<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
"Gaapvormingsinrichting voor een textielmachine." -------------------
Deze uitvinding heeft betrekking tot een gaapvormingsinrichting voor een textielmachine, voorzien van minstens één gaapvormingsmechanisme omvattende, - een beweegbaar gaapvormingsmiddel, voorzien om door samenwerking met een takelelement een gaap te vormen tussen draden van de textielmachine, - een selectie-inrichting, voorzien om het gaapvormings- middel te selecteren zodat het op een vaste hoogte gehouden wordt, en - een hefinrichting, voorzien om het gaapvormingsmiddel op en neer te bewegen als het niet geselecteerd is, waarbij een, als een afzonderlijk geheel uitgevoerde, afneembare module een gedeelte van het gaapvormingsmechanisme omvat.
Een dergelijke gaapvormingsinrichting voor een weefmachine werd beschreven in het Europees octrooi nr. 0214075. Bij deze gekende inrichting zijn de beweegbare gaapvormingsmiddelen, de selectie-inrichtingen en de takelinrichtingen van meerdere gaapvormingsmechanismen samengevoegd in eenzelfde module, terwijl de onderdelen van eenzelfde gaapvormingsmechanisme zich telkens tussen twee scheidingswanden bevinden. Deze module kan uit de gaapvormingsinrichting genomen worden voor het uitvoeren van herstellingen of onderhoudswerken, en kan door een andere (identieke) module vervangen worden.
Deze gekende inrichting heeft echter de volgende nadelen : wanneer een of meerdere selectie-inrichtingen moeten hersteld of vervangen worden of voor onderhoud moeten uitgenomen worden, moet men vóór het uitnemen van de module, eerst de harnaskoorden die samenwerken met de in de module voorziene takelinrichtingen afhaken. Na het terugplaatsen van een module moeten deze harnaskoorden terug vastgehaakt worden. Het afhaken en terug vasthaken
<Desc/Clms Page number 2>
van de harnaskoorden is een omslachtig en tijdrovend werk.
Als een module vervangen wordt wegens breuk of slijtage van een of meerdere takelkoorden, worden ook de in dezelfde module voorziene intacte selectie-inrichtingen vervangen.
Het doel van deze uitvinding is een gaapvormingsinrichting voor een textielmachine te bekomen, zonder de hierboven aangeduide nadelen.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een gaapvormingsinrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving genoemde kenmerken, waarbij een selectiemodule de selectie-inrichting omvat, en een takelmodule het takelelement en het gaapvormingsmiddel omvat, terwijl elke module als een afzonderlijk geheel uitgevoerd is en afneembaar bevestigd is op een onderdeel van de gaapvormingsinrichting.
Als een selectie-inrichting voor herstelling, vervanging of onderhoud moet uitgenomen worden, kan men de selectiemodule uitnemen, terwijl het takelelement op de gaapvormingsinrichting opgesteld blijft. De met het takelelement samenwerkende harnaskoorden moeten bijgevolg niet afgehaakt worden. Het vervangen van een selectieinrichting door een andere selectie-inrichting kan bijgevolg zeer vlug en probleemloos uitgevoerd worden.
Het is ook bijzonder voordelig dat men bij breuk of slijtage van een of meerdere met het takelelement samenwerkende takelkoorden de selectie-inrichting vlug en gemakkelijk kan verwijderen en, na het vervangen van de takelkoorden, kan terugplaatsen. Bovendien moeten daarbij geen intacte selectie-inrichtingen vervangen worden.
Als een met het takelelement samenwerkend takelkoord moet vervangen worden, kan men ook de takelmodule vervangen door een andere takelmodule. De vervanging van een takelmodule is gemakkelijker uit te voeren dan de vervanging van een takelkoord.
<Desc/Clms Page number 3>
Bij een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze gaapvormingsinrichting is de selectiemodule afneembaar bevestigd op de takelmodule. Beide modules zijn hierdoor samen afneembaar. Bovendien kunnen de selectiemodule en de takelinrichting van eenzelfde gaapvormingsmechanisme hierdoor op eenvoudige wijze boven elkaar voorzien worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting minstens twee gaapvormingsmechanismen met respectievelijke selectie-inrichtingen die in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn.
Men kan bijvoorbeeld de selectie-inrichtingen van twee samenwerkende gaapvormingsmechanismen achter elkaar voorzien in eenzelfde selectiemodule, zodat de selectiemodule met een beperkte breedte kan uitgevoerd worden. Bovendien kan het wegnemen en terugplaatsen, of vervangen, van meerdere selectie-inrichtingen hierdoor vlugger uitgevoerd worden dan in het geval waar elke selectie-inrichting in een afzonderlijke selectiemodule zou voorzien zijn.
Volgens een andere voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de takelmodule elk takelelement dat samenwerkt met de genoemde minstens twee gaapvormingsmechanismen (waarvan de selectie-inrichtingen in dezelfde selectiemodule voorzien zijn).
Een dergelijke opstelling kan bijzonder compact uitgevoerd worden, terwijl elke selectie-inrichting van eenzelfde selectiemodule kan voorzien worden boven een takelelement van eenzelfde takelmodule.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm omvat de genoemde takelmodule minstens een geleidingsmiddel voor een gaapvormingsmiddel. De takelmodule omvat bij voorkeur een geleidingsmiddel voor elk gaapvormingsmiddel dat samenwerkt met een in de takelmodule voorzien takelelement.
Verder is elk geleidingsmiddel bij voorkeur ook voorzien om een gaapvormingsmiddel te geleiden (bij zijn
<Desc/Clms Page number 4>
op-en neergaande beweging) boven een takelelement, en is er boven het takelelement een selectie-inrichting voorzien voor het selecteren van het gaapvormingsmiddel, gedurende zijn beweging in het geleidingsmiddel.
De gaapvormingsinrichting kan uitgevoerd worden met samenwerkende gaapvormingsmechanismen volgens conclusie 6 om op gekende wijze twee standen van de ermee verbonden draden van de textielmachine mogelijk te maken.
Bij voorkeur zijn de selectie-inrichtingen van de samenwerkende gaapvormingsmechanismen voorzien in eenzelfde selectiemodule. Het takelelement kan tevens beweegbaar voorzien zijn in een als een afzonderlijk geheel uitgevoerde takelmodule, terwijl het gaapvormingskoord aan een onderdeel van de takelmodule bevestigd is.
Volgens een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de gaapvormingsinrichting meerdere paren samenwerkende gaapvormingsmechanismen, waarvan de selectie- inrichtingen in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn, terwijl de ermee samenwerkende takelelementen in eenzelfde takelmodule voorzien zijn.
De gaapvormingsinrichting kan ook uitgevoerd worden met samenwerkende gaapvormingsmechanismen volgens conclusie 8 om op gekende wijze drie standen van de ermee verbonden draden van de textielmachine te bekomen.
De selectie-inrichtingen van het eerste en het tweede paar gaapvormingsmechanismen zijn bij voorkeur in eenzelfde selectiemodule voorzien. Verder kunnen het eerste en het tweede takelelement ook beweegbaar voorzien zijn in eenzelfde of verschillende, als een afzonderlijk geheel uitgevoerde, takelmodule (s), terwijl het gaapvormingskoord en de takelrol bevestigd zijn aan een onderdeel van de takelmodule die het eerste takelelement omvat.
Volgens een meest voorkeurdragende uitvoering- vorm omvat de gaapvormingsinrichting meerdere eerste en
<Desc/Clms Page number 5>
tweede paren samenwerkende gaapvormingsmechanismen, waarvan de selectie-inrichtingen in eenzelfde selectiemodule voorzien zijn, terwijl de ermee samenwerkende takelelementen in eenzelfde takelmodule voorzien zijn.
Elke selectie-inrichting kan uitgevoerd worden met een beweegbaar houdelement dat in een houdstand kan gebracht worden om een gaapvormingsmiddel op een vaste hoogte te houden, en met een actuator die het houdelement in de houdstand en in een niet-houdstand kan brengen om het gaapvormingsmiddel te selecteren, respectievelijk niet te selecteren.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm is het takelelement beweegbaar opgesteld tussen twee wanden van de takelmodule. Hierdoor voorkomt men zijdelingse bewegingen en rotatiebewegingen van de takelelementen.
Bij een specifieke uitvoeringsvorm van de gaapvormingsinrichting volgens deze uitvinding is het takelelement voorzien in de takelmodule, terwijl de takelmodule twee bovenaan uitstekende armen omvat, dewelke elk een geleidingsrail omvatten voor een respectievelijk met het takelelement samenwerkend gaapvormingsmiddel, en terwijl een selectiemodule die twee selectie-inrichtingen omvat, tussen de armen opgesteld is, zodat elke selectieinrichting een respectievelijk in een geleidingsrail bewegend gaapvormingsmiddel kan selecteren.
De uitvinding zal nu verder verduidelijkt worden in de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van twee voorkeurdragende uitvoeringsvormen. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuur 1 een zijaanzicht is van een samengevoegde selectiemodule en takelmodule (zonder de voorste zijwanden) van een gaapvormingsinrichting voor een tweestandenopengaap-jacquardmachine, figuur 2 een zijaanzicht is van een samengevoegde selectiemodule en takelmodule (zonder de voorste zijwanden)
<Desc/Clms Page number 6>
van een gaapvormingsinrichting voor een driestandenopengaap-jacquardmachine.
Een gaapvormingsinrichting voor een tweestandenopengaap-jacquardmachine (zie figuur 1) en een gaapvormingsinrichting voor een driestanden-opengaapjacquardmachine (zie figuur 2) volgens deze uitvinding,
EMI6.1
omvat een selectiemodule (l) met een voorste (2) en een achterste wand (2), twee zijwanden (2') en een onderste wand (2"), dewelke een binnenruimte omsluiten. Op de figuren is de naar voor gerichte zijwand (2') van de selectiemodule (l) weggenomen.
In de door wanden (2, 2', 2") omsloten binnenruimte zijn meerdere paren van achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) naast elkaar opgesteld. De naast elkaar opgestelde paren vormen een dubbele rij selectie-inrichtingen die zich uitstrekt tussen de twee zijwanden (21) van de selectiemodule (l).
Op de figuren is een paar achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) zichtbaar.
In de voorste en de achterste wand (2) is tegenover elke selectie-inrichting (4-9, 12) een opening (3) voorzien. Elke selectie-inrichting (4-9, 12) omvat een roteerbaar (op een as (4)) bevestigd houdelement (5) met een zich vanaf de as (4) naar boven toe uitstrekkend langwerpig been, met een bovenste omgebogen gedeelte (6).
De houdelementen (5) van een paar selectieinrichtingen (4-9, 12) zijn achter elkaar opgesteld.
Het omgebogen gedeelte (6) van het ene houdelement (5) van elk paar bevindt zich tegenover een opening (3) in de voorste wand (2) en strekt zich uit naar die opening (3) toe. Het omgebogen gedeelte (6) van het andere houdelement (5) van elk paar bevindt zich tegenover een opening (3) in de achterste wand (2) en strekt zich uit naar die opening (3) toe.
De houdelementen (5) kunnen verdraaien tot ze
<Desc/Clms Page number 7>
zich in een houdstand bevinden, waarbij het omgebogen gedeelte (6) op de onderste rand (7) van een respectievelijke opening (3) steunt. (Het op figuur 1 links voorgestelde houdelement (5) bevindt zich in de houdstand). Deze rand (7) vormt een aanslag voor het ondersteunen van het houdelement (1). De houdelementen (5) kunnen ook verdraaien tot ze zich in een niet-houdstand bevinden, waarbij ze tegengehouden worden door een respectievelijk aanslagelement (8), dat centraal in de binnenruimte van de module (l) opgesteld is. (Het op figuur 1 rechts voorgestelde houdelement (5) bevindt zich in de niet-houdstand).
Onder elk houdelement (5) is een bimorf pi zoelektrisch buigelement (9) opgesteld. De buigelementen (9) zijn met een onderste uiteinde vast ingeklemd in een in het onderste gedeelte van de module (l) voorzien element (10), dat de voorste (2) en de achterste wanden (2) verbindt.
De houdelementen (5) hebben ook een kort been (11) dat zich ten opzichte van het genoemde langwerpige been langs de andere kant van de as (4) uitstrekt. In elk kort been (11) is een U-vormige gleuf voorzien, waarvan de open zijde naar onder gericht is.
De buigelementen (9) strekken zich vanaf het element (10) naar boven toe uit, en bevinden zich met hun bovenste uiteinde in de U-vormige gleuf in het korte been (11) van een respectievelijk houdelement (5).
De buigelementen (9) kunnen via respectievelijk elektrische geleiders (12) onder elektrische spanning gebracht worden zodat ze een eerste kromming bekomen waarbij hun bovenste uiteinde een houdelement (5) in de houdstand brengt. Dit is het geval voor het links op figuur 1 voorgestelde buigelement (9). De buigelementen (9) kunnen door het omkeren van de polariteit van de elektrische spanning een tweede kromming bekomen, waarbij hun bovenste uiteinde een houdelement (5) in de niet-
<Desc/Clms Page number 8>
houdstand brengt. Dit is het geval voor het rechts op figuur 1 voorgestelde buigelement (9).
De gaapvormingsinrichting omvat ook een takelmodule (13) met meerdere, met regelmatige tussenafstanden naast elkaar voorziene, vertikale wanden (14), die met elkaar verbonden zijn, zodat ze een afzonderlijk geheel vormen. Dit geheel is afneembaar bevestigd op een onderdeel (niet voorgesteld op de figuren) van de gaapvormingsinrichting.
Bij de gaapvormingsinrichting voor een tweestanden-opengaap-jacquardmachine (fig. l) is tussen elke twee naast elkaar opgestelde wanden (14) een takelelement (15) vertikaal beweegbaar opgesteld. Op de figuren is de voorste wand (14) van de takelmodule (13) weggenomen.
Het aantal tussen wanden (14) opgestelde takelelementen (15) is identiek aan het aantal naast elkaar voorziene paren selectie-inrichtingen (4-9,12) in de selectiemodule (l). Elk takelelement (15) heeft een lichaam (23), waaraan boven elkaar twee takelrollen (24), (25) verdraaibaar bevestigd zijn. De takelelementen (15) zijn zo opgesteld dat hun takelrollen (24), (25) zich in een vertikaal werkingsvlak bevinden dat evenwijdig loopt met de wanden (14).
Voor elk takelelement (15) is een wand (14) voorzien, die in het verlengde van zijn vertikale randen twee bovenaan uitstekende armen (17) omvat. De bovenste rand van een dergelijke wand (14) en de armen (17) vormen daarbij een U-vormig bovenste gedeelte van de wand (14).
Er zijn dus evenveel armen (17) als er selectieinrichtingen (4-9,12) voorzien zijn in de selectiemodule (1). De selectiemodule (l) is opgesteld binnen de Uvormige gedeelen van de verschillende wanden (14).
De takelmodule (13) omvat verder ook een zich onder de wanden (14) uitstrekkend bodemstuk (16), dat deel
<Desc/Clms Page number 9>
uitmaakt van de wanden (14). Elke arm (17) omvat een vertikale geleidingsrail (18) voor een respectievelijke haak (19), en strekt zich uit tot boven een respectievelijke opening (3) in de voorste of achterste wand (2) van de selectiemodule (l).
In elke geleidingsrail (18) is een vertikaal beweegbare haak (19) voorzien, waarbij elke haak (19) selecteerbaar is door een respectievelijke selectieinrichting (4-9,12) in de selectiemodule (l).
Twee haken (19) die geleid worden door de respectievelijke armen (17) van eenzelfde wand (14) kunnen geselecteerd worden door respectievelijke, achter elkaar opgestelde selectie-inrichtingen (4-9, 12) (die hoger als een paar selectie-inrichtingen (4-9,12) werden aangeduid). Twee dergelijke haken (19) worden in hetgeen volgt samenwerkende haken (19) genoemd.
Elke haak (19) heeft op de rugzijde een uitstekende vleugel (20) en bovenaan op de voorzijde een uitsteeksel (21). De samenwerkende haken zijn beweegbaar in de geleidingsrails (18) opgesteld, met hun voorzijden naar elkaar toe gericht. Aan weerszijden van de samengevoegde modules (l), (13) zijn twee messen (22) voorzien die door een aandrijfinrichting (niet voorgesteld op de figuren) tot een op-en neergaande beweging in tegenfase kunnen gebracht worden.
Daarbij kan een horizontale bovenste rand van elk mes (22) aangrijpen onder een onderste rand van de uitstekende vleugel (20) van de haken (19). De samenwerkende haken (19) kunnen bijgevolg door de messen (22) in tegenfase op en neer bewogen worden. In het bovenste dode punt van hun beweging zijn de uitsteeksels (21) van de haken (19) boven de houdelementen (5) gebracht.
Als de houdelementen (5) in de houdstand staan, bevinden hun omgebogen gedeelten (6) zich op de bewegingsbaan van het uitsteeksel (21) van een
<Desc/Clms Page number 10>
respectievelijke haak (19).
Telkens als een mes (22) zich op het einde van zijn opwaartse beweging bevindt, kan voor elk met dat mes (22) samenwerkende haak (19) bepaald worden of de haak (19) op een vaste hoogte moet gehouden worden of door het mes (22) moet meegenomen worden, gedurende een volgende bewegingscyclus van het mes (22).
Een haak (19) wordt immers telkens met zijn uitsteeksel (21) boven een houdelement (5) gebracht. Als het houdelement (5) vervolgens in de houdstand gebracht wordt, zal het uitsteeksel (21), bij de daarop volgende neerwaartse beweging van de haak (19), op de bovenkant van het omgebogen gedeelte (6) van het houdelement (5) terechtkomen. De haak (19) zal bijgevolg door het houdelement (5) ondersteund worden en gedurende de volgende bewegingscyclus van het mes (22) boven blijven op een vaste hoogte.
Op het einde van de volgende opwaartse beweging van het mes (22), zal het mes (22) de door het houdelement (5) ondersteunde haak (19) meenemen naar boven tot boven het houdelement (5).
Als het houdelement (5) in de houdstand blijft, zal de haak gedurende de volgende bewegingscyclus opnieuw (zoals hierboven beschreven) boven blijven op het houdelement (5).
Als het houdelement (5) daarentegen in de niethoudstand gebracht wordt, zal de haak (19) gedurende de volgende bewegingscyclus van het mes (22), meegenomen worden door het mes (22), en dus eerst neerwaarts en vervolgens opwaarts bewegen.
Elk takelelement (15) is opgesteld tussen twee wanden (14) van de takelmodule (13), terwijl het lichaam (23) verschuifbaar is in een zich vertikaal uitstrekkende gleuf (26) in n van die wanden (14).
Elke twee achter elkaar opgestelde haken (19)
<Desc/Clms Page number 11>
(die met elkaar samenwerken) zijn met elkaar verbonden door een bovenste takelkoord (27), dat om de bovenste takelrol (24) van het onder deze haken opgestelde takelelement (15) loopt, zodat het aan de haken (19) bevestigde takelkoord (27) het takelelement (15) draagt. Gedurende de (in tegenfase) op-en neergaande beweging van deze haken (19) blijft het takelelement (15) op een eerste hoogte. Als een van de haken (19) in een bovenste stand gehouden wordt, zal het takelelement (15) als gevolg van de heffing van de andere haak (19) omhoog gebracht worden tot op een tweede hoogte.
Onder elk takelelement (15) is op het bodemstuk (16) van de takelmodule (13) een bevestigingsmiddel (28) voorzien, waaraan het ene uiteinde van een onderste takelkoord (29) bevestigd is. Dit onderste takelkoord (29) loopt over de onderste takelrol (25) van het zich erboven bevindende takelelement (15) en strekt zich vervolgens naar beneden toe uit, waar het andere uiteinde voorzien is om een gaap te vormen tussen draden van een textielmachine.
Doordat het takelelement (15), op twee verschillende hoogtes kan gebracht worden, is dit ook het geval voor het neerhangende uiteinde van het onderste takelkoord (29).
Door een jacquardmachine te voorzien van een als hierboven omschreven gaapvormingsinrichting, bekomt men een tweestanden-opengaap-jacquardmachine. Een dergelijke jacquardmachine kan bijvoorbeeld gebruikt worden op een weefmachine, voor het vormen van een gaap tussen kettingdraden. De kettingdraden kunnen geheven worden door harnaskoorden, die opgehangen worden aan een neerhangend uiteinde van een onderste takelkoord (29) van de gaapvormingsinrichting.
Bij een gaapvormingsinrichting voor een driestanden-opengaap-jacquardmachine (fig. 2) onderscheidt de takelmodule (13) zich van de hierboven beschreven
<Desc/Clms Page number 12>
takelmodule (13) doordat tussen twee wanden (14) telkens twee takelelementen (15) op de hoger beschreven wijze vertikaal beweegbaar opgesteld zijn, doordat op het bodemstuk (16) tussen elke twee wanden (14) een omkeerrol (30) bevestigd is, en doordat elk onderste takelkoord (29) een ander verloop heeft.
Elk takelelement (15) werkt samen met twee samenwerkende haken (19) - door middel van respectievelijke bovenste takelkoorden (27)-op de hoger beschreven wijze.
Elke omkeerrol (30) is verdraaibaar bevestigd op een arm (31) die roteerbaar bevestigd is op het bodemstuk (16) van de takelmodule (13). De arm (31) kan roteren in een zieh evenwijdig aan de wanden (14) van de module (13) uitstrekkend vlak (het vlak van de tekening).
De takelelementen (15) tussen elke twee wanden (14) zijn beweegbaar opgesteld in respectievelijke vertikale werkingsvlakken. Elke takelrol (30) is bij voorkeur diagonaal opgesteld tussen deze werkingsvlakken.
Tussen elke twee wanden (14) is een onderste takelkoord (29) voorzien, waarvan het ene uiteinde onder een eerste takelelement (15) bevestigd is aan het bodemstuk (16) van de takelmodule (13), om de onderste takelrol (25) van dit eerste takelelement (15) loopt, vervolgens om de tussen dezelfde wanden (14) opgestelde omkeerrol (30) loopt, vervolgens om de onderste takelrol (25) van het tussen dezelfde wanden (14) voorziene tweede takelelement (15) loopt, en zich tenslotte naar beneden uitstrekt, waar het andere uiteinde voorzien is om een gaap te vormen tussen draden van een textielmachine.
Het is gekend hoe men, met de samenwerkende haken (19), die met het eerste en het tweede takelelement (15) samenwerken, het neerhangende uiteinde van het onderste takelkoord (29) op drie verschillende hoogtes kan brengen.
Voor het bekomen van een vierstanden-opengaapjacquardmachine kan men het genoemde ene uiteinde van het
<Desc/Clms Page number 13>
onderste takelkoord (29) vastmaken aan een beweegbaar rooster, dat samen met een van de messen (22) tot een open neergaande beweging kan gebracht worden.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
"Shed-forming device for a textile machine." -------------------
This invention relates to a shed-forming device for a textile machine, provided with at least one shed-forming mechanism comprising, - a movable shed-forming means, provided for forming a shed between threads of the textile-machine by cooperation with a hoist element, - a selection device, provided for shed-forming - selecting means to be held at a fixed height, and - a lifting device, provided for moving the shed-forming means up and down when it is not selected, wherein a detachable module, designed as a separate unit, comprises part of the shed-forming mechanism .
Such a shed-forming device for a weaving machine was described in European patent no. 0214075. In this known device, the movable shed-forming means, the selection devices and the hoisting devices of several shed-forming mechanisms are combined in the same module, while the parts of the same shed-forming mechanism are in each case between two partitions. This module can be taken out of the shed forming device to carry out repairs or maintenance work, and can be replaced by another (identical) module.
However, this known device has the following drawbacks: when one or more selection devices have to be repaired or replaced or taken out for maintenance, one must first unhook the harness cords that cooperate with the hoisting devices provided in the module before removing the module. . After replacing a module, these harness cords must be hooked back on. Unhooking and hooking back on
<Desc / Clms Page number 2>
of the harness cords is a laborious and time-consuming work.
If a module is replaced due to breakage or wear of one or more hoist ropes, the intact selection devices provided in the same module are also replaced.
The object of this invention is to obtain a shed-forming device for a textile machine without the drawbacks indicated above.
This object is achieved by providing a shed-forming device having the features mentioned in the first paragraph of this description, a selection module comprising the selection device, and a hoist module comprising the hoist element and the shed-forming means, each module being designed as a separate unit and is removably mounted on a part of the shed forming device.
If a selection device is to be taken out for repair, replacement or maintenance, the selection module can be taken out, while the hoist element remains arranged on the shed-forming device. The harness cords co-operating with the hoist element must therefore not be dropped. The replacement of a selection device by another selection device can therefore be carried out very quickly and without problems.
It is also particularly advantageous that in the event of breakage or wear of one or more hoist cords co-operating with the hoist element, the selection device can be quickly and easily removed and, after replacing the hoist cords, replaced. In addition, intact selection devices must not be replaced.
If a hoist rope co-operating with the hoist element has to be replaced, the hoist module can also be replaced by another hoist module. The replacement of a hoist module is easier to perform than the replacement of a hoist cord.
<Desc / Clms Page number 3>
In a very preferred embodiment of this shed-forming device, the selection module is removably mounted on the hoist module. Both modules are therefore removable together. Moreover, the selection module and the hoisting device can be provided with the same shed-forming mechanism in a simple manner one above the other.
According to a preferred embodiment, the shed-forming device comprises at least two shed-forming mechanisms with respective selection devices which are provided in the same selection module.
For example, the selection devices of two cooperating shed-forming mechanisms can be provided one after the other in the same selection module, so that the selection module can be designed with a limited width. Moreover, the removal and replacement, or replacement, of several selection devices can hereby be carried out more quickly than in the case where each selection device would be provided in a separate selection module.
According to another preferred embodiment, the hoist module comprises any hoist element which interacts with said at least two shed-forming mechanisms (the selection devices of which are provided in the same selection module).
Such an arrangement can be of particularly compact design, while each selection device can be provided with the same selection module above a hoist element of the same hoist module.
According to a special embodiment, said hoist module comprises at least one guide means for a shed-forming means. The hoist module preferably comprises a guide means for each shed-forming means which interacts with a hoist element provided in the hoist module.
Furthermore, each guide means is preferably also provided to guide a shed-forming agent (e.g.
<Desc / Clms Page number 4>
up and down movement) above a hoist element, and above the hoist element a selection device is provided for selecting the shed-forming means during its movement in the guiding means.
The shed-forming device may be configured with co-operating shed-forming mechanisms according to claim 6 in a known manner to allow two positions of the associated threads of the textile machine.
Preferably, the selection devices of the cooperating shed-forming mechanisms are provided in the same selection module. The hoist element can also be movably provided in a hoist module designed as a separate unit, while the shed-forming cord is attached to a part of the hoist module.
According to a most preferred embodiment, the shed-forming device comprises a plurality of pairs of co-operating shed-forming mechanisms, the selection devices of which are provided in the same selection module, while the hoisting elements co-operating therewith are provided in the same hoist module.
The shed-forming device may also be equipped with co-operating shed-forming mechanisms according to claim 8 to obtain three positions of the associated threads of the textile machine in a known manner.
The selection devices of the first and second pairs of shed-forming mechanisms are preferably provided in the same selection module. Furthermore, the first and the second hoist element can also be provided movably in the same or different hoist module (s), which are designed as a separate unit, while the shed-forming cord and the hoist roller are attached to a part of the hoist module which comprises the first hoist element.
In a most preferred embodiment, the shed forming device comprises a plurality of first and
<Desc / Clms Page number 5>
second pairs of cooperating shed-forming mechanisms, the selection devices of which are provided in the same selection module, while the hoisting elements co-operating therewith are provided in the same hoist module.
Each selection device can be equipped with a movable holding element which can be brought into a holding position to hold a shed-forming means at a fixed height, and with an actuator which can bring the holding element into the holding position and in a non-holding position to form the shed-forming means. select or not select.
According to an advantageous embodiment, the hoist element is arranged movably between two walls of the hoist module. This prevents lateral movements and rotational movements of the hoist elements.
In a specific embodiment of the shed-forming device according to this invention, the hoist element is provided in the hoist module, while the hoist module comprises two arms projecting at the top, each of which comprises a guide rail for a shed-forming means co-acting with the hoist element, respectively, and while a selection module comprises two selection devices between the arms, so that each selection device can select a shed-forming means moving in a guide rail, respectively.
The invention will now be further elucidated in the following detailed description of two preferred embodiments. In this description, reference is made to the accompanying figures, of which Figure 1 is a side view of an assembled selection module and hoist module (without the front side walls) of a shed forming device for a two-position open shed jacquard machine, Figure 2 is a side view of an assembled selection module and hoist module ( without the front side walls)
<Desc / Clms Page number 6>
of a shed forming device for a three position open shed jacquard machine.
A shed-forming device for a two-position open-shed jacquard machine (see figure 1) and a shed-forming device for a three-position open-shed jacquard machine (see figure 2) according to this invention,
EMI6.1
includes a selection module (1) with a front (2) and a rear wall (2), two side walls (2 ') and a bottom wall (2 "), which enclose an inner space. In the figures, the front side wall ( 2 ') removed from the selection module (1).
In the inner space enclosed by walls (2, 2 ', 2 "), several pairs of selection devices (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) arranged one behind the other are arranged side by side. a double row of selection devices extending between the two side walls (21) of the selection module (1).
The figures show a pair of selection devices (4, 5, 6, 7, 8, 9, 12) arranged one behind the other.
An opening (3) is provided in the front and rear walls (2) opposite each selection device (4-9, 12). Each selection device (4-9, 12) comprises a rotatably (holding on a shaft (4)) holding element (5) with an elongated leg extending upwards from the shaft (4), with an upper bent portion (6 ).
The holding elements (5) of a pair of selection devices (4-9, 12) are arranged one behind the other.
The bent portion (6) of the one holding member (5) of each pair faces an opening (3) in the front wall (2) and extends toward that opening (3). The bent portion (6) of the other holding member (5) of each pair is opposite an opening (3) in the rear wall (2) and extends towards that opening (3).
The holding elements (5) can rotate until they
<Desc / Clms Page number 7>
are in a holding position, with the bent portion (6) resting on the bottom edge (7) of a respective opening (3). (The holding element (5) shown on the left in figure 1 is in the holding position). This edge (7) forms a stop for supporting the holding element (1). The holding elements (5) can also rotate until they are in a non-holding position, being held by a respective stop element (8) arranged centrally in the interior of the module (1). (The holding element (5) shown on the right in figure 1 is in the non-holding position).
A bimorphic bielectric bending element (9) is arranged under each holding element (5). The bending elements (9) are firmly clamped with a lower end in an element (10) provided in the lower part of the module (1), which connects the front (2) and the rear walls (2).
The holding elements (5) also have a short leg (11) which extends relative to said elongated leg along the other side of the shaft (4). A U-shaped slot is provided in each short leg (11), the open side of which faces downwards.
The bending elements (9) extend upward from the element (10), and are located with their upper end in the U-shaped slot in the short leg (11) of a respective holding element (5).
The bending elements (9) can be energized via electrical conductors (12), respectively, so that they obtain a first curvature, their upper end bringing a holding element (5) into the holding position. This is the case for the bending element (9) shown on the left in figure 1. The bending elements (9) can obtain a second curvature by reversing the polarity of the electrical voltage, their upper end holding a holding element (5) in the
<Desc / Clms Page number 8>
hold position. This is the case for the bending element (9) shown on the right in Figure 1.
The shed-forming device also includes a hoist module (13) with a plurality of regularly spaced vertical walls (14) interconnected to form a separate unit. This assembly is detachably mounted on a part (not shown in the figures) of the shed-forming device.
In the shed-forming device for a two-position open-shed jacquard machine (Fig. 1), a hoist element (15) is arranged vertically movable between each two walls (14) arranged side by side. The front wall (14) of the hoist module (13) is removed in the figures.
The number of hoist elements (15) arranged between walls (14) is identical to the number of side-by-side pairs of selection devices (4-9,12) in the selection module (1). Each hoist element (15) has a body (23), on top of which two hoist rollers (24), (25) are rotatably mounted. The hoist elements (15) are arranged such that their hoist rollers (24), (25) are in a vertical operating plane parallel to the walls (14).
A wall (14) is provided for each hoist element (15), which, in line with its vertical edges, comprises two arms (17) projecting at the top. The top edge of such a wall (14) and the arms (17) thereby form a U-shaped top part of the wall (14).
Thus, there are as many arms (17) as selection devices (4-9,12) are provided in the selection module (1). The selection module (1) is arranged within the U-shaped parts of the different walls (14).
The hoist module (13) further also comprises a bottom piece (16) extending below the walls (14), which part
<Desc / Clms Page number 9>
forms of the walls (14). Each arm (17) includes a vertical guide rail (18) for a respective hook (19), and extends above a respective opening (3) in the front or rear wall (2) of the selection module (1).
A vertically movable hook (19) is provided in each guide rail (18), each hook (19) being selectable by a respective selection device (4-9,12) in the selection module (1).
Two hooks (19) guided by the respective arms (17) of the same wall (14) can be selected by respective, one behind the other, selection devices (4-9, 12) (which are higher than a pair of selection devices ( 4-9,12). Two such hooks (19) are referred to as co-operating hooks (19) in the following.
Each hook (19) has a projecting wing (20) on the back and a projection (21) on the top of the front. The cooperating hooks are arranged movably in the guide rails (18), with their front sides facing each other. On either side of the assembled modules (1), (13) two knives (22) are provided which can be counter-moved by an actuator (not shown in the figures).
In addition, a horizontal top edge of each blade (22) can engage below a bottom edge of the projecting wing (20) of the hooks (19). The cooperating hooks (19) can therefore be moved up and down in counter phase by the blades (22). In the top dead center of their movement, the protrusions (21) of the hooks (19) are placed above the holding elements (5).
When the holding elements (5) are in the holding position, their bent parts (6) are located on the path of movement of the projection (21) of a
<Desc / Clms Page number 10>
respective hook (19).
Whenever a knife (22) is at the end of its upward movement, it can be determined for each hook (19) co-operating with that knife (22) whether the hook (19) is to be held at a fixed height or by the knife (22) must be carried during a subsequent blade movement cycle (22).
After all, a hook (19) is always placed with its projection (21) above a holding element (5). When the holding element (5) is subsequently brought into the holding position, the projection (21) will, on the subsequent downward movement of the hook (19), land on the top of the bent part (6) of the holding element (5) . The hook (19) will therefore be supported by the holding element (5) and remain at a fixed height during the next movement cycle of the knife (22).
At the end of the next upward movement of the knife (22), the knife (22) will carry the hook (19) supported by the holding element (5) upwards above the holding element (5).
If the holding element (5) remains in the holding position, the hook will again (as described above) remain on top of the holding element (5) for the next movement cycle.
On the other hand, if the holding element (5) is brought into the non-holding position, the hook (19) during the next movement cycle of the knife (22) will be carried along by the knife (22), and thus first move downwards and then upwards.
Each hoist element (15) is arranged between two walls (14) of the hoist module (13), while the body (23) is slidable in a vertically extending slot (26) in one of those walls (14).
Any two hooks arranged one behind the other (19)
<Desc / Clms Page number 11>
(which cooperate with each other) are connected to each other by an upper hoist rope (27) which runs around the upper hoist roller (24) of the hoist element (15) arranged under these hooks, so that the hoist rope (27) attached to the hooks (19) ) carries the hoist element (15). During the (upward phase) up and down movement of these hooks (19), the hoist element (15) remains at a first height. If one of the hooks (19) is held in an upper position, the hoist element (15) will be raised to a second height as a result of the lifting of the other hook (19).
Under each hoist element (15) a fastener (28) is provided on the bottom part (16) of the hoist module (13), to which one end of a lower hoist cord (29) is attached. This lower hoist rope (29) extends over the lower hoist roll (25) of the hoist element (15) located above it and then extends downward, where the other end is provided to form a shed between threads of a textile machine.
Because the hoist element (15) can be brought to two different heights, this is also the case for the hanging end of the lower hoist rope (29).
By providing a jacquard machine with a shed-forming device as described above, a two-position open-shed jacquard machine is obtained. Such a jacquard machine can be used, for example, on a weaving machine, for forming a shed between warp threads. The warp threads can be lifted by harness cords, which are suspended from a drooping end of a lower hoist cord (29) of the shed forming device.
In a shed forming device for a three-position open shed jacquard machine (Fig. 2), the hoist module (13) differs from the one described above
<Desc / Clms Page number 12>
hoist module (13) in that two hoist elements (15) are arranged vertically movable between two walls (14) in the manner described above, because a reversing roller (30) is mounted on the bottom piece (16) between each two walls (14), and because each lower hoist rope (29) has a different course.
Each hoist element (15) interacts with two co-operating hooks (19) - through respective upper hoist cords (27) - in the manner described above.
Each return roller (30) is rotatably mounted on an arm (31) rotatably mounted on the bottom piece (16) of the hoist module (13). The arm (31) can rotate in a plane extending parallel to the walls (14) of the module (13) (the plane of the drawing).
The hoist elements (15) between each two walls (14) are movably arranged in respective vertical operating planes. Each pulley roll (30) is preferably arranged diagonally between these operating surfaces.
A lower hoist rope (29) is provided between each two walls (14), one end of which is fastened under a first hoist element (15) to the bottom part (16) of the hoist module (13) around the lower hoist roller (25). said first hoist element (15) then runs around the deflection roller (30) arranged between the same walls (14), then passes around the lower hoist roller (25) of the second hoist element (15) provided between the same walls (14), and finally extending down where the other end is provided to form a shed between threads of a textile machine.
It is known how, with the cooperating hooks (19), which cooperate with the first and the second hoist element (15), one can bring the hanging end of the lower hoist cord (29) to three different heights.
To obtain a four-position open-shed jacquard machine, the aforementioned one end of the
<Desc / Clms Page number 13>
Attach the lower hoist rope (29) to a movable grille, which can be brought to an open downward movement together with one of the blades (22).