A method of manufacturing a loop pile fabric, according to claim 8, characterized in that the second soil weft thread (2) of each group is tied at a middle level, the first (1) and the third ground weft thread (3 ) of each group is tied at an upper and a lower level, respectively, to obtain left-facing loops between successive groups, or  <Desc / Clms Page number 23>  are tied at the bottom and top levels to obtain right-facing loops between consecutive groups, or both are tied at the bottom level to obtain upright loops between consecutive groups. 10. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 9, met hat kenmerk dat linksgerichte en rechtsgerichte lussen gevormd worden, waarbij de naast de respectievelijke lussen op het bovenste niveau ingebonden delen van eerste (1) of derde grondinslagdraden (3) zo ingebonden worden dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en met het kenmerk dat rechtopstaande lussen gevormd worden tussen groepen grondinslagdraden (1, 2,3) waarin de tweede grondinslagdraad (2) zo ingebonden wordt dat hij zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel, en dat grond- inslagdraden van verschillende kleuren ingebracht worden zodat de drie grondinslagdraden (1), (2), (3) van elke groep een onderling verschillende kleur hebben. A method of manufacturing a loop pile fabric, according to claim 9, characterized in that left-facing and right-facing loops are formed, the portions of first (1) or third ground weft threads (3) tied in next to the respective loops at the top level. bound so as to be visible along the top of the ground fabric, and characterized in that upright loops are formed between groups of soil weft threads (1, 2,3) in which the second soil weft thread (2) is bound so that it is visible from the top of the soil fabric, and that soil weft threads of different colors are introduced so that the three soil weft threads (1), (2), (3) of each group have a mutually different color. 11. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens een van de conclusies 6 t/m 10, met het kenmerk dat tussen de laatste grondinslagdraad (3) EMI23.1 van een groep en de eerste grondinslagdraad (1) van een volgende groep, telkens minstens een bijkomende grondinslagdraad (4) ingebonden wordt in het grondweefsel. Method for manufacturing a loop pile fabric, according to any one of claims 6 to 10, characterized in that between the last soil weft thread (3)  EMI23.1  of a group and the first soil weft thread (1) of a following group, at least one additional soil weft thread (4) is each time bound into the soil fabric. 12. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 11, met het kenmerk dat tussen opeenvolgende groepen telkens minstens een bijkomende grondinslagdraad (4) zo ingebonden wordt dat <Desc/Clms Page number 24> hij zichtbaar is langs de bovenzijde van het grondweefsel, en dat grondinslagdraden van verschillende kleuren ingebracht worden, zodat met de bijkomende grondinslagdraden (4) een kleurvariatie zichtbaar gemaakt wordt langs de poolzijde van het lussenpoolweefsel. Method for manufacturing a loop pile fabric, according to claim 11, characterized in that at least one additional soil weft thread (4) is bound between successive groups in such a way that  <Desc / Clms Page number 24>  it is visible along the top of the ground fabric, and that ground weft threads of different colors are inserted, so that with the additional ground weft threads (4) a color variation is visualized along the pile side of the loop pile fabric. 13. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens een van de voorgaande conclusies, met hat kenmerk dat de grondinslagdraden (3), (1) waartussen gerichte lussen gevormd worden op verschillende niveaus ingebonden worden door ze respectievelijk boven en onder een spankettingdraad (7), (8) in het grondweefsel in te binden. A method of manufacturing a loop pile fabric, according to any one of the preceding claims, characterized in that the ground weft threads (3), (1) between which directed loops are formed are tied at different levels by threading them above and below a tension warp thread, respectively. (7), (8) to bind into the soil tissue. 14. Werkwijze voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens een van de conclusies 6 t/m 13, met het kenmerk dat drie grondinslagdraden (1), (2), (3) van elke groep respectievelijk op een bovenste, een middenste en een onderste niveau ingebonden worden door de grondinslagdraden voor het bovenste en het middenste niveau respectievelijk boven en onder een eerste spankettingdraad (8), (20) in het grondweefsel in te binden, en door de grondinslagdraden voor het middenste en het onderste niveau respectievelijk boven en onder een tweede spankettingdraad (7), (21) in het grondweefsel in te binden. A method for manufacturing a loop pile fabric, according to any one of claims 6 to 13, characterized in that three soil weft threads (1), (2), (3) of each group are arranged on an upper, a middle and a bottom level are tied by binding the top and middle level weft threads above and below a first tension warp thread (8), (20) into the soil fabric, and by the middle and bottom level weft threads, respectively, above and to bind into the soil fabric under a second tension warp thread (7), (21). 15. Lussenpoolweefsel, omvattende een uit inslagdraden (1, 2, 3, 4) en kettingdraden (6,7, 8, 20, 21) samengesteld grondweefsel, en poolkettingdraden (9-13) die afwisselend in het grondweefsel ingebonden zijn en een naar boven toe uitstekende lus vormen, met het kenmerk dat minstens een lus gevormd is tussen twee inslagdraden (3), (1) die, respectievelijk links en <Desc/Clms Page number 25> rechts van de lus, boven de lusvormende poolkettingdraad (9-12) lopen en op een verschillend niveau in het grondweefsel ingebonden zijn, zodat de lus naar links of naar rechts gericht is. Loop pile fabric, comprising one of weft threads (1, 2, 3, 4) and warp threads (6,7, 8, 20, 21) composite ground fabric, and pile warp threads (9-13) which are alternately tied into the ground fabric and form an upwardly projecting loop, characterized in that at least a loop is formed between two weft threads (3), (1) which, on the left and  <Desc / Clms Page number 25>  to the right of the loop, run above the loop-forming pile warp thread (9-12) and are tied at different levels in the base fabric so that the loop is facing left or right. 16. Lussenpoolweefsel, volgens conclusie 15, met het kenmerk dat het weefsel linksgerichte en rechtsgerichte lussen omvat, dat de naast de respectievelijke gerichte lussen op het hoogste niveau ingebonden delen van inslagdraden (3), (1), zo ingebonden zijn dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en dat elk van de genoemde lussen gevormd is tussen twee verschillend gekleurde inslagdraden (3), (1). Loop pile fabric, according to claim 15, characterized in that the fabric comprises left-facing and right-facing loops, that the sections of weft threads (3), (1) tied at the highest level next to the respective directed loops are so bound that they are visible along the top of the base fabric, and that each of said loops is formed between two differently colored weft threads (3), (1). 17. Inrichting voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, omvattende - een inbrenginrichting voor het op twee verschillende hoogtes inbrengen van inslagdraden, voorzien om lusinslagdraden (5) op de bovenste hoogte in te brengen en grondinslagdraden (1, 2, 3, 4) op de onderste hoogte in te brengen minstens een lusvormingselement (14), hetwelk zich tussen de lusinslagdraden (5) en de grond- inslagdraden (1, 2,3, 4), hoofdzakelijk in de kettingrichting, kan uitstrekken, om deze respectievelijke inslagdraden (5), (1, 2,3, 4) op een vertikale afstand van elkaar verwijderd te houden - een gaapvormingsinrichting die kan gestuurd worden om de posities van grondkettingdraden (6,7, 8,20, 21) en poolkettingdraden (9-13,17-19) zo te bepalen dat de grondinslagdraden (1, 2,3, 4) en de grondkettingdraden (6,7, 8,20, 21) Device for manufacturing a loop pile fabric, comprising - an insertion device for inserting weft threads at two different heights, provided for inserting loop weft threads (5) at the top height and ground weft threads (1, 2, 3, 4) to be inserted at the bottom height at least one loop-forming element (14) which can extend between the loop weft threads (5) and the ground weft threads (1, 2, 3, 4), mainly in the warp direction, to form these respective keeping weft threads (5), (1, 2,3, 4) at a vertical distance from each other - a shed forming device that can be controlled to control the positions of ground warp threads (6,7,8,20, 21) and pile warp threads (9-13,17-19) to be determined so that the ground weft threads (1, 2,3, 4) and the ground warp threads (6,7, 8,20, 21) een grondweefsel vormen onder de lusinslagdraden (5), <Desc/Clms Page number 26> en de poolkettingdraden (9-13,17-19) afwisselend in het grondweefsel ingebonden worden en een lusvormen over een lusinslagdraad (5), met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting kan gestuurd worden om de posities van de genoemde kettingdraden (6,7, 8,20, 21), (9-13,17-19) zo te bepalen dat minstens een poolkettingdraad (9-12) minstens een lus vormt tussen twee grondinslagdraden (3), (1) die, respectievelijk links en rechts van de lus, boven de poolkettingdraad (9-12) lopen en op een verschillend niveau in het grondweefsel ingebonden zijn.  form a ground fabric under the loop weft threads (5),  <Desc / Clms Page number 26>  and the pile warp threads (9-13,17-19) are alternately tied into the ground fabric and looped over a loop weft thread (5), characterized in that the shed forming device can be controlled to the positions of said warp threads (6,7,8 , 20, 21), (9-13,17-19) to be determined so that at least one pile warp thread (9-12) forms at least one loop between two ground weft threads (3), (1) which are to the left and right of the loop, respectively , run above the pile warp thread (9-12) and are tied into the base fabric at different levels. 18. Inrichting voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de gaapvormingsinrichting kan gestuurd worden om de posities van de genoemde kettingdraden (6,7, 8,20, 21), (9-13,17-19) zo te bepalen dat linksgerichte en rechtsgerichte lussen gevormd worden, en dat de naast de respectievelijke lussen op het hoogste niveau ingebonden delen van grondinslagdraden (3), (1) zo ingebonden worden dat ze zichtbaar zijn langs de bovenzijde van het grondweefsel, en met het kenmerk dat de inbrenginrichting kan samenwerken met een inrichting voor het selecteren van verschillend gekleurde grondinslagdraden (l, 2,3, 4), zodat elk van de genoemde gerichte lussen gevormd wordt tussen twee verschillend gekleurde grondinslagdraden (3), (1). Device for manufacturing a loop pile fabric, according to claim 17, characterized in that the shed forming device is controllable about the positions of said warp threads (6,7,8,20, 21), (9-13, 17-19) to determine that left-facing and right-facing loops are formed, and that the parts of ground weft threads (3), (1) tied in next to the respective loops are tied so that they visible along the top of the ground fabric, and characterized in that the introducer may cooperate with a device for selecting differently colored soil weft threads (1,2,3,4) so that each of said directional loops is formed between two different colored ground weft threads (3), (1). 19. Inrichting voor het vervaardigen van een lussenpool- weefsel, volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat de inbrenginrichting inbrengmiddelen omvat die uitschakelbaar zijn, of kan samenwerken met een inslagselectie-inrichting die kan gestuurd worden om geen inslagdraad te selecteren, zodat in het <Desc/Clms Page number 27> lussenpoolweefsel minstens een inslagdraad (1, 2, 3, 4), (5) kan geannuleerd worden, overeenkomstig een vooropgestelde binding. Device for manufacturing a loop pile fabric, according to claim 17 or 18, characterized in that the insertion device comprises insertion means that can be switched off, or can cooperate with a weft selection device which can be controlled so as not to select a weft thread, so that in it  <Desc / Clms Page number 27>  loop pile fabric at least one weft thread (1, 2, 3, 4), (5) can be canceled, according to a pre-set bond.
BE9600641A 1996-07-15 1996-07-15 Method and device for manufacturing a pile loop fabric BE1010423A3 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600641A BE1010423A3 (en) 1996-07-15 1996-07-15 Method and device for manufacturing a pile loop fabric

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600641A BE1010423A3 (en) 1996-07-15 1996-07-15 Method and device for manufacturing a pile loop fabric

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1010423A3 true BE1010423A3 (en) 1998-07-07

Family

ID=3889880

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9600641A BE1010423A3 (en) 1996-07-15 1996-07-15 Method and device for manufacturing a pile loop fabric

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1010423A3 (en)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1130144A1 (en) * 2000-02-25 2001-09-05 NV Michel van de Wiele Loop pile fabric and method for weaving it
EP1347087A2 (en) * 2002-03-22 2003-09-24 NV Michel van de Wiele Weaving machine and method for weaving fabrics with pile loops

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1691194A (en) * 1927-05-03 1928-11-13 Tingue Mfg Company Loom and method of weaving double-pile fabrics
GB422054A (en) * 1933-07-03 1935-01-03 Woodward Grosvenor & Company L Improvements in and relating to pile fabrics and looms for weaving the same
US3353568A (en) * 1966-05-05 1967-11-21 Riegel Textile Corp Apparatus for making frieze pile fabrics
DE4312235A1 (en) * 1993-04-15 1994-10-20 Chemnitzer Webmasch Gmbh Process and apparatus for the weaving of loop-pile fabric on a weaving machine

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1691194A (en) * 1927-05-03 1928-11-13 Tingue Mfg Company Loom and method of weaving double-pile fabrics
GB422054A (en) * 1933-07-03 1935-01-03 Woodward Grosvenor & Company L Improvements in and relating to pile fabrics and looms for weaving the same
US3353568A (en) * 1966-05-05 1967-11-21 Riegel Textile Corp Apparatus for making frieze pile fabrics
DE4312235A1 (en) * 1993-04-15 1994-10-20 Chemnitzer Webmasch Gmbh Process and apparatus for the weaving of loop-pile fabric on a weaving machine

Cited By (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1130144A1 (en) * 2000-02-25 2001-09-05 NV Michel van de Wiele Loop pile fabric and method for weaving it
BE1013299A3 (en) * 2000-02-25 2001-11-06 Wiele Michel Van De Nv Loop pool tissue and method for weaving it.
US6457490B2 (en) 2000-02-25 2002-10-01 N.V. Michel Van De Wiele Loop pile fabric and method for weaving it
EP1347087A2 (en) * 2002-03-22 2003-09-24 NV Michel van de Wiele Weaving machine and method for weaving fabrics with pile loops
BE1014721A5 (en) * 2002-03-22 2004-03-02 Wiele Michel Van De Nv AND METHOD FOR loom weaving fabrics with pile loops.
EP1347087A3 (en) * 2002-03-22 2004-12-08 NV Michel van de Wiele Weaving machine and method for weaving fabrics with pile loops

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016008A4 (en) Method and apparatus for weaving sides be used tissue.
BE1013266A3 (en) Method for manufacturing a hoogkorig pool tissue.
BE1020430A3 (en) METHOD FOR WEAVING A POOL TISSUE WITH POOL-FREE ZONES
BE1016883A3 (en) METHOD FOR MANUFACTURING POOL WOVEN WITH HIGH DENSITY
BE1021026B1 (en) CARPET WITH A SHADOW EFFECT AND METHOD FOR WEAVING A CARPET FABRIC WITH A SHADOW EFFECT.
BE1012077A3 (en) MOCK AND REAL boucle-FABRICS AND A METHOD FOR THE PRODUCTION OF SUCH FABRICS.
BE1012357A3 (en) METHOD FOR DOUBLE PIECE weaving pile fabrics.
BE1010423A3 (en) Method and device for manufacturing a pile loop fabric
BE1012366A3 (en) Method for weaving a false boucle fabric.
BE1011362A3 (en) METHOD FOR MANUFACTURING OF CELLS WITH ON BOTH SIDES RIBS STRUCTURE AND TISSUE produced by that process.
BE1012004A3 (en) METHOD FOR MANUFACTURING OF A POOL WITH TISSUE coarse pile warp threads.
BE1012005A3 (en) Method for weaving a pile fabric with high pile density.
CN111607881A (en) Method for weaving pile fabric and pile fabric woven by the method
BE1004509A4 (en) Method for face-to-face weaving of shaded velvet and the shaded velvetproduced through this method
BE1012858A3 (en) Mock boucle-cut fabric with pool and / or pool terry, weaving and method thereof.
BE1010839A3 (en) Method for manufacturing a pile loop fabric
NL8004412A (en) Velor fabric and method and loom for the manufacture thereof.
BE1011073A3 (en) Method for manufacturing a pile loop fabric
BE1007294A3 (en) Two-weft double weave for making a face-to-face pile fabric, and fabrics made using such a weave
CN106987980A (en) For weaving the method for pile fabric and pile fabric with shade cut pile region
BE1011262A3 (en) Method for weaving a pile carpet
NL1006160C2 (en) Jacquard shadow velor, device and method for manufacturing such a jacquard shadow velor.
BE1007423A3 (en) Method for producing a face-to-face pile fabric, and pile fabric producedaccording to this method
US4369816A (en) Fancy, high-strength fabric
BE1012590A5 (en) Method for face-to-face weaving of imitation boucle fabric with a cut pile,and fabrics woven according to this method