<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en inrichting voor het krommen van een slang uit verstrekt kunststof- materiaal.
Sinds meer dan 25 jaar is er een ontwikkeling gaande in de vervaardiging van gekromde hulzen uit buisvormige kunststof, welke hulzen toepassing vinden onder meer bij de worstfabrikage, als vervanging van de vroeger gebruikte dierlijke darm. Een eerste voorbeeld van deze stand van techniek is beschreven in het Nederlandse octrooischrift 163.
736 en betreft in het bijzonder een werkwijze voor het in een gebogen vorm fixeren, ("kransen") van buisvormig materiaal uit een verstrekte kunststof, uitgaande van een voorraad opgerolde platte kunststof slang, waarbij een deel van deze slang wordt afgewikkeld, vervolgens met een gasvormig medium wordt opgeblazen an in een schroeflijnvorm wordt gebracht en aansluitend het schroeflijnvormige slangdeel zowel aan de binnen-als aan de buitenomtrek wordt verwarmd onder het in stand houden van zowel de schroeflijnvorm als een gekozen drukverschil tussen het opblasmedium en de omgevingslucht, waarna het aldus behandelde slangdeel wordt afgekoeld en opgeslagen.
Ook in het Nederlandse octrooischrift 190. 305 gaat het om een dergelijke werkwijze en wordt in het bijzonder een inrichting geopenbaard voor het uitvoeren van deze werkwijze.
Het gaat daarbij steeds om het zgn. kransen van een kunstdarmslang die tijdens dit proces is gevuld met een hoeveelheid lucht onder enige overdruk, welke lucht is opgesloten in een afgesloten slangdeel. Dit opgeblazen slangdeel wordt in een schroeflijnvorm gebracht en dan thermisch behandeld.
De uitvinding beoogt een variant te verschaffen van de in de bovengenoemde publikaties beschreven werkwijze door het op een bepaalde wijze beinvloeden van het drukverschil tussen de opgesloten luchthoeveelheid binnenin het slangdeel enerzijds en de omringende omgevingslucht anderzijds.
De thans voorgestelde nieuwe werkwijze onderscheidt zieh van de hierboven vermelde stand van techniek, doordat het drukverschil tussen het opblaasmedium in het het schroeflijnvormig gebogen slangdeel en de rondom het slangdeel aanwezige omgevingslucht wordt bepaald door het beinvloeden van de druk van de omgevingslucht.
<Desc/Clms Page number 2>
Een voordeel van deze nieuwe werkwijze bestaat uit een gemakkelijke correctiemogelijkheid van het eventueel optredende verlies van opblaasmedium uit het inwendige van het slangdeel. Dit verlies van opblaasmedium veroorzaakt een vermindering van de opblaaskracht, waardoor de omtrek van het slangdeel iets geringer kan worden dan voor de werkwijze wordt beoogd. Door nu de druk van de omgevingslucht te verlagen, kan het effect van het verlies van opblaasmedium uit het inwendige van het slangdeel worden gecompenseerd.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de hiervoor aangegeven werkwijze, omvattende zowel een draaibare doorn met thermische behandelingsmiddelen als een voorraadklos voor een platte slang uit kunststofmateriaal. Een dergelijke inrichting is bekend uit de hierboven genoemde Nederlandse octrooischriften. Voor het verwezenlijken van de voorgestelde nieuwe werkwijze onderscheidt de inrichting zieh door een gesloten ruimte waarbinnen zieh zowel de voorraadklos van de opgerolde platte slang als de thermische behandelingsmiddelen en een opslag van de behandelde slang bevindt, waarbij de ruimte is aangesloten op een regelbare pomp voor het bepalen van de luchtdruk binnen de gesloten ruimte.
Als alternatief onderscheidt de inrichting zieh door een gesloten ruimte, waarbinnen zieh alleen de thermische behandelingsmiddelen en de wikkelorganen van de slang bevinden, waarbij de wand van de ruimte is voorzien van een eerste luchtdicht ingebouwd walsenpaar voor de invoer van de te behandelen platte slang en verder is voorzien van een tweede luchtdicht ingebouwd walsenpaar voor de afvoer van de thermisch behandelde slang.
Met de beide hiervoor omschreven inrichtingen is het mogelijk de voorgestelde nieuwe werkwijze toe te passen, waardoor ten opzichte van de stand van techniek kan worden volstaan met het aanbrengen van een kleinere hoeveelheid opblaasmedium binnen het slangdeel.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die enkele uitvoeringsvormen toont van de inrichting waarmede de voorstelde nieuwe werkwijze kan worden
<Desc/Clms Page number 3>
toegepast.
Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de belangrijkste delen van een eerste uitvoeringsvorm van de nieuwe inrichting, waarbij de gesloten behandelingsruimte is weggelaten voor het tonen van de inwendige delen daarin.
Fig. 2 is een variant van de inrichting volgens fig.
EMI3.1
1.
De Figuren 3 en 4 tonen twee uitvoeringsvormen van een inrichting waarbij de behandelingsruimte wel is afgebeeld.
De stand van techniek is afgebeeld in figuur 1.
Daarbij kunnen de volgende elementen worden onderscheiden n. l. een draaibare doorn 1 met (schematisch aangegeven) thermische behandelingsmiddelen 2, bestaande uit een verwarmde huls 3 welke is aangebracht op een kern 4. Voorts is er een voorraadklos 5 voor de aanvoer van een platte slang 6 uit verstrekt kunststofmateriaal. De slang 6 wordt op de huls 3 gewonden en wel zodanig dat een zekere axiale lengte van de huls 3 wordt bedekt door deze slang. In de uitvoering volgens fig. 1 wordt de slang vervolgens door een calibreerring 7 gevoerd an wordt de slang vervolgens op een holle pijp 8 geschoven. Deze pijp wordt gedragen door een steunplaat 9 doch steekt tevens door deze plaat heen. Het uit de plaat 9 stekende deel van de pijp 8 wordt door een verwarmingselement 10 gevoerd waarbij de pijp 8 tenslotte uitmondt in een schematisch afgebeelde luchtpomp 11.
De slang 6 wordt op de pijp 8 vastgehouden door een walsenpaar 12 en wel zodanig dat bij rotatie van dit walsenpaar de slang 6 over de pijp 8 wordt geschoven in de richting van de steunplaat 9.
Er is nog een tweede walsenpaar 13 aanwezig an wel ter plaatse van het zojuist van de klos 5 afgewikkelde deel van de platte slang 6. Dit tweede walsenpaar 13 klemt de platte slang en laat tevens een voortbeweging van de slang 6 in de richting van de pijl P toe. Ook het eerste walsenpaar 12 zorgt, in samenwerking met de holle pijp 8 voor een volledige afdichting van de slang 6 op de pijp 8.
Ter voorbereiding van de beoogde werkwijze, wordt de pomp 11 gestart en wordt het verwarmingselement 10 geactiveerd, bijvoorbeeld langs electrische weg of eventueel met verhitte
<Desc/Clms Page number 4>
olie of stoom. De door de luchtpomp 11 ontwikkelde druklucht bereikt via de holle pijp 8 het inwendige van de slang 6, zodat na enige tijd een toestand ontstaat die is afgebeeld in fig. 1, waarbij de slang 6 is opgeblazen en ook de schroeflijnvormige windingen van de slang op de huls 3 volledige gevuld zijn met druklucht die zieh tenslotte voortplant tot aan het walsenpaar 13.
Ook de thermische behandelingsmiddelen 2 zijn geactiveerd, zodanig dat bij het in beweging zetten van de draaibare doorn 1 en de walsenparen 12 en 13, de binnenzijde van de schroeflijnvormige windingen van de slang 6 op de huls 3 thermisch worden behandeld op een wijze zoals beschreven in de aan het begin genoemde stand van techniek. Op deze wijze komt het zgn.
"kransen" van de slang 6 tot stand en wordt het verkregen produkt compact verzameld tussen de steunplaat 9 en het walsenpaar 12. Op deze wijze ontstaat de zgn."sticks"14, die periodiek van de pijp 8 kunnen worden afgeschoven voor verdere verhandeling.
Fig. 1 toont nog een mantel 15 voor het omhullen van de windingen van de opgeblazen slang 6 om de huls 3. Deze mantel kan een isolatiefunctie hebben, doch kan ook gebruikt worden voor het aan de buitenzijde verwarmen van de windingen van de slang 6. De luchtdruk binnen de slang 6 vormt een belangrijk element in de uitvoering van de werkwijze voor het kransen van de slang. Deze druk kan worden ingesteld en gehandhaafd door de juiste regeling van de luchtpomp 11. In dit verband kan nog verwezen worden naar een ander Nederlands octrooischrift 190. 598, waarin. en voorziening beschreven is voor het op een bepaalde waarde handhaven van de luchtdruk binnen de slang. Daarbij werkt een tastorgaan samen met de wand van de slang en wordt uit het verkregen signaal een regeling voor de luchtpomp afgeleid.
Fig. 2 toont een bekende variant van het opwikkelen van de slang 6 en van de aanvoer en afvoer van deze slang. De toevoer van de slang gaat met behulp van de eindloze banden 17, terwijl de afvoer geschiedt via het walsenpaar 12a. De voortbeweging van de slang 6 wordt bevorderd met behulp van een paar transportrollen 22 die gemonteerd zijn op een plaat 23.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt een andere
<Desc/Clms Page number 5>
werkwijze toegepast voor het regelen of constant houden van het drukverschil tussen het inwendige en uitwendige van de slang 6 en wel doordat - in de ruimste zin gezien - het drukverschil tussen het inwendige en het uitwendige van de schroeflijnvormig gebogen slang 6 wordt bepaald door het beinvloeden van de druk van de rondom de slang aanwezige omgevingslucht. Daarbij kan verwezen worden naar de figuren 3 en 4 die elk een gesloten behandelingsruimte 16 tonen. Het ene paar walsen 13 doet daarbij dienst als toevoerorgaan van de slang tot deze gesloten behandelingsruimte. Het andere paar walsen 12 doet dienst als afvoerorgaan van de slang uit de ruimte 16.
Dit is het duidelijkst zichtbaar in figuur 4, aangezien in fig. 3 als afvoerorgaan een stel eindloze banden 17a wordt gebruikt voor het gasdicht afvoeren van de behandelde slang 6 naar een opstroopdoorn 18. Binnen de ruimte 16 bevindt zieh de voorziening 1-5, zie fig. 1.
In de gesloten behandelingsruimte 16 kan de druk de daarin aanwezige lucht worden verhoogd of verlaagd, zodanig dat het zieh binnen deze ruimte bevindende deel van de slang 6 de gewenste vorm en toestand heeft. Een verlaging van de luchtdruk binnen de ruimte 16 veroorzaakt een expansie van de opgeblazen slang 6. Wanneer er tijdens bedrijf enig verlies van opblaaslucht binnen de slang 6 optreedt en hierdoor de slang dreigt te verslappen, kan door het vorlagen van de druk binnen de ruimte 16 weer een voldoende drukverschil tot stand worden gebracht tussen het inwendige en het uitwendige van de slang. De luchtdruk binnen de ruimte 16 wordt geregeld door een luchtpomp 19 die via een eventueel verwarmingselement 20 an da leiding 21, de druk binnen de ruimte 16 bepaalt.
Het voordeel van de nieuwe warkwijze d. w. z. het beinvloeden van de opgeblazen toestand van de slang 6 door middel van het regelen van de druk van de rondom de slang aanwezige omgevingslucht wordt getllustreerd in fig. 4. Hier lijkt de mogelijkheid te ontbreken van het opblazen van de slang 6 in het gedeelte binnen de behandelingsruimte 16. De slang wordt immers vanaf de voorraadklos 5 via het walsenplaar 13 naar de (niet zichtbare) draaibare doorn binnen de ruimte 16 gevoerd en vandaar via het walsenpaar 12 weer in platte toestand op een
<Desc/Clms Page number 6>
klos 24 gerold. In deze uitvoerngsvorm wordt het vrije einde van de van de klos 5 afgerolde slang, na het opwikkelen op de doorn 1 (binnen de ruimte 16) via het walsenpaar 12 naar buiten gebracht.
Het vrije uiteinde wordt dan in een tijdelijke verbinding gebracht met een luchtpomp waarna het walsenpaar 12 wordt geopend. Vervolgens wordt het gehele slanggedeelte binnen de ruimte 16 tot aan het walsenpaar 13 op de gewenste wijze opgeblazen, waarna het walsenpaar 12 weer wordt gesloten en de luchtpomp wordt verwijderd. Het vrije naar buiten stakende einde van de slang 6 wordt vervolgens vastgezet op de klos 24 waarna de werkwijze tot uitvoering kan komen. Mocht daarbij, ten gevolge van ongewild luchtverlies uit de slang 6, de druk in deze slang afnemen, dan kan men door het verlagen van de luchtdruk binnen de ruimte 16 (via de leiding 21) de gewenste opgeblazen toestand van de slang 6 herstellen.
De figuren 3 an 4 tonen nog de aanwezigheid van extra overgangsruimte 25 waardoorheen de slang 6 wordt aangevoerd resp. afgevoerd. Deze overgangsruimte doet dienst als sluis voor het beheersen van het drukverschil tussen het inwendige van de ruimte 16 en de atmosfeer.