<Desc/Clms Page number 1>
FRITUURPAN
Huidige uitvinding heeft betrekking op een kuip van een kookapparaat die, ten opzichte van het kookapparaat, bij voorkeur uitneembaar is.
EP-A-0 067 730 beschrijft een kuip die uitneembaar is en die voorzien is van : laterale wanden en een bodem die, om een kookmid-
EMI1.1
del te bevatten, een binnenvolume definiëren, een elektrisch verwarmingsmiddel dat in het bin- nenvolume gelegen is om zo het kookmiddel te ver- warmen, en een thermostaat of temperatuursensor.
In het kookapparaat van EP-A-0 067 730 is de thermostaat niet in een element, dat het verwarmingselement aanraakt, geplaatst.
In een dergelijk apparaat hangt - meestal een buisvormig verwarmingselement, samen met capillairen voor temperatuurcontrole, over de kuiprand en rust op pootjes op de kuipbodem, waarbij het verwarmend gedeelte zich onder het olieniveau dient te bevinden. Het gedeelte van het verwarmingselement en de capillairen boven het olieniveau worden vuil en dienen regelmatig gekuist te worden.
<Desc/Clms Page number 2>
De temperatuursensoren (bv. capillairbuisjes) zijn rechtstreeks in contact met de olie of het vet en hebben een termische terugkoppeling naar het verwarmingselement. De oppervlaktetemperatuur van dit laatste wordt niet gecontroleerd, zodat de olie of het vet die ermee in contact komt, oververhit kan worden en in kwaliteit vermindert.
Meestal rust de korf gedurende het bakken op het verwarmingselement.
De kuip volgens de uitvinding heeft als eerste doel een verbeterde verwarming, bv. van olie.
Volgens de uitvinding, is een wand of de bodem van de kuip van een element voorzien, waarbij dit element een kamer bepaalt die op zodanige wijze, ten opzichte van de kuip, afgedicht is dat het kookmiddel niet in de kamer kan vloeien. De thermostaat of sensor is in de kamer geplaatst, terwijl het element een zijde of oppervlakte of een orgaan bezit dat met het verwarmingsmiddel in contact is. Bij voorkeur is het element op een wand of op de bodem van de kuip bevestigd.
Volgens een uitvoeringsvorm, bevindt het element zieh op de bodem van de kuip, waarbij het element of het orgaan een bovenoppervlak bezit dat op een bepaald peil gelegen is.
Het verwarmingselement is onder dit bepaalde peil gelegen, zodat een in de kuip geplaatste korf het verwarmingselement niet aanraakt maar zieh op dit bovenoppervlak steunt.
<Desc/Clms Page number 3>
De kuip is, bij voorkeur, uitneembaar, zodat het reinigen ervan vergemakkelijkt wordt.
Alhoewel het element als deel van de kuip gevormd kan worden door bv. dieptrekken, gaat de voorkeur naar een apart element dat uit roestvrij staal, aluminium of kunststof, kan vervaardigd zijn.
Dit kan dan uit de kuip verwijderd worden, voor herstelling, gebruik van een ander element of zelfs voor het reinigen van de kuip.
Andere kenmerken en details van uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen uit de hierna volgende beschrijving voortvloeien. In die beschrijving verwijst men naar de bijgevoegde tekeningen.
In deze tekeningen zijn : figuren l en 2 een bovenaanzicht en een aanzicht in doorsnede (langs de lijn II-II) van een eerste uitvoeringsvorm ; - figuren 3,4 en 5 een bovenaanzicht, een aanzicht in doorsnede en een aanzicht in perspectief van een tweede uitvoeringsvorm ; - figuur 6 een aanzicht in doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van een kuip volgens de uitvin- ding ; - figuur 7 een onderaanzicht in perspectief van het element van de kuip van figuur 6i - figuur 8 een aanzicht van de binnenkamer van het element van de kuip van figuur 6i
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 9 een aanzicht in doorsnede van een vierde uitvoeringsvorm van een kuip volgens de uitvin- ding ; figuren 10 en 11 de werking van een vergrende- lingsmechanisme voor uitneembare kuipen ;
figuur 12 een andere uitvoeringsvorm van een vergrendelingsmechanisme.
De kuip die in figuren 1 en 2 afgebeeld is, is een uitneembare kuip van een frituurpan.
De kuip 1 is uit roestvrij staal vervaardigd en toont een centraal element 2 aan dat in de bodem 3 van de kuip ingeperst is.
Het element 2 bezit een opening 4 waardoor de vrije uiteinden. van de elektrische weerstand 5 doorlopen. Die opening 4 is door middel van een afdichting 6 afgedicht waardoor de olie niet door die opening naar buiten kan vloeien.
De uiteinden van de weerstand 5 zijn aan een connector 7 verbonden. Als de kuip 1 in de frituurpan 8 geplaatst is, raakt de connector 7 een op de frituurpan vastgehechte connector 9 aan, waardoor het verwarmingselement 5 onder spanning kan gebracht worden.
Een afdichtingsplaat 10 dicht, in de omgeving van de connector 7, het element 2, waarbij een waterdichte kamer 11 gedefinieerd wordt.
De weerstand 5 is buisvormig en strekt zich in het binnenvolume V van de kuip 1 uit. Die weerstand,
<Desc/Clms Page number 5>
die als verwarmingselement dient, heeft een totale lengte L. Het verwarmingselement is op drie plaatsen aan het element 2 gelast. De delen 51,52, 53 van het verwarmingselement, die respectievelijk overeenstemmen met een tussenlengte van de weerstand van 0, 25 x 1, 0, 5 x 1 en 0, 75 x 1, zijn op het element 2 gelast.
Binnen de kamer 11 en in de omgeving van het las-of bevestigingspunt van het deel 52, bevinden zich een temperatuursensor 12 en een thermische beveiliging 13. De temperatuursensor kan een niet regelbaar bimetaalthermostaatje of een samenstelling met meerdere bimetaalthermostaatjes zijn. Bij voorkeur is deze temperatuursensor een sensor met regelbare (bv. elektronische) temperatuurcontrole.
Men kan door de thermische koppelingen van het verwarmingselement met het element 2 een goede temperatuurregeling bekomen. Ten opzichte van de ingestelde temperatuur wordt een te hoge overschrijding van de temperatuur van de olie vermeden.
Daar het verwarmingselement zich bovendien in de olie bevindt, gaat al de warmte naar de olie, die zeer vlug de ingestelde temperatuur bereikt.
De olie vormt tussen de bodem van de kuip en het verwarmingselement een koele zone, waarin de frituurdeeltjes kunnen neerslaan en niet verder meebakken.
De uitneembare kuip 1 die uitgenomen kan worden, kan op een eenvoudige wijze gereinigd worden. Om de kuip te kunnen leeggieten, dient het verwarmingselement niet uitgenomen worden. Daar het element 2 en het
<Desc/Clms Page number 6>
verwarmingselement 5 beneden het olieniveau liggen, zullen deze beide elementen proper blijven.
De uitvoeringsvorm van figuren 3 tot en met 5 is gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm van figuren 1 en 2, behalve dat het element 2 een apart element is dat eventueel uitgenomen kan worden.
In die uitvoeringsvorm toont de bodem 3 van de kuip een opening 30 waarop een systeem van het element 2 ingeschroefd kan worden zodat het element 2 op de bodem 3 bevestigd kan worden.
Het element 2 bevat een andere ring die, om olielekken te voorkomen, een afdichting 31 draagt. Daar de afdichting 31 in de koele zone van de kuip gelegen is, zal de dichting termisch minder belast worden en kan een minder temperatuurbestendige dichting gebruikt worden.
Daar het element 2 uitgenomen kan worden, is het herstellen van kuip of element gemakkelijker. Zo een uitvoeringsvorm is ook voordelig voor de montage van andere uitvoeringsvormen (verschillende spanningen, verschillende vermogens, andere temperatuurregeling, enz. ).
Het element 2 met connector, sensoren en verwarmingselement kan eventueel ook op de bodem 3 clipsbaar bevestigd worden.
De voordelen van de kuip volgens de figuren 3 tot en met 5 ten opzichte van een frituurpan volgens EP-A-0 067 730 en volgens de nieuwe Nova-frituurpan (BE 09500238 - niet gepubliceerd) worden hierna weergegeven.
<Desc/Clms Page number 7>
Ten opzichte van de gekende friteuses volgens EP-A-0 067 730 : het is niet meer nodig het verwarmingselement uit te nemen om de kuip te kunnen leeggieten ; het is ook niet meer nodig het verwarmingselement schoon te maken : a) vooreerst omdat het nieuwe geintegreerde ele- ment beneden het olieniveau zit en dus zo goed als nooit vuil wordt ; b) en omdat het nu tevens mogelijk is de kuip en het element samen in het water te dompelen en schoon te maken ; er zijn binnenin de kuip geen capillaire tempera- tuursensors aan het verwarmingselement vastge- hecht, en er zijn ook geen capillairbuisjes die tussen deze sensors en de bedieningsknoppen lopen.
In het nieuwe ontwerp is de thermische sensor een
NTC weerstandselement in geval van een (regelbare) elektronische temperatuurcontrole, of zijn een paar compacte (niet regelbare) bimetaal-thermo- staatjes-evenals de thermische beveiliging in het centrale connectordeel ingebouwd. Dit geeft een veel eenvoudiger en beter reinigbaar geheel ; het feit dat alle sensoren en de automatische con- nector onderaan in het connectordeel ingebouwd zijn, laat een veel compactere constructie van het apparaat toe. De regelorganen en getuigelampjes komen in het voorpaneel, en het gehele apparaat
<Desc/Clms Page number 8>
wordt veel compacter voor een vergelijkbare in- houd.
Ten opzichte van de friteuse met aluminiumbodem (met onderaan het verwarmingselement) in een inox kuip (BE 09500238) : onder het verwarmingselement is er een grotere koele zone ; - de verwarmingsenergie gaat nu rechtstreeks van het verwarmingselement naar de olie, zodat het centra- le connectordeel niet meer door het verwarmings- element opgewarmd wordt.
Dit is gunstiger voor de temperatuurgevoelige dichtingen ; het centraal bevestigingsgedeelte van het element is veel kleiner en goedkoper ; de dichting is eveneens kleiner en goedkoper ; het centraal bevestigingsgedeelte mag uit minder thermisch geleidend materiaal vervaardigd worden, zoals bv. uit inox of plastiek ;
Het uitnemen van het element 2 voor het reinigen is niet nodig, maar is bij eventuele beschadiging en voor de montage van andere uitvoeringsvormen (verschillende spanningen of vermogens, andere temperatuurregeling enz....) wel een voordeel.
De kuip 1 van figuur 6 heeft een bodem 3 met een opening 30. Die bodem 3 heeft vlakken die een helling Cl met een horizontaal vlak vormen, waarbij vaste
<Desc/Clms Page number 9>
deeltjes of partikels, die op de bodem liggen, naar de laterale wanden 100 van de kuip vloeien.
Het element 2 bezit een onderelement 101 en een bovenelement 102. Het onderelement 101 is onder de bodem 3 geplaatst. Dit onderelement is een sluitring die van nokken voorzien is. Het bovenelement 102 heeft een centraal deel 103 dat gedeeltelijk door de opening 30 loopt en van nokken voorzien is.
Door het draaien van het onderelement 101, ten opzichte van het bovenelement 102, raken de nokken van het centrale deel 103 de nokken van de sluitring 101 aan waardoor het element 2 op de bodem 3 geklemd wordt. Het bovenelement is ook van een positioneringsnok 109 voor- zien. dat bestemd is om in een gleuf 110 van de bodem gestoken te worden, waardoor een correcte positionering van het bovenelement in de kuip gegarandeerd kan worden.
EMI9.1
-
Het bovenelement is onderaan van afdichtingsring 105 voorzien. Deze afdichtingsring 105 steunt op de bodem rondom de opening 30 als afdichting om eventuele olielekken te vermijden.
Het element 2 draagt contactpennen 106 die bestemd zijn om contactlamellen 107 van een drager 108, voor de kuip aan te raken, en het mannelijke deel van een connector 111, dat bestemd is om in het vrouwelijke deel van een connector 112, dat op de drager 108 vastgehecht is, ingestoken te worden. Door het gebruik van de connectoren 111,112 kan men ten opzichte van de drager een correcte plaatsing van de kuip bekomen.
Het element 2 definieert een kamer 11 waarin de contactpennen 106 en de uiteinden 113 van het verwar-
<Desc/Clms Page number 10>
mingselement 5 zich bevinden om de electriciteitstoevoer naar de weerstand van het verwarmingselement toe te laten.
Het element 2 draagt een bovenplaat 114 waarvan het naar de bodem 3 gerichte onderoppervlak 115 van een uitsteeksel 116 voorzien is. Dit uitsteeksel 116 toont een kanaal aan waarin de weerstand 5 zich bevindt.
Die plaat 114 bezit een bovenoppervlak 117 dat op een peil ligt dat boven de weerstand 5 gelegen is.
Dit oppervlak dient als steunoppervlak voor de korf en/of als middel om een direct contact van de korf met het verwarmingselement te vermijden.
In de kamer 11 kunnen een vaste thermostaat 118, een regelbare thermostaat 119, een temperatuursensor 120, een zekering 121 en een vergrendelingsmechanisme 112 gemonteerd worden.
De thermostaten 118, 119 en de temperatuursensor raken het binnenoppervlak van de kamer, die onder de plaat 114 gelegen is, aan.
Om te vermijden dat luchtbellen onder de plaat 114 vastgehouden worden, is de plaat 114 van meerdere openingen 122,123 voorzien. De openingen 122 zijn langs de randen 124 van de plaat (tussen het uitsteeksel 116 en de laterale zijde 125 van het element) gelegen.
De plaat 114 kan ook van gleufvormige openingen 123 voorzien worden. Die gleuven strekken zich in de nabijheid van de laterale zijde 125 van het element 2 uit. De gleuven dienen om een betere opmeting
<Desc/Clms Page number 11>
van de temperatuur van de olie te bekomen. Daar de plaat 114 (bv. in aluminium vervaardigd) door het verwarmingselement verwarmd wordt en de temperatuursensor bestemd is om de temperatuur van de olie op te meten, is het noodzakelijk dat de invloed van de delen van het verwarmingselement, die in de nabijheid van de temperatuursensor gelegen zijn, op die sensor kleiner is. Dit is gunstig om te vermijden dat men de temperatuur van de verwarmingsdelen meer zou gaan opmeten dan deze van de olie.
Door het bestaan van die gleuven is de weg of het traject voor de calorie n tussen de delen van het verwarmingselement, die in de nabijheid van de sensor gelegen zijn, en de sensor 120 langer, waardoor de op te meten temperatuur vrijwel in overeenstemming zal zijn met olietemperatuur. Bovendien zullen er in de nabijheid van de sensor oliestromingen ST gecre erd worden.
Dit zal nog een betere opmeting van de olietemperatuur mogelijk maken.
Door die gleuven en stromingen is het verschil tussen de temperatuur van het deel van de plaat boven de sensor en de temperatuur van de olie vrijwel laag (bv. verschil lager dan 5 C).
Deze oliestromingen zijn ook voordelig om de vaste deeltjes of partikels, die zieh buiten de korf bevinden, naar de bodem langs de zijwanden van de kuip te bewegen alsook om een betere verwarming te bekomen.
Er vormt zieh onder de plaat 114, langs de bodem 3, een koele oliezone, wat voordelig is om lekken tussen het element en de bodem 3 te vermijden daar de
<Desc/Clms Page number 12>
dichting een minder temperatuursgevoelige dichting kan zijn.
De gleuven 123 kunnen eventueel door verdunningen van de plaat vervangen worden. Toch zijn gleuven voordeliger aangezien er oliestromingen gecre erd worden.
Een vergrendelingsmechanisme 122 kan ook in de kamer ingebouwd worden. Zulk een mechanisme dient om het uitnemen van de kuip 1 te voorkomen zolang de temperatuur van de kuip en/of van de olie-vet te hoog ligt.
Het vergrendelingsmechanisme, dat hierna beschreven zal worden, kan toegepast worden op alle types van uitneembare kuipen.
Het vergrendelingsmechanisme bestaat uit een orgaan 130 dat gestuurd wordt in functie van de temperatuur of dat gevoelig is voor de temperatuur.
Dit mechanisme is, bij voorkeur, op de kuip gemonteerd maar kan ook op de drager gemonteerd worden.
Als de temperatuur een bepaalde waarde overschrijdt, dient het orgaan 130, of een deel ervan, de kuip 1 en de drager samen te klemmen.
Ingeval dat het mechanisme op de drager gemonteerd wordt, dient een uiteinde van het orgaan een oppervlak van de kuip aan te raken, waarbij, indien de temperatuur een bepaalde temperatuur overschrijdt, het orgaan van de kuip en de drager samengeklemd worden.
<Desc/Clms Page number 13>
Een eerste uitvoeringsvorm van zulk een mechanisme is in figuur 10 en 11 afgebeeld.
In die uitvoeringsvorm bestaat het orgaan 130 uit een bi-metaal dat via een metalen brug 131 met de plaat 114 in contact is gebracht.
Zolang de temperatuur van het bi-metaal hoger
EMI13.1
is dan een bepaalde temperatuur (bv. 900C of een lagere temperatuur dan 900C) is dit bi-metaal in werking gesteld, waarbij een lamel 132 van het bi-metaal in een opening of gleuf 133 van het vrouwelijk deel van de connector 112 springt (zie figuur 11) en waarbij het uitnemen van de kuip onmogelijk is.
Van zodra de temperatuur van het bi-metaal lager is dan die bepaalde temperatuur springt de lamel buiten de opening 133 en dus terug in de kamer 11, waarbij het uitnemen van de kuip mogelijk is.
Figuur 12 toont een andere uitvoeringsvorm van zulk een vergrendelingsmechanisme 130 aan.
Dit mechanisme bestaat uit een veer 140 die gevoelig is aan de temperatuur. Een uiteinde 141 van de veer is op de buitenwand van de kuip 1 vastgehecht terwijl het vrije uiteinde 142 van de veer een kop 143 draagt. De kop 143 is met een buis 144 verbonden die als geleidingsorgaan dient om een verplaatsing van de kop 143 in de richting Y te bekomen zolang de temperatuur van de binnenwand van de kuip hoger is dan bv.
1000C (bij voorkeur 700C).
<Desc/Clms Page number 14>
Zolang de temperatuur hoger is dan bv. 70OC, springt de kop 143 in een inkeping 144 van de drager 108, waarbij het uitnemen van de kuip onmogelijk is.
Figuur 9 is een afbeelding van een uitvoeringsvorm die gelijkaardig is aan de uitvoeringsvorm van figuur 6, behalve dat de plaat 114 afgerond is, d. w. z. dat de randen van de plaat op een peil gelegen zijn dan het peil van het centrale deel van de plaat of van het deel van de plaat dat boven het element 2 gelgen is.
Zulk een uitvoeringsvorm is voordelig om tussen de bodem 3 en het element 2 een goede koele zone te bekomen.
Om een bepaalde stroming te bekomen, kan de vorm van de openingen 122,123 aangepast worden.